Belegging op lange termijn

De merkwaardige omstandigheden, die Simon Templar er soms toe gebracht hebben, zich met deze of gene zaak in te laten, zouden op zichzelf een boeiend boek kunnen vormen; maar als je het de Saint zelf zou vragen, vielen al die uitgangspunten, die tot het avontuur geleid hadden, wat oorspronkelijkheid betreft in het niet, vergeleken bij het snorren van de heer Sumner Journ. De verhouding tussen Simon Templar en hoofdinspecteur Teal was niet altijd even gespannen en onaangenaam. Die ochtend had hij Teal op Piccadilly Circus ontmoet en hij had hem -ertoe weten over te halen, samen met hem de lunch te gebruiken: beiden hadden van die maaltijd genoten.

Maar toch zul je de volgende week weer proberen me te arresteren, zei de Saint glimlachend.

Dat zou me niets verbazen, antwoordde de inspecteur. Zij stonden voor de deur van ‘Chez Arthur’ en zouden juist uit elkaar gaan; maar toen keek Simon de straat door en zag de snorren van de heer Journ in zijn gezichtsveld verschijnen.

Er moet hier meteen even worden vastgesteld, dat het geen snor betrof, die door buitenissige afmetingen of dichte begroeidheid de aandacht trok. Het tegendeel was zelfs waar. Op een afstandje was die snor namelijk helemaal niet te zien en de Saint keek maar heel toevallig naar de heer Journ, zoals het je op straat wel eens overkomt, dat je, zonder er erg in te hebben, de bewegingen van een ander volgt. Toen Journ naderbij kwam, werd de snor nog niet duidelijk zichtbaar, maar wel tekende er zich op de bovenlip een donkere schaduw af, net of er een wratje zat. En pas toen de bezitter van dat bijzondere versierseltje hem tot op een meter afstand was genaderd, drong de exquise formatie van dat harige aan-groeiseltje tot de blik en de ziel van de Saint door. Op de bovenlip van de heer Sumner Journ hadden slechts veertien haren vergunning gekregen om verder te groeien, en zij stonden zo dicht opeen, dat ze niet veel meer oppervlakte in beslag namen dan een boordeknoopje. Die veertien haren waren zorgvuldig in tweeën gedeeld en elk groepje van zeven was netjes met brillantine ingesmeerd en zo gedraaid, dat zij aan weerszijden van de neus van hun eigenaar ongeveer een centimeter naar voren staken, net de hoorntjes van een slak. In de loop der jaren was de Saint heus wel allerlei soorten snorren tegengekomen, variërend van het fietsstuurmodel, tot het genre zeekoe, gekweekt door een zekere mejuffrouw Gertrude Tindwinddle, die artikeltjes over de vrije natuur schreef in de Daily Gazette, maar nooit nog had hij een snorhaarcultuur aangetroffen, waarin zon prachtig samenspel was bereikt tussen gevoel voor originaliteit en voor details.

Het was dus louter toeval, dat de snorren van de heer Journ aan de horizon van de Saint verschenen, terwijl hun eigenaar voor Simon en inspecteur Teal langs liep, en hen een vluchtige blik toewierp.

Uit vrees, sommige wantrouwende lezers op een dwaalspoor te brengen, stelt de biograaf van de Saint er prijs - op te verklaren, dat die snor verder niets met het verhaal te maken heeft, alleen maar zo expliciet beschreven is, omdat hij er zo opvallend uitzag. Maar, zoals wij aan het begin van deze geschiedenis al hebben medegedeeld, het is een vaststaand feit dat, zonder dit natuurlijke versierseltje, de heer Journ de Saint helemaal niet« zou zijn opgevallen, waardoor laatstgenoemde een aanzienlijk aantal ponden armer zou zijn gebleven. Want zonder dit onovertroffen uitwasje zou mijnheer

Journ een doodgewone zakenman hebben geleken. Hij was slank, bruin van haar, een kaarsrecht figuur, eenvoudig, maar goed gekleed, en er zou niets bijzonders aan zijn verschijning te zien zijn geweest, of het moest de harde blik in zijn ogen zijn en de harde trekken om zijn mond. Maar nu móest de Saint wel naar hem kijken en met een verbaasde stem riep hij uit:

Wel alle mensen! Ik mag op slag veranderen in een met rubberballen jonglerende kikvors, als …

En als hij dat niet had gezegd, zou Teal geen reden hebben gehad een ernstige blik op de Saint te werpen en hem nieuwsgierig en nogal geamuseerd toe te voegen:

Ken je die niet? Ik had gedacht van wel.

Ik heb hem nooit van mijn leven gezien, verzekerde de Saint hem. Zulke snorrebaarden vergeet een mens niet licht! Weet jij dan, wie hij is?

Zijn naam is Sumner Journ, verklaarde de heer Teal, na enige aarzeling.

Simon schudde zijn hoofd.

Dat zegt me niets. Wat doet hij voor de kost? Iemand met zo’n neuskietelaartje kan geen gewone broodwinning hebben.

Zo is het inderdaad ook met Sumner Journ, zei de inspecteur.

Opeens scheen hij te beseffen, dat hij al te veel had gezegd en van dat moment af was het de Saint onmogelijk, nog enige inlichting uit hem te krijgen. Hij nam opeens afscheid en Simon, die in gedachten verzonken stond, had het nakijken op zijn brede rug. De enig mogelijke verklaring voor het plotseling slechte humeur van Teal was, dat Journ zich waarschijnlijk met illegale, of bijna illegale bezigheden ophield. Inspecteur Teal had het, bij zijn dagelijks werk, al moeilijk genoeg om te voorkomen, dat hij de Saint zelf nieuw materiaal in handen speelde. En het feit dat inspecteur Teal vooral scheen te willen, dat de Saint niets te weten zou komen over Journ, was al

voldoende om de Saints nieuwsgierigheid op de spits te drijven.

Hij was nog niet ver gevorderd met zijn nasporingen, toen een ogenschijnlijk onbelangrijke gebeurtenis hem opeens een nieuwe prikkel verschafte.

Dit hier is misschien wel wat voor je, zei zijn vriend Monty Hayward op een avond tegen hem.

‘Dit hier’ was een met smaak uitgegeven boekwerkje, op de kaft waarvan met grote letters vermeld stond: