7

 

De Lincoln reed in de richting van Pasadena. Grace had het stuur overgegeven aan Spieren, want om zelf te rijden was zij veel te veel overstuur, nog steeds niet tot enige reactie in staat. Ongelooflijk, speelde het haar door het hoofd, dat er in zo weinig tijd zo veel had kunnen gebeuren. Twee uur geleden was zij diezelfde weg gegaan, met naast zich een Spieren die blijkbaar aan het eind van zijn zenuwen was, zijn best doende te ontkomen aan een stel bandieten die hem wilden ontvoeren. En uiteindelijk waren zij toch in de handen van die schurken beland. 'Afschuwelijk!... Als ik er nog aan terugdenk...mompelde zij. ‘’t Is allemaal zo vlug in z’n werk gegaan.’

‘Inderdaad!... meesmuilde Spieren. ‘Maar zo gaat ’t altijd in dergelijke gevallen, of je betaalt zonder een ogenblik te verliezen, óf je wordt zonder vorm van proces af gemaakt.’

Hij haalde een sigaret te voorschijn, stak op en inhaleerde diep.

‘Herinner je je waar het geval zich heeft af gespeeld?,’ vroeg Grace.

‘Afgespeeld?,’ vroeg Spieren onverschillig.

‘Ja, dat afgelegen huis. Er stond een bordje ’Te Huur’ op het grasperk. Zodoende kunnen we ’t eventueel terugvinden.’ ‘Waarom?’

‘Voor de politie.’

Hij lachte smalend.

‘Die knapen waren vast en zeker beroepsbandieten. Je kunt veilig aannemen dat ze zèlf dat bordje daar neergezet hebben. En vermoedelijk hadden ze valse sleutels.'

Er volgde een moment van stilte. Spieren reed, strak voor zich Uitstarend. Af en toe keek hij tersluiks even naar de vrouw naast hem, en onderdrukte dan slechts met moeite een glimlach. Hij kon wel raden aan welke gedachten zij ten prooi

was. Zij rukte zich eindelijk uit de boeien van haar zorgen los, keerde obstinaat tot haar punt van uitgang terug.

‘We moeten de politie er van verwittigen, Spieren.’

‘In géén geval!’

Zij keerde zien naar hem toe. Het groenig weerschijnsel van het instrumentenbord belichtte vaag zijn scherpe trekken. Een licht gevoel van ongerustheid begon zich van Grace meester te maken.

‘Waarom niét?,' vroeg zij. ‘Je...’

‘Oh, kom nou!’ viel hij haar in de rede. ‘De politie krijgt hen toch niet in handen. Het enige wat je er mee bereikt met naar de politie te lopen is dat je je narigheid zonder eind op de hals haalt. En dat, Grace, wil ik in geen geval. En vergeet niet dat je man het dan ook te weten komt. Denk aan die foto’s’.

‘Maar... maar jij hebt die afdrukken immers gekocht, niet?’ ‘Arme onnozele meid,’ verzuchtte hij. ‘Hoe naïef! Ze hebben immers het origineel nog, de film. Allicht!'

Het argument van Spieren verhoogde haar nervositeit. Zij voelde zich schuldig, ook al had zij hem geen ‘gunsten’ toegestaan. Zij voelde zich bezwaard en gedrukt omdat zij hem iets verschuldigd was, en het hinderde haar, want het kon een schaduw werpen over haar verdere leven.

Spieren grinnikte even.

‘Luister, Grace,’ zei hij. ‘’t Is wel laat, maar nog niet laat genoeg om je familie ongerust te maken. Je zegt maar dat je mo-torpech hebt gehad. Niemand hoeft te weten- wat er precies gebeurd is.’

‘We zijn samen ontvoerd. En jij hebt de losprijs betaald... voor ons beiden.’

‘Wel, wat maakt ’t uit, darling? Natuurlijk, ik zit momenteel een beetje krap, maar...'

Hij aarzelde even, herinnerde zich nauwkeurig de door de patroon gegeven instructies. Deze affaire moest lopen als een perfect werkend horloge... niet teveel zeggen, maar voldoende niettemin.

‘Als je er op staat je aandeel in de losprijs bij te dragen, Grace, wordt ’t voor mij allemaal een stuk gemakkelijker, natuurlijk. Maar, mocht je er van afzien, wel... dan schuif ik ’t maar op de schouders van ’t Noodlot dat jou mijn pad heeft doen kruisen. Ik vond je van ’t eerste moment af zó onweerstaanbaar aantrekkelijk...’

Bij die laatste woorden stierf zijn stem weg. Grace bewaarde het stilzwijgen. Spieren minderde vaart. Zij naderden een kruispunt, waar Spieren afdraaide en dan stopte.

Mrs. Gilder keek hem verbaasd aan.

‘We zijn er nog niet...'

‘Beter dat ik hier uitstap en dat je alleen naar huis gaat. Ik vind wel een taxi...’

Hij stond reeds buiten de wagen. Grace gehoorzaamde en ging achter het stuur zitten. Zij legde haar hand op de rand van de open ruit. Spieren bukte zich, kuste vluchtig haar vingertoppen. Zij dorst haar hand niet terug te trekken.

‘Ik bel je morgen wel,’ zei hij.

‘Afgesproken, Spieren ... maar bel niet te vroeg, want ik ben liever alleen thuis wanneer jij belt.’

‘Zoals je wilt, Grace. En maak je niet ongerust over die foto’s. Ik betaal wel wat ze eisen.’

‘Dank je,’ zei zij, haar stem onzeker.

‘En maak je evenmin zorgen over die losprijs, schat. Hoe en wanneer je dat denkt te rembourseren staat geheel en al aan jou. Ik ga er bij voorbaat mee akkoord, óók met het door jezelf te bepalen deel er van.’

Hij verwijderde zich met haastige schreden, liet haar achter onder de indruk van zijn laatste woorden, die ongetwijfeld hun werk wel zouden doen. Grace zou er, als het ware, langzamerhand de gevangene van worden, om dan weldra nog slechts één gedachte te kennen: - hoe zich van die schuld te kwijten. Het zaakje marcheerde best. De patroon had inderdaad een geniale inval gehad. En hij, Spieren, had zijn rol in het hele geval meesterlijk gespeeld.

Toen hij de deur van het Instituut opende, zag hij dat er licht brandde in het gymnasium. Hij ging er binnen. Het eerste wat hij zag was Bones en Slobbo, rustig aan het kaarten. Beiden waren nog steeds gemaskerd.

Spieren voelde zich eensklaps geprikkeld.

‘Vinden jullie je zo mooi met zo’n mombakkes voor, eh? En trots op ’t werk dat jullie vanavond gedaan hebben, eh? Oh ja... prachtig!’

Zijn drift kreeg de overhand. Met grote stappen schreed hij de zaal door. Met een nijdige schop trapte hij de tafel bijna ondersteboven. De beide kaartspelers hielden zich rustig. ‘Maak je niet ongerust, broeders, ik zal de patroon precies vertellen wat voor stommiteiten jullie vanavond uitgehaald hebben. En, als ik er niet geweest was om die stommiteiten haastig weer recht te zetten! ...’ Hij knikte zelfgenoegzaam. ‘Ik mag veilig zeggen dat ik het brein van de organisatie ben. Jullie hebben mij immers in actie gezien, wat! ...’

Zijn verwaandheid werd hem de baas, steeg hem als alcohol naar het hoofd. Hij lachte met onmetelijke zelfvoldoening. ‘We hebben een aardige buit te verwachten. Dat zotte wijf betaalt mij in de eerste plaats 25.000 dollars terug, en dan heb ik het nog niet eens over ’t geld dat ze later afschuift om die foto’s terug te krijgen! ... Alles en alles om haar goeie naam te redden. Daar heeft ze natuurlijk alles voor over.’

De beide maskers staarden hem aan zonder iets te zeggen. Spieren had er blijkbaar dringend behoefte aan zijn overtollige energie kwijt te raken, te pralen met zijn verstand en zijn pezen. Hij ging naar een hoek van de zaal, tilde een zware halter op en keerde er mee naar de zwijgende kaartspelers terug. ‘Het ging allemaal als in een boek... behalve dan dat die idioot van een Slobbo ’t hele geval bijna 'in de war schopte ... eh! Had je je rol niet wat beter in kunnen studeren?’

Hij hief dreigend de~ halter op.

‘Je bent hard aan een paar bijlessen toe, vriend,’ smaalde hij. ‘als je tenminste nog een béétje hersens onder de pan hebt.’

Plotseling slingerde hij de halter in de richting van zijn hand’ langer en het zware gewicht kwam met een denderende smak vlak voor Slobbo’s tenen neer. En juist toen gebeurde het onverwachte. Slobbo bukte zich, greep de halter en tilde die op... met één hand!

‘Wel, Spieren? ... Ik doe 't je na, wat?’

De atleet stond hem seconden lang met van verbazing open mond aan te staren, niet bij machte een woord uit te brengen. Spoedig hervond hij evenwel zijn zelfbeheersing.

‘En wat heeft dat te betekenen? Ben je soms op een knokpartij uit?’

Hij kwam rechtstreeks op zijn handlanger toe; langzaam, met gebalde vuisten. Slobbo liet de arm met de halter zakken. Het hanteren van dat gewicht scheen hem niet de minste moeite te kosten. En de drift van Spieren kreeg weer de overhand.

‘En waarom hebben jullie nog steeds die maskers voor? Denken jullie soms dat ik hier met jullie carnaval kom vieren?’ Zijn stem verried niettemin een spoor van ongerustheid, alsof hij aanvoelde dat er onaangename verrassingen op komst waren. Om te beginnen begon hij te brullen:

‘Doe die maskers af!’

De tengere Bones was de eerste die gehoorzaamde. Hij deed de treksluiting los en ontdeed zich van het plastieke masker dat zijn trekken bedekte. Een gezicht kwam te voorschijn. En het was het gezicht van een jonge vrouw, van een jong meisje, liever gezegd, - een knap en spotlustig gezichtje.

Spieren wendde zich driftig tot Slobbo.

‘Wat heeft die flauwe mop te beduiden, eh... Slobbo?’ Onbevreesd voor degene die de plaats van Bonës had ingenomen, kwam Spieren dreigend op Slobbo af, die inmiddels eveneens zijn masker af had gedaan. En opnieuw zag Spieren het gezicht van een onbekende. Een energiek en zongebrongd gezicht, met spottende ogen en een doordringende blik. Spieren bleef met een ruk staan, trachtend de situatie te overzien. Die onbekende was in elk geval een vijand. En hij had die onbekende vijand met die halster zien jongleren, en dus besefte Spieren dat hij met een geduchte tegenstander te doen had. Onverwachts greep hij met de linkerhand het hem onbekende meisje, dat de rol van Bones gespeeld had. Weinig kon Spieren vermoeden dat het niemand anders was dan de dochter van Mrs. Gilder. Met de vrije hand greep hij een knots.

’Ik weet niet wat de bedoeling van ’t feest is, jongelui. Maar er komt vast en zeker gedonder van.'

Simon bleef stokstijf zitten, maar waakzaam met elke vezel en elke zènuw, gereed om in te grijpen, indien nodig. Laurie was degene die deze komedie had uitgedacht en hem er toe had weten over te halen haar zin te doen. Op het moment dat zij het Instituut naderden, met de- twee gevangenen achter in de koffer, was zij met haar idee op de proppen gekomen.

'Simon,’ had zij gezegd, 'de ergste schoft van 't hele stel is die Spieren. Hij heeft een goeie en harde les nodig.'

'Best,' had Simon geantwoord. 'Ik was trouwens min of meer iets in die geest van plan.'

'Mij dunkt zo,' had Laurie dan weer gezegd, 'een les om hem eens en voor goed van zijn ijdelheid te genezen, zodat hij daarna amper meer in een spiegel durft te kijken, bang om z’n eigen gezicht te zien.'

'Ga je gang, darling, maar verklaar me je plannen nader.' Onder de bedrijven door hadden zij in de gymnastiekzaal van het Instituut de terugkomst van Spieren afgewacht. Amper hadden zij de sleutel in het slot van de voordeur horen steken of zij hadden haastig hun maskers weer voorgedaan.

En de afrekening begon. Er straalde een felle gloed in de kas-tanje-bruine ogen van het meisje. En de Saint, die een mensenkenner was, wachtte zich er wel voor tussenbeide te komen. 'Wel? ...,' vroeg Spieren smalend. ‘Voelen we ons niet meer zo verschrikkelijk dapper nu we tegenover een èchte worstelaar staan, eh? Kerel van niks, schiet op! Ik zal dat vriendinnetje van je even onderhanden nemen, en dan zal ze Spie..En plotseling slaakte Spieren een gil. ‘... Auhh!'

Laurie was onverwachts op hem toe gesprongen, greep hem bij een arm en balanceerde nu het zware lijf van Spieren boven haar hoofd. Spieren dacht reeds dat zijn ene schouder ontwricht werd. En dan smakte hij loodzwaar op de vloer neer. Laurie gaf hem evenwel geen kans. Zij greep hem opnieuw, ditmaal bij de pols, en draaide zijn arm om. Spieren brulde als een bloedende stier. Simon volhardde in zijn roerloze houding. Hij vond het allemachtig vermakelijk. Een nummer zoals geen kermis er ooit geboden had.

'Bravo, Laurie! . . Laat dat canaille voelen dat je hem in elk opzicht de baas bent.’

'Laat me los!..rochelde Spieren.

Maar dat was wel het laatste waaraan Laurie dacht. Simon kwam een stap dichterbij.

'Schitterend werk, darling,’ prees hij. 'Toen je met je plan te voorschijn kwam, was ik, eerlijk gezegd, bang dat ’t je krachten te boven zou gaan ...’

‘Maar je hebt me niettemin de kans gegeven. Dank je, Simon. Ik ga de eer van mijn familie wreken.’ Zij schaterde. ‘Al ’t aan judo-lessen bestede geld brengt vanavond tenminste z’n rente op.’

Simon stond met de handen op de heupen toe te kijken, naar dat fraaie schouwspel, een levend beeldhouwwerk uit de oudheid : -Spieren buikelings op de vloer, met Laurie als te paard op zijn rug en nierstreek. En hij knikte goedkeurend.

'We zullen nu de voorstelling besluiten met Spieren tot een belijdènis te... eh... verleiden. Ik zal je een vingeroefening laten zien die ze jou vast en zeker niet geleerd hebben.’

Hij schoof haar zacht maar vastberaden opzij. Laurie liet de pols van de gevloerde Apollo los; maar niet zonder een woord van troost, vergezeld van een schier wrede glimlach.

'Ik denk zo, Spieren, dat ’t uit is met op het strand de mooie jongen uit te hangen.'

Spieren gaf geen antwoord. Moeizaam begon hij overeind te waggelen, maar kreeg geen kans de poging tot een goed einde te brengen. Met verblindende snelheid was Simon hem van achteren besprongen, rukte hem de polsen op de rug. Spieren gilde, tot zijn stembanden dreigden te scheuren. Simon glimlachte.

‘Kijk, Laurie,' zei hij, zonder enig spoor van emotie in zijn stem. ‘Op deze manier kun je beide armen van de patiënt tegelijk ontwrichten... tenzij hij onmiddellijk bekent.'

‘Hou op!' gilde Spieren. ‘Hou op! Je vermoordt me!’

‘Komt er een bekentenis?'

‘Alles wat je weten wilt. Maar hou op ... hou op! ...'

De Saint wachtte zich er wel voor zijn prooi meteen los te laten. Onder omstandigheden zoals deze is het altijd beter het onder behandeling zijnde voorwerp zó ver te brengen dat elke gedachte aan verder Verzet vermorzeld is. Eindelijk liet hij los. Spieren zuchtte, alsof hij leegliep.

In die ademhalingsoefeningen stelde Simon evenwel geen belang, hoegenaamd. Hij greep Spieren bij de kraag en drukte hem neer op een bankje.

'Jij spreekt... ik luister.'

Spieren keek hem aan als een gemartelde slaaf. Laurie was in de aangrenzende kamer bezig zich te ontdoen van het van Bones ‘geleende' pak en haar eigen kleren weer aan te trekken. Zij luisterde inmiddels belangstellend toe:

‘’t Zijn die Slobbo en die Bones...,' hakkelde Spieren, ‘die 't allemaal in mekaar gezet hebben. En ze hebben mij gedwongen hun te helpen. Ze... ze hadden me in hun macht. En dus moest ik wel doen wat ze zeien.'

‘Arme gekwelde ziel,' mompelde Simon. ‘Dat zou ik nou nooit vermoed hebben. Maar, wat ik zeggen wil, nog geen vijf minuten geleden heb je hun gebrek aan gezond verstand verweten en verklaard dat jij alleen in staat gebleken was je rol behoorlijk te spelen, nietwaar?'

‘Ik ... ik hield ze voor de gek.'

‘Okee,' zei Simon. ‘Dus zijn ’t Slobbo en Bones die vanavond die komedie op touw hebben gezet, die ontvoering en zo... En verder is er de kwestie van die foto’s. En, mocht ’t je soms interesseren, die foto's bestaan niet meer. Ik ben zo vrij geweest ze te verbranden. Je neemt ’t me niet kwalijk, hoop ik?'

De lippen van Spieren begonnen te trillen. Simon lanceerde een waarschuwing.

'Geen kunsten, Spieren! ... En ik waarschuw maar één keer.' 'Wie ben jij feitelijk?,' waagde Spieren eindelijk.

'Wie ik ben?... Dat, Spiering, is momenteel van ondergeschikt belang. Vertel ons liever het een en ander over Ada Kloof..

De ogen van Spieren begonnen uit te puilen. Er kwam een waas van angst over zijn valse ogen. Hij zwaaide bezwerend met zijn armen.

'Daar ben ik volkomen onschuldig aan. Dat... dit... behoorde niet... nooit... tot mijn taak. Ik hoefde ze alleen maar... alleen maar. .’

Hij liet de zin onvoltooid.

'Alleen maar,' voltooide Simon, 'aan te lokken... door de mooie jongen te spelen?'

Spieren knikte, zwijgend.

'En hun geld af te troggelen, natuurlijk ..

'Ja,' fluisterde Spieren, alle verzet in hem kapot.

'En’... als ze lastig werden...'

'Nee, nogmaals... dat was mijn taak niet!'

‘Bones dan? ... Of Slobbo? ... Of misschien beiden?'

'Weet ik niet. Er werd nooit met mij over gesproken. Ik waarschuwde ze alleen wanneer een zaakje dreigde spaak te lopen.' 'En ’t was hetzelfde met Violet Adscomb, vermoed ik?'

'Ja,' fluisterde Spieren, nagenoeg onhoorbaar.

Laurie verscheen op de drempel van de kleedkamer, en haar ogen verrieden dat zij nu pas inzag welk gevaar haar moeder bedreigd had. Toen Simon haar verzekerd had dat haar moeder hoegenaamd geen gevaar liep zolang Spieren niet over geld begon, had hij wel degelijk goed gezien. Nu eindelijk doorzag zij het spel van de bende.

De Saint hield de geslagen atleet voortdurend in het oog.

'Dus,’ zei hij, 'jij beschuldigt Slobbo en Bones?’

'Ja... dat zijn de schuldigen. Ik... ik voerde alleen maar m’n opdrachten uit.’

‘Dank je, getuige. Laurie... breng Bones voor.’

Spieren scheen van plan op te staan. Hij zag er haastig van af en toen zijn blik die van Simon ontmoette; een blik die, ook zonder woorden, welsprekend was. Inmiddels, ging de deur open en Laurie bracht Bones binnen. De handen zaten hem op de rug gebonden en het koord om zijn enkels veroorloofde hem slechts hele korte passen. Bovendien was zijn mond met pleister dichtgeplakt.

‘Doe hem z’n leugenapparaat open, Laurie,’ verzocht Simon. Laurie rukte Bones de lap van het gezicht, en Bones zuchtte. ‘Voorstellen is niet nodig, geloof ik?’ vroeg Simon. ‘Bones, de kameraad Spieren hier aanwezig, verklaart dat gij de grootmeester van de organisatie zijt. Volgens hem zijt gij degene die..

‘Zo’n vuile leugenaar!’ schreeuwde Bones. ’Hij knapte altijd alles op. En hij gaf altijd minachtend op ons af. Wij waren eenvoudig niks... bij hèm vergeleken!'

'Nou, dat is erg vervelend, Spieren,’ zei Simon effen. ‘Ik zie altijd graag dat men leeft in goede harmonie. Zullen we Slobbo vragen deel te komen nemen aan ons onderonsje?’

Ditmaal bracht hij zelf de genode binnen. Hij opende een deur, bukte zich, en raapte een soort van levensgrote rollade van de vloer. De rollade was Slobbo, geboeid op dezelfde manier als maat Bones. Hij kreunde toen Simon hem de strip van de mond rukte.

Nadat Simon hem op de hoogte had gebracht van de door Spieren geuite beschuldiging, scheurde Slobbo meteen een grote bek open en, als hij niet zo deskundig geboeid was geweest, zou hij Spieren ongetwijfeld te lijf zijn gegaan, met de aan geen twijfel onderhevige bedoeling hem kort en goed te vermoorden. Inmiddels vlogen beledigingen en verwensingen lustig heen en

weer, terwijl Simon met jubel in het hart toeluisterde. Tot hij eindelijk ingreep.

‘Prachtig,’ begon hij. ‘Dus, als ik ’t goed begrijp, is geen van jullie drieën het hoofd van de organisatie. Allemaal erg vervelend, weet je, want ik dacht dat ik met m’n werk klaar was.’ ‘Wel allemachtig!,’ riep Bones uit. ‘Wat verlang je van ons?’ ‘Niets,’ zei Simon. ‘Of hoogstens... een paar duiten.’ ‘Wat?...’

Zij keken elkaar stom verbaasd aan. Zelfs Laurie scheen verontwaardigd. Wat had Simon in de zin?

‘Duiten, ja,’ herhaalde de Saint onverstoorbaar. ‘Jullie zijn me schadeloosstelling schuldig voor m’n moeite. Waar staat de brandkast des huizes?'

Bones keek heimelijk naar zijn makkers. Een dolle hoop maakte zich van hem meester. Simon drukte de grote verwachting meteen de flanken in. Hij vond een eind touw en bundelde Spieren afdoende in elkaar. Er was trouwens geen verzet meer in Spieren. Vervolgens greep hij Bones bij de schouders.

‘De brandkast, kameraad!’

Bones schudde meewarig het hoofd.

‘We hebben geen brandkast. En we hebben geen centen ook. We hadden gehoopt dat die Gilder-geschiedenis ons weer op de been zou helpen. De laatste tijd hebben we alleen maar onkosten gehad.'

‘En toch, vriend, ben ik er van overtuigd dat jullie wel ergens een spaarpotje hebben.'

Hij duwde Bones voort in de richting van de deur. Samen verlieten zij de gymnastiekzaal. Op de drempel wendde Simon zich tot Laurie.

‘Mochten ze 't je lastig maken, schat, gebruik dan je wapens. Een fikse tik met de knots of met de halter op de kop! Daar gaat niets boven.’

In het aangrenzende kantoor bleef hij staan, greep Bones bij de nek en draaide hem rond. Glimlachend klemde hij zijn vingers om ’s mans strot.

‘Een kippestrot. mannetje. Eén fikse draai, en... niemand zal over je heengaan treuren. Zélfs Slobbo niet. Horen we nog iets?'

De greep van de vingers werd geleidelijk knellender, het gezicht van Bones dienovereenkomstig heter. Zijn ogen begonnen te puilen, zijn mond ging open ...

‘Ik... ja...’

De druk op zijn strot verminderde. Hij ging naar de muur, verwijderde een schilderijtje en onthulde een daarachter verborgen kluisdeur. Hij loosde een zucht.

‘D’r zit bijna niks in.'

‘Mag niet hinderen. Ik «ril in geen geval dat Mr. Gilder te weten komt hoeveel zijn vrouw hier uitgegeven heeft. Begin je me langzamerhand te begrijpen, vriend?'

Bones knikte, mompelend begon hij de kluis te openen.

‘Ja, ik heb ’t eindelijk door. Jij bent de Saint!’

‘Hoogst vereerd. En nou... schiet op!'

Hij schoof Bones opzij en wierp een blik in de brandkast, haalde minachtend de schouders op.

‘Tienduizend? .... Dat is niet veel, Bones.’

‘Spieren is inhalerig.’

‘Wie is jullie baas?’

Hij keek de ander scherp in de ogen, meende even een flits te bespeuren. Maar Bones schudde tenslotte het hoofd. ‘Niemand. We hebben samen geprobeerd iets op touw te zetten. ‘School der Schoonheid’ was een mooie naam. Maar we hadden niet veel te doen. Dus zochten we naar iets anders... tot Spieren op ’t idee kwam van chantage.’

‘En af te maken als ze koppig begonnen te worden?’

‘Nee, nee, nee! Niet ik! Dat zweer ik je, Saint!'

Simon had zich inmiddels meester gemaakt van het geld en propte het in zijn zak, duwde dan zijn waardeloze tegenstander het kantoor weer uit en terug naar de gymnastiekzaal. Laurie, schrijlings op een tafel, rookte een sigaret, maar met een waakzaam oog op de beide gevangenen. Spieren en Slobbo hadden zich echter koest gehouden, beiden blikbaar aan het eind van hun uithoudingsvermogen. ZQ keken Bones bij diens terugkeer vragend aan, en Bones knikte en daarmee wisten ook de anderen dat de Saint hun reserve gefiepst had. Het was als de laatste strohalm.

De-Saint wendde zich tot Laurie.

‘Naar huis, Laurie. ‘t Is al laat en je moeder zou ongerust kunnen worden. Je hoeft deze heren geen ‘tot ziens’ te zeggen. Persoonlijk heb ik hier evenwel nog het een en ander te bespreken.’

Zij scheen van plan te gaan protesteren. Hij trok haar naar zich toe, als om haar liefkozend in zijn armen te nemen. In werkelijkheid had hij geen andere bedoeling dan haar enkele instructies in te fluisteren. Zij luisterde aandachtig, knikte dan.

‘Tot ziens, Saint.’

‘En verzin maar iets als er gevraagd wordt waarom je zo laat thuis bent,’ ried hij haar aan.

Toen zij vertrokken was, wendde Simon zich weer tot Spieren. ‘Je zit je af te vragen wat ik verdek met jullie van plan ben?’ ‘Bah!... je hebt ons onze laatste paar centen afgenomen. Je bent een gangster, en dat ’s alles. En je hebt geboft. Maar we krijgen je nog wel!’

Spieren scheen geleidelijk van de geleden schade te herstellen. Simon keek hem aan, haalde minachtend de schouders op. ‘Stuk ongeluk,’ zei hij, ijzig en smalend.

‘Uhh, kalm aan, wat!/ antwoordde Spieren. ‘Dat wij vandaag een strop gehaald hebben wil nog niet zeggen dat we morgen...’ .

‘Spieren,’ zei Simon, 'Bones licht je natuurlijk toch in zodra ik m’n hielen gelicht heb, en dus kan ik me net zo goed nu even zelf voorstellen. Ik ben Simon Templar.’

De grauwe ogen van de gesjeesde Don Juan stonden eensklaps vol angst en zijn onderkaak begon te zakken.

‘Ja,’ zei Simon. ‘Onthoud dus goed wat ik nu zeg. Verbod om jullie bedrijf voort te zetten. Tenminste, het gedeelte dat dik geld opbracht. Als jullie zin hebt om voort te gaan met het exploiteren van vrouwelijke ijdelheid, dus met masseren en weet ik veel en zo, ga dan je gang. Maar verder niets. En je berekent hetzelfde tarief als andere instellingen van dit soort. Begrepen?’

‘Ja,’ snauwde Bones, en Slobbo knikte.

Templar keek de atleet vragend aan.

‘En jij, Spieren?'

'Okee,' grauwde Spieren op zijn beurt.

‘Prachtig. Mochten jullie de gegeven voorschriften ooit over ’t hoofd zien... dan horen jullie wel nader van me. Tot ziens..

Hij deed de deur achter zich dicht, en meteen weer open.

‘Zie zelf maar dat je uit je boeien loskomt. En slaap wel.’

Hij verliet de gymnastiekzaal. Luidruchtig deed hij de voordeur achter zich dicht, er echter wel voor zorgend dat het slot niet dichtsprong. En dan, op korte afstand, stelde hij zich op. Het was nog duister. Niemand, meende hij, had hem gezien. Hij zelf, daarentegen, bespeurde in het halve duister een schim die de wacht scheen te houden op de hoek van het doodlopende straatje tegenover het Instituut. Een agent? Nee.

Simon zette de kraag van zijn overjas op en sloop voort langs de huizen, om dan de straat over te steken en op zijn schreden terug te keren. Op het ogenblik dat hij het straatje passeerde, bleef hij staan, schoof dichter naar de muur toe als om zich bij het aansteken van een sigaret te beschutten tegen de wind. Hij hoorde steelse schreden in het nauwe straatje. Hij vroeg zich af wie daar op wacht kon staan, en waarom. Meteen besloot hij te blijven waar hij was, in elk geval zolang Laurie nog in het gebouw van het Instituut vertoefde, want juist op haar stond hij te wachten.

Toen hij haar had aangeraden weg te gaan, had hij haar enkele instructies toegefluisterd.

‘Verstop je ergens en probeer na te gaan wat ze uitvoeren. Als ik me niet vergis, gaan ze om hulp vragen. In elk geval, denk ik zo, gaan ze iemand over hun strop van vanavond inlichten.' Het risico .was niet gering, en hij besefte het volkomen, maar hij aanvaardde het, evenals Laurie. Hij wist dat zij geheel en al naast hem stond, geladen en gespannen met wraakzucht over hetgeen men haar moeder had aangedaan. En hij, de Saint, bood haar een heel wat guller kans dan het verrichten van enkele judogrepen ten koste van de waardige heer Spieren! Bovendien stelde hij belang in het meisje. Zij was moedig en intelligent. En dit was, om zo te zeggen, haar vuurproef. En, mocht er iets mislopen, dan kon hij immers altijd nog ingrijpen.

De eneryerende spanning van het wachten brak plotseling toen hij haar eindelijk uit het instituut te voorschijn zag ljp-men. Onmiddellijk voegde hij zich bij haar, vatte haar arm en voerde haar gezwind naar de wachtende wagen. Meteen reed hij af, maar wachtte tot zij enigszins gekalmeerd was, alvorens haar vragen te gaan stellen.

‘Wel, Laurie? ...’ vroeg hij eindelijk.

‘Simon... ik... ik heb ’t erg benauwd gehad. Feitelijk klinkt ’t dwaas. Ik vermoedde, dat jij je wel ergens in de buurt verscholen hield, maar ik was doodsbang dat die kerels mij zouden vinden en verhinderen te schreeuwen en afmaken eer ik iets te weten had kunnen komen, en om hulp had kunnen roepen.

‘Er was inderdaad risico aan verbonden,’ zei hij, zonder merkbare emotie in zijn stem.

‘En jij vond ’t goed dat ik dat risico liep, Simon?'

‘Je hebt er voortdurend op aangedrongen niet altijd op de achtergrond te blijven. Je stond er op; zo nauw mogelijk mét mij samen te werken. En je hebt ’t er uitmuntend af gebracht, dunkt mij zo, Laurie. Heb je je sporen verdiend, denk je?’

‘Ik geloof van wel, Simon,’ zei zij, opgewekt glimlachend. ‘Terwijl jij hen nog aan de praat hield, heb ik me ergens in een zij-' kamertje verstopt, waar ik wel niet kon zien wat er in de gymnastiekzaal gebeurde, maar wèl kon horen wat er gaande was.’ 'En, Laurie? ..

Zij streek met haar tong over haar droge lippen. Hij zag het, ontdekte vrijwel meteen een klein zaakje dat nog open was, en stopte.

‘Eerst een kop koffie, Laurie,’ zei hij.

Zij gingen zitten in een rustige hoek van de koffietent en, nadat het dienstertje verdwenen was, begon Laurie verslag te geven.

‘Toen jq eenmaal weg was, was ’t net of er gewichten over de vloer gesleurd werden!'

‘Onze vrienden,’ zei de Saint knikkend, ‘die zich naar elkaar toe sleepten om elkaar te helpen hun boeien los te maken. En verder?’

‘Verder stonden ze elkaar de huid vol te schelden. Maar ik heb niet alles kunnen volgen.'    (

‘Ik vermoedde zo het een en ander.'

‘Spieren verweet Slobbo z’n stommiteiten en ging tegen Bones te keer omdat die je hun geld gegeven had. Bones, van zijn kant, hield vol dat de mislukking de schuld was van Spieren die niet achterdochtig genoeg was geweest en uiteindelijk óók degene was die jou de weg naar de bungalow gewezen had. Wel, zoals je ziet...’

‘Ja,' zei Simon, glimlachend. ‘Maar dat is tenslotte toch allemaal bijzaak. Wie van de drie heeft getelefoneerd?'

‘Maar...' Zij keek hem met onverholen verbazing aan. ‘Hoe wist jü..

‘Ik wist 't zeker. Juist daarom vroeg ik je te willen blijven luisteren. Wie belde op? Bones, vermoed ik?'

‘Ja,' zei zij. ‘Ik hoorde dat er een nummer werd aangeslagen. Slobbo vroeg ‘Wat doe je?' en Bones antwoordde ‘Goggles waarschuwen.'

‘Goggles,' herhaalde de Saint langzaam. ‘Weet je zeker dat je ’t goed gehoord hebt? Die vraag is belangrijk, Laurie!'

‘Ik ben er absoluut zeker van. En toch... toen Bones aansluiting had, gebruikte hij een andere naam. Hij zei ‘Hallo, Dig?

... Ja, met Bones... Dacht je? Niks! Een strop! ... We zijn tegen de Saint aangelopen! En je weet wat dat betekent, eh’?'! Zij glimlachte nog steeds.

‘Tenslotte,’ hervatte zij, ‘heeft hij de hele geschiedenis verteld. Hoe jij tussenbeide gekomen was, hoe jij de een van de ander gescheiden had en zo. En ik geloof niet dat er van het andere eind van de draad felicitaties binnënstroomden. De stem van Bones klonk nogal benauwd, en hij debiteerde allerlei uitvluchten en verontschuldigingen. Had hèt ook over... over een Tim. Hij had op Tim gerekend, zei Bones, maar Tim had verstek laten gaan, als ik ’t goed begrepen heb.’

‘Mooi,’ besloot Simon. ‘Goggles... Dig... Tim ... een dagtaak voor morgen.’

Zij legde haar vingers op zijn gespierde hand.

‘Eén moment, Simon. Ik ben nog niet uitgepraat. Bones scheen tenslotte weer moed te scheppen. Tenminste, hij zei op een nogal scherpe manier dat hij er zijn bekomst van had. Nu jij je met het geval bemoeide, trokken, hij en z’n makkers zich terug, vonden het spel nu te gevaarlijk. Hij had voornamelijk opgebeld om dat even te laten weten. Wat hun betrof was het spel uit. Onmiddellijk daarna belde hij af.’

Simon lachte opgewekt.

‘Wel, Laurie, we schijnen er de schrik onder te hebben. En jij? Begin jij soms ook bang te worden? Nee? Kom dan...’ ‘Waar naar toe,’ vroeg zij.

‘Jullie huis. ’t Is meer dan tijd om naar huis te gaan... en een uitvlucht te verzinnen waarom je zo laat bent. Of liever, twee uitvluchten.’

‘Waarom twee?’ vroeg zij.

‘Eén voor je vader, die niets van het gebeurde aan de weet mag komen... ook al zou je ’t nog zo prettig vinden hem te vertellen hoe ver je ’t gebracht hebt in de kunst van het judo. En de tweede uitvlucht is voor je moeder bestemd. Bedenk een of andere steekhoudende reden voor ons gezamenlijk ingrijpen, maar maak het haar vooral duidelijk dat zij, wat die ioto’s ;

betreft, niets meer te vrezen heeft. Spieren is verslagen, en afdoende verslagen. De kwestie is evenwel... hoe en waar jij mij hebt leren kennen?’

Laurie vond nagenoeg meteen de oplossing.

‘Gevonden,’ zei zij geestdriftig. ‘Diana heeft ons aan elkaar voorgesteld.’

‘Wie is Diana?’

‘Mijn beste vriendin. Ze verblijft momenteel op haar ranch, in de buurt van Sacramento. Moeder zal heus geen navraag gaan doen... Zeg, .Simon, geloof je wérkelijk dat die drie bandieten voor goed onschadelijk gemaakt zijn en dat we er niets meer van te duchten hebben? Tenslotte heb je hun de vrijheid gelaten. En, wie weet, misschien scheppen ze gauw genoeg weer nieuwe moed ...’

Hij schudde het hoofd.

‘Luister naar een wijs woord van mijn eerbiedwaardige grootmoeder, Laurie... om de grote vissen te verschalken gebruikt men een net met mazen waar het kleine grut doorheen kan.’