SLOTBESCHOUWING CHRISTENDOM ZONDER CHRISTUS

 

De uiteindelijke opgave waarvoor de biograaf van Jezus van Nazareat staat vraagt van hem naast historisch inzicht de vindingrijkheid van een detective. Hij zal een bevredigend antwoord moeten vinden op de vraag: waar is het lijk gebleven? Antwoord op deze vraag zoeken is net als in een detective een kwestie van elimineren, combineren en deduceren.

De kwestie van het verdwenen lijk

De oplossing voor het verdwenen lijk die nu al bijna twee millennia opgeld doet is dat er geen lijk is.! Jezus van Nazareth zou uit zijn graf opgestaan en met lichaam en al ten hemel zijn gestegen. Deze optie moet al meteen worden geëlimineerd; historicus noch detective kan bij beantwoording van de vraag waar het lijk gebleven is zijn toevlucht nemen tot bovenaardse oplossingen; vanaf het ontstaan van de mensheid is het een ervaringsgegeven dat wanneer een mens sterft een lijk overblijft.

Een realistischer antwoord op de vraag waar het lijk van Jezus van Nazareth gebleven kan zijn wordt door het evangelie zelf aangereikt. Matteüs schrijft:

De volgende dag (Paaszaterdag) gingen de opperpriesters en schriftgeleerden gezamenlijk naar Pilatus en zeiden: Heer, wij herinneren ons dat de bedrieger toen hij nog leefde gezegd heeft: Na drie dagen zal ik verrijzen. Geef daarom order de veiligheid van het graf te verzekeren, tot de derde dag toe; zijn leerlingen mochten Hem anders eens kunnen stelen, en aan het volk zeggen: Hij is van de doden verrezen. Dit laatste bedrog zou nog erger zijn dan het eerste.

Alle vier evangelisten vertellen dat een lid van het Sanhedrin, Jozef van Arimatea geheten, volgens hun zeggen een sympathisant van Jezus, de landvoogd vroeg het lijk van het kruis te mogen afhalen, om het in een graf te leggen. Pilatus laat volgens Marcus de centurio roepen die toezicht heeft gehouden op de kruisiging en vraagt of de gekruisigde al dood is. Wanneer de Romeinse militair het beaamt, geeft Pilatus de opperpriester toestemming het lichaam van Jezus van Nazareth van het kruis te halen en het te begraven. Volgens Johannes voegt zich daarna Nicodemus bij Jozef van Arimatea. Samen halen ze Jezus van het kruis, wikkelen hem in een lijkwade, leggen hem in een leeg graf nabij de executieplaats, dat Jozef van Arimatea daar heeft, en sluiten de grafholte af met een sluitsteen. De verrassende interventie van het lid van het Sanhedrin wordt door de evangelisten op zakelijke toon gerapporteerd, zonder dat profeten erbij worden gehaald die het al zouden hebben voorzegd. Even zakelijk klinkt het vervolg van het relaas van Matteüs.

Wanneer de opperpriesters ’s maandags ter ore komt dat het graf is geopend en dat het lijk verdwenen is, verwachten ze dat Pilatus een onderzoek zal laten instellen naar het raadsel van het verdwenen lijk. Uit niets blijkt dat de prefect inderdaad een onderzoek heeft laten instellen. Met de melding dat het vonnis is voltrokken en zijn toestemming het lijk te laten wegrotten te laten begraven was de zaak voor de landvoogd waarschijnlijk afgedaan. Pontius Pilatus kon niet bevroeden dat de verdwijning van het lijk van een gekruisigde Galilese hasid de grondslag zou leggen voor een christendom dat in later eeuwen de boedel van het Romeinse rijk zou overnemen – nog minder dat het hem een blijvende plaats in de geschiedenis zou bezorgen.

In een voorgaande hoofdstuk bleek dat de kritische Hamburgse leraar klassieken Reimarus al in de achttiende eeuw als mogelijke verklaring voor de verdwijning van het lijk heeft aangedragen dat Jezus’ leerlingen het hadden verdonkeremaand. Het zal een klein groepje zijn geweest dat in het complot zat: de inner core van het apostelenconvent, Johannes, Petrus en Jakobus; daarnaast waren wellicht de drie vrouwen die in de evangelies bij de begrafenis van Jezus ten tonele worden gevoerd in het complot ingewijd: Maria Magdalena, ‘de andere Maria’ en Salome, de moeder van Johannes en Jacobus. Reimarus heeft ook een aannemelijk motief van de complotteurs aangedragen. Door het lijk te laten verdwijnen wilden ze de voorspelling van hun geliefde meester, dat hij de derde dag zou verrijzen, redden; ze voorkwamen er tevens mee dat zij en hun broeders en zusters voortaan als volgelingen van een kwasi-Messias belachelijk zouden worden gemaakt. In de complottheorie van Reimarus rijst de vraag wat de rol is geweest van de lijkbezorgers Jozef van Arimatea en Nicodemus. Zijn zij vroeger of later in het complot betrokken? Of waren het deze twee vooraanstaande joden die het lijk hebben doen verdwijnen, buiten de apostelen om? Ook voor hen gold als motief dat zij de rabbi Jezus waren toegedaan. Daar kwam wellicht bij dat zij nog een appeltje hadden te schillen met Kajafas, omdat de hogepriester hen buiten de rechtszitting van het overhaast bijeengeroepen Sanhedrin hadden gelaten, waar ze het doodvonnis tegen Jezus van Nazareth hadden kunnen tegenhouden. Ten slotte is denkbaar dat onbekende derden, al dan niet in samenwerking met de twee opperpriesters, het lijk hebben doen verdwijnen. Hoe dan ook is de enige denkbare verklaring voor het feit dat op paasdag een leeg graf werd aangetroffen dat het lijk daar was weggehaald.

Je kunt een lijk op meer dan één manier laten verdwijnen. De meest radicale methode is het te verbranden. Verbranding druiste evenwel zo in tegen de joodse orthodoxie dat we die optie geredelijk kunnen uitsluiten. Een enkele historische exegeet heeft de mogelijkheid geopperd dat Jezus’ leerlingen het lijk van hun leermeester hebben meegenomen naar hun land Galilea en het daar ergens hebben begraven. Het lijkt mij een hachelijke onderneming om bij een dagtemperatuur van circa 25 graden zonder afdoende conserveringsmiddelen een lijk te transporteren over een afstand van 150 kilometer, wat te voet verscheidene dagen zou hebben gevergd. De stank van het ontbindende lijk zou gaandeweg zo penetrant worden dat het bij iedere passant argwaan moest wekken. Bovendien zouden het transport naar en de ter aarde bestelling in Galilea ertoe hebben genoodzaakt zoveel lieden in het complot te betrekken dat er alle kans zou zijn geweest dat deze of gene zijn mond had voorbijgepraat. Het lijkt mij al met al uiterst onwaarschijnlijk dat het lijk naar Galilea verdwenen is.

De joodse bijbelvorser Flusser heeft de twee vooraanstaande joden die in de evangelies worden opgevoerd als degenen die zich belastten met de begrafenis van het stoffelijk overschot van Jezus van Nazareth in de rabbijnse literatuur teruggevonden. Jozef van Arimatea, lid van het Sanhedrin, was een rijk man die wegens zijn weldadigheid hoog werd geacht. Nicodemus, zoon van Gori, kwam evenals Jezus uit Galilea; hij bekleedde een hoge bestuursfunctie in Jeruzalem, was wellicht eveneens lid van de Joodse Raad, en behoorde tot de drie rijkste patriciërs van Jeruzalem – de Grote Joodse Opstand zou zijn familie tot de bedelstaf brengen. Het lijkt mij niet onaannemelijk dat deze vooraanstaande joden, bovendien well-to-do, de gekruisigde, die ze kennelijk hoog hadden, wilden begraven op een wijze die paste bij hun eigen stand: in een ossuarium. In het voorgaande hoofdstuk is uiteengezet dat bijzetting in een beenderkist in twee fasen verliep. Het lijk moest eerst een tijdje in een (voorlopig) graf worden gedeponeerd om het tot ontbinding te laten overgaan. Zou men Father Brown vragen waar je een lijk moet verstoppen dat zou zijn antwoord ongetwijfeld luiden: tussen andere lijken. Wellicht hebben de complotteurs – wie het ook waren – het lijk uit de grafkamer gehaald en het tussen andere lijken gelegd die lagen te composteren. Ze hoefden daarvoor niet ver met het lijk te sjouwen. Archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de rotsachtige heuvel Golgota voorheen een steengroeve is geweest, die in Jezus’ tijd behalve als executieplaats als grafheuvel diende. Het zal derhalve geen al te moeilijke opgave zijn geweest daar grotten of spelonken te vinden waar lijken lagen te ontbinden.

De volgende stap in deze, uiteraard uiterst speculatieve, reconstructie zou zijn geweest dat na één à twee jaar de botten van het vergane lijk zijn verzameld en in een beenderkist zijn opgeborgen. Een ossuarium werd, zoals in voorgaande hoofdstuk bleek, bijgezet in een schacht die werd uitgegraven nabij de plek waar de botten van het vergane lijk waren verzameld. De beenderkist van Jezus van Nazareth zou in deze – het zij herhaald, uiterst speculatieve – reconstructie kunnen zijn ingegraven in een schacht in een van de uitgegraven grotten en spelonken van de grafheuvel, die in Jezus’ tijd nog de vorm had van een schedel en daarom naar het Aramese woord voor schedel in de volksmond de naam Golgota droeg.

Golgota is het object geweest van grondig archeologisch onderzoek. Daarbij is nauwgezet, volgens het procédé van Excavating Jezus, laag na laag uitgegraven en gedateerd.

De onderste laag bleek, zoals boven vermeld, een steengroeve te zijn geweest, waarvan de uitgravingen als graven zijn gebruikt. Daar bovenop werden de restanten gevonden van een Romeinse tempel, gewijd aan Aphrodite, de Griekse godin der zinnelijke lusten. Deze was gebouwd na de tweede Grote Joodse Opstand van 134, toen keizer Hadrianus alle joden uit Jeruzalem had weggejaagd. Het was deze heidense tempel die Helena aantrof toen zij in 324 Jeruzalem bezocht. Op haar aandringen besloot keizer Constantijn op de ontheiligde plek een heiligdom te laten oprichten dat recht deed aan de vrome herinnering aan Jezus’ kruisdood en aan het heilig graf waarin hij voor zijn verrijzenis zou hebben gerust. In een brief aan de bisschop van Jeruzalem, Makarios, maakte de keizer duidelijk dat hij het groots wilde aanpakken.

Ik wil u ervan overtuigen dat het Onze grote zorg is – wat denk ik eenieder wel duidelijk zal zijn – hoe we die plaats, die onder goddelijke leiding door Ons is bevrijd, met een magnifiek en passend bouwwerk kunnen tooien. De basilica die hier zal verrijzen moet niet alleen qua uiterlijk het mooiste bouwwerk worden van Ons rijk, maar zal ook in haar aankleding de bouwwerken van alle steden in pracht moeten overtreffen. Schrijft u Ons, zodra u het bouwplan hebt bestudeerd, met welke pilaren en marmer we de basiliek zo kostbaar mogelijk, maar tegelijk dienstbaar aan haar doel kunnen maken, zodat de benodigde materialen, in welke omvang ook waar deze maar te vinden zijn, kunnen worden aangevoerd.

image

Afb. 23. Reconstructie van de Kerk van het H. Graf van keizer Constantijn.

Eusebius, bisschop van Caesarea, die getuige was van het grondwerk dat voor Constantijns basiliek moest worden uitgevoerd schreef aan de keizer dat met het slopen van de tempel van Aphrodite zonder twijfel de plaats was blootgelegd waar Jezus had geleden, in het graf was neergelegd en was verrezen. De heuvel werd geëgaliseerd, waardoor deze haar schedelvorm verloor, en op wat eens steengroeve, kerkhof en executieplaats was geweest, en een heidense Venustempel had gestaan, werd een indrukwekkend heiligdom opgericht, dat zich van oost naar west over ruim tweehonderd meter uitstrekte. Het bestond uit een atrium als voorhof, dat de naam kreeg ‘heilige tuin’, uit een rijk gedecoreerde basilica van 60 bij 40 meter, die Eusebius het Martyrium noemde, uit een binnenhof, waar de rotsen van Golgota zichtbaar bleven, en uit een dôme, Anastasis geheten, boven een praalgraf op de plaats waar Jezus’ graf zou zijn geweest.

Constantijns bouwwerk kwam in 336 gereed, doch werd later door Arabieren goeddeels verwoest. In 1330 werd het door kruisvaarders herbouwd. Na een grote brand in 1808 is de kerk gerestaureerd. De basilica, die niet de naam kreeg ‘Kerk van de glorieuze Verrijzenis’, doch ‘Kerk van het Heilig Graf’, is nog steeds terug te vinden in de oude stad van Jeruzalem aan het eind van de Via Dolorosa.

De christelijke invloed op de westerse beschaving

Laten we eens aannemen dat zoals, mogelijkerwijs, het ossuarium van zijn broer Jacobus ook ooit het ossuarium van Jezus van Nazareth zou worden gevonden – bijvoorbeeld onder de fundamenten van de kerk in Jeruzalem met de intrigerende naam ‘kerk van het Heilig Graf’. Het gaat niet zo zeer om de realiteitswaarde van deze veronderstelling, maar om de vraag wat de consequenties zouden zijn voor het christendom wanneer we de herrijzenis van Jezus van Nazareth in de gedaante van Jezus Christus loslaten – wat immers de uitkomst is van mijn onderzoek in dit boek of van Jezus een wetenschappelijke biografie is te schrijven.

Voor Paulus was de consequentie duidelijk. Als Jezus niet is verrezen dan is het christelijk geloof ijdel, hield hij de Corinthiërs voor. Paulus schreef dit in het prille begin van het christendom. Hij kon niet vermoeden dat de organisatie waaraan hij door zijn prediking en brieven structuur had gegeven een wereldwijde multinational zou worden die bijna twee duizend jaren later nog steeds zou bestaan. Nog minder was Paulus zich ervan bewust dat juist zijn missionering onder de heidense Europeanen ertoe heeft geleid dat het christendom zich heeft genesteld in de westerse beschaving.

De Engelse geschiedfilosoof Arnold Toynbee (1889-1975) beweerde in zijn indrukwekkende Study of history, die hij schreef in het begin van de jaren veertig van de vorige eeuw, dat de westerse beschaving evenals de beschavingen die haar waren voorafgegaan en de enkele die hij nog meende te ontwaren zou blinken, verzinken en tenslotte vergaan. Zijn tijdgenoot de Franse paleontoloog en cultuurfilosoof Teilhard de Chardin (1881-1951), die in zijn geestverruimende studie Le phénomène humain heeft laten zien dat de evolutie van de aarde haar vervolg vindt in de geschiedenis van de mensheid, onderkende echter dat alleen de westerse beschaving de boom des levens nog sappen toevoert en voorzag dat deze voorbestemd was als enige beschaving over te blijven. Inderdaad is onze westerse beschaving thans zo niet de enig overgebleven beschaving dan toch de dominante beschaving in de wereld geworden. Nog meer dan toen zij gewapenderhand de wereld overmeesterde beheerst zij heden ten dage met haar markteconomie de wereld, waarin zich dankzij de mondiale communicatie een wereldwijde globalisering aan het voltrekken is.81

De geschiedenis van de westerse beschaving is sedert keizer Constantijn in 313 het machtige Romeinse rijk onder de bescherming van de God der Christenen stelde samen gaan vallen met de geschiedenis van het christendom. Men kan menen dat de Verlichting de breuk vormt in het samengaan van hun beider lotgevallen, dit is echter optisch bedrog. De Verlichting heeft in verscheidene westerse landen weliswaar geleid tot een scheiding van kerk en staat, doch dat is niet gepaard gegaan met een scheiding van godsdienst en politiek. Integendeel. In de 19e eeuw en de eerste helft van de 20e eeuw, toen de democratie de westerse burger politiek bewust maakte, heeft het christendom zich in politicis danig doen gelden. In al die eeuwen sedert het edict van Milaan is de westerse beschaving zo doortrokken geraakt van de christelijke invloed dat ook wanneer het christendom zich ontdoet van de christologische mythevorming de wereld gekenmerkt zal blijven door christelijke cultuur, christelijk denken en christelijke waarden en normen.

Daar is allereerst de westerse cultuur, ik doel op het domein van de schone kunsten. Door de Christus mythe los te laten zal de Christus figuur niet verdwijnen uit de literatuur, de beeldende kunst, de muziek, de architectuur. De lezer zal de wereldliteratuur, van Dantes Divina Comedia tot Dostjojevski’s Schuld en boete, niet kunnen begrijpen als hij geen notie heeft van het christelijk erfgoed. Aan de muziekliefhebber gaat de dramatische kracht van Bachs Matthäus Passion geheel voorbij als hij het lijdensverhaal van Christus niet kent. De fresco’s van Fra Angelico worden zonder herkenning van de Christus figuur ondoorgrondelijke abstracties. Een Japanse toerist zal in zijn Baedeker eerst moeten opzoeken wie en wat Christus is geweest wil hij de architectonische hoogtepunten in de kerkelijke bouwkunst kunnen appreciëren – en de wereld zal zich wel niet meer ontdoen van de christelijke jaartelling.82

En het westerse denken? – Zeker, aan de bron daarvan staan de Griekse filosofen. Maar hun wijsbegeerte moest eerst worden herontdekt door christelijke denkers, die hun theorieën absorbeerden, eruit selecteerden en aan het christelijke denken aanpasten voordat ze werden opgenomen in het westerse denken. Plato’s metafysica en Ideeënleer en diens theorema over de onsterfelijkheid van de ziel, dat zo wezenlijk werd voor het christendom, hadden een Augustinus (354-430) nodig om het platonisme in het westerse denken te doen doordringen. Augustinus gaf op zijn beurt het cogito ergo sum door aan Descartes, die er zijn Godsbegrip uit destilleerde. Het aristotelische denken, dat in de vroege middeleeuwen dankzij Arabische filosofen als Avicenna en Averoës bekend werd in Europese geleerdencentra, is dankzij de kerkvader Thomas van Aquino (1225-1274) meer dan enig ander filosofisch stelsel het draagvlak van het westerse denken geworden. De geleerde dominicaan, die zijn filosofie volledig in dienst stelde van de theologie, voerde Aristoteles binnen in het christendom met zijn leerstuk dat de lessen der openbaring door de natuurlijke rede gekend kunnen worden. De doctor angelicus was niet alleen de leermeester der scholastici, zijn op Aristoteles gebaseerde wijsbegeerte herleefde in de 17e eeuw, toen het thomisme het concept van het natuurecht inbracht in de westerse beschaving; in de tweede helft van de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw was het neo-thomisme de belangrijkste filosofische denkrichting aan de universiteiten van Europa en Amerika en heeft vrijwel alle grote denkers van de 19e en 20e eeuw gevormd.

Filosofen die zich aan het christendom ontworstelden zijn er veelal door gevormd en beïnvloed. Zo moest Friedrich Nietzsche, zoon van een predikant en opgegroeid in een streng protestants-christelijk milieu, zich eerst ontdoen van de christelijke balast voordat hij de God der christenen ten grave kon dragen. Je ontworstelen aan een denksysteem dat je heeft gevormd brengt onvermijdelijk met zich mee dat residuen van het oorspronkelijke denksysteem achterblijven in je wijze van denken, in de metaforen die je kiest, in de nieuwe moraal die je verkondigt. Dit geldt in wel hoge mate voor de tobbende christen Kierkegaard, die voor Sartre naar diens zeggen de inspirator is geweest voor zijn existentialisme.

Het zijn enkele grove lijnen waarmee ik mijn stelling wil illustreren dat ook op het terrein van het denken het christendom de bakermat van de Europese beschaving is. Evenals de Griekse filosofie door christelijke denkers pasklaar is gemaakt voor het westerse denken zo heeft het Romeinse rechtsdenken via het christendom zijn neerslag gekregen in onze juridische handboeken en rechtsstelsels; het waren Tribonianus en zijn christelijke medejuristen die in opdracht van de byzantijnse keizer Justinianus I in 534 het Romeinse recht voor de christelijke natie hebben vertaald in hun magistrale codificatie van de Codex Juris Civilis.

Waarden en normen? – waarden als naastenliefde, vredelievendheid en ontzag voor de schepping mogen van oorsprong joodse waarden zijn, het christendom heeft ze in de loop van de eeuwen genormeerd en als christelijke normen in de westerse beschaving ingeplant. Dit geldt eerst al voor een aantal basisconcepten in het westerse gedachtegoed. Aan zijn joodse wortels heeft het christendom het monotheïsme ontleend, maar de ontzagwekkende Jahweh, die onder donder en bliksem op de berg Sinaï aan Mozes de stenen tafelen gaf, waarin zijn geboden waren gebeiteld, heeft in het christendom een metamorfose ondergaan. Hij is een God geworden voor alle dag, die door de gelovige christen wordt gepercipieerd als een persoonlijke God, met wie hij in gebed kan communiceren en aan wie hij zijn zorgen, verwachtingen en verlangens kan voorleggen. Een ander basisconcept is het koninkrijk Gods van de joodse profeten. Jezus had in het evangelie dit koninkrijk beloofd, niet een republiek, zoals het machtige Romeinse rijk voor keizer Augustus was geweest. De overtuiging dat de menselijke soort door koningen moet worden geleid en dat deze hun mandaat rechtstreeks van God ontvangen is eeuwenlang common knowledge geweest van westerse onderdanen – in een modern land als het onze vindt de burger die notie nog immer terug in het dictum van zijn wetten: Wij Beatrix, bij de gratie Gods, koningin der Nederlanden.

Universele waarden zijn door het christendom genormeerd, maar de normen zijn vaak idealen waarvan de verwezenlijking in de loop der eeuwen nogal eens te wensen heeft overgelaten. Zo heeft het christendom het radicale pacifisme dat Jezus preekte (‘als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe’) weliswaar in zijn vaandel geschreven, doch vele christenen hebben achter dat vaandel aangelopen zonder zich de leuze die er aan de voorkant op stond nog bewust te zijn, en niet zelden hebben godsgezanten de wapens gezegend waarmee christenen elkaar te lijf gingen. Ethiek is een set van idealen, waarvan de verwezenlijking een moeilijke opgave is; het nastreven ervan is de stuwkracht voor de ontwikkeling van de morele component van een beschaving. Heeft de westerse beschaving dankzij het christendom ook vooruitgang geboekt?

Het evangeliewoord, ‘Wat gij de minsten der mijnen hebt gedaan, hebt ge Mij gedaan’ heeft toegewijde christelijke broeders en zuster – zoals nog in onze dagen Albert Schweitzer en moeder Theresa – ertoe bewogen hun leven te wijden aan de lijdende medemens. De christelijke ziekenzorg in wat nog niet zo lang geleden ‘gasthuizen’ werden genoemd is het begin geweest voor een ziekenhuiswezen dat voor ons een vanzelfsprekende uitrusting is geworden van een beschaafde natie. Caritas, het gebod zich om de naasten te bekommeren, ligt ook ten grondslag aan de christelijke armenzorg, die door toegewijde christenen al evenzeer als dienst aan zijn God is opgevat. De bergrede uit het evangelie heeft met haar concept van sociale rechtvaardigheid aan de caritas een nog veel breder fundament gegeven; met haar beroep op onderlinge solidariteit is Jezus’ bergrede een verre inspiratiebron geweest voor de sociale wetgeving die westerse landen in de 20e eeuw hebben opgebouwd, nadat het socialistische gelijkheidsbeginsel en de christelijke notie van broederschap elkaar in politicis hadden gevonden.

Christelijke normen die in de westerse beschaving hun neerslag hebben gekregen zijn niet alle (meer) allemans idealen. Men mag echter niet te snel concluderen dat de idealen waaruit verouderde normen voortkomen niet langer deel vormen van de westerse beschaving. Respect voor het, in het oog van de christen van God gegeven, leven verbiedt volgens hem abortus en euthanasie; respect voor het leven ligt nog steeds ten grondslag aan de wetgeving van de westerse landen. De normering van deze universele waarde, die volgens het huidige rechtsbewustzijn te rigide is geworden, wordt thans allerwegen versoepeld. Maar ondanks de versoepeling van abortus- en euthanasiepraktijk is niet te verwachten dat regeringen van onze westerse landen om, zoals in China, de vrouw die van haar derde kind in verwachting is te dwingen zich ter wille van geboortebeperking te laten aborteren; evenmin is te verwachten dat de euthanasiepraktijk van het Derde Rijk nog eens zal herleven. Een ander voorbeeld biedt de monogamie uit de joodse traditie, die door Jezus nog is verscherpt (‘Alwie naar een andere vrouw kijkt en haar begeert, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd’). Het monogame huwelijk is dankzij het christendom de grondslag geworden van de westerse huwelijkswetgeving en het familierecht. Het lijkt dat met legalisering van het homo-huwelijk in enkele westerse landen de norm van het monogame huwelijk is opzijgeschoven, het is evenwel niet te verwachten dat onze westerse wetgeving ter regulering van de procreatie nog eens zal overstappen naar polygamie als norm.

De Heidelbergse catechismus verklaarde dat de mens van nature geneigd is tot het kwade, en daarom door een strenge, christelijke moraal moet worden ingetoomd. Het is geen blijmoedige boodschap. Onze strafwetgeving houdt er echter rekening mee dat de burger zoal niet geneigd dan toch in ieder geval in staat is tot het kwade. Ook de atheïstische humanist heeft de christelijke notie van goed en kwaad niet overboord gezet en noemt de christelijke moraal die in onze strafwetgeving zijn neerslag heeft gekregen ‘intuïtieve moraal’. Het protestants-christelijke denken heeft uit de bijbel de opdracht tot goed rentmeesterschap geput; dit is de notie dat de mens gedurende zijn korte aardse bestaan van de schepping Gods mag profiteren, maar haar verrijkt aan het nageslacht moet nalaten. De socioloog Max Weber heeft in de neiging van calvinistische rentmeesters tot kapitaalaccumulatie de bron van het westerse kapitalisme menen te ontwaren; anderen herkennen in het rentmeesterschap een bijbelse opdracht tot milieubescherming, die in onze generatie haar weg heeft gevonden naar de westerse wetgeving.

De Griekse wijsgeer Protagoras zei dat de mens de maat van alle dingen is en dat daarom de ene beschaving de andere niet de morele maat mag nemen. Zo is de blijde boodschap van Jezus van Nazareth door de christenen niet verstaan. Integendeel! De opdracht uit het evangelie die de christen het meest tot de verbeelding heeft gesproken luidt: ‘Gaat en onderwijst alle volkeren.’ Dit woord is door de christenen opgevat als de apostolische opdracht de mensheid tot het christendom te bekeren. Monniken die met Jezus’ opdracht in hun ransel eropuit trokken hebben in alle ’s heren landen kloosters gesticht, van waaruit tegelijk met het christelijke geloof westerse kennis en vaardigheid werd verbreid – na de Reformatie voegden protestantse zendelingen hun apostolische activiteiten bij die van de katholieke missionarissen.

De missionarissen en zendelingen volgden het spoor van westerse veroveraars, die de door hen veroverde gebieden koloniseerden. Spaanse conquistadores, Europese landverhuizers en Engelse gedeporteerde criminelen hebben in Zuid-Amerika, in Noord-Amerika, in Australië en Nieuw-Zeeland tegelijk met de inheemse bevolking hun beschavingen verdreven en er christelijke staten gevestigd. Gekoloniseerde landen in Azië en Afrika is het in wezen niet anders vergaan. Daar hebben de kolonisatoren grenzen getrokken rond hun ‘overzeese bezittingen’ en er het bestuur van hun koloniën georganiseerd. Ze hebben de economie van de veroverde landen geïntegreerd in de economie van het moederland en daarvoor producten, technieken en infrastructuur ingevoerd en de inheemse bevolking ingelijfd. Missionarissen en zendelingen vonden in de ‘heidense’ landen van Azië en Afrika een nog grotere uitdaging dan in Amerika en Australië. Zij hebben hun bekeringswerk ondersteund met scholen en medische zorg en tegelijk met het christelijke geloof christelijke normen opgedrongen. Zo nodig met de sterke arm van de kolonisator hebben zij heidense gebruiken, zoals kannibalisme, weduweverbranding, veelwijverij en bloedwraak uitgeroeid.

Het zijn de scholen en universiteiten van zending en missie geweest die een westers geschoolde intelligentia heeft opgeleid, die na de dekolonisatie in hun land te leiden kreeg. Het is daarom niet verwonderlijk dat de voormalige gekoloniseerde landen nadat ze onafhankelijk waren geworden de bestuursinrichting, economie en infrastructuur van de voormalige kolonisatoren overnamen – compleet met de koloniale grenzen van hun staten die niet voortkwamen uit vroegere stamgebieden maar waren getrokken op de departementen van Koloniën der voormalige kolonisatoren.

Mogen de kolonisatoren zijn vertrokken, de missionarissen en zendelingen en hun christelijke Nachwuchs zijn gebleven en hebben het christelijke onderwijs, hun medische zorg, hun vakonderricht gecontinueerd. In menig ontwikkelingsland vormt het christelijk onderwijs het kwaliteitsonderwijs waaraan de ruling class bij voorkeur zijn kroost toevertrouwd. En wanneer deze elite en hun gezinsleden een operatie moeten ondergaan vertrouwen zij dat alleen toe aan christelijke ziekenhuizen.

Missie en zending zijn voor ons archaïsche begrippen geworden, maar de apostolische drive die het christendom in de westerse beschaving heeft ingeplant is gebleven. Deze drive is de motor geworden van wat globalisering is gaan heten, die thans de hele wereld omspant. Marx heeft het al gezegd: de eigenlijke drijfveer van de westerse expansie is het economische belang. Evenals de kolonisatoren door economische motieven gedreven veroverd gebied in hun economie inlijfden, zo zijn het thans de verkondigers van de markteconomie die de wereld in één grote wereldeconomie proberen te integreren.

Marx heeft ook gezegd: de economische onderbouw bepaalt de culturele bovenbouw. Tegelijk met de westerse markteconomie worden westerse waarden en normen geëxporteerd, die zoals eerder betoogd in het christendom hun bron vinden. Niet-westerse landen, waarvan hun cultuur in een geheel andere bedding is gevormd, moeten zich de westerse beschaving eigen maken willen ze hun deel bemachtigen uit de vetpotten van de door het westen gedomineerde wereldeconomie. Hun beschavingen hebben geen alternatieven gevonden voor de zwaartekrachtwetten van Newton, voor de ontploffingsmotor, voor E=mc2, waarop ze aangewezen zijn als ze technologisch met het westen in de pas willen blijven. Zij zullen, goedschiks of kwaadschiks onze parlementaire democratie moeten adapteren. Ze dienen non-proliferatie verdragen te ondertekenen en zich aan te sluiten bij milieubescherming normen die door het westen zijn ontwikkeld. Zij zullen de mensenrechten in acht moeten nemen die in 1948 door een nog vrijwel westerse Verenigde Naties zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en waarvan het eerste beste artikel al laat zien dat ze aan de westerse beschaving zijn ontsproten:

Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en recht geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten en behoren zich jegens elkaar in een geest van broederschap te gedragen.

De profeet Jezus van Nazareth

Keren we nog één keer terug bij de Jezus figuur. Jezus van Nazareth was niet de eerste christen, maar de laatste der grote joodse profeten. Ook wanneer de historische Jezus van Nazareth wordt losgemaakt van de mythologische Christus dan blijft hij de grootste wereldhervormer die de geschiedenis heeft gekend – al dankt hij die status aan de mythologische gedaante waarin hij eeuwenlang is overgeleverd.

Verwacht kan worden dat voortgaande ontmythologisering van Jezus van Nazareth christelijke kerkgenootschappen geleidelijk tot ontbinding zal brengen en dat hun kerkgebouwen hun functie zullen verliezen – dat proces is in een land als het onze al volop gaande. Religiositeit, zo heb ik in het Voorwoord beweerd, is een kwestie van aanleg: de een bezit die wel, de ander niet. Er zullen wel altijd christenen blijven die hun dogmatiek blijven koesteren en daarvan in bedehuizen willen getuigen. Maar wat eens de heersende cultuur was in christelijke landen, is nu al meer en meer een subcultuur aan het worden. Wat uiteindelijk van de christelijke godsdienst zal overblijven is de herinnering aan de profetische wereldhervormer Jezus van Nazareth. Als wereldhervormer neemt hij de ereplaats in tussen de wereldhervormers die evenals hij in lang vervlogen tijden de mensheid een leer hebben aangereikt voor een betere wereld: Mozes, Boeddha, Confucius en Mohammed. Als de Christus figuur is Jezus een splijtzwam geweest, als de profeet Jezus van Nazareth kan hij een bindweefsel worden.

Een splijtzwam: In Christus’ naam is de kerk die zijn naam draagt versplinterd in een niet meer te overzien aantal denominaties en sekten, die vaak bittere strijd met elkaar voeren; zij die afweken van de leer van hun kerk zijn als ketters bestempeld en wreed vervolgd. De Christusfiguur is een splijtzwam geweest tussen de wereldgodsdiensten; niet-christenen zijn door de christenen in het beste geval als verdoolde, in de meeste gevallen als vijandige heidenen beschouwd, wilden ze zich niet tot het christendom bekeren dan werden tegen hen in Christus’ naam bloedige godsdienstoorlogen gevoerd. Bovenal is het joodse volk waaruit hijzelf voortkwam eeuwenlang vervolgd, omdat christenen hen ervan beschuldigden Christenmoordenaars te zijn.

image

Afb. 24. Jezus en Mohammed op Perzisch miniatuur uit de achttiende eeuw.

Als profeet zou Jezus van Nazareth een heilzaam bindweefsel kunnen worden. De islam heeft Jezus van het begin af aan, naast Abraham en Mozes, als profeet geëerd. Als profeet zal hij wellicht ooit door de joden worden erkend als de laatste van hun grote profeten. De boeddhist zal in een immanente profeet Jezus van Nazareth in plaats van een transcendente Jezus Christus misschien een evenbeeld herkennen van De Verlichte, die de Indiërs vijf eeuwen voor Jezus van Nazareth al voorhield dat het leven slechts lijden kan zijn als de homo consumens tracht zijn nimmer eindigende aardse begeerten te bevredigen in plaats van rust te zoeken in zijn karma. De profeet Jezus van Nazareth zal geen weerstand oproepen bij de aanhangers van het confucianisme, waarvan de grondlegger met zijn leerlingen door China trok om, evenals Jezus van Nazareth dat vier eeuwen daarna in Palestina zou doen, in een door rituelen verstarde samenleving een ethisch reveil te preken. Ten slotte is er één wereldgodsdienst, het hindoeïme, die geen grondlegger kent, die de meest tolerante is van allemaal en die daarom wellicht is voorbestemd om een dialoog tussen de wereldgodsdiensten op gang te brengen over de waarden en normen die ze voorstaan.

In een wereld die op weg is een global village te worden zal een oecumene van de wereldgodsdiensten hopelijk de dreiging van een clash of civilizations kunnen afwenden. Hierin schuilt een goede reden om voort te gaan met het wetenschappelijk onderzoek naar de historische Jezus van Nazareth. Dat onderzoek kan het vereiste materiaal aandragen voor een wetenschappelijke biografie, die de mythologische godmens kan terugbrengen tot een menselijke profeet, zoals de andere wereldhervormers dat waren.

Bibliografische aantekeningen

In hoofdstuk VIII heb ik al opgemerkt dat de literatuur over Jezus voor geen mens meer is te overzien. Ik zal daar dan ook hier geen poging toe doen. Evenmin zal ik alle boeken over Jezus van Nazareth, Jezus Christus en het christendom die ik in mijn (lange) leven ooit gelezen heb, en waarvan in dit boek ongetwijfeld onbewust de neerslag is neergelegd, proberen te achterhalen. In dit bibliografisch overzicht beperk ik mij tot de literatuur die ik specifiek voor dit boek heb gebruikt. Daarnaast worden in dit boek verscheidene klassieke auteurs en hun werken genoemd. Er zij aan toegevoegd dat ik op internet verscheidene websites heb geconsulteerd. Dit kan de lezer ook zelf doen. Ik raad hem en haar echter aan het onderwerp nauwkeurig te omschrijven, want een zoektocht onder de aanwijzing ‘Jezus’ levert op internet een mer à boir op, waarin men verdrinkt.

Wat betreft de door mij gebruikte evangelietekst nog de opmerking dat ik daarvoor een oude Willibrord vertaling heb gebruikt waarmee ik vertrouwd was. De lezer en lezeres die met de Statenbijbel of de Canisius vertaling is opgegroeid zal zich van woorden en passages uit het evangelie die in dit boek voorkomen wellicht een wat andere formulering herinneren. Omdat het in dit boek niet om een exegetische studie gaat doet de formulering er niet zoveel toe; qua betekenis ontlopen de verschillende vertalingen van het evangelie elkaar niet veel. Ik heb er echter van afgezien de ‘katholieke’ schrijfwijze van namen uit de Willebrordus vertaling over te nemen. In plaats daarvan gebruik ik de thans, in zowel protestantse als katholieke kring, gebruikte schrijfwijze van het Nederlands Bijbel Genootschap.

 

 

81 Ook China, welker beschaving Toynbee nog zag als een serieuze concurrent van die van het westen, en dat momenteel als een sterke wereldeconomie komt opzetten, is deel van de westerse beschaving geworden toen Mao Tse-tung de rijke mandarijnen traditie afzwoer en in navolging van Sun Yat-sen op 1 oktober 1947 de volksrepubliek onder het beschermheerschap stelde van het marxisme, een van de ideologieën die uit de Europese Verlichting zijn voortgekomen.

82 Ook in een land als Thailand bijvoorbeeld, dat met een aandoenlijke hardnekkigheid probeert vast Te houden aan de boeddhistische jaartelling – die begint in 543 voor Chr, het sterfjaar van Boeddha – ontkomt er niet aan om daar waar het met de westerse wereld in aanraking komt, in het handelsverkeer, in de media, op zijn luchthavens, de christelijke jaartelling en de christelijke feestdagen in acht Te nemen.

Basisliteratuur

Bijbelse encyclopedie, red. W.H. Gispen e.a. (5e druk; Kampen 1975)

Bijbelse persoonsnamen van A tot Z, Nederlands Bijbelgenootschap, samenstelling Rob van Riet (2e druk; Utrecht 1999)

Bijbels-historisch woordenboek, vert. van Biblisch-historisches Handwörterbuch (Utrecht/Antwerpen 1969)

De Heilige Schrift. Het Oude en het Nieuwe Testament, vertaling uit de grondtekst met aantekeningen in opdracht van de Apologetische Vereniging ‘Petrus Canisius’ (Utrecht/Antwerpen 1963)

De Wereld van de bijbel. Inleiding tot de lezing van de Heilige Schrift, het katholiek bijbels werkgenootschap (Utrecht/Antwerpen 1957)

Grote Winkler Prins. Encyclopedie in twintig delen, ( 7e druk; Amsterdam/Brussel 1966-1975)

Het Nieuwe Testament van Onze Heer Jesus Christus, Katholieke Bijbelstichting Sint Willibrordus, Den Bosch (Den Bosch 1961.

In het voetspoor van de bijbel. Atlas van het Heilige Land vroeger en nu, Reader’s Digest (Amsterdam/Brussel 1983).

Jezus en zijn tijd, Reader’s Digest (Amsterdam/Brussel 1988).

‘Jezus! Beelden van een multi-religieus verschijnsel’, themanummer van Spiegel Historiael, jrg. 37, nrs 3-4, maart/april 2002.

Wie is Jezus?, John Drane, Vereniging tot verspreiding der Heilige Schrift/Bijbel Kiosk Vereniging (2e druk; Amsterdam 1995).

Overige literatuur

Albert Schweitzer, Capita selecta uit Schweitzers theologie, samengesteld door M. de Goeij (Den Haag 1981)

Augstein, Rudolf, Jesus Menschensohn (Münschen/Wien 1972)

Bornkamm, G. Jezus van Nazarethh (Zeist/Antwerpen 1963)

Bultmann, Rudolf, Jezus Christus en de mythe, met een inleiding van J.M. de Jong (Amsterdam 1967)

Cahill, Thomas, Jezus en de wereld in die dagen (Amsterdam 2000)

Crossan, John, Dominic & Jonathan L. Reed, Excavating Jesus. Beneath the stones, behind the texts (San Francisco 2002)

Ehrmann, Michael W. Holmes, The New Testament. A historical introduction to the early writings (New York/Oxford 2000)

Flusser, David, Jezuseen joodse visie (Hilversum 2001)

Giebels, Lambert J., Ontwikkeling van het democratisch denken. Democratie: participatie en delegatie (Amsterdam 1987)

Hart, Maarten ‘t, Wie God verlaat heeft niets te vrezen. De Schrift betwist (5e druk; Amsterdam 2002)

Hart, Maarten ‘t, De bril van God. De Schrift betwist II (2e druk; Amsterdam/Antwerpen 2002)

Jezus, het verhaal van zijn leven, geredigeerd door C.C. de Bruyn (Den Haag 1980)

Keller, Werner, En de bijbel heeft toch gelijk. De historische juistheid wetenschappelijk bewezen (Amsterdam/Brussel 1980)

Kuitert, H.M., Jezus: nalatenschap van het christendom. Schets voor een christologie (2e druk: Baarn 1998)

Lehmann, Johannes, Het Jezus concern. Wat Jezus werkelijk wilde en hoe Paulus Christus voorstelde (Deventer 1973)

Maier, Paul, Pontius Pilatus (2e druk; Zoetermeer 2002)

Meershoek, G.Q.A., Herbronning van de evangeliëneen boeiende ontdekkingstocht (Oegstgeest 1992)

Ree, Erik, Jezus van Nazareth (Amsterdam 1986)

Schillebeeckx, Edward, Jezus, het verhaal van een levende (7e druk; Bloemendaal 1980)

Slavenburg, Jacob, Valsheid in geschrifte. De gespleten pen van bijbelschrijvers (5e druk; Zutphen 1997)

Sölle, Dorothé und Louise Schottroff, Jesus von Nazareth (z.p. 2000)

Stolp, Hans, Jezus van Nazarethhesoterisch bijbelezen (9e druk; Deventer 1998)

Thiede, Carsten Peter, Jesusder Glaube, die Fakten (Augsburg 2003)

Vaart Smit, W. van der, Geboren te Betlehem. Kerstmis zoals het werkelijk was (Roermond/Maaseik 1964)

Wilson, A.N., Jezuseen biografie (6e druk; Amsterdam 2001).

Wilson, Ian, De lijkwade van Turijn (Utrecht/Antwerpen 1979).

 

Abba Chilka, joodse magiër

Abgar, Parthische vorst

Abraham, joodse en mohammedaanse profeet

Adam, eerste mens

Agapius, arabisch-christelijke historicus

Alexander de Grote, koning van Macedonië

Alexander II, tsaar

Alexander, zoon Herodes de Grote

Alexandra, Hasmonese koningin

Allah, God van de islam

Ananus, hogepriester

Andreas, apostel

Anna Karenina, romanfiguur Tolstoj

Anna, zieneres

Annas, hogepriester

Antigonus, Hasmonese vorst

Antiochus II, Seleucidische koning

Antiochus IV, Epifanes, Seleucidische koning

Antipas, joodse gouverneur van Idumea

Antipas, zoon Herodes de Grote

Antonius, Marcus, lid 2e triumviraat

Antrongas, zelotische opstandeling

Antrongas, zelotische opstandeling

Aphrodite, Griekse godin

Apollo, Griekse God

Apollonius, Seleucidische landvoogd van Palestina

Archelaüs, viervorst van Judea

Areand, Denys, Canadese regisseur

Aristobulus I, Hasmonese koning

Aristobulus II, Hasmonese troonpretendent

Aristobulus, zoon Herodes de Grote

Armstrong, Karin, Amerikaanse schrijfster

Athanasius, aartsbisschop van Alexandrië

Augstein, Rudolf, Duitse bijbelvorser

Augustinus, kerkvader

Augustus, Octavianus, lid 2e triumviraat, keizer

Baäl, afgod

Bagetti, Bellarmino, franciscaanse archeoloog

Bartolomeüs, ook Natanaël, apostel

Balthasar, een van de drie koningen

Beauvoir, Simone de, Franse schrijfster

Boeddha, de Verlichte

Bornkamm, G, Duitse theoloog

Borromaeus, Carolus, aartsbisschop van Milaan

Boudewijn van Boulogne, koning van Jeruzalem

Brutus, moordenaar van Caesar

Bultmann, Rudolf, Duitse theoloog

Caesar, Julius, lid eerste triumviraat

Calvijn, hervormer

Carbo, Vergilio, franciscaanse archeoloog

Cassius, moordenaar van Caesar

Celsus, joodse schrijver

Cervantes, Spaanse schrijver

Chamberlain Houston St., Nazi ideoloog

Chanan, joodse magiër

Chanina ben Dosa, joodse magiër

Charon, veerman van de Styx

Chorni de Cirkeltrekker, joodse magiër

Claudius, keizer

Clemens van Alexandrië

Cohen-Solal, Annie, biografe

Constantijn de Grote, byzantijnse keizer

Constantius, Romeinse keizer

Coponius, landvoogd Judea

Crassus, Marcus, lid 1e triumviraat

Crossan, John Dominic, Amerikaanse bijbelvorser

Cyprianus van Antiochië

Cyrillus van Alexandrië

Cyrus de Grote, Perzisch heerser

Darius III, Perzisch heerser

David, koning van Israël

Demetrius II, Syrische koning

Dewi, hindoeïstische godin

Dionysius Exiguus, abt

Domitianus, keizer

Don Quichotte, romanfiguur Cervantes

Elisa, profeet

Elisabet, moeder Johannes de Doper

Eusebius, bisschop van Caesarea

Eva, echtgenote van Adam

Eyk, Jan van, Vlaamse schilder

Ezechiël, profeet

Faroek, koning van Egypte

Filippus, apostel

Filippus, viervorst van

Flusser, David, joodse bijbelvorser

Gamalliël, farizeese rabbi

Gibbon, Edward, Engelse geschiedschrijver

Giffen, Hubert von, Duitse jurist

Graves, Robert, Engelse schrijver

Haasse, Hella S., schrijfster

Habsbawn, Eric, Engelse historicus

Haroen al Rasjid, kalief van Bagdad

Hart, Maarten ‘t, schrijver

Helena, moeder Constantijn de Grote

Herodes Antipas, viervorst van Judea

Herodes de Grote, Koning van Palestina

Herodias, echtgenote van Herodes Antipas

Hiëronymus, kerkvader

Hitler, Adolf, Duitse dictator

Hosea, profeet

Huizinga, Johan, historicus

Hyrkanus I, Hasmonese koning

Hyrkanus II, Hasmonese troonpretendent

Immanuël, God met ons

Isidorus van Pelusium

Israël ben Eliëzer, Poolse rabbi

Jakobus, zoon van Alfeüs, apostel

Jakobus, zoon van Zebedeüs, apostel

Jakobus, broer van Jezus

Johannes I, paus

Johannes Paulus II, paus

Jahweh, God van Israël

Janneüs, Alexander, Hasmonese koning

Jeremia, profeet

Jesaja, profeet

Jezus, van Nazareth, Christus

Johannes de Doper

Johannes, evangelist en apostel

Johannes, zoon van Zebedeüs, apostel

Josephus, Flavius, Joodse geschiedschrijver

Jozef, broer van Jezus

Jozef, vader van Jezus

Judas de Galileeër, joodse opstandelingenleider tegen de Romeinen

Judas de Makkabeeër, joodse opstandelingenleider tegen de Seleuciden

Judas Iskariot, apostel

Judas Taddeüs, apostel

Judas, broer van Jezus

Jupiter, Romeinse oppergod

Justinus de Martelaar

Kajafas, hogepriester

Karanzakis, Griekse schrijver

Karel de Grote, keizer

Kasper, een van de drie koningen

Kleopatra, Ptolemese koningin

Komeiny, ayatollah in Iran

Kuitert, H.M., protestants theoloog

Lazarus, vriend van Jezus

Lemair, André, Franse paleograaf

Leo XIII, paus

Leonardo da Vinci, Italiaanse schilder

Lepidus, lid 2e triumviraat

Livia, echtgenote van keizer Augustus

Lofferda, Stanislav, franciscaanse archeoloog

Lucas, evangelist

Lucianus van Samasata, filosoof

Luther, Maarten, hervormer

Lysanias, viervorst

Machiavelli, Nicólo, Italiaanse schrijver

Maier, Paul, Amerikaanse schrijver

Makarios, bisschop van Jeruzalem

Manasse, Israëlische koning

Marcus, evangelist

Maria Magdalena, volgelinge van Jezus

Maria, moeder van Maria

Maria, zuster van Lazarus

Mariamne, echtgenote Herodes de Grote

Marta, zuster van Lazarus

Matteüs, evangelist en apostel

Maurois, André, Franse schrijver

Melchior, een van de drie koningen

Menahim, joodse opstandelingenleider tegen de Romeinen

Micha, profeet

Mozes, profeet

Muhammad Ali al-Saman, Egyptische boer

Naguib, kolonel, Egyptische revolutionair

Nebuknessar II, Babylonische heerser

Nicolaüs, adviseur Herodes de Grote

Octavianus, lid 2e triumviraat

Passolini, Paolo, Italiaanse regisseur

Panthera Abdas, vermeende biologische vader van Jezus

Paulus, ook Saul en Saulus, apostel

Petrus, ook Simon, apostel

Pines, Shlomo, Israëlische historicus

Pisa, Secundo, Italiaanse fotograaf

Pius XII, paus

Plato, Griekse filosoof

Plinius de Jongere, schrijver

Pompejus, lid 1e triumviraat

Ptolemäus Soter, koning van Egypte

Ptolemäus, minister Herodes de Grote

Quirinius, landvoogd van Syrië

Reed, Jonathan L., Amerikaanse archeoloog

Reimarus, Herman Samuel, Duitse bijbelvorser

Remus en Romulus, stichters van Rome

Renan, Ernest, Franse schrijver

Robinson, James M., Amerikaanse archeoloog

Roma, Romeinse godin

Romanus Lecopenus, Byzantijnse keizer

Romein, Jan, historicus

Salome, dochter van Herodias

Salome, moeder van Johannes en Jakobus

Salome, viervorstin van Abilene

Salomo, koning van Israël

Sartre, Jean Paul, existentialist

Satan, de duivel

Schweitzer, Albert, Duitse theoloog

Schillebeeckx, Eduard, katholieke theoloog

Seianus, commandant pretoriaanse garde

Sesbassar, leider joodse ballingen

Simeon, blinde priester

Simon bar Korbach, joodse opstandelingenleider tegen de Romeinen

Simon de IJveraar, apostel

Simon de Makkabeeër, koning van Judea

Simon van Perea, zelotische opstandeling

Simon, broer van Jezus

Sinuhe, romanfiguur Waltari

Sjah, keizer van Iran

Sjimon ben Sjatach, Farizeeër

Slavenburg, Jacob, Nederlandse gnosticus

Socrates, Griekse filosoof

Stachey, Lytton, Engelse biograaf

Stefanus, eerste martelaar

Strauss, David, Duitse theoloog

Suetonius, Romeinse geschiedschrijver

Suleiman de Grote, Turkse heerser

Tacitus, Romeinse geschiedschrijver

Teilhard de Chardin, Pierre, s.j., Franse cultuurfilosoof en paleontoloog

Teofilus, Godsvriend

Tertulianus, kerkvader

Theresa, moeder

Theudas de Egyptenaar, zelotische opstandeling

Thiede, Carsten, Peter, Duitse historicus

Thucydides, Griekse geschiedschrijver

Tiberius, keizer

Timotheus, episcopos

Tischendorf, Konstantin von, Duitse bijbelvorser

Titus, episcopos

Titus, zoon keizer Vespanianus

Tolstoj, Russische schrijver

Tomas, ook Didymus, apostel

Toynbee, Arnold, Engelse geschiedenisfilosoof

Trajanus, keizer

Tzageris, Vasilias, Israëlische archeoloog

Valerius Gratus, landvoogd Judea

Varrus, Romeinse veldheer

Veaux, pater Roland de, Franse archeoloog

Vespanianus, keizer

Vitellius, landvoogd Syrië

Waltari, Mika, Finse schrijver

Weiss, Johann, Duitse bijbelvorser

Wilson, A.N., Amerikaanse schrijver

Wilson, Ian, Engelse schrijver

Xenophon, Griekse geschiedschrijver

Yehochonan ben-Hazkul, gekruisigde man van Givat Hamivtas

Yourcenar Marguerite, Franse schrijfster

Zacharia, profeet

Zacharias, priester, vader Johannes de Doper

Zebedeüs, vader Johannes en Jakobus

Zerubabbel, leider joodse ballingen

Zeus, Griekse oppergod

Zweig, Stefan, Duitse schrijver

Zwingli, hervormer