Een kwaaie huisbaas
In de loop van zijn avontuurlijke leven was Simon al heel wat malen de wereld rond geweest, gedreven door zijn onlesbare dorst naar nieuwe belevenissen, maar die zwerftochten hadden hem niet altijd gebracht, wat hij ervan verwachtte.
Die perioden werden afgewisseld door rustiger tijden, waarin Simon zich verveelde, en zich opwond over altijd maar hetzelfde uitzicht, dat hij vanuit zijn vensters had. Dan zocht hij wel een ander huis, hetzij in de hoop er een te vinden, dat hem beter aanstond, of alleen maar omdat hij vreesde dat hij op den duur geen weerstand meer zou kunnen bieden aan de eentonigheid van de uren, doorgebracht met de Times, en met het vervullen der normale verplichtingen, die het sociale leven nu eenmaal noodzakelijk maakt. Tijdens die periodes veranderde hij zo dikwijls van adres, dat zijn vrienden, die contact met hem wilden onderhouden, er wanhopig van werden. Dit was een van de weinige dingen, die hij zonder vooropgezet doel deed, en het leverde hem dan ook nooit noemenswaardige avonturen op… behalve in dat ene geval, dat zijn geschiedschrijver u nu wil vertellen. Simon Templar werd die ochtend met het bekende onrustige gevoel wakker, en omdat hij niets anders te doen wist om zich wat afleiding te bezorgen, ging hij op weg om eens een praatje te maken met een makelaar in onroerende goederen. Meestal is zoiets al voldoende om een mens van ieder verlangen naar verandering te beroven, maar Simon was in de loop der jaren behoorlijk getraind. Hij ging dus op weg naar de kantoren van de firma Potham en Spode, kreeg de toezegging ontvangen te zullen worden door de heer Potham … en wapende zich met een behoorlijke dosis geduld.
Mijnheer Potham was een grijze man met een mager, hoekig gezicht en een gouden brilmontuur. Het was een volkomen onbetekenend mens, lief voor zijn kinderen, trouw aan zijn echtgenote, een man, wiens belastingbiljet altijd stipt eerlijk werd ingevuld, maar die door de twintig jaar lange uitoefening van zijn beroep wel enigszins gedeformeerd was.
Ik wens, verklaarde de Saint nauwkeurig, een ongemeubileerde flat op het zuiden of het westen, vier grote kamers, een goed uitzicht en niet hoger in huur dan vijfhonderd pond per jaar.
De heer Potham dook met zijn hoofd in een grote kast en haalde er triomfantelijk een vel papier uit.
Kijk eens aan, zei hij. Hier heb ik precies, wat u zoekt. Park Lane nummer 101: een slaapkamer, een huiskamer…
Zijn er vier vertrekken? vroeg de Saint.
Mijnheer Potham keek hem van over zijn brilleglazen aan, en zuchtte. Voorzichtig borg hij het vel papier weer weg en haalde een ander te voorschijn.
Maar hier heb ik iets, dat u beter zal lijken. Twee slaapkamers, twee woonkamers, keuken, badkamer, en de huur is buitengewoon laag. Onze cliënt betaalt op het ogenblik vijftienhonderd per jaar, maar als het snel verhuurd kan worden, zie ik wel kans de prijs te laten zakken tot het zeer redelijke bedrag van twaalfhonderd…
Ik had gezegd vijfhonderd, onderbrak de Saint hem. Met een gekwelde uitdrukking op het gelaat keerde Potham weer naar zijn kast terug.
Dan, mijnheer Templar, hebben wij, in de Cloudesley Street nummer 27, Berkeley Square … Maar dat ligt op het noorden, mompelde de Saint.
Is dat zo? zei meneer Potham op trieste toon.
Ik vrees het, ja, sprak Simon meedogenloos. Alle on—
even nummers van Cloudesley liggen op het noorden. De heer Potham stopte ook dat vel papier weer weg met het bezorgde gezicht van een liefhebbende moeder, die haar kroost meent te moeten verdedigen tegen een nijdige buurman, die niet op voetstappen in zijn voortuintje gesteld is, en dat met dreigende gebaren heeft aangekondigd. Simon wist bij ondervinding, dat dit welhaast eindeloos zo door zou kunnen gaan, maar gelukkig kwam hij nu zelf op een goede gedachte.
Op weg naar hier, zei hij, heb ik een woning te huur zien staan, op de hoek van de David Square. En van buiten gezien leek het me precies, wat ik graag wil hebben.
David Square? herhaalde mijnheer Potham, met gefronste wenkbrauwen. Ik geloof niet, dat ik daar in die buurt iets weet.
Er hing een bordje buiten met ‘Potham & Spode’ erop, zei de Saint droog. Maar misschien heeft Spode dat op een donkere avond opgehangen, zonder dat u het wist.
David Square? herhaalde Potham, als een vergeten baspartij in een oratorium. David Square? Zenuwachtig veegde hij zijn brilleglazen schoon en deed daarna opnieuw een duik in de kast. Even later dook hij weer op, met de bril op het puntje van zijn neus, en vroeg:
Is het soms nummer 17?
Ik denk van wel.
Mijnheer Potham greep het vel papier en kwam overeind, waarna hij de Saint met medelijdende blikken aankeek.
Er is inderdaad een flat te huur op David Square nummer 17, zei hij ernstig, en zijn stem klonk alsof hij gedwongen werd te spreken over een verborgen geraamte in zijn nachtkastje thuis. Dat is een van de Smart Buildings van majoor Bellingford.
Het was, alsof hij nu verwachtte de Saint met een kreet van afschuw te zien terugdeinzen en hij scheen
teleurgesteld, dat die kreet niet kwam. Integendeel, de Saint spitste nu de oren. De toon van Potham en de naam van Bellingford Smart, trokken in Simons brein het laatje met herinneringen open … en zijn geheugen was zeer betrouwbaar. Hij had die naam Bellingford Smart al eens eerder horen uitspreken en erg eerbiedig had dat niet geklonken.
Wat is ermee aan de hand? vroeg hij koel. Heeft hij schurft, of iets anders van dien aard?
De heer Potham streek het vel papier zorgvuldig glad en sprak:
Majoor Bellingford Smart is geen huiseigenaar, met wie we graag zaken doen. Wij hebben hem in onze boeken opgenomen, omdat hij ons nu eenmaal aanbood wat hij te verhuren had, maar wij bieden dat nooit iemand aan, tenzij een cliënt er speciaal om vraagt.
Maar waarom dan? drong de Saint aan.Het is … eh … in zekere zin nogal moeilijk, om met hem tot overeenstemming te komen, antwoordde Potham voorzichtig.
Uit discretie wilde hij er kennelijk verder over zwijgen, maar Simons nieuwsgierigheid was lang niet bevredigd. Ja, de impopulariteit van majoor Bellingford Smart intrigeerde hem zozeer, dat hij plotseling afscheid nam van de heer Potham, en die bescheiden heer in stomme verbazing achterliet, want hij had nog niet eens de tijd gehad om het adres van de nieuwe cliënt in te schrijven. Eigenlijk kwam het Simon Templar op dat moment helemaal niet zo goed uit, dat er zich weer een gelegenheid tot avontuur voordeed. Want hij had al een tijd lang lopen peinzen over de mogelijkheid, door te dringen tot de stedelijke residentie van de gravin van Albury (de weduwe van de ‘Peerless Pickles Albury’), wier diamantenverzameling hem onlangs tijdens een bijeenkomst, van de hogere kringen had aangetroffen als juist in aanmerking komende om zijn spaarcentjes voor de ouwe dag aan te
vullen. En zijn geweten veroorloofde hem in feite niet, zich zon prachtkans daartoe te laten ontglippen. Maar, gedreven door een hem zo zeer typerende plotselinge impuls, had hij besloten, dat nu het ogenblik was aangebroken om te trachten meer te weten te komen betreffende majoor Bellingford Smart, en dientengevolge werd een zo simpel zaakje als dat van de diamanten der gravin Albury naar het tweede plan geschoven. Simon begaf zich naar een kantoor in onroerende goederen, heel wat moderner dan dat van de geachte firma Potham en Spode, met marmeren zuilen en een schitterend archief, waaruit de gewenste kaarten je na een druk op de knop om de oren vlogen, net als in een cafetaria. Er werd daar kantoor gehouden door een elegant geklede jongeman, met nog meer brillantine in zijn haar dan de Saint, waarschijnlijk de zoon van een hertog of een automobielenverkoper. Hij ontpopte zich als heel wat mededeelzamer, dan de heer Potham was geweest. Het is aardig om even te noteren, dat die exquise jongeman uit eigen beweging en zeer spontaan, alsof hij met een oude jeugdvriend te doen had, de gewenste inlichtingen verschafte. Maar dat viel ook wel in zekere mate toe te schrijven aan de tact en de sluwheid van de Saint, want als die wilde, kon hij heel wat bereiken. — Het is vrij moeilijk om precies te weten te komen, hoe dat nou zit met die Bellingford Smart. Hij schijnt zo’n stiekeme figuur te zijn, die het leuk vindt om in een zekere machtspositie allerlei geniepige streken uit te halen. Met zijn huurders houdt hij zich precies aan de regels van het contract en hij gedraagt zich zo onaangenaam mogelijk, maar hij zorgt er goed voor, dat hij de grenzen niet overschrijdt. Een huisbaas beschikt over talloze middelen om je het leven zuur te maken, als hij dat wil… zoals u waarschijnlijk zelf wel weet. Het liefst verhuurt hij zijn huizen aan eenzame weduwen of oude vrijsters… want die zijn een gemakkelijke prooi voor hem.
Maar wat kan hem dat nou opleveren, zei de Saint nieuwsgierig, behalve een slechte reputatie?
Ik heb laatst hier op kantoor een van zijn vroegere huursters gehad. Die vertelde me, dat ze hem net vijfhonderd pond had betaald, om van haar huurcontract af te komen. Zij hield het daar niet langer uit en wist geen andere oplossing. Als hij dat spelletje vaker speelt, zal het hem wel wat opleveren.
Maar het zal hem dan toch wel steeds moeilijker vallen, zijn huizen te verhuren, neem ik aan.
De exquise jongeman haalde de schouders op.
Alle woningbureaus kennen hem … wij weigeren zaken met hem te doen, en we zijn de enigen niet. Maar er lopen heel wat aspirant-huurders rond, die nog nooit van hem hebben gehoord. Hij maakt zelf reclame voor zijn huizen, probeert ze zoveel mogelijk zelf te verhuren, en de huurders merken hun vergissing pas, als het te laat is. Het zal u wel vreemd voorkomen, dat zoiets in deze buurt kan gebeuren, maar alles wat hij onderneemt, is volkomen wettig en niemand schijnt er iets tegen te kunnen doen.
Tja-ja, zei de Saint zachtjes.
Hij vond de handelwijze van deze man aan de ene kant zeer origineel, maar aan de andere kant was het meest walgelijke voorbeeld van chantage, waar hij ooit van gehoord had, te meer daar hij ook eigenlijk nog de wet misbruikte. Hij twijfelde niet in het minst aan de waarheid van de feiten. Makelaars in onroerende goederen zijn over het algemeen niet gewend, bronnen van inkomsten af te stoten, tenzij om zeer dringende redenen, en de kwaadaardigheid van majoor Bellingford Smart scheen bij hen allen bekend te zijn. Sommige vormen van gemeenheid vervulden de Saint met diepe afkeer, en de schurkerij van majoor Bellingford Smart was daar één van. Voor echte zware jongens, die hun vrijheid op het spel durfden zetten, koesterde Simon een bijna onzedelijk gevoel van eerbied, maar van afzetterij en schoftenstreken ten koste van ouwe vrouwtjes werd hij misselijk.
Hij bezit heel wat huizen hier in de buurt, vertelde de charmante jongeman nog. Die koopt hij op en dan maakt hij er kamerverhuurbedrijven van. U zult wel begrijpen wat voor soort man hij is, als ik u vertel dat hij de gewoonte heeft om, tijdens de verbouwing, een kamer te huren in de buurt, zodat hij alles en iedereen in de gaten kan houden. Ook scharrelt hij op de onmogelijkste tijden rond, voorzien van een veldkijker, en als hij dan arbeiders ontdekt die even uitrusten, grijpt hij ze. Een keer heeft hij twee mannen verrast die een kopje thee aan ‘t drinken waren, en hij heeft ze op staande voet laten ontslaan.
En krijgt hij nooit eens zijn trekken thuis?Ik geloof het niet, zei de charmante jongeman. Een paar maanden geleden nog, was er dat geval met die conciërge, op David Square 17, die was al elf jaar bij hem in dienst… hoe dat zo lang geduurd heeft, mag Joost weten. De vrouw van de conciërge werkte als huishoudster en hun dochter was dienstmeisje in de flat van de majoor. U kunt begrijpen wat dat zijn moet, om voor zon man te werken, en het meisje begreep dus al gauw dat ze het niet lang zou volhouden. Ze wilde dan ook opzeggen, maar toen kreeg ze te horen dat, als zij weg ging, haar vader en moeder onmiddellijk op straat gezet zouden worden. Het meisje heeft geprobeerd te blijven, maar tenslotte is zij er toch vandoor gegaan. De conciërge en zijn vrouw kregen dat pas te horen, toen Smart hun met een maand de dienst opzei. En aan het eind van die maand werden ze mooi de deur uit gezet, terwijl Smart ze nog drie weken loon schuldig was. Wekenlang zijn ze bezig geweest om die van hem los te krijgen, maar tevergeefs. En dat heeft net zo lang geduurd, tot de zoon van een van de huurders naar Smart is toegestapt en hem onder bedreiging met de wet, tot
betalen heeft weten te krijgen. Enige tijd daarna is de conciërge gestorven. Het verbaast me niets als u het niet gelooft, maar het is absoluut waar.
Simon verliet het kantoor met een lijst adressen van woningen, maar die scheurde hij in snippers, zodra hij op straat stond. Zwaar peinzend liep hij in de richting van David Square. Hoe meer hij erover nadacht, hoe duidelijker de persoon van majoor Bellingford Smart zich voor hem aftekende, een walgelijk smerige figuur. Toen bedacht de Saint, met enige spijt, dat hij zich de laatste tijd eigenlijk veel te weinig had beziggehouden met het doen wedervaren — buiten de wet om — van recht, hoewel hij tevoren meer dan eens grote schrik had weten te verspreiden, meer dan de wet zelf vermag, onder hen die kronkelwegen plegen te volgen, en die voor de wet niet te genaken zijn. En hij vond het een aangename gedachte, dat die weg thans voor hem open lag. Geheel in gedachten verzonken, beklom hij de stoep van nummer 17, waar hij werd tegengehouden door een geüniformeerde conciërge, die hem aan een cipier deed denken… wat hij ook inderdaad vroeger was geweest.
Kunt u me inlichtingen geven over de flat, die hier te huur is? vroeg Simon.
De man veranderde op slag:
Dat kunt u beter even met majoor Bellingford Smart bespreken, meneer. Wilt u me maar even volgen? Simon werd een uiterst triest, rommelig kantoor binnengebracht, op de benedenverdieping. Aan een bureau vol stoffige papieren zat een man te schrijven. Hij stond op en groette.
Wilt u de woning zien, meneer… eh …
Bourne, deelde de Saint mee. Kapitein Bourne.
O, eh, kapitein Bourne! zei de majoor aarzelend; ik denk niet, dat de woning geschikt voor u is. Eigenlijk …
Hij hoeft ook niet geschikt voor mij te zijn, zei de Saint prompt. Ik zoek eigenlijk wat voor mijn moeder. Zij
is weduwe, en niet erg sterk. Ze kan niet de hele dag in Londen rond blijven sjouwen op zoek naar een woning. Zelf moet ik aan het einde van de week terug naar de tropen, en nu zou ik het liefst zien, dat deze lieve, oude dame onder dak is, voordat ik op de boot stap.
Aha! zei de majoor veel enthousiaster, dat verandert de zaak. Ik wilde net tegen u zeggen, dat de flat juist ideaal is voor een alleenstaande oude dame.
Opnieuw werd Simon, voor de zoveelste maal verbijsterd door het aureool, dat de vrouw in het algemeen meedraagt. Maar van die doorzichtige stroperigheid van majoor Bellingford Smart werd hij misselijk. Het was een man van een jaar of vijfenveertig, zwart haar, te dicht opeen staande ogen en met een ietwat stijve nek, waardoor hij iets griezeligs kreeg, als hij zich bewoog. Het was bijna ongelooflijk, dat zoiets ooit uit een moederschoot was voortgekomen, maar het was onbetwistbaar waar, dat dit schepsel al heel wat slachtoffers in zijn netten had verstrikt.
Wilt u de flat soms even zien? stelde de majoor voor. Simon stelde bij zichzelve vast, dat Bellingford Smart zijn rang bepaald ver van de vuurlinie behaald moest hebben. Als de majoor ooit aan een aanval zou hebben deelgenomen, zou hij zeker gesneuveld zijn aan een geheimzinnige kogel in de rug… Zulke ongelukken zijn wel eens eerder gebeurd met niet erg geliefde officieren. De Saint wilde de woning wel eens zien, en Bellingford Smart ging met hem mee. Het was helemaal geen gekke flat, met mooie, grote kamers, die uitzicht boden aan het park. En nergens vond Simon iets, waar hij wat op zou künnen aanmerken. Dat zegt evenwel niets, want als alle kranen gelekt zouden hebben en er overal muizegaten gezeten hadden, zou hij evenmin kritiek geuit hebben.
Ik geloof, dat dit precies is, wat ik zocht, zei hij, en majoor Bellingford Smart scheen prompt zijn handen aan ‘t wassen te zijn met onzichtbare zeep.
Ik ben ervan overtuigd, dat mevrouw Bourne hier heel goed op haar plaats zal zijn, sprak hij op zalvende toon. Ik doe alles, wat in mijn vermogen ligt, opdat mijn huurders zich helemaal thuis zullen voelen. Ik ben zelf de hele dag in het gebouw aanwezig, en als zij iets gedaan wil hebben, ben ik altijd tot haar dienst. De huur heb ik zo laag mogelijk gesteld: maar driehonderdvijftig pond per jaar, alle kosten inbegrepen.
Goedkeurend zei Simon:
Dat lijkt me heel redelijk toe. Ik zal het eens met mijn moeder bespreken, en eens kijken wat ze ervan zegt.
Ik wil het haar zelf ook nog wel eens laten zien, als ze komt, zei Bellingford Smart hartelijk. Ik wil absoluut geen pressie op u uitoefenen, voegde hij er aan toe, toen ze met de lift naar beneden gingen, maar ik wil u in uw eigen belang wel even zeggen, dat ik de woning vandaag ook al aan een andere dame heb laten zien, en die zou mij binnen twee dagen haar beslissing laten weten. Op ieder ander moment zou dit klassieke smoesje slechts de Saints stilzwijgendheid ten gevolge hebben gehad, maar die ochtend was hij in een zeer wellevende bui. Zijn gelaat drukte dus op volmaakte wijze de lichte paniek uit van de huizenzoeker, die beseft dat het voorwerp van zijn begeren op het punt staat hem door de neus geboord te worden.
Vanavond heeft u mijn definitieve antwoord, verzekerde hij.
Wanneer de Saint dat wilde, kon hij over een ijzeren geduld en voorzichtigheid beschikken, maar soms voelde hij aan, dat hij het ijzer moest smeden wanneer het heet was, wilde hij geen vergissing maken, die hem zwaar op het geweten zou kunnen gaan drukken… en dat was nu het geval. Zijn zin voor fraaie schurkerij gebood hem, majoor Bellingford Smart snel de kastijding toe te dienen die hij nodig had, en hij bracht de hele middag door met het aflopen van diverse reisbureaus, zonder enig ander doel voor ogen. De diamanten van gravin Albury waren inderdaad op de achtergrond geschoven. Dit snelle handelen bracht hem ertoe, risico’s te nemen die hij nooit verwaarloosd zou hebben als hij niet zo verontwaardigd was geweest, want één van Simon Templars stelregels was, nooit aan te vallen, zonder iedere centimeter van het te betreden terrein eerst te verkennen. Maar zijn behoefte om majoor Bellingford Smart op zijn nummer te zetten was zo groot, dat de bevrediging daarvan geen uitstel kon lijden. Niettemin nam hij enige elementaire voorzorgsmaatregelen. Het gevolg hiervan was, dat drie goedgeklede, betrouwbare mannen op een gegeven moment in de woning van een van hen bezig waren hun dorst te lessen met bier, dat door de Saint beschikbaar was gesteld. Dat vond plaats om zes uur. De woning was gehuurd door Peter Quentin en de twee anderen waren Roger Conway en Monty Hayward; zij waren bijeengekomen als gevolg van enkele dringende telefonische oproepen, afkomstig van een man, die zij in maanden niet hadden gezien.
Ik geloof, dat ik in geen jaren een beroep heb gedaan op de oude garde, zei de Saint, terwijl hij Roger en Monty aankeek. Maar vanavond heeft de kleine Simon jullie nodig.
Waar gaat het om? vroeg Monty.
Simon dronk zijn glas leeg en vertelde ze in het kort het verhaal van majoor Bellingford Smart.
En nu wil ik hem graag een beetje in moeilijkheden brengen, maar dat zal ik zonder jullie hulp niet zo gauw voor elkaar krijgen. We gaan met z’n vieren een spelletje bridge spelen. Peter, jouw conciërge heeft me hier zien binnenkomen en om ongeveer kwart voor tien laten we hem hier komen en dan geven we hem wat geld, om bier voor ons te gaan halen … waardoor hij dan meteen kan constateren, dat ik nog hier ben. Maar zodra hij het bier heeft gebracht spijt het me dat ik het jullie zonder mij zal moeten laten opdrinken, want ik spring daarna vlug uit het raam op het dak, beneden, en bereik dan via de binnenplaats de straat, waarlangs ik me naar mijn bezigheden zal begeven. Ongeveer een uur later kom ik langs dezelfde weg weer terug. Zodra ik er weer ben, bellen we de conciërge nogmaals en vragen hem wederom bier te gaan halen. Hij zal ons dan antwoorden, dat alle zaken gesloten zijn en daar zal een gesprek uit voortvloeien, waarin ik de boventoon zal voeren en waarin wij duidelijk vaststellen, hoe snel de tijd toch verstrijkt, als je steeds maar zo gezellig met z’n vieren zit te bridgen. Vier volgeschreven score-velletjes zullen dat eveneens bewijzen … Begrijpen jullie me?
Moet dat een soort alibi betekenen? vroeg Roger Conway.
Niet meer en niet minder, beste kerel, antwoordde de Saint op suikerzoete toon. Ik heb de hele middag passagierslijsten doorgesnuffeld en zo heb ik ontdekt, dat er zich vanavond om 7 uur ene kapitein Bourne inscheept op de Otranto, hetgeen me de kosten van het nemen van een ticket op die naam bespaart. Wanneer majoor Bellingford Smart zijn verhaaltje dus wil gaan vertellen, zal hij slechts een beleefde glimlach ten antwoord ontvangen. Jullie, dronkelappen, zitten alleen maar hier voor het geval een en ander ter ore komt van inspecteur Claude Eustace Teal, en hij me erin wil laten draaien.
Roger Conway haalde met een triest gebaar zijn schouders op.
Natuurlijk krijg jij je deel wel, zei hij. Maar ik wou, dat er voor ons ook wat meer actie aan te pas kwam. Simon keek hem glimlachend aan, want ze hadden samen vroeger heel wat avonturen beleefd, evenals, korter geleden, Monty Hayward, en hij wist wel, dat de beide mannen soms met spijt aan die roemruchte dagen terugdachten, vooral nu ze tegenwoordig helemaal in beslag werden genomen door allerlei respectabele zaken.
Misschien werken we nog wel eens samen, voordat we de eeuwigheid ingaan, Roger, zei hij.
Monty Hayward kwam met iets anders op de proppen:
Wat ga je daar uitvoeren bij Bellingford Smart? vroeg hij. Kunnen wij niet met je mee, om hem door de teer en later door de veren te rollen, of zoiets?
Ik ben bang van niet, zei de Saint voorzichtig. Dat zou namelijk in strijd met de wet zijn en ik werk tegenwoordig volgens een heel handige techniek, waardoor ik de schuldigen kan grijpen, zonder de wet te overtreden.
In het onderhavige geval was zijn methode wel niet zo strikt legaal als hij beweerde, maar de Saint had een zeer ruime blik, waardoor hij dergelijke kleinigheden gemakkelijk over het hoofd zag. Om half zeven rinkelde bij de minst sympathieke aller Londense huisbazen de telefoon.
Bent u meneer Haai? vroeg de Saint onschuldig.
U spreekt met majoor Bellingford Smart, verbeterde de huiseigenaar, en hij schudde de hoorn heen en weer, want die scheen niet zo goed te functioneren. Met wie spreek ik?
Kapitein Bourne. Weet u nog? Ik heb vanmorgen die flat bezichtigd … Ja, en nu heb ik plotseling gewijzigde instructies gekregen, ik moet weg zodra het kan. Dus heb ik mijn plannen veranderd en vertrek vannacht om twaalf uur met de Otranto.
O ja? zei majoor Bellingford Smart.
Nu heb ik met mijn moeder over de flat gesproken, en zij voelt er erg veel voor. Ze heeft dus besloten hem te nemen, alleen op mijn advies. Is hij nog steeds leeg?
Ja zeker, de flat is nog vrij, zei de majoor enthousiast. Als mevrouw Bourne morgen komt, het doet er niet toe hoe laat…
Ik zou liever zien, dat die zaak geregeld is, voordat ik vertrek, zei de Saint. Maar mijn tijd is nu natuurlijk wel zeer beperkt, want ik moet snel gaan pakken, en ik heb ook nog een paar afspraken, waar ik beslist niet onderuit
kan. Daarom zou ik u willen vragen, of u om een uur of half elf naar mij toe wilt komen. U kunt het huurcontract meebrengen, dat kijk ik dan even door, en mijn moeder tekent het meteen.
Majoor Bellingford Smart zou die avond naar de schouwburg gaan, maar het stuk werd de volgende avond ook nog gegeven en hij vond het tegenwoordig toch al veel moeilijker om huurders naar zijn zin te krijgen.
Afgesproken, dan kom ik om half elf naar u toe, kapitein Bourne. Wat is het adres?
Belgrave Square 18, zei de Saint, en met een sierlijk gebaar legde hij de hoorn op de haak.
Stiptheid was een van de weinige kwaliteiten van de majoor. Hij was dan ook precies op tijd op de afgesproken plaats, en Simon zelf deed de deur voor hem open, toen hij boven aan de trap stond.
Het licht is hier niet in orde, zei de Saint vriendelijk, en daarom is het hier zo donker. Zoudt u het zo kunnen vinden, tot de huiskamer?
Hij had een zaklantaarn in zijn hand en daarmee lichtte hij de majoor bij, tot aan het aangrenzende vertrek. Daarna hoorde de majoor hem het lichtknopje heen en weer bewegen, waarbij hij tussen de tanden vloekte.
Nou vertikt het licht in de huiskamer het ook al, majoor. Het is me ook een toestand. Neemt u nu even de lamp, en gaat u maar ergens zitten, dan doe ik er even nieuwe stoppen in. Daar staat een fles whisky … schenkt u zich maar vast in.
In het donker botste hij tegen Bellingford Smart aan, kwam weer overeind, verontschuldigde zich, en drukte de lantaarn in de handen van de majoor. De deur sloot zich achter hem …
Majoor Bellingford Smart liet het licht van de lantaarn door de kamer schijnen, op zoek naar een stoel en misschien ook naar de beloofde whiskyfles. Even later dacht hij aan geen van beide dingen meer, want het lichtcirkeltje was terecht gekomen op een brandkast, die in een hoek van het vertrek stond, en waarvan de deur er slapjes bij hing, half uit zijn scharnieren gelicht. Toen hij het licht iets liet zakken, viel zijn oog op een hele verzameling gereedschappen, die ernaast op de grond lagen Hij schrok en deed instinctief een paar stappen naar voren, om eens beter te kijken. Toen hoorde hij in de hal een ontzettend kabaal, veroorzaakt door een koperen bord, dat op de vloer gesmeten werd, en met een sprong stond hij overeind. Daarna snelle voetstappen in de gang, de deur vloog open en het licht scheen in volle glorie. Even werd hij verblind. Hij knipperde met de ogen en toen hij weer een beetje zien kon, stonden daar in de deuropening een huisknecht in een zwarte broek, zonder jasje, en nog een bediende, wiens toilet evenmin helemaal in orde was. Ze keken naar hem, daarna naar de geopende brandkast, vandaar weer naar hem … en er sprak niet de minste vriendschap uit hun blikken.
Héla! riep de huisknecht. Dat is het wel, hè? Op heterdaad, wat je noemt!
Waar heb je het over, verdomme! stamelde de majoor. Ik ben hier op uitnodiging van kapitein Bourne, om mevrouw Bourne te spreken…
Geen praatjes, zei de huisknecht streng. Er is hier geen mevrouw Bourne, en die is hier nooit geweest ook. Je bent hier in het huis van gravin Albury en je hoeft je niet aan me voor te stellen. (Hij wendde zich tot de andere man:) James, ga eens gauw de politie-agent halen! Ik zal me wel met deze knaap hier bezig houden. En laat hij niet proberen wat uit te halen!
Met een vreemde glans in de ogen begon hij zijn hemdsmouwen op te stropen. Het was een stevig gebouwd heer, een stuk groter dan majoor Bellingford Smart, en hij scheen niets liever te wensen, dan te laten zien, hoe sterk hij wel was.
Je zult hier spijt van krijgen, raasde de majoor. Maar dat hielp niets. Als dit het huis van gravin Albury is, moet er een vergissing in het spel zijn…
O, jazeker, sprak de huisknecht vriendelijk. Er is inderdaad een vergissing … en die heb jij gemaakt.
Er viel een korte stilte, en toen kwam net James weer terug, in gezelschap van een agent.
Hier istie, zei James, maar de huisknecht wierp hem een gebiedende blik toe.
Meneer de agent, zei hij plechtig, we hebben hier net deze man betrapt, die aan ‘t inbreken was. Mevrouw de gravin is op ‘t ogenblik aan een diner bij Lady Hexmouth. Wij hoorden voetstappen en dachten, dat mevrouw de gravin al terug was, hoewel James opmerkte, dat het niet haar gewoonte was, zelf de deur te openen. Toen hoorden we het koperen bord in de hal vallen en we merkten op, dat de lichten uit waren. En zo kwamen we hier binnen en zagen, wat er aan de hand was.
Ik kan niets verklaren, meneer de agent, kwam majoor Bellingford Smart tussenbeide. Er was me gevraagd, hier naartoe te komen om het huurcontract van een flat te laten ondertekenen door een zekere mevrouw Bourne.
O ja? Zo, zo, sprak de agent, die al zolang op een promotie wachtte. Laat eens zien dan, dat huurcontract? Majoor Bellingford Smart doorzocht zijn zakken en er verscheen een wild angstige blik in zijn ogen. Het contract, dat hij had meegebracht, was verdwenen, maar er zat iets anders in zijn zak, iets hards …
Die veranderde gelaatsuitdrukking ontging de agent niet; hij liep naar de majoor toe.
Vooruit, beval hij ruw. Laat eens kijken, wat het ook is! En geen grapjes!
Langzaam en stomverbaasd haalde de majoor het voorwerp te voorschijn: het was een kleine automatische revolver, omhangen met een collier van safieren en diamanten … een van de minder kostbare stukken uit de verdwenen collectie van gravin Albury. In opperste verwondering stond hij er nog naar te kijken, toen de agent het hem vlug uit de hand rukte.
Knallertje, hè? En dat contractverhaal alleen maar bedacht om je hand in je zak te kunnen steken, de revolver eruit te halen, en mij overhoop te schieten! Je bent erbij, kerel, en goed ook!!
Met kennersblikken keek hij het vertrek rond en zag toen, dat het raam open stond.
Daardoor ben je naar binnen gekomen, merkte hij op. Hij maakte grote indruk op zijn gehoor, bestaande uit de huisknecht en James, die in ademloze bewondering zijn vernuftige opmerkingen aanhoorden.
Buiten, op het kozijn, ligt stof, vervolgde hij. En kijk nu maar eens naar zijn broek!
Het hevig onthutste gehoor sloeg de ogen neer naar bedoelde broek, en de majoor keek ook. Op iedere knie vertoonde zich een veelzeggende vlek grijs stof, die er zeker nog niet op hadden gezeten, voordat de Saint, profiterend van de duisternis, ze erop had aangebracht. Simon Templar liep kalmpjes over het pleintje en hoorde opeens, hoe het fluitje van de agent de avondlijke rust verstoorde. Toen slenterde hij verder, in de richting van het koele bier, dat hem te wachten stond.