Waar mensen zijn, daar zijn leugens. Zoals gezegd heeft ons vermogen tot bedrog zich volgens de theorie van de machiavellistische intelligentie ontwikkeld door de sociale manier van leven van onze voorouders. Dat vermogen werd verfijnd naarmate hun primatenhersenen groeiden en complexere structuren kregen. Onderzoek naar onze naaste verwanten, de apen, suggereert dat het vooral gaat om de – evolutionair gezien – jongste delen van de hersenen. Dat zijn de uiterst kronkelige millimeters die de neocortex worden genoemd en die bij ons bijna 80 procent van het hele hersenvolume uitmaken. De Schotse primatoloog Richard Byrne van de University of St. Andrews heeft samen met zijn partner Nadia Corp hersenen en gedrag van achttien soorten primaten onderzocht. Ze vonden opvallende correlaties. Hoe groter de neocortex, des te vaker en handiger de dieren in het dagelijkse leven hun soortgenoten bedriegen.

Homo sapiens liegt doorlopend. Als individu ontdekken we het bestaan van de leugen wanneer we drie of vier jaar zijn, en vanaf dat moment is hij een natuurlijke handlanger; weinigen kunnen zich een leven zonder leugen voorstellen.

Ook een moderne en goed functionerende samenleving is niet echt voorstelbaar zonder leugens. Bedrog heeft weliswaar een slechte naam, maar in de praktijk fungeert het als een soort smeerolie die de grote maatschappelijke machine met al zijn tandwielen en hun onderlinge relaties laat draaien. Als we op het werk of thuis alleen maar de waarheid en niets dan de waarheid zouden spreken, zouden we heel snel zonder baan of familie zitten. Als politici ronduit zouden zeggen wat ze bedoelden en hun ambities en plannen met de macht eerlijk zouden presenteren, kregen ze die macht nooit.

Zelfs de taal weerspiegelt de doorslaggevende rol van de leugen. Er is maar één term voor de waarheid, maar de leugen heeft heel veel namen – ongeveer dertig synoniemen in het Nederlands en maar liefst 112 in het Engels. Dat komt natuurlijk omdat de leugen een overvloed aan nuances en facetten kent. Hij kan zwart en zondig zijn en groot lijden veroorzaken, maar hij kan er ook een van het witte soort zijn, waarbij bedrog misschien helpt om anderen te beschermen of blij te maken. In het spanningsgebied tussen die twee polen zitten talloze grijstinten.

Er bestaat vrijwel geen religie die de leugen goedkeurt, maar als je bijvoorbeeld de Bijbel leest zie je begrip voor hoe fundamenteel en diep menselijk hij is. Hij verscheen al in het scheppingsverhaal op het toneel, toen Adam en Eva zoals bekend tegen hun schepper logen zodra ze een hap van de boom van goed en kwaad hadden geproefd. Ook hun zoon Kaïn hield zich niet in toen hij zijn geliefde broer Abel had doodgeslagen en Jahwe wilde weten waar de jongen was. ‘Dat weet ik niet,’ antwoordde Kaïn, ‘ben ik mijn broeders hoeder?’ In beide gevallen werd de leugen naar behoren bestraft, en vaders hamer sloeg prompt en hard. Adam en Eva werden verbannen vanuit een paradijselijk bestaan naar een armzalig aards leven, en Kaïn werd veroordeeld tot een bestaan als rusteloze vluchteling onder vreemden. God had alles gezien.

Die truc hoopt men nu met een eenvoudige hersenscan te kunnen nadoen. Gedachtig het devies: ‘Jij liegt misschien wel, maar je hersenen niet’, werkt een aantal onderzoekers aan de ontwikkeling van zowel MRI- als e.e.g.-technologie om een echte leugendetector te maken. In de Verenigde Staten bestaan al twee commerciële ondernemingen die om een marktaandeel strijden, er is belangstelling in het buitenland voor hun product, en onder advocaten en rechters woedt het debat of het goed of slecht is om rechtstreeks in de werkplaats te kunnen kijken waar leugens worden gemaakt.

Een betrouwbare methode om leugens en bedrog te kunnen onthullen is natuurlijk een oeroude droom. Alle culturen hadden hun eigen huismiddeltjes en meningen over hoe je zondaars kunt identificeren. In het middeleeuwse Europa werden mensen die van hekserij werden beschuldigd bijvoorbeeld in een zak gebonden en in het water gegooid; zonken en verdronken ze, dan waren ze onschuldig, bleven ze drijven dan waren ze schuldig en moesten ze meteen worden verbrand. In het oude China was het gebruikelijk om de mond van een verdachte te vullen met rijstkorrels. Die moest hij binnenhouden terwijl de aanklager zijn verhaal hield, en als de rijst na afloop van het verhaal nog steeds droog was, was de betreffende persoon onschuldig. Men zag speekselproductie namelijk aan voor een teken van angst. Ook in West-Afrika gokte men op nervositeit, want men liet verdachten eieren naar elkaar overgooien. Wie het ei niet kon vangen maar liet vallen deed dat uit angst voor ontmaskering en was dus schuldig.

Eigenlijk ligt hetzelfde principe een beetje ten grondslag aan het apparaat dat wij als leugendetector kennen, de zogeheten polygraaf. De polygraaf registreert een reeks fysiologische parameters die onwillekeurig veranderen wanneer we nerveus en gespannen zijn. Bloeddruk, zweten, hartritme en het geleidingsvermogen van de huid, dat weer de zweetproductie weerspiegelt: ze worden allemaal gecontroleerd door het autonome zenuwstelsel. Bij een polygraaftest wordt de geteste persoon blootgesteld aan een breed scala aan vragen, waarvan sommige neutraal zijn en andere refereren aan het onderwerp waarvan men wil testen of de persoon er iets van afweet. Vervolgens worden de grafieken van de fysiologische parameters geanalyseerd en geïnterpreteerd door mensen met ervaring op dat gebied.

De polygraaf is een Amerikaanse uitvinding met wortels die terugreiken tot 1913. Hij wordt niet veel in Europa gebruikt, aangezien veel Europese landen hem niet als betrouwbaar bewijsmateriaal beschouwen. In de Verenigde Staten wordt hij echter ongelimiteerd gebruikt door advocaten, aanklagers en de politie, en volgens een uitspraak van het Hooggerechtshof is het aan de individuele rechter om te bepalen of polygraafgegevens in een rechtzaak als bewijs mogen worden gebruikt. De machine wordt vaak gebruikt bij voogdijzaken en wordt vrijwel altijd van stal gehaald als er moet worden beoordeeld of een zedendelinquent met proefverlof kan of op vrije voeten kan worden gesteld. Dat laatste heeft misschien de Britten geïnspireerd. In elk geval introduceerde de Britse regering in 2005 een wet die het voor veroordeelde pedofielen verplicht maakt om een leugendetectortest te doen voordat ze eventueel op proefverlof kunnen.

Inmiddels ligt de leugendetector hevig onder vuur; hij zou ondeugdelijk zijn. Er zijn zelfs verenigingen opgericht – zoals Anti- Polygraph.org – die ijveren voor de afschaffing van het apparaat op grond van het ontbreken van een wetenschappelijke onderbouwing. Als hij tekenen van nervositeit registreert, kan dat net zo goed een uitdrukking zijn van angst voor de test zelf als een aanwijzing voor een slecht geweten, beweren de tegenstanders. Ook kun je leren om die signalen te beheersen ondanks je schuld. Er is een lange reeks zaken bekend van beruchte criminelen – van spionnen tot seriemoordenaars – die een detectortest met glans hebben doorstaan en hun carrière nog een tijd lang hebben voortgezet.

De polygraaf meet wat de toestand binnen in het lichaam is, maar er zijn ook hardnekkige pogingen om bedrog aan de buitenkant van het lichaam af te lezen. De psycholoog Paul Ekman, die tegenwoordig emeritus professor is bij de University of California San Francisco, heeft het grootste deel van zijn carrière besteed aan het verwerven van expertise op het gebied van de weerspiegeling van de leugen in gezichtsuitdrukkingen. Hij heeft een Facial Action Coding System uitgewerkt, dat de duizenden genuanceerde gezichtsuitdrukkingen categoriseert die met combinaties van de 43 onafhankelijke gelaatsspieren kunnen worden gevormd. Dat zijn gezichtsuitdrukkingen die zich minder dan een halve seconde voordoen en die een tegenstelling onthullen tussen wat we zeggen en wat we voelen. Als die uitdrukkingen worden gelezen aan de hand van Ekmans codesysteem en worden vergeleken met de overige lichaamstaal, dan zou je bedrog van verre kunnen herkennen.

Ekman beweert zelf dat zijn systeem door iedereen kan worden geleerd – voor 35.000 dollar geeft de professor vijfdaagse workshops – en dat je na een grondige training andermans leugens met een waarschijnlijkheid van 95 procent kunt ontdekken. In de loop der jaren zijn het idee en de lesmethode aangekocht door onder andere Amerikaanse ambassades, inlichtingendiensten en politiekringen, die hun personeel trainen in het identificeren van en alert zijn op potentiële leugenaars.

Maar zowel de polygraaf als het lezen van gezichten werkt van buiten. De nieuwe scanmethoden hebben de hoop aangewakkerd om voorbij indirecte metingen tot bij de bron van de leugen zelf te kunnen komen, namelijk de hersenen. Inderdaad zijn de ontwikkelingen verbazend snel gegaan. De eerste proeven werden rond de millenniumwisseling ondernomen door psychiater Daniel Langleben. Die was destijds verbonden aan Stanford University en eigenlijk bezig met een onderzoek naar de werking van bepaalde soorten medicamenten op de hersenen van hyperactieve kinderen. Tijdens zijn werk stuitte hij toevallig op een theorie dat deze kinderen als bijwerking van hun ziekte maar heel moeilijk konden liegen. Hij merkte dat de hyperactieve kinderen die hij kende uitstekend konden liegen. Maar ze konden wel zo nu en dan problemen hebben met het verzwijgen van de waarheid, en dat bezorgde hun problemen in sociale situaties. Langleben kwam op het idee om nader te kijken naar de diverse ontwikkelingsstadia van leugens.

Zijn theorie was dat we een aantal onafhankelijke mentale handelingen moeten verrichten om een leugen te kunnen vertellen. Enerzijds moeten de hersenen voorkomen dat de waarheid naar buiten glipt, en anderzijds moeten ze de leugen zelf samenstellen en de wijde wereld in sturen in plaats van de waarheid. Langleben meende dat die dubbele boekhouding op een hersenscan waar te nemen zou zijn als activiteit in verschillende circuits. Met andere woorden, de leugen zou een fysiologisch spoor moeten achterlaten.

Om zijn idee te testen riep hij geen hyperactieve kinderen op, maar gewone studenten die instructies kregen om te liegen over een bepaalde speelkaart. Ze kregen een klavervijf in een enveloppe en gingen daarna de MRI-scanner in. Daar moesten ze op een knop met ‘ja’ of ‘nee’ drukken terwijl een serie speelkaarten een voor een op een scherm werden getoond. Ze hadden van tevoren te horen gekregen dat ze twintig dollar zouden winnen als ze zó overtuigend zouden liegen dat de machine ze niet zou betrappen. Maar zoals te lezen valt in het artikel dat later werd gepubliceerd, bakten de studenten er weinig van.45 Zelfs hun onschuldige kaartleugentje liet een duidelijke afdruk achter.

Wat de onderzoekers onmiddellijk opviel was dat een leugen leidde tot verhoogde activiteit in de hele prefrontale cortex, een aanwijzing dat het meer denkwerk en cognitieve arbeid kostte om te liegen dan om de waarheid te zeggen. Er waren ook speciale gebieden die eruit sprongen. De onderzoekers hechtten vooral veel belang aan de cortex cingularis anterior, waarvan de functie nog discutabel is maar die vermoedelijk een rol speelt bij het verwerken van tegenstrijdige informatie. In elk geval wordt hij ook uiterst actief bij de klassieke Stroop-test, waarbij mensen een reeks woorden voorgelegd krijgen die een bepaalde kleur beschrijven maar die geschreven zijn in een andere kleur. Wanneer de proefpersonen het verzoek krijgen om te zeggen welke kleur de inkt heeft, klungelen ze daar vaak mee en zeggen in plaats daarvan het woord dat geschreven staat, en terwijl ze dat doen staat hun cortex cingularis anterior in de alarmstand.

Daniel Langleben raakte geboeid, en toen hij verhuisde naar de University of Pennsylvania zette hij zijn werk met gemodificeerde leugenscenario'o voort. Bij zijn volgende experiment konden de deelnemers kiezen tussen twee kaarten, zoals ze ook zelf konden kiezen of ze tegen die aardige onderzoekers wilden liegen. In grote lijnen was het resultaat gelijk – delen van de hersenschors onthulden of er werd gelogen – maar minder duidelijk was of de anatomie van de leugen nu helder in kaart was gebracht. Intussen had het leugenthema belangstelling gewekt, en onderzoekers in Groot-Brittannië en HongKong publiceerden ieder hun eigen onafhankelijke studies van de leugen. Die wezen allemaal uit dat er bij alle proefpersonen een duidelijk verschil was tussen leugen en waarheid. Maar de experimenten waren allemaal een tikje verschillend van opzet, en ook waren er bij de geteste personen verschillen in welke delen van de hersenschors nou precies tijdens de oefening in actie kwamen.

In Harvard was de psycholoog Stephen Kosslyn begonnen over de zaak na te denken, en hij meende dat het voorlopige plaatje veel te simpel was om de werkelijkheid te kunnen weergeven. Leugens en bedrog kunnen oneindig veel gedaanten aannemen, en het ligt niet voor de hand dat de hersenen die allemaal gelijk zouden behandelen. Een spontaan leugentje ophoesten voelt immers heel anders dan een zorgvuldig voorbereide valse verklaring afleggen.

Dat was precies wat Kosslyn nader ging bekijken. Hij wilde de resultaten van experimenten met spontane leugens à la Langleben rechtstreeks vergelijken met die met ingestudeerde verhalen, waarvoor zijn proefpersonen ruim de tijd kregen om ze te leren. Concreet gezegd begonnen ze de proef met hun eigen verslag van een vakantie, dat ze in opdracht van Kosslyn op bepaalde punten moesten veranderen. Hij verplaatste de vakantie misschien naar een andere locatie en voorzag de reizigers van een fictieve metgezel. Na enkele uren repeteren gingen de in totaal twintig vrijwillige leugenaars vervolgens de scanner in, waar ze vragen beantwoordden over hun vakantiebelevenissen.

Precies zoals Kosslyn al had vermoed waren er verschillen tussen de twee soorten leugens.46 Onder andere bleek duidelijk dat bij de ingestudeerde leugens de cortex cingularis anterior totaal niet in dezelfde mate betrokken was als bij spontaan bedrog. Tegelijk waren er opvallende verschillen in de manier waarop het geheugen erbij werd ingeschakeld. Bij de twee scenario'o speelden namelijk verschillende delen van de frontale cortex een rol, en de patronen pasten uitstekend bij een situatie waarbij de persoon een beroep deed op verschillende soorten geheugen. Als iemand spontaan en recht voor z'z raap loog was er activiteit in gebieden die worden geassocieerd met wat het werkgeheugen wordt genoemd, en tot voor kort het kortetermijngeheugen heette. Dit is een geheel aan structuren en processen die het ons mogelijk maken om tijdelijk informatie vast te houden en te manipuleren. In computertaal: een soort mentaal ram. Bij de ingestudeerde leugen had men echter het episodische geheugen te pakken, wat betekent dat mensen werkelijke herinneringen aan situaties uit de mentale voorraadkast tevoorschijn halen.

Bezien door Stephen Kosslyns bril zijn de onderzoekers alleen nog maar aan het buitenste glazuur op de taart van de leugen aan het krabben. Hij argumenteert dat voor een goed begrip van het verschijnsel veel intensiever onderzoek nodig is, waarbij het probleem vanuit veel verschillende kanten wordt benaderd. Volgens Kosslyn is het een vereiste voor de verwerving van reëel inzicht in het mechanisme van de leugen dat we dieper duiken in fundamentele verschijnselen als het geheugen en de zintuigen.

Terwijl Kosslyn langs complexe lijnen dacht groeide de belangstelling voor leugens intussen tot voorbij het academische. Nadat het onderwerp eerst een lage prioriteit had gehad en haast vergeten was, gingen bij het Amerikaanse leger in het kielzog van de ramp in New York in 2001 de ogen wijd open. Nu was het opeens van het grootste belang om de betrouwbaarheid van bronnen en uitspraken te kunnen beoordelen, maar helaas ontbrak daarvoor het gereedschap. Dat punt werd nog eens stevig ingewreven in 2003, toen de National Research Council haar rapport The Polygraph and Lie Detection uitbracht. Men had een reeks onafhankelijke onderzoekers gevraagd om de leugendetectorresultaten van tientallen jaren door te lopen, afkomstig van onder andere de FBI, en de experts stelden vast dat de polygraaf ongeschikt is voor zijn taak. De onderzoekers wezen er ook op dat de inlichtingendiensten, die de polygraaf zo intensief hadden gebruikt, er niet in waren geslaagd om een wetenschappelijke basis te ontwikkelen voor welke fysiologische vorm van leugendetectie dan ook. Zoals de leider van het onderzoek, Stephen Fienberg, over de polygraaf opmerkte: ‘Nationale veiligheid is te belangrijk om haar over te laten aan een dergelijk suf instrument.’

Goede raad was duur – en het was onder andere het Department of Defense Polygraph Institute, kortweg DODPI, dat moest betalen. Na het – voor de polygraaf – trieste rapport werden alle onderzoekers van de natie uitgenodigd om met voorstellen te komen voor projecten op het gebied van leugendetectie. Daarbij nam het DODPI aan dat hersenen de toekomst hadden.

Nadien volgden ook het Department of Homeland Security en de Defense Avanced Research Projects Agency (Darpa), en ze trokken hun beurzen voor onderzoek naar de leugen. Darpa ondersteunde onder anderen Daniel Langleben, die al snel na zijn eerste studies besloot om wetenschappelijke spitsvondigheid op een laag pitje te zetten en keihard in te zetten op de ontwikkeling van een functionele leugendetector.

Met de ervaringen met de polygraaf in gedachten richtte hij zich onder andere op het creëren van een methode die vrij was van subjectieve interpretatie, oftewel een manier van dataverwerking waarbij geen mensen waren betrokken. Dat bereikte hij door algoritmen te ontwikkelen die konden zeggen wanneer een persoon in de scanner loog, en wanneer hij of zij antwoordde overeenkomstig de waarheid. Andrew Kozel van de Medical University of South Carolina kreeg hetzelfde idee, en in 2003 publiceerde hij zijn eigen algoritmen. Die konden tijdens gecontroleerde proeven een leugen van de waarheid onderscheiden. In beide gevallen ging het om computerprogramma'a die zonder tussenpersoon gegevens van MRI-scanners over hersenactiviteit konden analyseren en aangeven waar er achter die activiteit leugens schuilgingen.

Gaandeweg belandden al deze deelresultaten als kleine berichtjes in de media, maar in 2006 brak het onderwerp serieus door en werd het breed uitgemeten in hoofdartikelen en reportages. De grote Amerikaanse kranten en tijdschriften concurreerden met elkaar om van het front te berichten en hun journalisten bij de betrokken onderzoeksteams in de scanners te krijgen. Wat vooral nieuwsgierigheid wekte was ongetwijfeld de nieuwigheid dat er nu twee particuliere bedrijven stonden te trappelen om een product op de markt te brengen. Het patent en de technologie van Andrew Kozel waren beland bij het bedrijf Cephos, terwijl de kennis en algoritmen van Langleben waren opgekocht door een bedrijf met de opzienbarende naam No Lie MRI.

Volgens het DODPI zijn er tegenwoordig alleen al in de Verenigde Staten rond de vijftig laboratoria op de een of andere manier bezig met het begrijpen en detecteren van leugens. Daarbij speelt niet alleen fMRI-technologie een rol, maar onder andere ook diverse vormen van e.e.g. Psychologe Jennifer Vendemia van de University of South Carolina heeft bijvoorbeeld de laatste paar jaar – met vijf miljoen dollar van het DODPI – bijna zevenhonderd studenten getest met e.e.g.-metingen. Ze propt hun hoofden in een kap met 128 elektroden verdeeld over de hele schedel en registreert de elektrische ontladingen die optreden in de vorm van diverse hersengolven. Wat Vendemia interesseert in verband met leugens, zijn de zogeheten event-related potentials of erp'p; dat zijn hersengolven die door speciale prikkels worden veroorzaakt.

Als je bijvoorbeeld iemand iets visueels laat zien, dan zal die persoon na 300 tot 400 milliseconden reageren met fraaie erp'p, die aangeven dat er ‘iets’ in de hersenen gebeurt: een gedachte of verhoogde alertheid. Een e.e.g. levert niet, zoals scanners wel doen, een goed ruimtelijk beeld op, maar wel is het veel beter geschikt voor gegevens over tijd. Een fMRI-scan maakt bijvoorbeeld maar om de seconde een foto, terwijl elektroden op het hoofd wijzigingen kunnen registreren tot op eenduizendste van een seconde.

Jennifer Vendemia'a resultaten hebben met die tijdsverschillen te maken. Bij haar experimenten legt ze proefpersonen meestal een paar korte uitspraken voor, die of vals of waar zijn, en die gecodeerd zijn in twee kleuren. Elke keer als een uitspraak rood is moet de persoon antwoorden ‘waar’, terwijl het antwoord ‘vals’ wordt gevraagd wanneer de korte zin in blauw is gedrukt. De kaarten zijn dusdanig geschud dat zowel rode als blauwe uitspraken hetzij waar, hetzij vals kunnen zijn. De proefpersonen antwoorden zoals gevraagd, maar hun ERP-patroon onthult wanneer ze liegen. Als je bijvoorbeeld de rode uitspraak krijgt: ‘Een slang heeft dertien poten’, en je antwoordt ‘waar’, dan duurt het 200 milliseconden langer eer je antwoordt, en het ERP-signaal is sterker in hersendelen midden voor en boven in het hoofd. Heel globaal zijn dat enkele van de gebieden die ook door de MRI-experimenten worden aangewezen.

Jennifer Vendemia denkt niet dat haar methode door goede leugenaars kan worden omzeild. In elk geval heeft ze gekeken naar de vraag of oefening de extra reactietijd kan wijzigen, en ze ontdekte dat zelfs geoefende leugenaars precies hetzelfde ERP-patroon vertoonden als absolute beginners.47 Maar haar meest interessante bewering is dat haar metingen een leugen kunnen voorspellen voordat de leugenaar zelf daartoe heeft besloten. Ze ziet namelijk de eerste wijzigingen in het e.e.g. van die persoon ongeveer 250 milliseconden nadat de uitspraak op het computerscherm is verschenen, terwijl het 400 tot 600 milliseconden duurt voordat het patroon dat op een besluit wijst zich vertoont.

In Seattle zit een derde speler, Lawrence Farwell, die met zijn bedrijf Brain Fingerprinting Laboratories zijn bloedeigen Brain Fingerprinting-methode op de markt brengt. Net als bij Vendemia gaat het om e.e.g.-technologie, maar Farwell gebruikt in plaats van een kap een voorhoofdsband bezaaid met elektroden, en hij richt zich vooral op de zogeheten p300-hersengolven, een onderdeel van het totale ERP-patroon. Hij test in hoeverre een persoon een bepaalde prikkel herkent. Dat kan alles zijn van een telefoonnummer tot een foto van een vervallen zomerhuis op het platteland. Het principe is dat iets wat je eerder hebt gezien een karakteristieke elektrische respons veroorzaakt tussen de 300 en 800 milliseconden nadat de foto is vertoond. Op e.e.g.-grafieken zijn de p300-golven herkenbaar als een duidelijke top in een curve met kleinere golven. Met behulp van zijn gepatenteerde algoritme meent Farwell een leugen te kunnen detecteren met niet minder dan 100 procent zekerheid. In zijn promotiemateriaal zegt hij dat hij de techniek heeft uitgeprobeerd bij in totaal 200 proefpersonen, in projecten die door de CIA en de FBI werden gefinancierd. In gepubliceerde artikelen zijn dat echter nog maar zes proefpersonen.48

Farwell is met zijn voorhoofdsband opgetreden bij alle grote tv-netwerken in de Verenigde Staten, maar Brain Fingerprinting heeft ook al zijn debuut gemaakt in een rechtszaal. In 2000 hield een districtsrechtbank in Iowa een hoorzitting om te bepalen in hoeverre de voor moord veroordeelde Terry Harrington zijn zaak heropend zou kunnen krijgen nadat hij al vanaf 1978 gevangen had gezeten. Farwell werd ingehuurd door de verdediging en testte Harrington door hem onder andere beelden van de plaats van de misdaad te laten zien, en hij verklaarde dat de veroordeelde volgens zijn p300-resultaten die plek niet eerder had gezien. Toen gaf de enige getuige in de zaak toe dat hij had gelogen dat hij Harrington op de plek van de moord had gezien, en uiteindelijk werd het vonnis nietig verklaard. In verband met de hoorzitting was er acht uur lang een discussie over de vraag of Brain Fingerprinting überhaupt in rechtszaken kon worden gebruikt. In 2001 stelde de rechter vast dat de test voldeed aan de juridische criteria voor wetenschappelijk bewijsmateriaal.

Sommige mensen denken dat er tekenen zijn dat MRI-technologie binnenkort zal worden toegelaten. In elk geval bepaalde het Amerikaanse Hooggerechtshof in 2005 dat minderjarigen niet langer konden worden geëxecuteerd, een beslissing die deels was gebaseerd op MRI-onderzoeken die uitwezen dat de hersenen van jonge mensen in veel opzichten niet functioneren zoals die van geharde volwassenen.

Maar terwijl leugenonderzoek met MRI in recordtempo wordt omgezet in productontwikkeling en marketing, staat een aantal bezorgden langs de zijlijn en waarschuwt. De socioloog Paul Root Wolpe is net als Langleben verbonden aan de University of Pennsylvania maar werkt bij de faculteit voor ethiek. Hij kan zich een geweldige tegenreactie van gewone mensen voorstellen. Veel mensen zullen de techniek alleen maar zien als een stuk griezelige sciencefiction die doet denken aan gedachtenlezen en bewaking à la Orwells 1984, denkt Wolpe. Zelf pleit hij onvermoeibaar voor een open en breed debat over het onderwerp.

Tot degenen die hebben geprobeerd om een debat op gang te brengen behoort de American Civil Liberties Union, ACLU. Die zijn vooral bang dat een nieuwe sexy techniek om leugens aan te wijzen zal worden misbruikt onder het mom van de war on terror. In het voorjaar van 2006 organiseerde de ACLU een symposium op Stanford University. Daar presenteerde een selecte groep onderzoekers, filosofen en andere waarnemers hun opvatting over de zaak, en vervolgens verzocht men de Amerikaanse regering om inzicht in de stukken. De ACLU wilde graag het publiek een kijkje geven in hoeveel overheidsgelden werden aangewend voor onderzoek in MRI en andere technieken voor leugendetectie.

Ook in Europa hoorden we een echo van die discussie. In 2005 kwamen enkele honderden uitgenodigde burgers en neuro-onderzoekers bijeen op het congres Meeting of Minds in Brussel, waar ze discussieerden over de toekomstige betekenis van hersenonderzoek en kennis over de hersenen. Een paar van de problemen die ter sprake kwamen waren de mogelijkheden voor ‘gedachtenlezen’. Concreet gezegd kwam Brain Fingerprinting aan de orde, en meerdere vooraanstaande onderzoekers uitten hun wezenlijke ethische bezorgheid over het potentieel van dit soort technieken om onze innerlijke ruimte binnen te dringen. Door op zo'o manier hersenprocessen bloot te leggen wordt ontegenzeggelijk het recht van het individu geschonden om zijn gedachten en emoties binnen de grenzen van het privéleven te houden.

De gevangen van Guantánamo en CIA-agenten

Bij het bedrijf Cephos is men niet bezorgd maar juist hoopvol. ‘Cephos is opgericht op basis van de simpele premisse dat de waarheid waardevol is,’ staat er op de homepage. De man achter dat idee – tegenwoordig zowel directeur als hoofdaandeelhouder – is de nog maar vierendertigjarige Steven Laken. Een man die in wetenschappelijke kringen bekendstaat als een soort wonderkind. Al als zesentwintigjarige promovendus was hij een ster aan Johns Hopkins University, waar hij de eerste bloedtest voor erfelijke kanker van de dikke darm ontwikkelde. Die prestatie leverde hem destijds portretten en besprekingen op in alle media, van de New York Times en de Wall Street Journal tot de grote Amerikaanse talkshows.

Laken runt Cephos vanuit een paar anonieme kantoren in Peperell, Massachusetts, maar daar is niets te zien en hij wil liever afspreken in het atrium van de Boston Public Library. ‘Het is daar prachtig,’ schrijft hij in zijn e-mail. Nu sta ik hier op de uitkijk tussen patriottische muurschilderingen en beelden van leeuwen met gedenkteksten voor de gevallenen van de Burgeroorlog. Ik vraag me af hoe ik Laken zal herkennen. Een stroom mensen glijdt door de grote open deuren van de hoofdingang, en ik heb geen flauw idee hoe je een man herkent die leeft van het opsporen van leugens.

Hij blijkt niet op een onderzoeker te lijken. Steven Laken – uiteindelijk vindt hij mij – lijkt juist onmiskenbaar op een jonge zakenman. Net blauw pak, zwarte aktetas en het lichte haar in een zorgvuldig verzorgde korte coupe. Laken vertelt dat hij uit het Midwesten komt en Noorse en Zweedse voorouders heeft. Hij heeft een paar vriendelijke lichtblauwe ogen, en hij staat erop me een kop koffie aan te bieden. We gaan in het atrium van de biblioheek zitten, dat pas is opgeknapt maar dunbevolkt is, en aangenaam afgeschermd van het lawaai en gedruis van centraal Boston. Helaas staat er een fontein die idioot veel lawaai maakt. Dat wedijvert zozeer met Lakens enigszins gedempte, ingehouden stem dat ik me ver over het kleine cafétafeltje tussen ons in moet buigen.

Ik beken dat ik me afvroeg hoe iemand ertoe komt om een positie als hotshot-onderzoeker in de moleculaire biologie van kanker op te geven om met een hoogtechnologische leugendetector te gaan leuren.

‘Ja sorry, maar dat lijkt me gewoon wat vreemd,’ zeg ik. Laken glimlacht warm, haast geduldig. Hij had altijd al, ook toen hij student was, zin om een bedrijf te beginnen, vertelt hij. Toen hij zijn sensationele kankertest had ontwikkeld raakte hij betrokken bij het kleine bedrijf Exact Sciences, dat de test op de markt bracht en daarna naar de beurs ging en hem een hele hoop geld opleverde. Dat lag nu op de bank en wilde graag rollen.

‘Toen kwam 11 september 2001, en ik dacht veel na over de mensen die we op diverse plaatsen in de wereld vasthouden – Guantánamo, Afghanistan – en of er manieren waren om erachter te komen of die mensen informatie hadden of niet.’

Dus volgde de jonge onderzoeker-zakenman ook een jaar colleges in de neurowetenschap. ‘Het waren die heerlijke kleurenfoto'o van hersenen die me aantrokken,’ zegt hij. Als verstokte moleculair-bioloog dacht hij aanvankelijk dat er bepaalde eiwitten of stresshormonen te vinden moesten zijn die getest zouden kunnen worden om leugens te ontdekken.

‘Maar waar komen hormonen vandaan? Uit de hersenen. Dus ik kwam erachter dat we rechtstreeks in de hersenen zouden moeten kijken.’

Hij las onder andere de eerste gepubliceerde onderzoeken van Langleben en Kosslyn, en in 2003 zat hij drie maanden in de bibliotheek op Harvard en zocht naar relevante onderzoeksresultaten en patenten op dat gebied. Door ‘puur toeval’ nam hij ook deel aan een congres in New York, waar een kleine groep onderzoekers een hele week doorbracht met discussiëren over scantechnieken en het in kaart brengen van hersenen. Daar liep hij Andrew Kozel tegen het lijf. Die had nog niet over leugens gepubliceerd maar liet hem zijn voorlopige werk zien, en Laken constateerde dat de onderzoekers uit South Carolina iets op het spoor waren. Hij deed metingen bij verschillende groepen mensen en verschillende soorten leugens met diverse scanners, en hij kreeg steeds een aantal reproduceerbare verschillen in activiteitspatronen te zien. Laken rook commerciële mogelijkheden. Hij keek om zich heen naar investeerders, wist een paar rijke mecenassen te overtuigen, stopte een deel van zijn eigen geld en een beetje van het geld van zijn vrouw in de zaak en ging aan de slag.

‘Op de bijeenkomst in New York voelde ik heel intens dat neuro-onderzoek de nieuwe genetica is. Het bevindt zich op het punt waar de genetica vijftien jaar geleden stond, en de onderzoekers maken deels dezelfde fouten. Ze creëren een enorme hype over een paar schijnbare verbanden die we nog niet helemaal begrijpen. Het is precies zoals toen ze genen vonden die samen leken te hangen met bepaalde ziekten, maar waarvan ze geen idee hadden waarom ze die ziekten veroorzaken.’

‘Maar je vroeg je niet af of het wel een goed idee was om je op dit nieuwe terrein te begeven? Of het misschien problematisch was om naar leugens te kijken?’

Hij pauzeert even, grijnst en kijkt naar de fontein.

‘In het begin van het Manhattan-project, toen het maken van een atoombom het doel was, was er iemand die zei dat wetenschap altijd tegen de grenspalen van de ethiek schopt, en dat is waar. Ethiek loopt zelden op de wetenschap vooruit.’

Daar kan ik hem alleen maar gelijk in geven.

‘We leven in een periode die sterk verschilt van de tijd vóór 2001,’ zegt hij en leunt nu zelf over de tafel. ‘Maar om wat we voorstellen te kunnen uitvoeren moet je wel iemand hebben die wil meewerken. Je kunt iemand die niet wil meewerken niet dwingen door gewoon zijn hoofd in de scanner steken. Wat betreft verdachten die vastzitten gaat het er mij om dat we moeten doen wat we kunnen om mensen vrij te laten die zonder enige reden worden vastgehouden. Het is voor iedereen duidelijk dat er situaties zijn waarin mensen zonder reden uit hun land zijn weggehaald, geregistreerd en mishandeld. Ik wil er graag aan meewerken om dat te verhinderen.’

‘Hoe kijk je tegen de markt aan?’

‘De markt is fenomenaal,’ zegt Laken en klapt in zijn handen. Een abrupte en ongecontroleerde beweging voor deze anders zo beheerste man. ‘In de Verenigde Staten zijn er jaarlijks – dit is echt ongelooflijk – dertig miljoen civiele en criminele rechtszaken.

Daarvan staan er bij misschien 10 procent grote geldbedragen op het spel, maar draait de hele zaak om de ene bewering tegen de andere. Niemand kan precies uitmaken wie de waarheid spreekt. Hier kan fMRI van pas komen.’

‘Als die techniek wordt goedgekeurd.’

‘Ja kijk, goedkeuring is prima, maar niet allesbepalend. Luister, het is nu al zo dat de polygraaf 250.000 tot 500.000 keer per jaar wordt gebruikt, ook al is die niet als bewijs in een rechtszaak goedgekeurd. Verdedigers gebruiken hem bijvoorbeeld om het bericht de wereld in te sturen dat hun cliënten onschuldig zijn. Heb je die zaak gevolgd van de lacrossespelers van Duke University die werden aangeklaagd wegens verkrachting van een stripper? Ze deden vrijwillig een polygraaftest en doorstonden die glansrijk, en de boodschap van de verdediging was: vergeet het maar, ze zijn onschuldig. Het volks- ‘recht’ is erg machtig, en als verdediger probeer je potentiële juryleden en de publieke opinie in het algemeen te beïnvloeden. Met een MRI-scan kun je tegen de andere partij zeggen: “Kijk eens, we hebben een interessant nieuw stuk gereedschap, stel je voor dat we het zouden mogen gebruiken.” Dat is gereedschap waarmee je zaken kunt doen.’

‘Het publiek zal toch ook gefascineerd zijn door de fraaie plaatjes van hersenen, en door het idee dat we in onze diepste gedachten kunnen kijken?’

‘Zeker. Maar het recht probeert natuurlijk een onderscheid te maken tussen wat wetenschap líjkt en wat wetenschap ís. Op het ogenblik zijn neuro-onderzoekers het erover eens dat fMRI iets kan met leugens, maar dat ze nog heel nauwkeurig moeten onderzoeken wat de gegevens zeggen.’

‘Er is vast ook een markt buiten de rechtszaken?’

‘Absoluut. De regering gebruikt de polygraaf bij veiligheidscontroles van mensen die al zijn aangesteld als agenten bij de FBI of de CIA, of bij mensen die daar graag een aanstelling willen krijgen. Er zijn bijna een half miljoen tests per jaar. Gewoon een achtergrondcheck; je kent die vragen wel: Hebt u ooit drugs verkocht? Hebt u ooit drugs gebruikt?’

‘Hebt u geïnhaleerd?’

Nu lacht hij voor het eerst, maar laat de lach net zo snel weer verdwijnen als hij verscheen.

‘Dit is mijn roeping: de Verenigde Staten zijn in oorlog, er zijn nog steeds gevangenen, Al-Qaida bestaat nog steeds, en de Amerikaanse en andere regeringen voeren nog steeds een oorlog tegen terreur. Als ik kan bijdragen aan het voorkomen van een tweede 11 september en de wereld veiliger kan maken, dan ben ik tevreden. Ook als ik daar geen cent aan verdien.’

Het is onwaarschijnlijk dat dat zal gebeuren. Cephos is weliswaar nog niet op de markt, maar het is al met diverse Amerikaanse regeringsinstanties in gesprek. De onderzoekers op de University of South Carolina ontvangen geld van het ministerie van Defensie, en het bedrijf werkt er ook mee samen aan wetenschappelijk onderzoek en aan te volgen richtlijnen.

‘Ze zijn enorm geïnteresseerd. Tegenwoordig gebruiken ze polygrafen en verhoortechnieken, en nu hebben ze de mogelijkheid gekregen om bepaalde dingen te doen…’

‘Je hebt het over uitgebreide bevoegdheden voor verhoormethoden, wat sommigen marteling noemen?’

‘Hmm… ja. Maar de vraag is of een dergelijke aanpak wel juist is. Als je de keus hebt tussen MRI-scans en een stel soldaten die zich gedragen zoals in Abu Ghraib, dan denk ik dat MRI de toekomst heeft.’

Dat brengt ons bij de technologie zelf. Hoe goed is die, als puntje bij paaltje komt? Onderzoekers zien toch dat verschillende hersengebieden actief worden bij hun diverse experimenten?

‘Correct. Het is heel lastig om op dat punt resultaten van laboratoria rechtstreeks te vergelijken. Maar er zijn overeenkomsten. De meeste onderzoekers zien verhoogde activiteit in bepaalde gebieden, te weten de rechter mediale frontaalkwab, de rechter orbitofrontaalkwab en de cortex cingularis anterior, overwegend rechts. Dat is ook het patroon dat wij zien. Maar het hangt een beetje af van welk soort scenario je precies gebruikt om je leugen te testen. Wij hebben geprobeerd aan te tonen dat er bij het gebruik van geselecteerde gebieden als indicatoren voor leugen of bedrog, negen van de tien keer meer activiteit in die gebieden zal zijn wanneer mensen bewust liegen bij ja-neevragen.’

Laken heeft zijn bewijzen meegenomen, in de vorm van een artikel met zijn en Andrew Kozels naam erboven en die van nog wat andere onderzoekers.49 Het is het meest uitgebreide experiment tot nu toe, waarbij 61 proefpersonen de opdracht kregen om een ring of een horloge te stelen. De onderzoekers moesten uitmaken of ze logen, zonder te weten wat de proefpersonen hadden gejat, en of ze überhaupt wel wat hadden gejat. Mijn oog valt op een passage in de discussieparagraaf: ‘Dit is het eerste onderzoek waarbij fMRI wordt gebruikt om bedrog op het niveau van het individu te detecteren. Meer werk is nodig om duidelijk te maken hoe goed deze technologie zal fungeren in andere situaties en bij andere populaties.’

Tot nu toe verliep al die leugendetectie in de vorm van gecontroleerde experimenten. Ringen, horloges en speelkaarten. Maar hoe in ‘s hemelsnaam zal dat gaan in de buitenwereld, waar je alle mogelijke soorten leugens kunt hebben en waar je maar met één persoon te maken hebt, en niet een groep vrijwillige studenten waar je statistiek op kunt toepassen?

‘Heel eenvoudig,’ zegt Laken en schakelt over op een didactische toon. ‘De geïnteresseerde persoon neemt contact met ons op en komt samen met zijn advocaat opdagen. We bekijken de zaak en formuleren een reeks specifieke vragen die met de bewuste misdaad te maken hebben. Sommige daarvan zijn leugens, andere zijn waar. Dat kunnen vragen zijn zoals of ze thuis waren toen de moord werd begaan, als dat toevallig is wat ze voor de rechtbank beweren. We maken ongeveer twintig ja-neevragen om te testen, en de persoon moet de vragen begrijpen en ze van tevoren kennen. De scan zelf gebeurt bij Andrew Kozel in South Carolina, waar ze eerst oefenen en dan in de scanner worden gelegd en elke zeven seconden een willekeurig gekozen vraag krijgen. Die zien ze op een scherm en beantwoorden ze met een muisklik. Er zijn drie reeksen vragen, waarvan sommige neutraal zijn – zoiets als “Bent u Nederlander?” of “Is het vandaag dinsdag?”. Elke anderhalve seconde neemt de scanner een foto en alle foto'o die in een half uur opnametijd worden geproduceerd worden naar ons gestuurd. We analyseren ze met een softwareprogramma dat speciaal voor dat doel is ontwikkeld in Engeland.’

Alle foto'o worden omgezet in grafieken en getallen – zuivere data – wat een half uur kost. Dan wordt de computer gevraagd wat er telkens bij het stellen van de cruciale vragen gebeurde. Zien de data er markant anders uit dan bij de overige vragen? De computer komt dan met een analyse – zonder dat een levend mens daarbij betrokken is – van welke hersengebieden bij die speciale vragen actief waren.

‘Bijvoorbeeld: was u thuis of was u niet thuis? De computer laat zien waarbij de meeste activiteit optrad, en dat noemen wij dan de leugen. We kijken naar wat we de groepen 1, 2 en 4 noemen in ons artikel, dus de cortex cingularis anterior, de rechter mediale frontale cortex en de rechter orbitofrontale cortex. Ik moet meteen zeggen dat er veel verschil in activiteit is als je verschillende personen vergelijkt, dus het gaat om relatieve activiteit per individu. Ik kan bijvoorbeeld jou en mij niet vergelijken.’

Maar hij kan me wel wat foto'o laten zien en haalt zijn meegebrachte laptop uit zijn aktetas. Het eerste bestand dat hij opent bevat wat mistige grijze beelden van een stel hersenen.

‘Dit hier ondergaat een bewerking door de machine,’ verklaart Laken en drukt op een paar knoppen waardoor het beeld nog waziger wordt. Haast smoezelig. Maar tegen die achtergrond zijn de oplichtende plekken met activiteit beter te zien. Hij laat verschillende proefpersonen zien terwijl ze antwoordden op de vraag of ze een horloge hebben gestolen. Er is op veel plekken activiteit, maar als het computerprogramma dat heeft opschoond is de leugen duidelijk zichtbaar in geel en rood. Kleine begrensde vuiltjes op de goede plaatsen.

‘Laten we er nog een paar nemen, gewoon voor de lol,’ zegt hij en vermaakt ons met een hele serie. Als ik vind dat ik genoeg heb gezien vraag ik of er eigenlijk ook een paar echt goede leugenaars zijn getest. De elite onder de leugenaars. Ons aller doorsnee talent voor bedrog is één ding, maar je zou je kunnen voorstellen dat professionele leugenaars, die hun techniek en stijl hebben getraind en geperfectioneerd, iets kunnen wat anderen niet kunnen, net als bij de polygraaf.

‘Daar moeten we uiteraard naar kijken. We hebben toevallig net een subsidie gekregen van het National Institute of Mental Health om kinderen te testen die pathologisch liegen. Er bestaat een groep zware jeugdcriminelen bij wie de diagnose van pathologisch leugenaar is gesteld, en die gewoon altijd over alles liegen.’

‘Ze kunnen het niet laten?’

‘Nee, het lijkt van niet. Maar we zien dat hun hersenen bij onze experimenten precies zoals die van alle anderen reageren. Oké, een paar dingen lijken anders te zijn; een gebied dat heeft te maken met impulsbeheersing licht wel op bij deze kinderen maar niet bij normale controlegroepen. Het kan ermee te maken hebben dat ze problemen hebben met het beheersen van hun gedrag. Tot nu toe hebben we nog maar drie kinderen onderzocht, maar de studie zal worden uitgebreid.’

‘Maar lijkt het erop dat ervaren leugenaars in een scanner op andere mensen lijken?’

‘Voorlopig. We hebben het onderzoek ook uitgeprobeerd op een paar journalisten – ja, sorry – en op anderen die allemaal zeiden dat ze de test gemakkelijk om de tuin konden leiden omdat ze ervaren leugenaars waren. Dat konden ze niet. Hun hersenen zagen eruit zoals die van alle anderen, zelfs als ze echt hun uiterste best deden.’

Laken en Kozel hebben zelfs een paar buitenlanders getest die Engels als tweede taal hadden, en ook dat lijkt geen verschil te maken voor de manier waarop leugens in de hersenen zichtbaar worden.

‘Er zijn duidelijk verschillen tussen ingestudeerde leugens en spontane leugens, dat heeft Kosslyn in Harvard aangetoond, maar bij onze testgroep is er alleen sprake van ingestudeerde leugens. Je wilt juist niet dat iemand bij zo'o test verrast wordt, want dat levert alle mogelijke ruis op die lastig te interpreteren is.’

Steven Laken zucht en krijgt een kleine rimpel boven zijn linkerwenkbrauw. ‘Op een gegeven moment,’ zegt hij dan, ‘moeten we echte hardcore criminelen gaan testen om te zien hoe die het ervan afbrengen.’ Hij stelt zich voor om een paar gedetineerden te testen in zaken waarbij er DNA-bewijs is en men op ooggetuigenverslagen af kan gaan, zodat de echte gang van zaken bekend is.

‘Maar ik wil duidelijk onderstrepen dat we ernaar streven om de technologie in civiele zaken te gaan gebruiken, waarbij MRI-gegevens slechts een extra stuk forensisch bewijs vormen dat gewicht in de schaal kan leggen. Voor strafzaken, waar er geen spoor van twijfel mag zijn, is er meer nodig. Onze methode is niet als DNA, dat globaal gezegd een 100 procent zeker bewijs oplevert. Ik zou een MRI-scan nooit willen gebruiken als bewijs dat iemand liegt. Maar de techniek ligt op één lijn met andere vormen van wetenschappelijk bewijs: handschriftanalyse, vezelanalyse, schoenafdrukken en dat soort dingen.’

Er zijn advocaten in de Amerikaanse juridische wereld die actief proberen om hersenscans binnen het systeem geaccepteerd te krijgen. Het gaat om verschillende zaken die op de een of andere manier draaien om hersenen. Steven Laken noemt een man die na een auto-ongeluk, waarbij hij hersenschade opliep, niet meer in staat was om zijn goedbetaalde baan voort te zetten. Met de scans en uitspraken van neurologen in handen wilde hij compensatie eisen.

‘Wetenschappelijke bewijsvoering moet een gedegen wetenschappelijke basis hebben en daarmee reproduceerbaar zijn en algemeen wetenschappelijk geaccepteerd,’ zegt hij. En dan: ‘Wij voldoen aan die criteria.’

‘Maar toch bieden jullie de test nog niet aan?’

‘Nee, want we willen resultaten hebben die een leugen met meer dan 95 procent zekerheid kunnen onderscheppen. Dat was niet het geval met het onderzoek van die 61 proefpersonen, dus daarom zijn we nu bezig met een ander onderzoek. Ik wil beslist dat het echt goed is, voordat we voor het eerst naar de rechtbank gaan.’

‘Maar is er belangstelling van anderen dan alleen de media?’

‘Een heleboel. Zelfs vanochtend nog werd ik opgebeld door iemand die terechtstaat voor een misdaad die hij naar eigen zeggen niet heeft begaan. Er is contact met ons opgenomen vanuit Australië, China, Mexico, Spanje, Portugal en Duitsland. Als je wordt beschuldigd van iets wat je niet hebt gedaan, dan wil je alles wel doen, ook naar de Verenigde Staten vliegen en in een MRI-scanner gaan liggen.’

Het wordt ook niet eens zo heel duur, denkt Laken. De scan zelf kost maar driehonderd dollar, maar inclusief het ontwikkelen van een goede vragenreeks en de behandeling van de zaak komt het hele pakket op vijfduizend tot tienduizend dollar.

‘En dat is niet meer dan een kleine facelift kost.’

Hoge raadsheren

‘Aanklagers, advocaten en de beklaagde in een rechtszaak zouden ontploffen als ze een leugendetector voor zich kregen,’ heeft de Deense strafpleiter Peter Hjørne gezegd. Een klein jaar voordat hem zijn bevoegdheid werd ontnomen omdat hij vertrouwelijke gegevens naar de pers had gelekt, zei hij tegen de Deense krant Kristeligt Dagblad: ‘Er wordt altijd gelogen.’

‘Op zo'o uitspraak wil ik geen commentaar geven,’ zegt Robert Shapiro vanuit zijn kantoor in Los Angeles. Hij is een van de meest besproken strafpleiters in de Verenigde Staten, niet in de laatste plaats omdat hij heeft bijgedragen aan de vrijspraak voor ex-footballheld O.J. Simpson, die was aangeklaagd voor moord op zijn ex-vrouw Nicole en haar minnaar. Shapiro zit ook in de raad van bestuur van Cephos en is mede-eigenaar van het bedrijf. Hij is een drukbezet man, en zijn secretaresse heeft moeite moeten doen om vijf minuten te vinden waarin hij aanwezig is en een telefoongesprek kan voeren. Maar het is gelukt, en Shapiro komt meteen ter zake.

‘Drie jaar geleden nam Laken contact met me op, en ik zag meteen dat MRI een enorm spannend en interessant stuk gereedschap was. Leugens te kunnen ontmaskeren is een van de oude dromen van de mensheid. Als ik dus investeer in Cephos doe ik dat in de overtuiging dat er een grote markt is – er zal altijd vraag zijn naar tests of mensen liegen, nietwaar?’

‘Uh, zeker.’

‘Maar als je het mij vraagt komt de ultieme toepassing niet vanuit het rechtssysteem, maar vanuit het leger, de inlichtingendiensten en het hele regeringsapparaat. Veiligheidscontroles.’

‘En advocaten zoals uzelf?’

‘Voor mijzelf is het enorm relevant voor intern gebruik. Ik gebruik de polygraaf al in mijn praktijk.’

‘Om geen mensen te hoeven verdedigen die schuldig zijn?’

‘Omdat ik zélf de waarheid in de uitspraken van een cliënt wil kennen, zodat ik hem of haar zo goed mogelijk kan helpen,’ antwoordt Shapiro op een toon die erop wijst dat ik iets volslagen idioots heb gezegd. Dan pakt hij de draad weer op.

‘Maar er zijn problemen met de polygraaf, en MRI-scans zijn veel wetenschappelijker. Als de nauwkeurigheid ook beter wordt zijn er grote toepassingsmogelijkheden.’

‘Maar kan de methode door de rechterlijke macht worden erkend?’

‘Ik denk dat dat heel lastig wordt. Niet vanwege het wetenschappelijke aspect, maar omdat de techniek iets cruciaals zal wegnemen bij de jury, bij de twaalf mensen die, zo hebben wij ooit bepaald, moeten beoordelen wat waar is en wat onwaar. Het systeem wil niet dat het al te machinaal wordt, en dat mensen de rechtvaardigheid uit handen wordt genomen.’

Shapiro is niet de eerste die gaat proberen erkenning voor de technologie te krijgen, maar hij twijfelt er niet aan dat die ‘zo sexy is dat advocaten zich erop zullen storten om het uit te proberen. Dat zal staat voor staat gebeuren. Maar besef wel dat lang niet alle zaken zich daartoe lenen. Het moet om iets heel specifieks gaan: heb je díé auto gestolen, of heb je díé persoon vermoord. Met andere woorden, iets wat zwart-wit is. Bij gradaties van schuld, waarvan vaak sprake is, is de techniek niet bruikbaar.’

Wie voortrekker zal zijn, betwijfelt Shapiro geen moment. Snel en haast toonloos zegt hij: ‘Welgestelde personen met geschikte zaken en agressieve advocaten.’

‘Ja, op het ogenblik hebben we drie categorieën juristen,’ zegt David Faigman twee minuten later aan de telefoon. ‘Allereerst mensen zoals Robert Shapiro, die enthousiast zijn over MRI, dan de sceptici die dat zijn geworden op grond van hun ervaringen met de polygraaf, en ten slotte degenen die de nieuwe technologie nog niet hebben ontdekt.’

Faigman zelf is jurist van het academische soort. Als professor bij de University of California, Hastings College of Law, heeft hij onderzoek gedaan naar en geschreven over het gebruik van wetenschappelijke bewijzen in het Amerikaanse rechtssysteem. In tegenstelling tot zijn zelfstandig operende collega in Los Angeles denkt hij niet dat er in principe belemmeringen zijn voor het toestaan van MRI in rechtszaken.

‘De achterliggende wetenschap is nu misschien nog wat onzeker, en de techniek moet bewijzen dat ze voor bepaalde toepassingen betrouwbaar is. Maar als dat er goed uitziet en de onderzoeksresultaten zich opstapelen, zal de rechterlijke macht MRI toelaten. Eerst in sommige zaken, later in meer. Het kan bijvoorbeeld moeilijk zijn om toestemming te weigeren als een beklaagde de techniek wil gebruiken, want volgens de grondwet moet men een verdachte het voordeel van de twijfel geven.’

‘Is weigeren ook moeilijk omdat het om een sexy wetenschap gaat?’

‘Dat het sexy is zal de praktijk niet gaan overheersen. Denk ik tenminste. Deels wordt de rechterlijke macht steeds vertrouwder met de omgang met wetenschappelijk bewijsmateriaal, maar deels bestaat er ook enorm veel angst voor neurowetenschap.’

Tenzij er rechtstreeks nieuwe wetgeving voor de nieuwe technologie wordt geïntroduceerd zal het aan elke individuele rechter zijn om angst en belang tegen elkaar af te wegen en zijn rechtszaal voor de techniek open te zetten. Het is ook nog vroeg, schat Faigman in.

‘Maar als ik moet raden welke zaken de eerste zullen zijn, dan denk ik dat mensen die al veroordeeld zijn zullen proberen om hun zaak heropend te krijgen. Ter dood veroordeelden die niet beschikken over DNA-bewijs maar die zich erop zullen beroepen dat een betrouwbare leugendetector serieuze twijfel zal zaaien over hun schuld.’

Als de MRI-leugendetector zijn bruikbaarheid bewijst, ziet Faigman ‘een fantastisch stuk gereedschap’ voor zich. In elk geval bij zaken die kunnen worden teruggebracht tot een paar simpele vragen. Maar in tegenstelling tot Shapiro gelooft hij niet dat de techniek geschikt is om agenten in spe voor de CIA of FBI te testen.

‘Absoluut niet. Daarbij is men op zoek naar karaktertrekken en probeert men om ongewenste persoonlijke neigingen te ontmaskeren. Dat soort zaken komt zelden naar voren via ja-neevragen.’

‘Maar tegenwoordig gebruiken ze toch de polygraaf?’

‘Dat klopt; ik heb echter net meegewerkt aan een rapport dat aanbeveelt om dat gebruik sterk te beperken.’

‘Maar betekenen de huidige onzekerheid en angst voor terreur niet dat het verleidelijk is om elke technologie te gebruiken die belooft leugens te ontmaskeren?’

‘Tja, dat is misschien wel zo,’ zegt Faigman, en voegt er meteen aan toe dat er ongetwijfeld in de toekomst druk zal worden uitgeoefend om de MRI-technologie te gebruiken ‘in alle mogelijke situaties, naarmate ze beter wordt’.

‘Tegenwoordig kun je nog niet al te veel in een scan zien, maar laten we eens vooruitkijken naar 2026; tegen die tijd zullen we de gekleurde vlekken veel beter kunnen interpreteren en er veel meer informatie uit kunnen halen. Heel dat omvangrijke neurowetenschappelijke onderzoek is daar op gericht: het vergroten van inzicht in wat onze hersenactiviteit betekent. We ontkomen er niet aan dat er vragen zullen rijzen over een brave new world. Alle biologische technieken, of dat nu hersenscans, DNA of fysiologische metingen zijn, bewegen zich in de richting van steeds meer onthullingen over onszelf. Het is ook grensverleggend om in staat te zijn direct in de hersenen te kijken en dingen af te lezen die in de hele geschiedenis van de mensheid binnen in ons zaten en absoluut ontoegankelijk waren.’

‘Zal die situatie ook bijdragen aan een herdefinitie van ons idee over de privésfeer? Wat we tegenwoordig beschouwen als onze binnenste en onaantastbare kern zal misschien niet langer privéterrein zijn…’

‘Daar hebt u gelijk in. In elk geval niet in alle situaties. Het is een grote uitdaging voor de wetgevers om voortdurend af te wegen waar en wanneer bijvoorbeeld MRI-leugendetectie mag worden gebruikt. Ook op dat gebied zullen we een ontwikkeling zien.’

‘Zoals?’

‘In dit land valt de MRI-technologie tegenwoordig onder de wetgeving voor de polygraaf. Dat betekent dat ze niet mag worden gebruikt in verband met benoemingen in de particuliere sector of door verzekeringsmaatschappijen. Maar als het inderdaad mogelijk is om leugen en zwendel te ontmaskeren, dan zou het best kunnen dat er op een gegeven moment wordt gevraagd waarom een bedrijf daartoe dan niet het recht zou hebben.’

Springtime for Stalin

Bij No Lie MRI zijn ze bijna klaar om de wereld bescherming te bieden tegen infame leugenaars. Volgens de homepage van het bedrijf zitten die overal: ‘Leugenaars doen hun voordeel met hun vaardigheden ten koste van andere personen of groepen. Naar schatting speelt een leugen een rol bij minstens één op de drie gesprekken, en ook wordt er geschat dat 5 procent van de bevolking een natuurlijke leugenaar kan worden genoemd.’

Net als Cephos heeft ook No Lie MRI te maken met een brede geografische spreiding. Stichter en directeur Joel Huizenga huist met de kantoorafdelingen in San Diego, maar hij heeft voorgesteld om af te spreken in Newport Beach, een klein kustdorpje ten zuiden van Los Angeles. Hier is hij namelijk van plan een aantal MRI-faciliteiten te leasen. We ontmoeten elkaar in een privékliniek die zich specialiseert in beeldtechnieken voor diverse medische doeleinden. Het is een uitnodigend gebouw, café-au-lait-kleurig geschilderd en met een parkeerplaats die vol staat met al even uitnodigende auto'o. Een zilverkleurige Audi TT, een paar Porsches en een knalrode Mercedes sportwagen.

‘De kliniek is eigendom van twee cardiologen,’ verklaart Huizenga, die zelf verschijnt in een minibusje in onbestemd grijs. ‘Artsen zijn vaak slechte zakenmensen. Daarbinnen staat voor tientallen miljoenen dollars aan scanapparatuur waar ze geen klanten voor hebben.’

De grote lichte lobby met de zachte cacaokleurige stoelen is dan ook leeg, afgezien van een team glimlachende receptionisten en een wachtend echtpaar met twee kleine kinderen.

‘Wat zei ik? Geen klanten,’ zegt Huizenga triomfantelijk en wijst naar een afgeschermde hoek waar we kunnen wegzakken in twee diepe fauteuils. De lange lichtharige man is ergens in de veertig, en hij vertelt trots dat zijn bijzondere achternaam Fries is. Ik ben meer geïnteresseerd in zijn opleidingen: hij heeft een bachelordiploma in moleculaire biologie en een mastertitel van een businessschool. Dat zakelijke schijnt erdoorheen, nog directer dan bij de concurrent van de oostkust, Steven Laken. Net als Laken raakte Huizenga bij toeval in de leugenbusiness verzeild toen hij hoorde over het nieuwe onderzoek en meteen commerciële mogelijkheden zag.

‘Dat was in 2001, toen er in de New York Times een klein bericht stond dat Langleben een paar voorlopige resultaten had behaald en bij mensen leugens in de hersenen kon opsporen. Dat was erg interessant, want ik had al eerder een bedrijf gehad dat MRI-scans gebruikte, om kalkafzettingen in leidingen op te sporen, gepatenteerd en volledig geautomatiseerd met software. Ik belde dus Langleben op en zei tegen hem dat ik zijn leugendetector ook kon automatiseren. Ik ging met ze praten en kreeg toegang tot hun patent en de technieken.’

‘Ze waren op zoek naar een zakenpartner?’

‘Nee, bewaar me, ze hadden geen flauw benul dat dat wat ze in handen hadden een toepassing zou kunnen hebben. Zelfs de afdeling voor technologie-uitwisseling van de universiteit wist niet dat het iets zou kunnen opleveren. En ze geloofden er ook niet in, tot december 2005, toen het artikel verscheen en aantoonde dat de techniek bij individuen werkte.’

‘Dat was toch ongeveer toen de mensen van Cephos met iets dergelijks naar buiten kwamen?’

‘Ja, dat klopt wel. Maar de basis voor hun bedrijf is een enkele vent uit South Carolina, en ze hebben de processen niet geautomatiseerd. Ze doen het met de hand.’

‘Laken heeft me verteld dat hun analyses volautomatisch worden gedaan met software die in Groot-Brittannië is ontwikkeld.’

Joel Huizenga lijkt licht geïrriteerd maar antwoordt beleefd.

‘Luister, Langlebens groep van de University of Pennsylvania heeft een artikel over hun software gepubliceerd, maar Cephos heeft dat niet gedaan. En eerlijk gezegd geloof ik niet eens dat ze hun product kunnen laten werken. Alles wat ze hebben gedaan, deden ze later dan wij, inclusief hun patentaanvraag, dus ik denk niet dat ze dat patent krijgen. En let wel: ze hebben geen investeerders, alleen maar hun eigen geld. Ik ben absoluut niet bang voor die concurrentie,’ zegt Huizenga en uit zijn onbezorgdheid met een minachtende blik. Dan glimlacht hij sluw en zegt dat het misschien goed is dat Cephos bestaat.

‘Journalisten zien graag dat er twee bedrijven op de markt zijn, zodat er geen monopolie lijkt te zijn. De technologie op zichzelf is al eng genoeg.’

‘Eng?’

‘Ja, alle verslaggevers behandelen het onderwerp immers als een griezelverhaal. Het zijn de emoties die het verhaal zo verkoopbaar maken.’

‘Het zou toch ook kunnen zijn omdat de techniek interessant is?’

‘Ha! Interessánt is ze alleen voor intellectuelen. Voor de rest van de wereld draait het alleen maar om angst en hebzucht.’

Hij lacht wat schamper.

‘Mensen zijn nieuwsgierig, nietwaar, maar ook bang dat er iemand komt kijken wat er achter de façade gebeurt. Het werkelijk angstaanjagende aan MRI is dat de techniek lijkt te werken, in tegenstelling tot de polygraaf.’

Even is hij stil, en slaat dan een zijpaadje in.

‘Weet je, ik dacht niet veel na over leugens voor ik hier aan begon, maar nu merk ik hoe de leugen overal is. Je kunt geen krant openslaan zonder dat het wemelt van leugens, bedrog en verzwegen zaken. En in het dagelijkse leven liegen mensen voortdurend tegen je, om alle mogelijke redenen.’

‘Maar MRI is toch niet echt een middel tegen de dagelijkse triviale leugens?’

‘Ben je gek!’

Huizenga schudt zijn hoofd en grinnikt terwijl hij een hand op mijn schouder legt.

‘Waar mensen in deze wereld zich zorgen over maken, dat zijn seks, macht en geld, in die volgorde, en dat is waarover ze liegen. Als we het hebben over het privéleven, dan is seks, voor zover ik weet, extreem belangrijk voor mensen. We weten dat elk tiende kind een andere vader heeft dan hij of zij denkt. Er bestaat een heleboel mannelijke angst en onzekerheid – is mijn vrouw trouw, of maakt ze een slippertje? Dat zou voor ons een gigántische markt kunnen zijn.’

Nog steeds met zijn hand op mijn schouder vertelt hij dat No Lie MRI trouwens naar buiten wil treden met juist zo'o zaak om overspel. Ze willen hun technologie testen en demonstreren voor een genodigd publiek dat bestaat uit camerateams van de netwerken CBS en NBC. Het zal live plaatsvinden en hopelijk de hele natie bereiken.

‘Onze advocaten hebben gezegd dat we een zaak moeten kiezen die niet crimineel is maar die wel weerklank zal vinden in de media, en we hadden een heleboel vrouwen die opbelden en tegenover hun mannen hun trouw wilden bewijzen.’ Hij knipoogt naar me. ‘Gek genoeg zijn er geen mannen die hetzelfde willen.’

Dan verandert hij van toon en verklaart dat No Lie MRI waarachtig ook met serieuzere zaken bezig is: moordzaken.

‘We hebben een moordzaak die op het ogenblik bij de rechter ligt. Maar dat soort dingen houden we achter gesloten deuren. Het zijn niet de advocaten maar grotendeels de mensen zelf die met ons contact opnemen, en we proberen die zaken eruit te pikken die de technologie op een goede manier aan de rechtelijke macht kunnen presenteren. Andere cliënten laten we een verklaring ondertekenen die het erg lastig voor ze maakt om de techniek in een rechtszaak te gebruiken. We willen geen risico lopen met slechte zaken of incompetente advocaten die de techniek een slechte naam bezorgen en onze mogelijkheden belemmeren om die wetenschappelijk of strategisch te gebruiken. Maar om het samen te vatten: we gaan eerst de particuliere markt op, daarna de juridische en later wat zich maar aandient.’

‘Wat zou dat kunnen zijn?’

‘Besef wel dat onze hele maatschappij berust op vertrouwen,’ zegt Huizenga en spreidt zijn armen uit. ‘We hebben bijvoorbeeld een enorme markt voor internetdating, heb je dat al eens geprobeerd?’

Dat heb ik inderdaad, maar het lukt me niet om daar een leugen over te verzinnen eer hij op dat punt doorgaat.

‘Mensen liegen als waanzinnigen als ze zichzelf moeten verkopen. Ze presenteren zich heel anders dan ze zijn, en dat betekent dat datingbedrijven de problemen van alleenstaanden niet oplossen. Je weet niet wie de andere daters zijn, en hebt dus niet het voordeel waarin de bedrijven beweren te voorzien, namelijk dat je kunt uitzoeken welke persoon je graag wilt. Vrouwen sturen foto'o van hun dochters in, en dat soort dingen. Bijna eenderde van de mensen op de grote datingsites blijkt getrouwd te zijn! Het zou een nuttige service voor daters zijn als je als provider op de een of andere manier gebruikers zou kunnen screenen en je tegen dat soort grove leugens zou kunnen beschermen.’

Ik denk aan Steven Lakens vergelijking van de kosten met de prijs voor een kleine facelift en vraag wat No Lie MRI voor zijn diensten denkt te gaan vragen.

‘Ik denk ongeveer dertig dollar per minuut, en dan een starttarief dat onze inspanning dekt om met de klant om de tafel te gaan zitten om de juiste vragen te vinden en ze om te zetten tot de goede computerformat. Als je vrouwen neemt die willen worden gezuiverd van de verdenking van een misstap, dan schatten we dat het negenhonderd dollar kost. Dat is spotgoedkoop.’

Huizenga is niet bang dat angstscenario'o van de media en mensen die roepen over ethische bezwaren zijn bedrijf in de weg zullen staan. Hij is niet onder de indruk van de aandacht en de seminars van de ACLU. In elk geval krijgt hijzelf nooit negatieve opmerkingen.

‘Vreemd genoeg hebben de meeste mensen die zich uitspreken over bezwaren helemaal niet aan het ergste gedacht. De meest angstaanjagende vooruitzichten zie ik binnen de arena van macht en politiek. Stel je voor dat de nieuwe Stalin ergens in opkomst was en erop uit was zijn positie te bestendigen door zijn vijanden uit de weg te ruimen. Stalin liet in zijn tijd gewoon alle verdachten vermoorden en sleurde ongetwijfeld velen mee die niet bezig waren om hem te verraden. Met een paar betrouwbare leugendetectoren had hij zich kunnen concentreren op degenen die inderdaad gevaarlijk en niet loyaal waren, en dan zou hij veel effectiever de controle hebben gehad.’

Joel Huizenga kijkt me aan alsof hij een reactie verwacht, maar die laatste uitval heeft me een beetje van mijn stuk gebracht. Ik staar alleen maar terug.

‘Vind je dat vergezocht? Maar weet je zeker dat er geen westerse regeringen voorstelbaar zijn die misschien hun ministers willen testen voordat die op hun stoel plaatsnemen? Ik weet in elk geval dat de partijen in de Verenigde Staten erg clanachtig zijn en volledige loyaliteit eisen. En als ik op radio of tv kom is het eerste onderwerp van discussie altijd politici en hun leugens. Politiek en leugen zijn gewoon onlosmakelijk met elkaar verbonden.’

Ik vraag of er iets is waar Joel Huizenga zijn naam en zijn MRI-scanner niet aan wil verbinden. Hij tuit zijn lippen en lijkt daar even over na te denken. Dan ontwijkt hij behendig.

‘Ik kan me voorstellen dat er een heleboel voorstellen zullen komen voor iets wat onethisch zal blijken te zijn, maar dat kan ik niet van tevoren raden, dus dat beoordelen we van geval tot geval. Volgens de opzet van ons bedrijf zal alles heel anoniem zijn. Er worden contracten afgesloten met de centra waar de cliënt binnenkomt en in de machine wordt gelegd door technici die niets over de betreffende zaak weten. De vragen kunnen via internet worden gesteld, en de resultaten gaan rechtstreeks van de scanner naar onze centrale computer en worden daar geanalyseerd. Die centra staan ons toe om te controleren welke dingen daar worden gedaan, en we zullen niemand testen die geen test wil. De klanten kunnen ook alleen maar worden getest op dingen waar ze schriftelijk toestemming voor hebben gegeven. Als het gaat om de vraag of ze geld uit de kassa hebben genomen zullen we ze niet vragen of ze soms ook een affaire met hun secretaresse hebben. We stellen onze software niet aan anderen beschikbaar, en we werken alleen met centra die instemmen met onze manier van werken. Onze markt is groot genoeg om het op een ethisch verantwoorde manier te kunnen doen en toch nog ruim voldoende klanten te hebben.’

Eerlijk gezegd is er al sprake van internationale mogelijkheden, zegt Huizenga. Voorlopig heeft hij warme contacten in Zwitserland, waar de juridische kanten nog moeten worden geregeld, en daarna: ‘Wie weet? Laatst werd ik geïnterviewd door een internationaal vakblad voor MRI-specialisten. Heb je dat artikel gezien? Ik heb een prachtcitaat.’

Huizenga kijkt de lege ruimte in en beschrijft met zijn handen een rechthoek. Een denkbeeldige neonreclame, denk ik. Dan citeert hij plechtig zichzelf. ‘“Coming soon to an MRI-center near you. Is–ie goed of niet?’

Schuld en Boete

Hij is zo goed dat ik een paar dagen later probeer om naar zijn Grand Opening te gaan, waar een niet met naam genoemde vrouw tegenover haar man – en de natie – wil bewijzen dat ze niet ontrouw is geweest. Ik moet gewoon bij dat circus zijn. Ik kan me vast wel in een klein hoekje achter de tv-camera'a wringen, zeg ik plagend aan de telefoon tegen Huizenga, die belooft erover te zullen nadenken. Maar hij meldt me dat er helaas geen plaats is voor een Deense journalist.

‘Het is niet dat ik je niet aardig vindt, maar ik moet in prtermen denken, en jij schrijft immers voor een totaal onbelangrijk taalgebied.’

Als alternatief ga ik naar Stanford University in Palo Alto om te praten met professor in de rechten Hank Greely. Hij behoort tot de voorhoede van een groep academici die erover nadenkt hoe de moderne biologische wetenschap de sociale, ethische en juridische aspecten van het bestaan beïnvloedt.

‘Kom binnen en ontspan je,’ zegt Greely als ik te laat en buiten adem aankom. Ik heb wanhopig rondgereden over de enorme campus en ben twee keer illegaal gestopt voordat ik eindelijk het goede gebouw vond. In zijn ruime kantoorstoel zit Greely als een rustige en glimlachende boeddha. Hij lijkt op een grote grijze knuffelbeer die een blikje cola in zijn poten houdt.

‘Heb je Huizenga ontmoet?’ vraagt Greely nieuwsgierig. ‘Is hij een charlatan?’

‘Ik geloof dat hij een man is die het om het even is waar hij geld mee verdient, zolang hij maar een interessante markt ziet.’

‘Tuk op publiciteit?’

‘Tja. Hij heeft in elk geval twee nationale tv-zenders ingeschakeld om getuige te zijn van de lancering van zijn product op de markt.’

Greely knikt een paar keer en zegt dan dat Steven Laken hem betrouwbaarder lijkt. ‘Ik merk dat die er echt in gelooft. En weet je, als het lukt om een betrouwbare leugendetector te ontwikkelen, dan denk ik ook dat er diverse legitieme doeleinden zijn waarvoor de techniek zou moeten worden gebruikt.’

Zijn voornaamste zorg lijkt te zijn of de techniek wel echt werkt. ‘Toen ik hier voor het eerst over hoorde in 2002 was mijn reactie: “Dit is machtig interessant!” Zou dit kunnen werken, en zo ja, wat doen we dan? Dat is nog steeds mijn reactie.’

Het verbaast me een beetje hoe positief neuro-eticus Greely staat tegenover een futuristische leugendetector. Het is duidelijk dat hij MRI inderdaad ziet als een nuttig element in de dagelijkse juridische praktijk, ondanks zijn bezorgdheid over de vraag of het ook echt werkt.

‘Ja nou! Dat zou een groot deel van de zaken overbodig kunnen maken, nietwaar? Denk maar aan zaken die berusten op het feit dat een politieagent zegt dat hij drugs aantrof bij een verdachte, terwijl de verdachte zegt dat de drugs door de agent waren toegeschoven. Een simpele test, en de zaak is afgerond.’

‘Zou het zo ver kunnen komen dat het onethisch zou zijn om de technologie níét te gebruiken, mits die voldoende betrouwbaar is?’

‘Misschien. Het hangt ervan af hoe je al die verschillende belangen tegen elkaar afweegt. Laten we zeggen dat iemand niet wil dat MRI op hem wordt toegepast. Dan is het alleen onethisch om dat ook niet te doen als je meent dat het belang om de waarheid boven tafel te krijgen groter is dan het belang van het recht van het individu om de toegang tot zijn eigen hersenen te controleren.’

‘Dus dan rijst de vraag naar het recht van de staat om de hersenen van mensen open te leggen?’

‘Zeker.’ Het lijkt of Greely daarop door wil gaan, maar dan zet hij zijn blikje cola weg en merkt op dat het zo heerlijk simpel zou zijn als iemand de spits af zou bijten door vrijwillig in een concrete rechtszaak om een MRI-test te vragen. Maar dan nog.

‘Men kan er natuurlijk nog steeds voor kiezen om het verzoek af te wijzen met als argument dat de test een te sterk bewijs is.’

‘Dat begrijp ik niet goed.’

‘Kijk, vier van de negen leden van het Hooggerechtshof hebben al een document ondertekend waarin staat dat MRI-leugendetectie niet zou moeten worden gebruikt, zelfs als die betrouwbaar is. Simpelweg omdat dat de jury haar macht zou ontnemen. Ik denk dat we meer van dat soort reacties zullen krijgen. Zelfs als een vrijwilliger opstaat zou het nog mogelijk zijn dat MRI-leugendetectie wordt afgewezen met als argument dat de jury of de rechter te veel geïmponeerd zouden raken door de technologie zelf. Daardoor zou de technologie te veel gewicht krijgen en daarmee vooringenomenheid in de zaak veroorzaken.’

Toch vermoedt Greely dat het rechtssysteem uiteindelijk MRI zal toestaan.

‘Maar dan komen er vragen in verband met getuigen,’ zegt hij en werpt in een snelle beweging zijn grote lijf naar voren. ‘Kun je die dwingen om een test te doen om te bepalen of hun getuigenis juist is? Of als ze aankomen met een getuigenverklaring die door hun eigen test wordt ondersteund, kan de tegenpartij ze dan dwingen om een test te doen waar zíj voor staan?’

De jurist in de professor komt naar boven, en je kunt zien hoe hij geniet van het interne schaakspel met vraag en tegenvraag.

‘Om terug te komen op wat je zei, over het recht van de staat om de hersenen van mensen te openen,’ zegt hij. ‘Je zou je kunnen afvragen in hoeverre een huiszoekingsbevel om het huis of kantoor van een verdachte te doorzoeken ook toestaat dat zijn hersenen worden onderzocht.’

Ik speel het spel mee. ‘Hoe verhoudt zich in dat geval,’ zeg ik, ‘ons recht op privacy tot het recht van de samenleving om te proberen erachter te komen wat we weten, en of we de waarheid spreken?’

‘Ja, en uiteindelijk misschien wat we denken en voelen,’ vult Greely aan en glimlacht breed, om dan zonder te antwoorden een ander onderwerp aan te snijden.

‘Je kunt je afvragen in hoeverre er überhaupt sprake is van een nieuw terrein. We proberen voortdurend om de gedachten van anderen te lezen, we zijn sociale dieren en moeten steeds de bedoelingen en de kennis van anderen achterhalen. Twee dingen zouden anders zijn aan MRI. Ten eerste is de techniek heel effectief, en ten tweede kijken we niet langer naar indirecte aanwijzingen, maar naar de hersenen zelf, het orgaan dat onze gedachten en kennis en ons zelf voortbrengt.’

Hij kijkt naar het plafond. ‘Ik weet niet of het eigenlijk iets uitmaakt. Je kunt proberen een scherpe grens te trekken bij de schedel en zeggen dat alles binnen het bot verboden terrein is, maar dat alles daarbuiten vrijuit kan worden gelezen.’

Dat is het onderwerp waarover Greely steeds opnieuw debatteert met zijn collega, de bio-ethicus Paul Root Wolpe van de University of Pennsylvania.

‘Hij meent dat het absoluut doorslaggevend is dat we nu binnen in mensen kunnen kijken, maar zelf ben ik er niet zo zeker van dat dat de zaak moreel of ethisch anders maakt.’

‘Wordt het soms tijd om te discussiëren over cognitieve vrijheid?’ vraag ik snel. Ik weet dat Greely ook het Center for Cognitive Liberty kent, waar een kleine groep vrijwillige juristen en sociologen probeert om gelijke tred te houden met de neurorevolutie. Ze praten er al een paar jaar over hoe de neurowetenschap de deur openzet naar een samenleving waar het oeroude maar wat etherische idee over vrijheid van denken plotseling heel letterlijk moet worden opgevat.

‘Het begrip cognitieve vrijheid dekt veel. Daar bij het centrum gaat het veel over het recht van het individu om zijn mentale toestand met drugs te veranderen, en ik weet niet goed hoe urgent die zaak is.’

‘Maar het recht op mentale privacy?’

‘Dat moeten we beslist onder ogen zien. We hebben altijd gedebatteerd over het recht om gedachten en meningen voor onszelf te houden, maar het vooruitzicht van effectieve middelen om de mentale inhoud te lezen maakt een maatschappelijk debat urgent. Het is duidelijk dat de ontwikkeling van de neurowetenschap mogelijkheden zal scheppen om elektrische activiteit en doorbloeding van de hersenen steeds beter in verband te brengen met bepaalde mentale toestanden.’

Opeens steekt Greely een pink omhoog. Wanneer hij hem heen en weer beweegt lijkt het net een gestopt worstje.

‘Tegenwoordig kunnen we de beweging van een vinger correleren aan activiteit in de motor cortex, en zien, horen en spreken kunnen we tot andere delen van de hersenschors herleiden. In de toekomst zullen we misschien andere, meer subtiele toestanden kunnen correleren.’

‘Zoals?’

‘Ik moet zeggen dat dit alles me sterk doet denken aan mijn werk met genetica. Er bestaan genen die een heel sterk effect op mensen hebben, het gen voor de ziekte van Huntington en dergelijke. Dan zijn er andere genetische verbanden die veel zwakker zijn. Ik denk dat we bij mentale toestanden hetzelfde zullen zien. Mijn vingerbeweging hier is heel gemakkelijk in de hersenen te zien, maar dat ik zin heb in nog een Cola light is toch een zwakkere correlatie. En aangezien we meer geïnteresseerd zijn in vragen zoals of je liberaal, moslim of christen bent en of je een terroristische aanslag beraamt, wordt het lastig. Maar dat is een empirische vraag, en we moeten afwachten.’

Hank Greely wil de juridisch interessante vragen graag in twee categorieën indelen.

‘Gedachtenlezen is één. Dat kan leugendetectie zijn, of metingen of we pijn en ongemak voelen en daarom recht hebben op compensatie na een ongeluk, of zoiets. Het kan er ook om gaan of iemand de plek van een misdaad herkent, en er zijn aanwijzingen dat dat met Brain Fingerprinting kan worden vastgesteld.’

Naast gedachtenlezen zijn er voorspellingen.

‘Krijg je alzheimer? Ontwikkelt een schijnbaar normale tiener schizofrenie? Heeft een man aanleg voor seksuele overtredingen, of heeft hij een gewelddadige persoonlijkheid?’

‘Of is hij een psychopaat?’ breng ik in. ‘Met een snelle hersenscan zou dat misschien vroeg kunnen worden vastgesteld.’

‘Mee eens. Er bestaan studies over psychopaten, en ongetwijfeld komen er meer. Maar hier moet ik weer teruggrijpen op de genetica. Er is namelijk gebleken dat bepaalde zaken een subtiele interactie vereisen tussen genetica en milieu.’

Ik ken zijn voorbeeld goed; iedereen komt ermee aanzetten.

Een onderzoek in Nieuw-Zeeland toonde aan dat een variant van het zogeheten MAO-A-gen, dat codeert voor een enzym in de hersenen, het risico voor uiterst gewelddadig gedrag kan verhogen. Maar dat doet het alleen als de drager ook een ellendige jeugd heeft gehad met verwaarlozing en stress. Een volmaakt voorbeeld dat het niet gaat om erfelijkheid óf milieu, maar om erfelijkheid én milieu.

‘Parallel hiermee denk ik dat zaken als alzheimer gemakkelijk voorspelbaar zullen blijken te zijn, terwijl gewelddadigheid lastiger en onzekerder is en afhankelijk van meerdere factoren. Maar tegelijk ben ik ervan overtuigd dat metingen in de hersenen veel betere voorspellingen zullen blijken te geven dan veel van de genetica, omdat het activiteit en patronen betreft die hier en nu in de betreffende persoon aanwezig zijn.’

Maar als hersenscans een grotere voorspellende waarde blijken te hebben, dan is het toch urgent om onze houding te bepalen ten aanzien van wat we met die kennis doen, bijvoorbeeld bij gewelddadige of seksuele overtredingen.

‘Ja… ja…’ zegt Greely en is even stil. ‘Mensen hebben de neiging om het als of-of te zien. Of we sluiten ze op, of we laten ze met rust. Maar je kunt ook gaan kijken naar mogelijkheden voor therapie en counseling, misschien ook met medicatie. En je kunt de buren waarschuwen of besluiten dat mensen met grote risico'o een elektronisch apparaatje moeten dragen zodat ze altijd kunnen worden gevolgd. Of,’ zegt Greely met een duivelse glimlach, ‘je kunt een grote scharlaken V van Verkrachter op hun voorhoofd tatoeëren.’

Hij denkt dat er in het echte leven nieuwe alternatieven zullen ontstaan, niet doordat politici die erdoor duwen maar doordat iemand zich vrijwillig aanbiedt en vraagt om uit de gevangenis te mogen blijven en in plaats daarvan een pil of een elektronische halsband te krijgen.

‘In de Verenigde Staten is het al zo dat bepaalde staten sekscriminelen de mogelijkheid bieden om uit de gevangenis te blijven, als ze ervoor kiezen zich te laten castreren, chemisch of chirurgisch.’

‘Chirurgisch??’ Ik ben lichtelijk geschokt. ‘Is dat iets wat daarbeneden in het zuiden gebeurt?’

‘Hoe raad je dat? Inderdaad, in Texas.’

Toch meent Greely dat het voorspellen van ziekten in een stroomversnelling zal raken voordat men zich op seks en geweld zal storten.

‘Daarbij wil ik het effect van wetgeving met betrekking tot discriminatie niet onderschatten. Kun je een verzekering afsluiten als je alzheimer gaat krijgen, of kun je politieagent worden als je met grote waarschijnlijkheid schizofrenie zult gaan ontwikkelen?’

‘Kun je in het leger gaan?’ vraag ik terugdenkend aan Colin Camerer.

‘Ja, of toegelaten worden tot de goede universiteiten? Wat dacht je van politici – moeten die misschien gedwongen worden om hun neurologische vooruitzichten te vermelden? Moeten wij als kiezers het niet weten als de man die misschien het land gaat leiden naar alle waarschijnlijkheid over drie jaar tekenen van alzheimer zal gaan vertonen?’

Ik merk op dat Ronald Reagan volgens diverse meer of minder nabije waarnemers krachtige symptomen van alzheimer vertoonde gedurende een groot deel van zijn presidentschap. Greely knikt heftig en slaat zijn ogen op naar het plafond.

‘Mogelijkheden om criminaliteit en seksuele pathologie te voorspellen klinken mensen meer sexy en prikkelend in de oren dan diagnostische tests voor ziekten. Maar het is minder waarschijnlijk dat die werkelijkheid zullen worden, dus we moeten uitkijken dat we daardoor niet worden afgeleid.’

‘En hoe zit het met de neuro-economen?’ vraag ik. Die geloven dat de manier waarop iemands hersenen zich gedragen in investeringssituaties een werktuig kunnen worden voor de grote fondsen en investeringsbanken om mensen aan te stellen.

‘Dat is mogelijk. Het is in het algemeen interessant dat we steeds meer weten over hoe mensen keuzes maken, nietwaar? Dat baart me soms zorgen in verband met manipulatie. Als eenmaal bekend is dat je bijvoorbeeld een gemakkelijke prooi bent voor sentimentele pleidooien, zou Google dan niet zijn reclame voor jou precies daarnaar kunnen inrichten?’

‘Dat zou kunnen,’ anwoord ik, en de volgende logische vraag schiet me te binnen. Hoe ziet het er uit voor de vrije wil bij heel die neurorevolutie?

‘Ah, daar zijn mensen gek op, praten over verantwoordelijkheid en vrije wil,’ zegt Greely. ‘En dat bevalt me niet. Het zijn vooral de filosofen die door het onderwerp aangetrokken worden als vliegen door de stroop. Ze hebben blijkbaar geen vrije wil om het te ontlopen. Het levert alleen niets anders op dan eindeloze argumenten over de vraag of we überhaupt nog een rechtssysteem zullen hebben als de neurowetenschappen aantonen dat de vrije wil niet bestaat. Natuurlijk zullen we dat,’ zegt de jurist luid. ‘We zullen doen alsof we een vrije wil hebben, ongeacht wat een stel onderzoekers daarover kan zeggen.’

‘Mag ik je hier even onderbreken? Het is toch belangrijk als bijvoorbeeld valt aan te tonen dat een psychopaat niks doet wat volgens zijn mening of gevoel verkeerd is,’ zeg ik verwijzend naar Marc Hauser in Boston. ‘Dan is hij toch niet schuldig in de gebruikelijke zin, en wat doen we dan?’

‘Ik garandeer je dat we nog steeds íéts zullen doen,’ reageert Greely onaangedaan. ‘Ik denk dat we zullen doorgaan met veroordelen en ingrijpen bij mensen die de vastgestelde regels overtreden, of we nu menen dat ze toerekeningsvatbaar zijn of niet. Tegenwoordig zien we immers dat een pleidooi dat is gebaseerd op krankzinnigheid of ontoerekeningsvatbaarheid ermee eindigt dat de veroordeelde in een instelling wordt opgesloten, vaak voor onbepaalde tijd. Ze gaan toch niet vrijuit, nietwaar.’

‘Alsjeblieft niet! Maar als nu ideeën over schuld en wie er schuldig is veranderen op basis van onderzoek,’ begin ik weer. ‘Zou dat niet kunnen leiden tot druk vanuit het publiek om veel overtreders een andere behandeling te geven dan gevangenisstraf?’

‘Ik betwijfel het,’ zegt Greely en het is hem aan te zien. ‘Het is natuurlijk een open vraag, maar ik denk dat we zullen blijven vinden dat mensen die regels overtreden moeten worden gestraft. Als de neurowetenschap ons betere manieren om in te grijpen kan tonen dan die we tegenwoordig hebben, zullen ze mogelijk luisteren. Het is waarschijnlijker dat onderzoek effect zal hebben op de juridische praktijk – niet op de vraag naar schuld, maar op de praktische interventiemaatregelen.’

Dan geeft hij zich alsnog over aan speculaties. Het zou best kunnen dat we over een paar jaar een verandering zullen zien ten aanzien van wie we als geestelijk gestoord beschouwen, en wat betreft de mogelijkheden om te testen of iemand simuleert. Misschien kunnen hersenscans uitwijzen of iemand hallucinaties heeft of niet. Misschien kunnen scanners ook onthullen of de condities in de cortex cingularis anterior van een persoon ervoor zorgen dat de betreffende persoon zijn impulsen niet kan beheersen.

‘Maar toerekeningsvatbaarheid is niet alleen een vraagstuk in verband met criminaliteit. Het draait er ook om in hoeverre mensen in staat zijn om voor zichzelf, en niet in de laatste plaats voor hun geldzaken te zorgen. Ik kan me een samenleving indenken waarin bejaarden een hersenscan moeten ondergaan voordat ze een testament mogen opmaken.’

‘Kan de neurorevolutie leiden tot een herwaardering van het evenwicht tussen de vrijheid van het individu en de zorg voor het collectief? Als we de mogelijkheid hebben om te voorspellen of vast te stellen dat enkele individuen een gevaar vormen voor velen – wordt het dan niet opeens belangrijker om onszelf te beschermen dan hen?’

‘Dat zou kunnen.’

‘Ja maar, leent deze tijd met al zijn bezorgdheid en terreur zich daar niet juist toe?’

‘Elke tijd leent zich daartoe. Er zijn altijd dreigingen, oorlogen, invasies en weet ik veel meer geweest. Onze houding ten aanzien van individuele vrijheid staat nu onder druk vanwege terrorisme, maar we hebben dat eerder gezien – in dit land kun je wijzen op de internering van Japanse Amerikanen tijdens de Tweede Wereldoorlog, en op het mccarthyisme met zijn communistenjacht in de jaren vijftig. Allemaal pure angst. De neurowetenschap kan ons betere en meer nauwkeurige gereedschappen geven die in tijden van crisis kunnen worden gebruikt, dat ben ik met je eens. Maar ik denk niet dat dat op zichzelf het evenwicht tussen individu en collectief permanent zal wijzigen.’

Als Greely na zijn laatste slok cola light voortzet is zijn toon lichter.

‘Of als dat wel het geval is, dan is het misschien meer in de richting van het individu. In de hersenen van mensen kijken biedt bovenal een mogelijkheid om te tonen hóé verschillend en individueel we allemaal zijn.’

Het kan best zijn dat Hank Greely zich ergert aan leunstoelfilosofen en als jurist er niet veel voor voelt om te debateren over de vrije wil. Maar na onze ontmoeting blijft nu juist die vraag in mijn eigen hoofd rondspoken. Het begrip vrije wil is het fundament van ons rechtssysteem, en al onze ideeën over schuld in het algemeen zijn onlosmakelijk verbonden met de vraag of de schuldige het met opzet doet.

Nu komt daar het hersenonderzoek en vraagt met een groot vet vraagteken of de wil ook werkelijk vrij is. De meeste onderzoekers zullen zeggen dat de klassieke opvatting van een ‘vrije wil’ noodzakelijkerwijs van tafel wordt geblazen als we accepteren dat een mens een uitsluitend fysiek wezen is. Je kunt niet over de wil spreken als over een volslagen ongebonden grootheid die handelt binnen een soort mentaal vacuüm, waar hij boven alle oorzakelijkheid verheven is. Het zijn de hersenen die beslissingen nemen, en de hersenen zijn fysieke systemen die causaal te werk gaan – elke toestand is afhankelijk van de toestand die eraan voorafging.

Hierover voert onder anderen Patricia Churchland, neurofilosoof bij de University of San Diego, aan dat het tijd wordt om de metafysische opvatting van de vrije wil bij te stellen. In plaats daarvan moeten we het hebben over zelfbeheersing. Hier hebben we een veel minder vage eigenschap die, zoals we duidelijk kunnen zien, in diverse gradaties voorkomt, en die al even duidelijk kan worden onthuld en begrepen. De beperkingen en voorwaarden voor zelfbeheersing die in verschillende hersenen en onder verschillende omstandigheden bestaan kunnen rechtstreeks worden onderzocht. Onderzoekers kunnen vaststellen welke hersenstructuren betrokken zijn bij de controle over verschillende soorten gedrag, en hoe die controle kan worden verzwakt of versterkt.

Zijn we in een modern rechtssysteem niet simpelweg genoodzaakt om onze houding ten aanzien van dat debat te bepalen? Begrippen als schuld en verantwoordelijkheid zijn rechtstreeks verbonden met het idee van controle.

Hersenonderzoek moet de steen des aanstoots zijn die een fundamenteel debat op gang brengt over hoe het rechtssysteem moet fungeren. We hebben het nooit over de uitgangspunten van het systeem, maar blijven binnen de gegeven kaders en hebben grof gezegd uitsluitend een mening over de vraag hoeveel de straffen moeten worden opgeschroefd. De ene week zijn het pedofielen, de volgende week mensen die doorrijden na een aanrijding, die strenger moeten worden gestraft. Praten over wraak in verband met straf is niet langer taboe, en sommigen menen dat wraak ook heel gezond is. Persoonlijk zou ik het primitief willen noemen. Maar het wordt tijd om de onderliggende intenties boven tafel te krijgen. We missen een debat over de vraag met welk doel we straffen, en wat we als samenleving daarmee willen bereiken.

Als we werkelijk straffen om tegemoet te komen aan de behoefte van de bevolking aan wraak, dan kunnen we natuurlijk gewoon doorgaan met het opsluiten van misdadigers zonder op iets anders te letten dan de daad die ze hebben begaan. Dan heeft persoonlijke verantwoordelijkheid geen betekenis. Maar als het de bedoeling is om criminaliteit in het algemeen en zware criminaliteit in het bijzonder te verminderen, dan is het misschien goed om er inzicht bij te betrekken in de redenen waarom mensen doen wat ze doen. Als we neurobiologisch inzicht in achtergronden hebben, dan kunnen we de neurobiologie waarschijnlijk voor preventie gebruiken.

Ja maar, criminaliteit is toch geen ziekte, zullen sommigen zeggen onder het slaan van een kruisje. In verreweg de meeste gevallen is ze dat ook niet, maar criminaliteit is deels een uitdrukking van biologische variatie. Niet het toeval bepaalt wie zichzelf niet in de hand kan houden. Naarmate onderzoek zich kan uitspreken over de vraag hoeveel zelfbeheersing een individu heeft, en misschien in welke situatie de betreffende persoon bijzonder kwetsbaar is, wordt het misschien tijd om die kennis te gebruiken. We kunnen gaan praten over het in veel hogere mate baseren van straffen op inschattingen van het risico op herhaling. Misschien kunnen we zelfs een debat beginnen over de vraag of we bijzonder kwetsbare personen zouden kunnen opsporen vóórdat ze misdaden begaan.

Dit zijn explosieve onderwerpen, maar gegarandeerd ook onderwerpen die zich zullen opdringen naarmate de resultaten uit de gevoelige scanners zullen stromen.