Gettysburg, juli 1863
Phoebe tilde het hoofd van de soldaat op en bracht de tinnen beker met wijn naar zijn lippen. 'Hier, probeer eens een beetje te drinken. Ik weet dat je pijn hebt en ik zou wel willen dat we iets sterkers hadden, maar dit is het enige wat we nu hebben.'
'Bedankt,' fluisterde hij.
'Wil je nog een beetje? Kan ik nog iets anders voor je doen?' Toen hij zijn hoofd schudde, legde Phoebe zijn hoofd weer neer en ging naar de volgende patiënt. 'Hoe gaat het? Kun je een beetje wijn drinken? Ik weet dat het als ontbijt niet veel voorstelt, maar het verzacht de pijn misschien een beetje.'
'Ontbijt? Is het dan al ochtend?'
'Zeker. De zon komt al boven de heuvel daar tevoorschijn. Kijk eens hoe mooi de lucht is.' Het was de derde zonsopgang die Phoebe zag zonder dat ze daar tussendoor veel slaap gekregen had. Ze wist niet hoe lang ze het zo vol zou kunnen houden, maar aangezien er een tekort aan verpleegsters was, wist ze dat ze moest proberen vol te blijven houden.
'Til mij eens op zodat ik het kan zien,' smeekte de man.
'weet je het zeker? Ik wil je geen pijn doen.'
'Maak je geen zorgen,' zei de man, die zijn gezicht vertrok van pijn. 'Ik weet dat ik ga sterven. Het is waarschijnlijk de laatste zonsopgang die ik ooit zal zien.'
'Je moet de moed niet laten zakken,' zei ze terwijl ze hem hielp te gaan zitten. 'We doen ons uiterste best om je erdoor te halen.'
Maar hem te helpen, en de duizenden anderen zoals hij was een overweldigende taak. Phoebe en de andere verpleegsters en artsen waren op het slagveld bij Gettysburg aangekomen nadat de strijd al begonnen was. Er was geen tijd geweest om een redelijk veldhospitaal op te zetten of een geschikte operatiekamer in te richten. Ook was er een tekort aan medische apparatuur en medicijnen om aan de grote vraag te kunnen voldoen. Terwijl generaal Meade zijn leger naar het noorden liet oprukken om Lee te achtervolgen, had hij de vrachtwagens opdracht gegeven munitie en militaire uitrusting te vervoeren in plaats van medische voorraden. Nog voordat Phoebe en de andere verpleegsters tijd hadden gehad om het weinige dat ze hadden uit te pakken, waren de eerste gewonden al aangekomen. En zonder tenten voor een veldhospitaal waren ze gedwongen om voor de patiënten te zorgen in de openlucht bij de boerderij waarin dokter McGrath en de andere artsen aan het opereren waren.
Phoebe liet de soldaat achter om van zijn vermoedelijk laatste zonsopgang te genieten en liep naar de volgende man. Toen ze zag dat het een soldaat van de Rebellen was, aarzelde ze even. Alle gewonden van zowel de Unie als van de Rebellen waren achtergebleven, maar ze waren te zwaar gewond om nog verder te vechten. Phoebe kon niet vergeten dat een granaat van de Rebellen haar broer had gedood. Door een andere was ze zelf gewond geraakt. Ze voelde nog steeds de pijn in haar schouder toen ze naast de soldaat neerknielde en zijn hoofd optilde.
'Wil je een beetje wijn?'
Hij knikte en nam een paar slokken. 'We hebben de slag gisteren verloren, hè?' vroeg hij toen ze hem weer neerlegde. 'Ik ben een gevangene.'
Ze had gehoord dat de Rebellen zich na de slag van gisteren tijdens de nacht over de Potomac hadden teruggetrokken. Na drie dagen van zware gevechten waren er aan beide zijden duizenden gewonden en gesneuvelden achtergebleven. De Confederale soldaten die te zwaar gewond waren om te reizen, waren achtergelaten. Veel Confederale legerartsen waren bij hen achtergebleven om voor hen te zorgen.
'Dit hier is een veldhospitaal,' zei ze tegen hem. 'Ik ben verpleegster, geen bewaker. En vraag mij niets over welke veldslag dan ook. Ik heb het te druk met de verzorging van al die gewonden om de stand van zaken bij te kunnen houden.'
Ze liep naar de volgende patiënt, eveneens een Rebel. Terwijl ze doorwerkte, werd ze zich er plotseling van bewust dat ze door één van de Confederale artsen in de gaten werd gehouden. Hij was een lange, slungelige vent met een hangsnor en een baard van een paar dagen op zijn kin. Ze had hem al eerder gezien. Evenals de andere dokters was hij dag en nacht aan het werk zonder erop te letten welk uniform de mannen droegen. Hij zat nu een paar meter van haar vandaan onder een boom.
Ze keek op en ze keken elkaar aan. Haar ogen vernauwden zich. 'Houdt u mij in de gaten?' vroeg ze. 'Om te zien of ik ze niet vergiftig of zoiets?'
Hij lachte en zijn lach was net zo los en vrij als zijn slungelige voorkomen. 'Nee hoor. Je ziet er niet uit als iemand die dat zou doen. Maar ik moet je wel bekennen dat ik je inderdaad in de gaten hield. En ik denk dat ik je een verklaring schuldig ben waarom ik dat deed.'
'U bent mij helemaal niets verschuldigd,' zei ze, van hem weg kijkend. Toen ze naar de volgende patiënt wilde gaan, stak de dokter haar een tinnen kroes toe.
'Mag ik misschien ook een beetje? Ik zou op dit moment van de dag wel liever koffie hebben, maar ik neem genoegen met wat ik kan krijgen.'
Phoebe liep langs de rij naar de plek waar hij zat en schonk wat wijn uit de fles in zijn kroes. Ze had gehoord dat het avondmaalswijn was die uit één van de kerken in de buurt kwam.
'Dank je wel, dat is genoeg. Ik kan maar beter niet dronken worden... Hé, wacht eens even,' zei hij toen ze weer weg wilde lopen. 'Ik hoorde je met de mannen praten. Je praat net zoals de mensen thuis. Ik moet bekennen dat ik een beetje heimwee kreeg, zeker naar een vrouwenstem, dus dat was de reden dat ik je in de gaten hield. Ik dacht gewoon aan thuis.'
'Ik ben geen Confederaal zoals u,' zei ze koel. Maar ze had zijn vertrouwde, wat lijzige accent ook opgemerkt. Nu ze bijna twee jaar tussen al die mensen uit het Noorden leefde, was ze gewend geraakt aan de grappige manier waarop zij praatten. De stem van de dokter deed ook haar aan thuis denken.
'Nee mevrouw, ik weet dat je geen Confederaal bent,' zei hij. 'Waar kom je vandaan, als je het niet erg vindt dat ik je dat vraag?'
'Welnee, ik vind het niet erg.'
Hij lachte opnieuw. 'Goed hoor. Ik neem het je niet kwalijk. We zijn door deze oorlog allemaal nogal achterdochtig geworden, denk ik zo. Ik kom van Berkeley County in Virginia, dus niet eens zo ver hiervandaan. Net over de grens met Pennsylvania. Je zult wel nooit van mijn dorp gehoord hebben, maar de dichtstbijzijnde stad is Martinsburg.'
Hij woonde in het volgende district, niet zo ver van Bone Hollow. 'Berkeley County behoort niet meer tot Virginia,' zei ze tegen hem. 'Ze hebben net van een groot deel van Virginia een nieuwe staat gemaakt.'
'Ja, dat heb ik ook gehoord. Maar ik ben sinds het begin van de oorlog niet meer thuis geweest.'
'U hebt zich bij de Confederatie aangesloten,' zei ze bot.
'Ja, dat is zo. Maar het was niet zozeer dat ik mij bij hen aangesloten heb. Ze hebben mij gewoon ingeschreven. Ik was net klaar met mijn studie medicijnen in Charlotteville en ik liep stage bij een dokter daar. Ze hadden dokters nodig toen de oorlog begon, dus ze grepen mij in mijn kraag. En hoe staat het met jou? Hoe ben jij hier terechtgekomen? Je bent je man gevolgd, neem ik aan.'
'Ik ben niet getrouwd.'
'Nou mevrouw, dat kan ik maar moeilijk geloven. Zo'n knappe meid als jij bent?'
'Wil u mij soms voor de gek houden?'
Hij keek haar oprecht verbaasd aan. 'Nee mevrouw! Ik ben echt gek op blond haar en dat van jou is de mooiste kleur die ik ooit heb gezien. Het doet mij denken aan maïskolven. Je bent een sterke meid en een heel goede verpleegster. Ik heb je aan het werk gezien. Die Zuidelijke meisjes die bij het minste of geringste flauwvallen, laten me koud... Mevrouw?' zei hij toen ze weer weg wilde lopen. 'Wil je mij niet vertellen hoe je heet, dan hoef ik je niet steeds mevrouw te noemen?'
Ze aarzelde even. 'Phoebe,' zei ze toen.
'Ik heet Daniël... Daniël Morrison'. Hij stak zijn hand uit om de hare te schudden. Phoebe vond hem ondanks zichzelf aardig.
'Heb je een vrouw en kinderen die op je wachten, dokter Morrison?'
'Nee, de meisjes thuis zagen niet zo veel in mij,' zei hij lachend. 'Ze zeiden dat ik eruitzag als een vogelverschrikker. En zo'n vlotte prater ben ik ook niet. Ik zat altijd met mijn neus in de boeken. En een plattelandsdokter in Berkeley County heeft meisjes weinig luxe enzo te bieden.'
'Denk je dat je weer terug zult gaan als de oorlog voorbij is?' vroeg ze.
Hij zuchtte. 'Het is soms moeilijk om je voor te stellen dat er ooit een eind aan deze oorlog komt, vind je ook niet? Maar ja, ik wil weer terug naar Berkeley County en daar dokter worden. Dat heb ik altijd gewild. En wat ga jij doen?'
'Daar heb ik eigenlijk nog niet over nagedacht,' zei ze schouderophalend. 'Ik denk dat er weinig anders op zal zitten dan weer naar huis te gaan.'
Hij glimlachte. 'Nou, zodra je weer thuis bent, zal er wel een of andere gelukkige kerel zijn die met je trouwt, denk ik zo.'
Phoebe keek hem doordringend aan om te zien of hij haar voor de gek hield, maar ze zag alleen maar bewondering in zijn ogen. Hij keek naar haar op de manier waarop een man naar een vrouw kijkt - iets wat ze nog nooit eerder had meegemaakt. Hij glimlachte wat verlegen onder haar onderzoekende blik en kwam toen langzaam overeind.
'Bedankt voor de wijn. Ik vond het leuk om met je te praten, Phoebe. Pas goed op jezelf.'
Het eerste wat Julia opviel toen de Christelijke Commissie in Gettysburg arriveerde, was de stank. De gesneuvelden konden niet snel genoeg begraven worden, en de opgezwollen kadavers van de dode legerpaarden lagen overal over het veld verspreid. Vrijwilligers strooiden overal gebluste kalk rond, maar dat haalde in de hitte van de zomer slechts weinig uit.
De lucht die Julia inademde, was doortrokken van de stank van dood en ontbinding.
Overal waar ze nodig waren en waar ruimte was, werden geïmproviseerde veldhospitalen opgezet — in huizen, schuren en kerken, zelfs onder overdekte bruggen. Julia's taak bestond eruit om in een gehuurde wagen met de andere vrijwilligsters rond te rijden om voedsel en medicamenten uit te delen waar dat nodig was. Maar ze had voor zichzelf een tas met schoon verband, jodium en medicinale cognac klaargemaakt en had zich voorgenomen de groep te verlaten en te blijven helpen als er extra verpleegsters nodig waren.
Eén van de eerste boerderijen die ze net buiten Gettysburg zagen, bood een inmiddels vertrouwd aanzien. In de schuren, de boerderij en verspreid over het erf onder de bomen lagen honderden zwaargewonde mannen. Toen haar wagen tot stilstand kwam, liep de boerin naar haar toe en vertelde hun dat er grote behoefte was aan eten en aan mensen om te helpen alle soldaten te voeden. Julia ging met de anderen aan het werk om soep en brood uit te delen.
Ze was nog niet lang aan het werk toen er plotseling een dokter uit de boerderij tevoorschijn kwam die schreeuwde: 'Ik heb een verpleegster nodig! Nu meteen.'
'Ik ben een ervaren verpleegster,' zei Julia. 'Ik ben net aangekomen. Kan ik helpen?'
'Kom naar binnen. Breng je spullen en wat eten mee als je wat hebt.'
Julia pakte haar tas en volgde hem naar binnen, haar hart bonzend van zowel bereidwilligheid als angst.
'Eén van onze chirurgen is in elkaar gezakt,' zei hij toen ze over de achterveranda naar de keuken liepen. We hebben hem naar de woonkamer gebracht en we hebben iemand nodig om voor hem te zorgen, zodat wij verder kunnen gaan met ons werk.'
Hij wees naar een open deur in de keuken die toegang gaf tot een kleine zitkamer. Maar Julia moest eerst door de keuken heen die als operatiekamer werd gebruikt. De hospitaalsoldaten hadden net een gewonde soldaat binnengebracht en hij gilde van pijn toen ze hem naar de geïmproviseerde operatietafel droegen. Julia keek opzij om zijn verminkte been niet te hoeven zien. In een hoek bij de haard lagen kledingresten en ledematen op een hoop gegooid. Overal was bloed. De houten vloer was er glibberig van. Ze sloot haar ogen en bleef even staan.
'Gaat het?' vroeg de dokter.
'Ja...Weet u wat deze chirurg heeft? Waarom is hij in elkaar gezakt?'
'Uitputting. Hij heeft drie dagen achter elkaar doorgewerkt zonder rust te nemen. Ik denk dat hij al die tijd niet gegeten en geslapen heeft. Hij zakte even geleden in elkaar, waarschijnlijk van vermoeidheid en honger.'
Julia was nu bij de deur naar de zitkamer gekomen en ze verstijfde. De dokter lag bewusteloos op de bank. Hij had een arm voor zijn ogen geslagen alsof hij ze wilde beschermen, maar hoewel het grootste deel van zijn gezicht bedekt was, herkende ze hem onmiddellijk - James McGrath. Ze wilde teruggaan, wegrennen van de boerderij.
'Kunt u hem niet beter gewoon laten slapen?' vroeg ze.
'Natuurlijk. Maar u moet ervoor zorgen dat hij wat eet. Hij is één van onze beste chirurgen. Hij moet weer zo gauw mogelijk in orde zijn, anders sterven er talloze gewonden.' De dokter liet Julia achter en keerde terug naar zijn werk.
Niet in staat om zich te bewegen, staarde ze lange tijd naar James McGrath. In de huizen, schuren en kerken rond Gettysburg lagen duizenden gewonde soldaten die ze zou kunnen helpen. En er moesten ook honderden dokters en verpleegsters zijn. Door welke vreemde lotsbeschikking was ze nu weer samengebracht met James McGrath?
Julia wist dat ze hier niet alleen met hem moest blijven. Eén van de getrouwde vrijwilligsters kon hem even goed te eten geven. Ze zou naar buiten moeten gaan en iemand anders gaan halen om dit te doen. Maar voor ze kon vertrekken, ontstond er commotie in de keuken toen de gewonde soldaat begon te schreeuwen. Er viel iets op de vloer. James kreunde bij het geluid en probeerde zijn gezicht tegen de bank aan te drukken.
Ze wist van zijn migraineaanvallen en dat licht en geluid de pijn nog erger maakten — en ze wist dat het de bedoeling was dat ze hier was.
Julia deed onmiddellijk de deur naar de keuken achter zich dicht en liep door de kamer heen om alle gordijnen te sluiten. Toen ze het vertrek zo goed mogelijk had verduisterd, haalde ze een paar zwachtels uit haar tas en maakte die met koud water uit haar veldfles nat. Toen trok ze James' arm van zijn gezicht en bedekte zijn ogen met een zwachtel. De tweede zwachtel legde ze op zijn voorhoofd en ze gebruikte wat watten om in zijn oren te stoppen. Toen knielde ze naast de bank neer en dacht na over wat ze nu verder moest doen.
Omdat hij op de keukenvloer was gevallen, was hij erg vuil. Ze maakte nog een stuk verband nat en veegde er het bloed en het vuil mee van zijn gezicht en haren. Ze ontdekte een snee die veroorzaakt was doordat hij met zijn hoofd op de vloer was gevallen en sprenkelde er wat jodium op. Toen zijn gezicht weer schoon was, wikkelde ze een verband om zijn hoofd om het compres op zijn ogen op zijn plaats te houden voor het geval hij zich zou omdraaien.
Vervolgens kwam zijn overhemd aan de beurt. Het zag er afschuwelijk uit — op sommige plaatsen stijf en kleverig en tot op zijn huid met bloed doordrenkt, van drie dagen onafgebroken opereren. James bleef bewusteloos toen ze hem omdraaide en zijn vuile overhemd uittrok. Ze was verbaasd toen ze zag dat hij onder zijn verfomfaaide, slecht passende kleren gespierd en goedgebouwd was. Het haar op zijn borst was rossig net als zijn baard.
Julia had het bloed van ontelbare andere gewonde mannen weggewassen, maar terwijl ze met James McGrath bezig was, werd ze zich langzaam bewust van de ongepastheid van wat ze aan het doen was. Een ongetrouwde vrouw zou zoiets eigenlijk helemaal niet mogen doen. Dat had iedereen — haar vader, Dorothea Dix, Nathaniel — haar al eerder gezegd. Toen ze in Washington was en net gedaan had of ze met Robert was getrouwd, had ze zich weinig zorgen om haar reputatie gemaakt, maar nu kon ze de schijn niet meer ophouden. De andere vrijwilligsters van de Commissie wisten dat ze niet getrouwd was. Als een van hen plotseling het verduisterde vertrek binnen zou komen en haar alleen zou zien met een halfnaakte man, zou het met Julia's reputatie zijn gedaan. En haar toekomstige huwelijk met een dominee zou ze ook wel kunnen vergeten.
En dan was er nog iets. Ze was niet langer in staat om de sterke aantrekkingskracht te ontkennen die ze voor James McGrath voelde — een aantrekkingskracht die helemaal verkeerd was.
Julia had plotseling erg veel haast om haar werk af te maken. Ze waste snel zijn met bloed bevlekte handen. Ze merkte dat hij niets aan zijn vingers had, maar het duurde even voor de waarheid tot haar doordrong — James had zijn trouwring niet om. Ze liet zijn linkerhand verschrikt vallen.
Wat betekende dit? Had hij die ring afgedaan om te kunnen opereren? Maar Julia had hem ook in Fredericksburg bij het opereren geassisteerd en toen had hij zijn ring niet afgedaan. Ze krabbelde overeind en raakte bijna in paniek, hoewel ze niet wist waarom. Ze moest hier weg. Maar ze had hem nog niet te eten gegeven en de dokter had haar gevraagd dat vooral te doen.
Omdat ze niet bereid was opnieuw door de keuken heen te lopen, liep Julia naar de voordeur van de boerderij en haastte zich toen naar de andere vrijwilligsters die soep aan het uitdelen waren. Ze nam zonder iets te zeggen een tinnen kom en een lepel en stond weer op het punt om naar binnen te gaan toen een van de andere dames haar tegenhield.
'Je ziet erg bleek, Julia. Voel je je wel goed? Het is daar binnen zeker afschuwelijk, hè?'
Ze greep het excuus met beide handen aan. 'Ja. Ze zijn aan het opereren. Zeg tegen iedereen dat ze buiten moeten blijven.'
'En jij dan? Kun jij er wel tegen?'
'Ik ben bijna klaar.'
Julia ging weer door de voordeur terug en deed de deur vanbinnen op de grendel. Ze zette de kom op een tafeltje naast de sofa en tilde toen James' hoofd op om er een paar kussens onder te leggen. 'Dokter McGrath...' mompelde ze, zachtjes aan zijn schouder schuddend om hem wakker te maken, 'u moet wakker worden om iets te eten.'
Het duurde even voor hij weer bij kennis kwam. Hij kreunde en tastte toen met een hand naar het compres op zijn ogen.
'Nee, laten zitten,' zei ze, zijn hand wegtrekkend. 'Uw handen beven. Ik zal u wel voeren.' Ze zuchtte van opluchting toen hij niet tegenstribbelde. Ze zeiden geen van beiden iets toen ze hem soep voerde. 'Wilt u nog meer?' vroeg ze toen de kom leeg was.
'Nee,' zei hij met een vermoeide kreun. 'Ik moet weer aan het werk. Geef me maar sterke koffie.'
'Goed,' zei ze terwijl ze de kussens onder zijn hoofd weghaalde. 'Ik zal het gaan halen. Blijf nog maar even rusten.'
Maar zoals ze al had verwacht, zakte James van uitputting onmiddellijk weer weg. Julia trok zijn schoenen en sokken uit en streelde toen zachtjes het haar van zijn voorhoofd.
'Als je boete wilt doen, James McGrath, heb je nu wel betaald, met wat jij allemaal hebt meegemaakt,' mompelde ze.
In de daaropvolgende uren hielp Julia de andere vrouwen met het uitdelen van soep aan de gewonden buiten. Toen iedereen had gegeten, laadden ze de wagen weer om naar het volgende veldhospitaal te gaan. Er waren hier extra verpleegsters nodig, maar Julia wist dat dit niet de plaats was om te blijven en aan het werk te gaan.
Toen ze langs de boerderij reden, ving ze een glimp op van dokter McGrath die op de achterveranda stond en om een nieuwe patiënt riep. Zijn schone overhemd zat al weer onder het bloed.
Phoebe stond buiten de boerderij een stuk brood te eten dat de vrijwilligsters hadden achtergelaten voor de dokters en de verpleegsters. De zon ging onder en ze kon zich niet herinneren dat ze die dag iets had gegeten. Het brood smaakte dan ook als manna.
'Phoebe?'
Ze draaide zich om en zag dokter McGrath tegen de achterdeur geleund staan.
'Is er nog meer van dat brood te krijgen?' vroeg hij.
'Hier,' zei ze, hem een heel brood overhandigend. 'Ze hebben heel wat broden achtergelaten. Ga uw gang.'
'Bedankt.' Terwijl hij in de verte staarde naar de vertrapte korenvelden en de lage heuvels erachter, nam hij een hap en kauwde langzaam. Phoebe dacht dat ze nog nooit een man had gezien die er zo moe uitzag en nog steeds op de been was.
'Morgen vertrekken we,' zei hij toen hij zijn brood had doorgeslikt. 'We hebben net nieuwe bevelen gekregen. Generaal Meade achtervolgt Lee's leger en aangezien hij gevechten verwacht, heeft hij besloten de meeste legerartsen mee te nemen. Hij laat slechts zo'n honderd artsen hier achter.'
'Dat zijn niet veel artsen voor al die gewonden.'
'Nee, dat is zo. Ze zeggen dat er hier meer dan twintigduizend gewonden zijn.'
Phoebe schudde haar hoofd, niet in staat om zo'n aantal helemaal te bevatten. Ze wist dat haar vroegere regiment aan de gevechten bij Gettysburg had deelgenomen en ze wilde graag de verlieslijsten inzien om te kijken of Teds naam erop stond. Maar met zo veel doden en gewonden was het als het zoeken van een speld in een hooiberg. Het was nu bijna een jaar geleden sinds ze Ted voor het laatst had gezien. Ze vroeg zich af of ze hem nog ooit terug zou zien.
'Ik laat het aan jou over om te beslissen of je met mij wilt meegaan of dat je liever hier blijft om te helpen,' zei dokter McGrath. 'Als de spoorrails weer hersteld zijn, zullen de gewonden afgevoerd worden naar Baltimore en Washington. Als je wilt, kun je in het Fairfield Hospitaal gaan werken.'
Phoebe dacht er even over na. Ze was bang dat de andere artsen het nooit zouden toestaan dat een meisje van het platteland met geen enkele opleiding voor hen als verpleegster zou gaan werken. 'Nee, ik ga met u mee, dokter McGrath.'
Hij knikte afwezig en trok weer een stuk van het brood af.
'Sommige Confederale artsen blijven hier achter bij hun mannen,' zei Phoebe even later. 'Wat gaat er met hen gebeuren? Zijn zij nu krijgsgevangenen?'
'Dat weet ik niet.' Hij haalde zijn schouders op en ging weer naar binnen.
De lucht bleef nog een hele tijd licht toen de zon al was ondergegaan. Phoebe stond op het erf en dacht aan dokter Daniël Morrison uit Berkeley County. Er stonden nog een heleboel dingen in haar Zakbijbeltje die ze niet begreep, maar het bevel van God om je vijanden lief te hebben, was in ieder geval duidelijk. Ze zuchtte en pakte een van de broden, er vrijwel zeker van waar ze de dokter van de Rebellen zou kunnen vinden.
'Dokter Morrison?'
Hij lag naast een patiënt geknield maar stond haastig op en zette zijn pet af toen hij haar stem hoorde. 'Goedenavond, mevrouw.'
Ze moest opkijken om zijn gezicht te zien. 'Ik dacht dat je wel wat brood zou lusten voordat het allemaal op is.'
'Heel vriendelijk bedankt. Eet je met mij mee?'
'Nee, ga gerust je gang. Ik heb al gegeten.' Ze voelde zich een beetje verlegen worden en keek naar haar schoenen. 'Ik ga morgen weg,' zei ze ten slotte. 'Ik kom je gedag zeggen... en het spijt me dat ik gisteren zo onaardig tegen je deed. Maar eh... de Rebellen hebben mijn broer Willard gedood. Ik weet wel dat het jouw schuld niet was. Ik heb niet het recht om daarom een hekel aan je te hebben.'
'Dat is wel goed, Phoebe. Ik begrijp je wel.'
Ze zuchtte opgelucht. 'Ik vroeg mij ook af wat er nu met jou zou gaan gebeuren. Laten de Yankees je weer gaan als je hier klaar bent, of gooien ze je in de gevangenis?'
Hij haalde zijn schouders op. 'Dat hebben ze mij nog niet verteld. Ik hoor dat er hier in Gettysburg heel wat gewonde Rebellen zijn behalve de mensen van mijn eigen regiment. Als ze mij laten kiezen, dan denk ik dat ik maar hier blijf.'
'Ik wens je veel geluk, dokter.'
'Bedankt. Ik heb het heel leuk gevonden je te ontmoeten.' Hij stak zijn hand uit om die van haar te schudden. 'Als je, als deze oorlog voorbij is, ooit in Berkeley County komt, moet je mij zeker komen opzoeken. Oké?'
Ze knikte en keek toen weer naar hem op. 'Mijn achternaam is Bigelow. Ik kom uit Bone Hollow. Dat is in Berkeley County het volgende dorp.'
Hij glimlachte breed. 'Dat is zeker. Misschien komen we elkaar nog wel eens tegen, Phoebe Bigelow — zo God het wil.'
Julia liep op zoek naar Nathaniel langs het pad tussen de rijen tenten. Het was een warme middag in juli. Onder het lopen maakte ze de bovenste knoop van haar jurk los en rolde toen haar mouwen op. Haar moeder zou haar vermaand hebben dat ze haar blanke huid niet aan de zon mocht blootstellen, maar het was onmogelijk om een parasol te dragen terwijl ze haar patiënten verzorgde. Het was beter dat haar huid wat donkerder werd dan dat ze flauw zou vallen van de hitte.
Ze vond hem ten slotte gehurkt naast de laatste tent terwijl hij een tentpin in de grond sloeg. Ze bleef even staan om naar hem te kijken. Zijn armen waren gebruind en bezaaid met sproeten; zijn gouden haar was nog een beetje lichter geworden. Hij ging staan, pakte de tentpaal vast en schudde hem zacht heen en weer om te zien of hij goed vast zat. Hij was een knappe man.
'Nathaniel!' riep ze.
Hij keek op en glimlachte toen hij haar zag. In de drie weken dat ze hier in Gettysburg waren, had ze nauwelijks een woord met hem gewisseld. De mannelijke en vrouwelijke vrijwilligers van de Commissie waren in afzonderlijke tenten ondergebracht en overdag hadden ze beiden verschillende werkzaamheden uitgevoerd. Toen de zo hoognodige hospitaaltenten eindelijk waren aangekomen, hadden hij en de andere mannen een week nodig gehad om ze allemaal op te zetten. Het nieuwe veldhospitaal bestond uit zes rijen tenten met vierhonderd tenten in elke rij. In iedere tent konden twaalf patiënten liggen.
De gewonden waren verzameld uit de tijdelijke hospitalen over heel Gettysburg, waaronder ook de kerk waar Julia dienst had gedaan. De rij brancards was anderhalve mijl lang toen de vrijwilligers de gewonden naar het nieuwe hospitaal hadden vervoerd.
'Ik heb je boodschap gekregen,' zei ze. 'Wilde je mij spreken?'
'We zijn hier klaar,' zei hij met een gebaar naar de tent. 'Onze groep keert morgen naar Philadelphia terug. Kun je mij helpen het bericht aan alle dames door te geven, zodat ze morgenochtend allemaal klaar zullen zijn om te vertrekken?'
Julia had al een benoeming in het nieuwe hospitaal aangenomen; ze zou voor vierentwintig ernstig gewonde soldaten moeten zorgen. Omdat ze niet zeker was van zijn reactie, had ze ertegen opgezien om het Nathaniel te zeggen. 'Ik ga niet met je mee,' zei ze kalm.
Hij sloeg zijn armen over elkaar en zijn gezicht kreeg een harde uitdrukking. 'Julia, dit kun je mij niet aandoen.'
'Ik moet blijven. Ze hebben nog steeds een groot tekort aan artsen en verpleegsters. Ik kan helpen levens te redden. Ik weet hoe ik wonden moet verbinden en op welke waarschuwingsverschijnselen ik moet letten. Er zijn hier maar heel weinig ervaren verpleegsters. Ik ben hier nodig.'
'Je bent meegekomen met de Commissie. Het is mijn verantwoordelijkheid dat je weer veilig thuiskomt.'
'En wat moet ik er doen als ik eenmaal daar ben? Heb je daar wel eens over nagedacht? Hoe kan ik daar een hele middag thee gaan zitten drinken als er mensen sterven?'
'Je vader heeft jou aan mijn zorgen toevertrouwd. Wat moet ik hem dan vertellen?'
'De waarheid — dat ik jullie beiden getrotseerd heb en achtergebleven ben. Ik zal hem een briefje schrijven als je dat wilt.'
Hij haalde zijn vingers door zijn dikke haar en zuchtte nijdig. 'Je maakt een vergissing. De Schrift zegt duidelijk dat we onze vader en moeder moeten eren...'
'Houd op, Nathaniel. Je weet even goed als ik dat het grootste gebod is dat we God en onze naaste moeten liefhebben. Ik zou een veel grotere zonde begaan als ik deze mannen die mij nodig hebben de rug toe zou keren, zodat ik in een comfortabele kerkbank in Philadelphia kan zitten.'
Nathaniel liep nijdig voor zijn tent heen en weer. Hij zag eruit alsof hij iets kapot wilde gaan gooien. 'Je zorgt ervoor dat ik zulke tegenstrijdige gevoelens heb, Julia. Ik bewonder je erg. Ik snap niet hoe je dit allemaal aankunt. Ik kan het maar amper verdragen die arme stakkers te zien. En de stank... Wat je doet, is geweldig.' Hij bleef staan, keerde zich naar haar toe en keek haar smekend aan. 'Maar je wordt mijn vrouw. Begrijp je niet dat ik je wil beschermen? Zodat je veilig en beschut bent?'
'Ja, natuurlijk begrijp ik je wel.' Ze legde haar hand op zijn arm om hem te kalmeren. 'Maar ik loop hier geen gevaar. Er zijn andere vrijwilligsters van de Christelijke Commissie uit andere plaatsen die hier ook blijven...'
'Daar gaat het niet om,' zei hij, haar hand van zich afschuddend. 'Ik weet wel dat onze verloving nog niet officieel is. Ik heb het recht niet om van je te eisen dat je met mij mee teruggaat naar Philadelphia. Ik begrijp best waarom je hier wilt blijven...'
'Waarom ben je dan zo boos op me?'
Hij begon weer te ijsberen. 'Dit is niet zo gemakkelijk om te zeggen... zonder dat het lijkt of ik...' Hij zuchtte boos.
Julia had twee jaar geleden na Bull Run zijn ongezouten mening over haar gehoord. Wat hij nu dan ook wilde zeggen, het kon nooit zo vernietigend zijn als wat hij toen had gezegd. 'Vertel het me maar,' zei ze.
Hij aarzelde even. 'Je bent een vrouw met een sterke eigen wil, Julia.'
Ze moest bijna glimlachen. Het voelde als een compliment. 'Deze tijden vragen om vastberadenheid,' zei ze rustig. 'Ik heb met een paar vrouwen hier uit de buurt gepraat en ik heb gehoord dat ze door de oorlog gedwongen worden allerlei dingen te doen die anders hun man doet — akkers ploegen, een winkel beheren en zaken doen...'
'Ja, en sinds de oorlog begonnen is, heb je je voor een vrouw van jouw sociale klasse een hoge mate van vrijheid gepermitteerd. Maar als we getrouwd zijn... de Schrift leert duidelijk dat de man het hoofd van het gezin is. De vrouw wordt bevolen zich aan hem te onderwerpen. Ik wil weten of jij dat ook gelooft. Of dat je mij wilt trotseren zoals je ook je vader trotseert. Want in mijn huis zal het eraantoe gaan zoals God dat gebiedt.'
'Ons huis,' fluisterde ze.
'Pardon?'
'Laat maar.' Zo ging het in het huwelijk van ieder echtpaar dat Julia kende. Ze was opgevoed om niet anders te verwachten. Ze hield van Nathaniel. Hij was een godvruchtig man, geen tiran. Aan de oorlog zou een eind komen en dan zouden er geen verpleegsters meer nodig zijn. De dingen zouden weer verlopen zoals ze vanaf Adam en Eva gegaan waren. Nathaniel zou zich niet meer bedreigd hoeven te voelen door haar sterke wil.
'Natuurlijk zal het er zo in ons gezin aantoe gaan,' zei ze. 'Ik zal je niet trotseren. In onze huwelijksbeloften zal ik je toch voor Gods aangezicht beloven dat ik je zal gehoorzamen?'
'En een man belooft plechtig zijn vrouw te beschermen,' zei hij. 'Dat is het enige wat ik probeer te doen.'
'Dat weet ik. Maar geen van beiden hebben we die beloften al afgelegd. Ik dien God hier. We kunnen Hem vertrouwen dat Hij ook hier voor mij zal zorgen. Ja toch?'
Hij knikte met tegenzin. Julia zag dat hij zich wat ontspande. Ze zwegen beiden een lange tijd. Toen zei Julia: 'Alsjeblieft, wees niet boos op me. Het zou wel eens even kunnen duren voordat we elkaar weer zien.'
Hij zuchtte. 'Ik ben niet boos.' Er keerde weer iets van warmte in zijn ogen terug, maar hij keek nog steeds somber.
Julia wilde wel dat hij haar vast zou pakken, haar gerust zou stellen. Ze verlangde ernaar zijn sterke armen om zich heen te voelen en haar hoofd op zijn schouder te kunnen leggen. Ze waren daar betrekkelijk alleen, beschut achter de laatste tent in de rij. Ze deed een stap naar hem toe.
'Zie ik je nog voordat je vertrekt?' vroeg ze, naar hem opkijkend.
'Waarschijnlijk niet.'
Ze wilde dat hij haar zou kussen. Maar in plaats daarvan pakte hij alleen haar hand en drukte die.
'Dag Julia.'