HOOFDSTUK XVIII

Eenmaal buiten, bleef de Saint enige ogenblikken staan. Hij ademde de frisse nachtlucht in. De dood was hem weer voorbij gegaan, maar die arme Hoppy was gewond, de misdadigers zouden hem niet naar het paradijs brengen: Simon stond daar voor in.

Hij klemde zijn lippen op elkaar. Tegenover Fernack had hij geveinsd, en zijn gewone sarcastische houding aangenomen, maar binnen in zich voelde hij het koken en hij wilde niets liever dan zijn makker dadelijk wreken. Gedurende veel te veel dagen nam men al een loopje met hem! Het was de hoogste tijd handelend op te treden.

Maar een speling van het lot wilde dat hij zijn plannen niet dadelijk ten uitvoer kon leggen. Hij begaf zich naar zijn wagen, zorgvuldig de talrijke agenten vermijdend die het huis van president Dole afgezet hadden, toen hij plotseling tegen iemand aan botste. Beiden mompelden excuses. Maar de ander sprak hem aan: ‘Templar!’

De lichten van een auto die juist een bocht nam, onthulden

de trekken van degene die het woord tot Simon gericht had:

District Attorney Grant. De Saint lachte hem bitter toe:

‘Weer een minder op de lijst, D.A. De volgende keer is het

mijn beurt… of de uwe! Bij voorkeur de uwe.’

‘Kom mee, Templar,’ was het enige wat de ander ten antwoord

gaf.

Hij pakte hem bij de arm en trok hem met snelle passen mee. ‘Waar voert een dergelijke bondige uitnodiging mij naar toe?’ vroeg de Saint ironisch.

‘Naar mijn huis,’ zei Grant. ‘Mijn whisky kan er mee door,

en ik ben noch in het bezit van een reus noch van een atletische butler!’

‘Daar ben ik overigens niet bang voor,’ merkte Simon met een geamuseerde glimlach op. ‘Wat het eerste aangaat: als hij werkelijk goed is, dan heb ik mijn beslissing genomen.’ Elk in hun eigen auto bereikten ze weldra het appartement van de District Attorney. Het bevond zich op de hoogste verdieping van een wolkenkrabber. Vanaf het kleine terras voor de openslaande deuren had men een prachtig uitzicht. Aan de horizon kon men de zee ontdekken, waar een bleke lichtschijn de naderende morgenstond aankondigde. En diep beneden, het geheimzinnige nachtelijke New York.

De Saint bleef, geleund op de balustrade, enkele ogenblikken naar dit prachtige schouwspel kijken. Hij keek naar de enorme stad waarin hij reeds zoveel had beleefd. De stad, waarin zekere personen hem duchtten, velen hem haatten, maar ook vele anderen hem zeer genegen waren. Eindelijk sprak hij: ‘Grant, er is daar beneden ergens een wezen dat gekenmerkt wordt door een bepaalde parfumgeur… Enfin, iemand die me hartgrondig verwenst en die er alles voor zou geven om me uit de weg te ruimen… en die het toch niet durft. Precies als iemand die een tempel binnengaat met het plan een beeld te vernielen eö die, vlak voor het beeld gekomen, aarzelt zijn hand op te heffen…’

‘Templar,’ begon Grant, ‘ik heb je niet meegenomen om naar je geraaskal te luisteren, maar om te horen wat je van plan bent.’

‘In welk opzicht?’

‘Om Savadel te verhinderen zijn praktijken voort te zetten.’ Simon lachte zonder vreugde:

‘Dus u denkt ook dat Savadel de man is die we moeten hebben? Mag ik u een vraag stellen?’

De District Attorney haalde zijn schouders op. Hij schonk de

whisky in, voegde er sodawater bij en blokjes ijs. Hij bood Simon een glas aan, die het ophief om te klinken. ‘Was u een vijand van president Dole?’ vroeg hij. ‘Je weet niet wat je zegt!’

‘Ik wil slechts één antwoord: ja of nee. Had u niet beiden ambitie naar de post van gouverneur?’

Ze keken elkaar zonder iets te zeggen aan, de Saint dronk met

kleine teugen van zijn whisky.

Hij sprak goedkeurend:

‘Goed… Uitstekend zelfs.’

‘Templar…’ begon de District Attorney.

Zijn voorhoofd was overdekt met zweetdruppeltjes. Simon sloeg hem met een zonderling genoegen gade. Eindelijk gaf de ander toe: ‘Wij waren niet al te goede vrienden, Dole en ik. Maar om daaruit op te maken dat ik hem vermoord heb…’ ‘Ik heb u nergens van beschuldigd. U moet nu eenmaal niet vergeten dat ik bij mijn onderzoeken altijd een enigszins wonderlijke methode volg. En we hebben aan de andere kant ook te maken met een speciaal soort misdadigers. Ze zijn verzot op spelen… op weddenschappen. Gelooft u niet dat als u benoemd wordt, en niet Dole, er heel wat mensen dik geld mee zullen verdienen? Anderen zullen ongelukkig genoeg een heleboel verliezen.’

Grant nam hem op. Hij haalde zwaar adem. Hij ging naar de bar terug en schonk zich een vol glas whisky in dat hij in éen teug leegde. De Saint keek toe zonder zich te verroeren: hij vermaakte zich. Deze episode in de lange keten van achtervolgingen bezorgde hem bijzonder veel plezier. Maar ook was het voor hem weer een bewijs te meer.

Zijn tegenstanders gingen door met hun heilloos ambacht, in het geheim zetten zij hun weddenschappen voort: er zijn altijd wel van die idioten die er in tippelen! ‘Waar was u deze avond?’ vroeg Simon tenslotte.

‘Ik ben naar de bioscoop geweest,’ antwoordde Grant dof. ‘Heeft u uw kaartje bewaard? Nee, natuurlijk. En ik durf te wedden - merk op dat ik ook kan wedden als het moet - dat u na afloop nog wat gewandeld hebt, en nog ergens iets gedronken…’

Grant onderbrak hem met een driftig gebaar. De D.A. liep met grote stappen het vertrek op en neer. Simon had zich omgedraaid en keek uit het raam. Boven de horizon vertoonde zich nu een brede roze-rode streep, helemaal aan het eind van de horizon werd een gouden lichtschijnsel merkbaar, dat een topazen gloed over de Atlantische Oceaan bracht en de golven een toverachtige, onwerkelijke aanblik gaf. Simons gedachten dwaalden af. Waar zou Lorraine zich op het ogenblik bevinden? Lorraine, die voor hem toch de zenuwknoop van de hele zaak bleef! Lorraine, die zijn hulp had ingeroepen, maar die Masco te stevig in zijn macht had, zodat zij er niet in slaagde zich te bevrijden!…

Het parfum van Lorraine, dat hij in iedere fase van dit avontuur, op ieder moment ergens was tegengekomen, sinds hij het de eerste minuut al had geroken. Dat parfum was als het ware een handtekening! Maar veel gebiedender, veel welsprekender dan alle mogelijke andere visitekaartjes. Het leek wel of hij steeds kon zien waar Lorraine geweest was! De District Attorney was zwijgend naast hem komen staan: ‘Templar, doe iets…’ ‘Waarom?’

‘Om deze angstpsychose te doen ophouden! Je denkt misschien dat de post van gouverneur alles voor mij betekent. Maar ik geef nog meer om mijn leven. En een gevaar bedreigt me. Ik durf geen stap meer te doen. De politie wil dat ik me onder bewaking plaats. Enkele uren geleden heb ik toegestemd, maar denk je eens in wat de mensen zullen lachen als ze horen-Ik ben dus maar weer hier naar toe gegaan en ik wacht af…

ik wacht af of de deur opengaat, en de loop van een revolver verschijnt… een wapen dat me zal neerknallen zonder dat ik ook maar in het minst me heb kunnen verdedigen, zonder dat ik ook maar een poging heb kunnen doen te vluchten… En toch, Templar, heb ik… heb ik bewijzen… ik was in Olympia… samen met Patton… Maar het is sterker dan ik…’ De Saint keek hem met oprecht medelijden aan: ‘President Dole heeft me opgebeld om me hetzelfde te bekennen… Het was niet met dezelfde woorden, maar het scheelde maar heel weinig.’

‘Templar, valt er nu echt niets te doen?’ stamelde Grant. ‘Zeker wel.’

De ander maakte een gebaar alsof hij zijn handen wilde grijpen, hem wilde smeken: wat moest er dan gedaan worden? Wat de avonturier ook zou vragen, wat ook zijn veiligheidsmethode zou zijn, bij voorbaat beloofde Grant zijn raad te zullen opvolgen.

‘U moet alleen maar het bevel geven de jacht op Savadel te staken!’

De District Attorney schrok op alsof hij door een bliksemstraal was getroffen: was Templar nu helemaal gek geworden! Men moest integendeel al het mogelijke doen om Savadel te pakken te krijgen, zij het dood of levend. ‘Jammer,’ zuchtte Simon. ‘Het was de enige manier.’ ‘Maar waarom?’ stoof Grant op. ‘Verklaar je dan tenminste.’ ‘Dat zou veel te ver voeren. Of u vertrouwt me, of u knapt het alleen op… met de hulp van inspecteur Fernack natuurlijk, een onschatbare hulp overigens…’ ‘Templar, begrijp je dan niet…’

‘Niets! Ik begrijp niets. U smeekt me mijn best te doen en, bij mijn eerste voorstel, kruipt u in uw schulp terug! U verzet u! Dan moet u het zelf maar weten. Laten we er niet meer over praten.’

Hij begaf zich naar de deur. De District Attorney sneed hem de weg af. Als de Saint vertrok, bleef hij alleen met zijn afschuwelijke angst… Hij gaf toe:

‘Afgesproken, Templar. We zullen Savadel met rust laten. Maar jij garandeert me…’

‘Volstrekt niets. Ik zweer u slechts éen ding: al het mogelijke te doen opdat men u morgenochtend niet geworgd met uw das in bed vindt. Goedenavond.’

Hij wilde juist de kamer uitgaan toen de bel van de voordeur overging. Ze keken elkaar aan. ‘Ik doe niet open,’ mompelde Grant. ‘Oh!’ zei de Saint, ‘een beetje vroeger, een beetje later…’ De magistraat ging schichtig naar de deur toe alsof hij vreesde dat deze elk ogenblik in stukken kon springen. Hij hield zich een beetje weg - zou men niet door de panelen kunnen schieten? - en vroeg: ‘Wie is daar?’

‘Een boodschap van inspecteur Fernack,’ antwoordde de stem. ‘Schuif maar onder de deur door!’ beval Grant. Een licht geknister van papier en er verscheen een envelop. Simon duwde Grant opzij, wiens laffe houding op zijn zenuwen begon te werken, en pakte de envelop op. Hij gaf hem aan de magistraat die hem zenuwachtig openmaakte. Naarmate hij verder las klaarde zijn gelaat op. Vervolgens opende hij de deur: er stond een agent op de stoep. ‘Zeg tegen Fernack dat ik kom,’ zei de District Attorney. De man in uniform verdween.

‘Fantastisch,’ spotte Simon. ‘Naar uw glimlach te oordelen erft u een miljoen dollar, of het moet zijn dat men u de post van gouverneur op een zilveren blaadje aanbiedt.’ ‘Je tweede veronderstelling kon nog wel eens juist blijken, Templar,’ antwoordde Grant steeds opgeluchter. ‘De politie heeft Savadel omsingeld. Hij hield zich op in een in aanbouw zijnd huis midden in de stad. We hebben hem.’

‘Des te erger,’ antwoordde Simon ronduit. Grant luisterde niet naar hem. Hij liep vlug naar de bar, en bediende zich andermaal van de whisky, hij dronk en klakte met zijn tong:

‘Poe! Ik had het benauwd, Templar.’

‘Binnenkort zult u het nog wel veel benauwder krijgen,’ merkte Simon grimmig op. “Wat wil je me nu weer wijs maken?’ ‘Dat mijn voorstel nog steeds van kracht blijft.’ ‘Savadel weer loslaten?’ riep Grant vol afschuw uit, ‘je bent gek, Templar… en ik begin me zelfs af te vragen of…’ Hij maakte zijn zin niet af, er kwam even een boosaardige schittering in zijn ogen. De Saint stoorde er zich niet aan. Hij ging naar de deur en deed net alsof hij Grant, die hem enige ogenblikken geleden nog bij hoog en bij laag bezwoer hem te helpen, niet meer zag. Grant volgde hem op de hielen. ‘Waar ga je naar toe?’ vroeg hij. ‘Waar u zelf waarschijnlijk ook naar toe gaat.’ ‘Ga je naar Savadel, die als een rat in de val zit? Waarom?’ ‘Noem het ziekelijke nieuwsgierigheid. Ik wil graag de glorievolle overwinning van mijn oude vriend Fernack bijwonen. Ik geloof dat hij vanmorgen de hand heeft gelegd op het prachtigste stuk plastic dat men zich in kan denken. Laten we er naar toe gaan, Grant.’

Een ogenblik aarzelde de District Attorney. Moest hij het gezelschap van de avonturier accepteren? Of kon hij hem beter hier maar aan zijn lot overlaten? Maar je kon nooit weten wat je nog aan deze duivelse kerel kon hebben, het was misschien maar beter hem mee te nemen! ‘Kom mee,’ stemde Grant toe.