Hoofdstuk 5
Op het erf liet Tendai de motor al lopen. Zodra Lisa in de jeep was geklommen, drukte hij het gaspedaal in en ze stuiterden over de met hobbelige oprijlaan naar de doorgaande weg. De hitte zinderde als een waterige fata morgana boven het asfalt.
Tendai leek gespannen. “Het spijt me, miss Lisa. Ik had je daar niet heen moeten brengen. Misschien zou je zo vriendelijk willen zijn het niet aan je grootmoeder te vertellen.”
Lisa hoorde hem nauwelijks. Haar voorhoofd tintelde nog na van de aanraking van Grace’ hand en in gedachten raasde ze als een sneltrein door haar verleden. Ze probeerde zich iets te herinneren, hoe klein ook, dat kon verklaren wat er zojuist was gebeurd.
“Maar wat bedoelde Grace met wat ze over mijn moeder zei? Heeft zij ooit in Sawubona gewoond?”
“Alsjeblieft,” smeekte Tendai. “Die dingen moet je je grootmoeder vragen.”
Hij reed een aantal minuten zwijgend door en sloeg toen rechtsaf, een zandpad in dat langs een hoog hek liep. Aan weerszijden van het pad stonden twee witte zuilen. Ertussenin hing een zwart houten bord met daarin gegraveerd: ‘Sawubona wildreservaat’.
De jeep stopte en Tendai wees uit het raampje. “Zie je die buffels?”
Lisa ontwaakte met tegenzin uit haar gepeins. Ze tuurde in het felle zonlicht, maar ze zag alleen maar een eindeloze vlakte met bomen, stoffig struikgewas en gras, met daarboven een fluorescerend blauwe lucht. Aan de horizon was een dofgrijze bergketen zichtbaar. Een zwarte arend cirkelde loom boven hun hoofden.
“Nee,” antwoordde ze zuchtend. “Ik zie niets.”
“Je moet niet dóór de bush kijken,” instrueerde Tendai haar. “Je moet erfn kijken.”
Lisa deed wat hij zei en langzaam maar zeker veranderde het struikgewas in de gespierde zwarte lijven van ongeveer dertig buffels. Tussen de bomen door zag ze hun gebogen hoorns en krachtige koppen.
Toen viel haar oog op de olifant die onder een acacia stond. De grijze kolos met zijn gebogen slagtanden werd bijna volledig gecamoufleerd. Net als de buffels leek hij zo oud als het land zelf. Maar zelfs op driehonderd meter afstand was zijn dodelijke kracht zichtbaar.
Vol ontzag staarde Lisa naar het dier. Ze begon overweldigd te raken door alles wat ze had gezien en gehoord sinds ze het vliegveld had verlaten. “Wauw!” zei ze ten slotte. “Hij is enorm, en zo…onbeweeglijk. Ik heb alleen maar wilde dieren op televisie gezien. Wat voor dieren leven hier nog meer?”
“Nog twaalf olifanten,” begon Tendai trots op te sommen, “acht struisvogels, honderdvijftig springbokken, tien gnoes, achttien koedoes, twintig zebra’s, zes leeuwen, vier luipaarden, zeven wrattenzwijnen, een paar groepen bavianen, een paar waterbokken en een –#nbsp” Hij brak zijn opsomming af. “Dat is het.”
“En wat? Je ging nog iets zeggen.”
“Niets bijzonders,” antwoordde Tendai. “De plaatselijke stammen geloven dat er een witte giraf naar Sawubona is gekomen. In Afrika is er een legende die zegt dat het kind dat op een witte giraf kan rijden de macht zal hebben over alle dieren, maar het is maar een mythe. We hebben op Sawubona al bijna twee jaar geen giraffen meer gehad, zelfs geen gewone, maar de mensen blijven naar me toe komen om te zeggen dat ze een witte giraf hebben gezien. De stamleden zeggen dat het een albino is, net zo wit als een sneeuwluipaard. Als dat waar is, dan zou het een van de zeldzaamste dieren op aarde zijn. Maar er is geen bewijs. Ik heb hem nooit gezien en ik ben elke dag in het reservaat.”
Lisa had een raar gevoel van déja vu, bijna alsof ze dit gesprek al eens in een ander leven had gevoerd. “Maar geloof jij dat hij bestaat?”
Tendai haalde zijn schouders op. “Af en toe heb ik wel sporen gezien, maar ze verdwijnen altijd. Ik volg ze een paar honderd meter en dan lossen ze in het niets op.”
“Dus misschien is het toch waar!”
De Zoeloe lachte. “Het is niet altijd degene die je volgt die de sporen maakt, kleintje. Vroeger bonden sommige stammen dierenhoeven onder hun voeten om andere jagers van hun kuddes weg te voeren, en je grootmoeder heeft me verteld dat de mensen in de bergen van Azië hebben geprobeerd de voetsporen van de Verschrikkelijke Sneeuwman na te maken. Misschien is hier hetzelfde aan de hand!” Hij keek Lisa grinnikend aan. “Als die witte giraf echt bestaat,” voegde hij eraan toe, “dan moet hij heel schuw zijn.”
De versnellingsbak ratelde en ze reden verder het pad af. Toen ze bij een hoog ijzeren hek kwamen, sprong Ten-dai de auto uit om het open te maken. Aan de andere kant van het hek bevond zich een oprijlaan met aan weerszijden enorme rode en oranje bloemen, een keurig onderhouden grasveld en een witgeschilderd huis met een strooien dak. Lisa’s maag kromp ineen van de spanning. Over enkele minuten zou ze haar grootmoeder voor het eerst ontmoeten. Zou Gwyn Thomas blij zijn haar te zien? Zou ze vriendelijk zijn? En ook al had ze Lisa niet echt willen hebben, zou ze haar aardig gaan vinden? En stel dat dat niet gebeurde? Wat dan?