Een lesje in gedrag

Het feit, dat een zo groot aantal kranteartikelen in deze kronieken een plaats vindt, komt voort uit de simpele waarheid, dat de interessantste gebeurtenissen nu eenmaal dagelijks in de pers worden besproken, zodat de bestrijder van het onrecht daarin dikwijls aanwijzingen aantreft. En zo was het wederom tijdens het lezen van een krant, dat Simon Templar van het bestaan vernam van sir Malvin Flager.

Het was een onverkwikkelijke zaak en de desbetreffende bijzonderheden zullen hier even in hun geheel geciteerd moeten worden:

Tijdens het proces tegen de vrachtwagenchauffeur Albert Johnson, die gisteren voor de rechtbank te Guidford verscheen, uitte de rechter, mr. Goldie, woorden van scherpe kritiek op de wijze, waarop de chauffeurs-mon-teur van een transportmaatschappij worden behandeld. Johnson werd dood door schuld ten laste gelegd in verband met het overlijden van een wielrijder, die tijdens een aanrijding met een vrachtwagen op 28 maart jl. zwaar werd gewond en later overleed. Johnson ontkende niet, dat hij op onverantwoordelijke wijze had gereden, maar hij weet dit aan omstandigheden die buiten zijn wil wareh ontstaan. Politie getuigen bevestigden dat de door Johnson bestuurde vrachtwagen zich slingerend op de tamelijk brede weg had voortbewogen bij een snelheid van ongeveer vijftig kilometer per uur.

Op het moment dat er zich een wielrijder voor de vrachtwagen bevond, naderde uit tegenovergestelde richting een personenwagen. Om ruimte te maken voor deze auto bewoog de vrachtwagen zich naar de berm van de weg, op een wijze, die de getuige beschreef als ‘zinloos en overdreven, zodat de vrachtwagen de wielrijder raakte en de fatale verwondingen veroorzaakte. De politiearts die Johnson later onderzocht, constateerde dat deze duidelijk in staat van versuffing verkeerde, maar dat dit absoluut niet aan het gebruik van alcohol te wijten was.

‘Ik was niet dronken, verklaarde Johnson tijdens zijn verhoor, maar ik was doodop van vermoeidheid. Wij worden aangenomen om zeer lange reizen te maken en moeten daarbij een gemiddelde snelheid van meer dan vijftig kilometer per uur aanhouden, waarbij inbegrepen het oponthoud om te eten en te rusten. Meestal rijden wij ‘s nachts, maar vaak ook moeten wij lange dagtochten maken. In de week, waarin het ongeluk gebeurde, heb ik in totaal hoogstens vier uur slaap gehad; en het heeft geen zin daartegen te protesteren, want het is voor de firma een kleine moeite dadelijk andere chauffeurs aan te nemen, nu er in ons vak grote werkloosheid heerst.’ De andere werknemers van de firma Flager Road Transport hebben zijn bewering bevestigd. ‘Dit zweemt naar moderne slavernij,’ sprak rechter Goldie en hij adviseerde de jury ‘Niet Schiddig’ uit te spreken. Niet Johnson, maar sir Meivin Flager, de directeur en eigenaar van de firma, zou hier in de beklaagdenbank moeten zitten. Verplaatst u zich maar eens in de situatie van een man die in een hele week nauwelijks vier uur geslapen heeft en in zo’n toestand de verantwoordelijkheid heeft te dragen voor een zwaar beladen vrachtwagen, dan zult u beseffen, dat Johnson geen onvoorzichtigheid aangerekend kan worden. Ik wenste dat het mogelijk was diegenen verantwoordelijk te stellen, die hun werknemers dergelijke onmenselijke voorwaarden durven opleggen.

Het ligt vóór de hand, dat sir Melvin Flager niet erg in zijn schik was met een dergelijk commentaar; maar hij zou bepaald onrustig zijn geworden als hij had geweten, dat de Saint belang in deze zaak was gaan stellen. Sommige lezers van deze kronieken hebben wellicht de indruk gekregen, dat Simon Templar steeds gedreven wordt door egoïsme en hebzucht; het zou een uitgesproken onjuistheid zijn, wanneer zij in deze waan zouden volharden. Natuurlijk (de Saint zelf zou de eerste zijn, om dat te erkennen), zijn niet al zijn daden ontstaan uit een onweerstaanbaar verlangen naar gerechtigheid. Sommige zijner verrichtingen hebben inderdaad niet nagelaten profijt af te werpen, maar heel dikwijls ook vloeide van die winst maar een zeer gering gedeelte in zijn eigen zakken, terwijl in vele gevallen, wanneer een zaak hem uit gevoelens van louter menselijke aard belang inboezemde, hij er in het geheel geen baat bij had. Het afkeurenswaardige gedrag van sir Melvin Flager, bijvoorbeeld, bezorgde hem enige uren van diep nadenken en volkomen onbaatzuchtinge inspanning.

Eigenlijk, zei hij, bestaat er maar één behoorlijke manier om een dergelijk gezwel te behandelen: en dat is, hem in een vat olie te stoppen en er een vuurtje onder te stoken.

De wet laat echter hiertoe geen mogelijkheden open, zei Peter Quentin nadenkend.

Dat is wel jammer, gaf Simon toe, en er klonk duidelijk spijt in zijn stem. Trouwens, ik heb me wel eens met dit soort dingen beziggehouden, zonder instemming van de wetshandhavers overigens, want die hebben hét doorgaans veel te druk met toe te zien op de reglementaire sluitingstijd van de cafeetjes, om zich met werkelijk belangrijke misdaden bezig te houden. Maar ik ben bang, dat je gelijk hebt, Peter. Ik ben tegenwoordig een te bekende persoonlijkheid en de chef-inspecteur Claude Eustace Teal is niet langer de goede vriend voor me, die hij vroeger was. Wij zullen dus met de nodige omzichtigheid te werk moeten gaan; maar, het doet er niet toe op welke wijze, we zullen in ieder geval iets ondernemen. Peter knikte instemmend. Vroeger had hij altijd veel eerbied voor de wet gevoeld, maar sinds hij een paar maanden met de Saint samenwerkte, was dat opmerkelijk veranderd.

Je kunt op me rekenen, zei hij.

Dat wist ik, ik hoefde je het niet eens te vragen, beste kerel, antwoordde de Saint en hij gaf hem een stevige klap op de schouder. Hou het volgend week-end dan voor me vrij, broeder. En als je je bijzonder nuttig wilt maken, begin dan vast vanmiddag, en knoop een valse baard om. Probeer een grote garage voor me te huren, goed afgelegen, zodat de kreten van pijn niet naar buiten kunnen doordringen.

Is dat alles? vroeg Peter wantrouwend. En jij? Wat doe jij dan? Jij gaat zeker naar de paardenrennen om op de verliezers te wedden?

De Saint knikte energiek van neen.

Op de winnaars, zei hij vastberaden; ik wed altijd op het winnende paard. Maar zelf heb ik ook genoeg te doen, hoor. Ik moet zien, dat ik een bepaald apparaat in handen krijg. Dat heb ik eens op een autotentoonstelling gezien. Maar het zou me wel eens twee a drie dagen kunnen kosten, voordat ik er de hand op kan leggen.

In werkelijkheid had hij het gewenste binnen de zesendertig uur in zijn bezit, maar het had hem wel heel wat heen en weer gereis en een behoorlijke som gelds gekost. Heel wat sneller nog lukte het Peter Quentin om een behoorlijke garage te vinden en te huren.

Ik begin zo ervaren te raken in dit soort werk, zei hij, dat ik je in één nacht een kameel met drie bulten zal weten te bezorgen, denk ik, als je me erom vraagt. Simon glimlachte.

De technische bijzonderheden van zijn plan waren niet eerder dan de vrijdagmiddag gereed, maar iedere cent en iedere minuut, die hij besteed had, schreef hij op de privé-rekening van sir Meivin Flager, die daar, tot zijn eigen geluk overigens, in het totaal geen weet van had. Zou er werkelijk een handvol simpele en onbedorven zielen bestaan, die geloven dat de oprechte kritiek, door rechter Goldie uitgesproken en in alle kranten gedrukt, sir Melvin Flager in een afgrond van schaamte had gestort? Dat hij zich van de buitenwereld afgesloten had en, door zijn vrienden verstoten, zelfs aan de minachting van zijn tweede huisbediende bloot stond? Aan die onervaren onnozelingen bieden wij dan onze gevoelens van de warmste sympathie aan, maar wij moeten hen er helaas wel even op attent maken, dat er niets van dat al heeft plaatsgevonden. Natuurlijk bewoog sir Melvin Flager zich niet in de allerhoogste kringen. Een van zijn ooms van moederszijde bezat een klein restaurant, gespecialiseerd in gebakken vis, en hij bediende zijn clientèle zelf; maar de kringen, waarin hij zich dan wél bewoog, lieten hem lang niet links liggen. Nadat de eerste verklaringen waren afgelegd en de stroom van reporters was afgevloeid, ging hij naar huis, at, verstrooide zich en ging verder met zijn zaken op dezelfde voet als voorheen, want in de zakenwereld, en trouwens in de hele maatschappij, vindt men het over het algemeen opvallend gemakkelijk om misstappen te vergeten van een man die tegen gematigde prijzen en met behoorlijke kortingen goederen levert of diensten verleent. Op vrijdagavond had sir Melvin Flager een paar vrienden uitgenodigd voor het diner en daarna nodigde hij ze uit tot een bezoek aan een revue.

Hijzelf had nog nooit last van zijn geweten gehad en zijn gasten hadden er totaal niets op tegen een gezellige avond mee te maken, zonder dat ze nou precies wisten hoe het geld, waarmee een en ander werd betaald, verdiend was. Zijn goed van lading voorziene vrachtwagens gromden door de nacht en sir Meivin Flager zat in een warm gestoffeerde fauteuil, lachte om de grapjes van een toneelkomiek en dacht in het geheel niet aan zijn zaken; dit duurde ongeveer tot het eind van de eerste akte, want toen kwam er opeens een ouvreuse, die hem een verzegelde enveloppe bracht. Flager opende deze en las op het briefje:

Een van uw vrachtwagens heeft alweer een ongeluk gehad. Zijn bang, dat dit wel eens een naar zaakje zou kunnen worden, zo vlak na het vorige. Kunnen misschien een en ander wel regelen, maar moeten u dan eerst even spreken. Wachten op u in uw auto, in de pauze.

Het handschrift was dat van zijn personeelschef en het was ook met diens naam ondertekend. Sir Meivin scheurde de brief in kleine snippers, die hij in het asbakje van de stoel voor hem stopte. Gedurende de vijf volgende minuten had zijn glimlach bepaald iets geforceerds en zodra het doek neer was, verontschuldigde hij zich bij zijn gasten en verdween naar de parkeerplaats tegenover het theater. Weldra vond hij zijn eigen wagen en hij keek door de achterruit naar binnen.

Ben jij daar, Nyson? gromde hij.

Ja mijnheer.

Flager gromde nogmaals en opende het portier. Het was nogal donker binnen dus zag hij niet meer dan de omtrek van een man, die in de wagen zat.

Morgen gooi ik die verdomde chauffeurs er meteen allemaal uit, vloekte hij, terwijl hij instapte. Waarom stuur ik ze dan de weg op … Om te slapen soms? Dit kan een ernstige zaak worden.

Je weet nog niet half, hoe ernstig deze zaak wel zal worden, rotzak, zei de man naast hem.

Maar dat was de stem van Nyson niet en dat was ook lang niet de manier, waarop zijn ondergeschikten zich

doorgaans met sir Meivin Flager onderhielden. Gedurende een ogenblik verroerde de directeur-generaal van de Flager Road Transport Company zich niet; daarna boog hij zich opzij om de man die naast hem zat eens wat nauwkeuriger te bekijken. Hoewel zijn ogen nu al wat aan de duisternis gewend waren, leverde die zijdelingse blik in het geheel geen resultaat op, want tot zijn grote ontsteltenis zag hij dat de gelaatstrekken van de man geheel aan het oog onttrokken werden door een zwarte gazen doek, die van onder zijn hoed tot aan de kraag van zijn jasje zat.

Wie ben jij, verdomme! siste Flager tussen zijn tanden.

Ik geloof, dat het in ieder opzicht beter is, als jij dat niet te weten komt, zei de Saint kalm.

Toen stapte er nog een andere man in, die achter het stuur plaats nam, en bijna geruisloos zette de wagen zich in beweging.

Doch hoewel die tweede man een chauffeurspet droeg, leek hij in niets op degeen, die doorgaans de wagen voor sir Meivin Flager bestuurde. Toen de wagen een behoorlijke gang begon te krijgen, keerde Flager tot de werkelijkheid terug. In de verwarring van het ogenblik was hij nog niet in staat zich een zuivere voorstelling te maken van wat er nu eigenlijk precies aan de hand was, maar zijn instinct waarschuwde hem, dat dit geen uitstapje was, waaraan hij zonder protest kon deelnemen.

U bent toch zeker niet van plan, mij te ontvoeren! riep hij uit, en hij bewoog zijn hand, om de gesluierde man naast hem een fikse opstopper te verkopen.

En dit was precies het laatste, dat hij zich het eerstvolgende half uur zou kunnen herinneren, want zijn wan-hoopsslag was nog ver van zijn doel, toen hij al een stevige vuistslag tegen de kin incasseerde waardoor hij een eindje omhoog vloog om daarna voor een dromeloze slaap in de kussens terug te zakken. Toen hij wakker werd, was zijn eerste impuls, te proberen zijn handen naar zijn pijnlijk bonzende hoofd te brengen; maar zijn polsen weigerden zich te bewegen. Zij gaven hem daarentegen de indruk, stevig aan een solide voorwerp verankerd te zitten. Met knipperende ogen keek hij eens: zij zaten met boeien vast aan iets, dat op een autostuur leek. Opeens schoot hem weer te binnen, wat er gebeurd was. Heftig probeerde hij zich los te rukken, maar ook zijn lichaam weigerde dienst en toen merkte hij dat hij met een brede leren riem, net een veiligheidsgordel uit een vliegtuig, aan zijn stoel vastgebonden zat. Hij keek eens om zich heen, en ontdekte dat hij werkelijk achter het stuur van een vrachtwagen zat. Hij kon de motorkap zien en, daarvoor, een wit scherm, dat hem vaag bekend voorkwam.

Toen beving hem de gedachte dat hij een fantastische nachtmerrie beleefde, en een doffe angstkreet ontsnapte uit zijn keel.

Dat zal je niet helpen, zei een kille stem naast hem. Flager draaide zich om en aanschouwde het gesluierde gelaat van de onbekende man die op de zitplaats naast hem zat.

Loop naar de donder! schreeuwde hij. Wat voeren jullie met me uit?

Hij was een grote, gezette man, met roze wangen. Simon Templar, die niet erg gesteld was op grote mannen met roze wangetjes, glimlachte achter zijn masker.

Tot nu toe hebben we nog niet veel bijzonders gedaan, zei hij. Maar daar gaan we nu mee beginnen, en ik kan je verzekeren dat het de moeite waard is.

De kille kalmte waarmee dit gezegd werd, bezorgde Flager een nieuwe huivering en instinctief kromp hij ineen. Toen viel hem opnieuw iets op, namelijk, dat zijn bovenlijf ontbloot was, zodat boven zijn middel het kwabbige, witte lijf aan de lucht was blootgesteld. De Saint glimlachte opnieuw.

Zet de machine maar aan, Peter, beval hij. En Flager zag dat de man, die zijn eigen wagen bestuurd had, er ook was en dat hij, evenals zijn medewerker, gemaskerd was.

Daar knipte een schakelaar en het werd donker in de garage. Hierop volgde opnieuw het geluid van een schakelaar en nu werd het witte doek voor de motorkap van de vrachtwagen, onder zacht motorgeruis, verlicht. Stomverbaasd en doodsbang keek Flager: daar werd hij zowaar verrast op een gratis filmvoorstelling. Het beeld vertoonde een autoweg in nachtelijk duister en wel zo, dat het net leek, of het was opgenomen met een camera, die ter hoogte van de koplichten was gemonteerd van een auto, die op die weg reed. Af en toe bochten, kruisingen en de lichten van andere auto’s, die in beide richtingen reden, dus tegemoetkomend en inhalend: zo leek het precies of hij inderdaad met de vrachtauto, waarin hij zat, op die weg reed.

Waar dient dat allemaal voor? vroeg hij.

Dit week-end ga jij eens de plaats innemen van een van je chauffeurs, antwoordde de Saint. We hadden het liever op de weg gedaan, onder normale omstandigheden, maar ik vrees, dat je dan te veel kabaal had gemaakt en waarschijnlijk ongelukken had veroorzaakt. Maar dit is de beste imitatie, die we hebben kunnen bedenken, en ik geloof, dat het zo ook wel zal gaan. Weet je, wat het is?

Flager schudde van nee.

En dat kan me niets verdommen ook. Luister eens, jullie …

Dit is een systeem, om de behendigheid van chauffeurs te testen, legde de Saint vriendelijk uit. Als ik dadelijk nog een knopje omdraai, dan wordt het stuur, dat jij in je handen houdt, gesynchroniseerd met de film. En zo rijd je dus zelf op de weg. Zolang je de noodzakelijke handelingen verricht en niet probeert andere wagens te scheppen gaat alles goed. Maar zodra je een beweging maakt, waardoor je van de weg af zou kunnen raken of waardoor een botsing zou kunnen ontstaan met een andere wagen … of een wielrijder, kereltje… dan stopt de film even, dan gaat er boven het scherm een rood lampje branden, en dan zal ik je op de volgende wijze wakker schudden.

Nu floot er iets door de lucht en toen striemde er een brede, leren riem, zoiets als de kappers gebruiken om scheermessen aan te zetten, op de welgevulde schouders van sir Melvin neer.

Flager klapperde met zijn tanden van angst en de Saint begon zachtjes te lachen.

We gaan dadelijk beginnen, zei hij. Je kent de regels, en je kent de straf. De regels zijn die, waar jouw personeel aan onderworpen is en de straf is in feite, heel wat minder streng. Word wakker, Flager: daar gaan we!

De schakelaar klikte en Flager greep blindelings naar het stuur. Bijna op hetzelfde moment vervaagde het beeld en begon er een rood lampje boven het scherm te branden.

Klets! deed de leren riem op zijn schouders.

Loop naar de donder! gromde Flager. Waarom doen jullie dat?

Gedeeltelijk voor de lol, zei de Saint. Pas op! Dadelijk rijd je nog tegen die wagen daar aan!

Flager raakte hem en de riem suisde door de duisternis en kwam op zijn rug terecht. De lege garage weerkaatste zijn kreten, maar Simon was onvermurwbaar.

Kijk uit, dat je die sloot niet in gaat, zei hij. Nee … dit is een bocht… Let op! Pas nou op, dat je die wagen niet van achteren aanrijdt: je hebt ruimte genoeg om te passeren … Ga verder … Raak die fietser niet… Zo raak je hem nog… Daar, een paaltje: rijd er nou niet bovenop! Oppassen!

En de riem kwam weer neer, gedreven door een sterke arm.

Schreeuwend als een mager varken zette sir Meivin Fla-ger de vrachtwagen met allerlei bruuske bewegingen weer op de weg.

Hoelang laten jullie dit voortduren? snikte hij.

Tot maandagmorgen, antwoordde de Saint doodleuk. En voor mijn part duurt het een maand. Ik heb nog nooit zon ontvankelijke rug gezien als de jouwe. Pas op die fietser!

Maar jullie laten me veel te snel rijden! Flager schreeuwde het bijna uit. Kan die machine niet wat langzamer draaien?

We moeten een gemiddelde aanhouden van vijftig kilometer per uur, antwoordde de Saint zonder een spier te vertrekken. Let op!

En zo doorleefde sir Meivin Flager een nachtmerrie, erger dan hij zich ooit zou hebben kunnen voorstellen. Het bedieningssysteem, waaraan hij vastgeklonken zat, was op geen stukken na hetzelfde als dat, waaraan hij gewend was en desgevraagd zou zelfs de Saint bereid zijn geweest toe te geven, dat deze wagen wel eens wat moeilijk te besturen zou kunnen zijn. Regelmatig ranselde het meedogenloze leer Flagers schouderbladen en telkens als het ermee in contact kwam, uitte hij een kreet van pijn en wel zo hevig, dat die op zichzelf al een beloning voor de beide kwelduivels inhield.

En toen hij wat aan de situatie gewend geraakt was, duurde het soms een hele tijd, voordat het rode licht weer begon te branden. Flager schudde zijn pijnlijke rug heen en weer en begon weer wat moed te krijgen. De kerels die hem ontvoerd hadden, wie het ook mochten zijn, hadden aanvankelijk een aanzienlijke voorsprong op hem gehad. Zij hadden hem immers in een wagen, die hij niet kende, gezet om hem daarna met een snelheid van zeventig kilometer per uur de ruimte in te slingeren: geen wonder, dat hij aanvankelijk fouten had gemaakt. Maar zo zou het niet blijven! Ten slotte had hij het doorgekregen en de rest betekende volgens hem niet veel meer dan doodgewoon autorijden. Hij vond zelfs de tijd om zich te verheugen in het lot van zijn kwelduivels als zij hem hadden laten gaan en de politie ze zou komen halen, want het leed geen twijfel, dat ze gepakt zouden worden. En als hij het zich goed herinnerde, dan was de kat met de negen staarten gereserveerd voor plegers van gewelddaden. Nou, en dan ranselen met die leren riem, was toch echt wel een gewelddaad! Met een pervers genoegen herinnerde hij zich de verhalen, die hij wel eens over die kastijding gehoord had … Klats!

Het rode licht had gebrand en de riem was wederom op de plaats van bestemming aangeland. Vloekend richtte Flager zijn aandacht weer op het stuur. Het was onverstandig om zijn aandacht te laten verslappen, nu hij net de machine in de hand had. Maar hij begon moe te worden. Zijn ogen begonnen zeer te doen, want hij moest steeds maar naar dat scherm blijven staren. Dat eindeloze rijden op die stomme weg, het gegons van de onzichtbare projector, de lichamelijke inspanning om dat grote stuur om te draaien, die dodelijke monotonie van het werk, na die zware maaltijd, die hij zopas genoten had en al die andere maaltijden daarvoor, dat alles veroorzaakte bij hem een groeiend gevoel van slaperigheid. Maar aan die weg scheen nooit een einde te komen en het leer bleef maar doel treffen, telkens als hij door die vermoeidheid een fout had gemaakt. — Je begint minder op te letten in de bochten, waarschuwde de Saint hem. Bij de volgende kom je nog in de sloot terecht! Pas maar op!

Het trillende doek scheen zich met lucht te vullen en voor hem uit te zwemmen. Het was alles, wat er nog op de wereld bestond… niets anders meer dan die eindeloze, bochtige weg, die maar voort bleef rollen in de nacht, de lichten van andere wagens, die plotseling te voorschijn schoten, het rode licht boven het doek en de klap met het leer op zijn schouders. Hij had het gevoel, dat zijn hersens als een tol in zijn kop ronddraaiden en toen, opeens, werd het doek donker en gingen de andere lichten in de garage aan.

Ga nu maar slapen, zei de Saint.

Sir Meivin Flager was niet meer in staat om vragen te stellen. Een gevangene uit de middeleeuwen zou evenmin iets hebben kunnen vragen aan de man, die hem van de tortuur bevrijd had. Grommend liet hij zich achterover in zijn zitplaats vallen en dadelijk sliep hij in. En het leek hem toe, dat hij nog maar nauwelijks zijn ogen had gesloten, toen hij wakker werd, doordat er iemand aan hem schudde. Met wazige ogen keek hij op en zag toen de vreemde chauffeur, die zich over hem heen boog.

Wakker worden, zei Peter Quentin. Het is zaterdagochtend, vijf uur, en je hebt nog een hele rit voor de boeg.

Flager had nog geen fut genoeg om over de datum te discussiëren. De lichten van de garage werden weer gedoofd en op het filmdoek verscheen weer de bekende weg.

Maar jullie hadden gezegd, dat ik kon gaan slapen, geeuwde hij.

Vijfendertig minuten per nacht, verklaarde Peter keihard. Dat maakt een gemiddelde van vier uur per week, en meer had je Albert Johnson ook niet toegestaan. Opletten!

Nog twee keer mocht Flager slapen, en telkens precies vijfendertig minuten. Vier keer zag hij zijn belagers elkaar aflossen. Een uitgeslapen man nam dan het werk over en de andere ging dan op een heel gerieflijk bed in een hoekje van de garage liggen slapen. Om de drie uur kreeg hij vijf minuten rust en een glas water, om de zes uur tien minuten pauze een kop koffie en een boterham. Maar als de vijf of tien minuten om waren ging de projector weer aan, het knopje klikte en hij moest weer verder rijden.

Tijd had geen betekenis meer voor sir Meivin. Toen hij na zijn eerste tukje hoorde, dat het pas vijf uur zaterdagochtend was, had hij net zo goed kunnen geloven, dat hij al een week lang gereden had. En toen zijn beproeving nog lang niet ten einde was, had hij de indruk, dat hij al een jaar of zeven achter het stuur zat. Op de zaterdagavond dacht hij dat hij gek werd. Zondagmorgen dacht hij dat hij dood ging. Zondagavond was er niet veel meer van hem over dan een bibberend wrak; regelmatig kwam de riem op zijn schoudefs neer, tijdens die laatste paar uur; alleen de telkens terugkerende pijn dwong hem, de ogen open te houden, maar hij was zo uitgeput, dat hij zelfs geen tranen meer had …

En toen, na een tijd, die hem een eeuwigheid toescheen, was daar dan eindelijk de maandagochtend. De Saint keek op zijn horloge en draaide de schakelaar om.

Je mag nu weer slapen, zei hij voor de laatste keer; maar sir Meivin Flager sliep al, nog voordat de Saint het laatste woord had uitgesproken. Flager, verzonken in een bewusteloze slaap, merkte niet, dat hem zijn kleren weer werden aangetrokken en evenmin werd hij wakker, toen hij in zijn eigen wagen gezet werd en met snelle vaart weggereden.

Opeens voelde hij weer, dat er aan zijn schouders werd geschud om hem wakker te krijgen. Hij zuchtte diep en zijn handen zochten naar het stuur … maar vonden het niet. Nog steeds werd hij bij zijn schouders heen en weer geschud.

Ja, ja, jammerde hij. Dadelijk. Ik doe mijn uiterste best. Kunnen jullie me niet nog even laten slapen? Heel even maar?…

Sir Meivin! sir Meivin!

Flager deed zijn uiterste best om zijn met bloed doorlopen ogen open te krijgen. Zijn handen waren vrij. Hij zat in zijn eigen wagen, die geparkeerd stond voor zijn eigen huis. En zijn eigen huisknecht stond hem allerlei vragen te stellen.

Sir Meivin! Probeert u nu toch wakker te worden, mijnheer. Waar bent u al die tijd geweest? Bent u ziek? Flager vond zowaar nog de kracht om zijn hoofd van de ene kant naar de andere kant te bewegen:

Nee, zei hij. Ik wil alleen maar slapen.

En, na een diep gegrom, liet hij zijn gezwollen oogleden weer dicht vallen en zakte weg in een heerlijke, ontspannende slaap. Toen hij weer wakker werd, lag hij in zijn bed, in zijn eigen slaapkamer. Een tijd lang bleef hij liggen zoals hij lag, verroerde zich niet en liet langzaam het zaligmakende gevoel van een goede matras en schone lakens tot zich doordringen. Tot aan de laatste seconde genoot hij van het fysieke lustgevoel dat dit heerlijkste ontwaken dat hij ooit had beleefd, hem verschafte.

Hij komt bij, hoorde hij ten slotte een zachte stem fluisteren en met een glimlach opende Flager de ogen.

Om zijn bed heen stond een mensenmassa, gelijk aan die, welke de zeventiende-eeuwse absolute vorsten plachten te omringen bij hun ontwaken. Daar had je dan zijn huisknecht, zijn secretaris, zijn arts, een verpleegster en een zware, indrukwekkende man, in het bezit van een zwart bolhoedje, dat geen twijfel overliet aangaande het beroep, dat zijn eigenaar uitoefende. De arts greep de pols en de anderen keken afwachtend toe.

Heel goed, sir Meivin, zei de dokter. U moogt nu wel even praten, als u dat wilt, maar windt u zich vooral niet op. Meneer hier is van de politie, en hij wil u graag een paar vragen stellen.

De man met het bolhoedje kwam naderbij.

Wat is u overkomen, sir Meivin? vroeg hij.

Flager keek hem enkele seconden strak aan. Woorden welden in hem op, maar om de een of andere duistere reden sprak hij ze niet uit.

Niets, zei hij eindelijk. Ik ben het week-end weg geweest. Dat is alles. Waarom wordt daar zo’n drukte over gemaakt?

Maar uw rug dan, sir Meivin, protesteerde de dokter. Die schijnt afschuwelijk geslagen te zijn …

Ik heb een ongelukje gehad, sneed Flager hem op droge toon af. En wat gaat u dat aan, mijnheer? Wie, voor de donder, heeft u verzocht hier te komen?

De huisknecht slikte moeizaam iets weg:

Ik, mijnheer, stamelde hij. Ik kon u gisteren de hele dag niet wakker krijgen en u was uit het theater verdwenen, zonder iemand te zeggen, waar u naartoe ging …

En waarom zou ik, verdomme, niet een paar dagen onder water mogen blijven? blafte Flager zwakjes. Ik blijf een maand weg, als ik daar zin in heb. Betaal ik je soms om mij door jou te laten bespioneren? En kan ik niet eens een dag slapen, als ik daar behoefte aan voel, zonder dat ik, als ik wakker word, een hele troep charlatans en een politieman aan mijn bed vind? Donder op, jullie allemaal, donderen jullie allemaal op, begrepen? Iemand deed de deur open en het treurige troepje gleed naar buiten, hoofdschuddend en stamelend, aangevuurd door de snerpende stem van Flager. Zijn secretaris was het laatst bij de deur en sir Meivin riep hem terug.

Roep Nyson aan de telefoon, beval hij. Ik wil zelf met hem spreken.

De secretaris aarzelde even, nam toen de telefoon en draaide het nummer. Zodra de personeelchef aan de lijn was, nam Flager de hoorn over.

Nyson? zei hij. Neem onmiddellijk contact op met onze agenten. Met ingang van vandaag rijden al onze chauffeurs zes uur per dag en met terugwerkende kracht tot de datum van indiensttreding ontvangen zij allemaal 20% loonsverhoging. En neem zoveel nieuw personeel aan, als het rooster noodzakelijk maakt.

 

Aan de andere kant hoorde hij een ongelovige uitroep van Nyson.

Neemt u me niet kwalijk, sir Meivin… maar, zei u werkelijk …

Ja, ik zei werkelijk… herhaalde Flager agressief; en je hebt me goed verstaan. En daarna moet je voor me nagaan, of de wielrijder, die door Johnsons toedoen om het leven gekomen is, nog betrekkingen heeft nagelaten. Als dat nodig is, wil ik iets voor ze doen…

Zijn stem werd zwakker en de hoorn gleed uit zijn vingers. Zijn secretaris keek hem even aan en zag, dat zijn ogen gesloten waren en dat zijn borstkas zich regelmatig op en neer bewoog. Sir Meivin Flager was weer ingeslapen.