Sharpsburg, Maryland, september 1862

Kort na zonsopgang kroop Phoebe uit haar tent en liep alleen door de bossen naar de kreek. De koorts die ze de hele nacht had gehad, was eindelijk verdwenen. Ze voelde zich nog verzwakt door de laatste malaria-aanval, maar ze rilde in ieder geval niet meer. De arme Ted zou door al haar gekreun en gedraai naast hem in het tentje wel niet veel geslapen hebben. Hij was uiteindelijk nog een dosis kinine bij de regimentsarts gaan halen en daar was ze van opgeknapt. Ze kon zich niet herinneren of ze hem er wel voor had bedankt.

Sinds ze in juni door het White Oak Moeras waren getrokken, waren de malariaverschijnselen gekomen en gegaan — eerst om de paar dagen, maar nu waren ze afgenomen tot om de paar weken. Begin september was het regiment in Harrison aan boord gegaan van een stoomschip en was over de Potomacrivier naar Washington gevaren. Ze waren weer teruggekeerd naar de plaats waar ze begonnen waren, zonder op enig resultaat te kunnen bogen. De Unie was nog steeds in tweeën gedeeld. Richmond was nog steeds de hoofdstad van de Rebellen. De negers waren nog steeds slaven. Al die uitrusting, al die tijd, al die dode en gewonde mannen - voor niets. De gedachte aan al die verspilling maakte Phoebe ziek.

Het regiment had nog nauwelijks de tijd gehad een goed kampement op te slaan toen ze te horen kregen dat de Rebellen in beweging waren gekomen en nu optrokken naar Maryland. Omdat hij bang was voor een aanval op Washington of op Baltimore, had generaal McClellan zijn leger bevolen eropaf te gaan. Phoebe en Ted hadden hun ransel weer omgehangen en waren Maryland binnengemarcheerd met een leger van vijfentachtigduizend man en een gevolg van drieduizend wagens, die zich over een lengte van vele kilometers uitstrekten. Ze hadden deze keer geen last van modder, alleen van wolken verstikkende stof, opgeworpen door duizenden hoeven en marcherende voeten.

Nu, na dagen marcheren en een lange nacht van koorts, voelde Phoebe zich vies en vuil. Ze was vroeg opgestaan om een koel bad te nemen in de Antietamkreek voordat de anderen wakker zouden worden. Ze liet haar uniform op de oever achter en waadde in haar ondergoed, dat ze nooit uittrok, het koude water in. Maar het was bijna een jaar geleden dat ze de katoenen lap om haar boezem had gebonden om haar borsten plat te krijgen en de lap was door zweet, vuil en ouderdom tot rafels uiteengevallen. Ze kon er zo met haar vingers doorheen prikken. Phoebe knoopte snel haar ondergoed los, trok de rafelige lap van haar lijf en liet die met de stroom wegdrijven. Toen pakte ze het stuk zeep dat ze in haar mouw had gestoken en waste haar zweterige huid voordat ze haar ondergoed weer dichtknoopte.

Het voelde goed om weer schoon te zijn, ook al was het water dan koud genoeg om haar te doen rillen. Ze ging op haar rug in de beek liggen, maakte haar haren nat en waste ze met zeep. Toen hield ze haar adem in en stopte haar hoofd onder water om haar haren af te spoelen. Toen ze klaar was, stond Phoebe weer op uit het water en haar ondergoed plakte aan haar lijf.

Ted stond op de oever.

Ze staarden elkaar een lang, afschuwelijk moment aan en toen slaakte Phoebe een gil en dook achter het bosje waar haar uniform lag. Maar terwijl ze haastig haar kleren aantrok, wist ze dat ze te laat was. Ze had Teds verbijsterde blik gezien, zijn ogen groot van ongeloof en zijn mond open van verbazing. Hij had zich op de grond laten vallen alsof iemand een stoel onder hem had uitgetrokken.

Phoebe probeerde te bedenken wat ze nu moest doen toen ze zo vlug als ze kon haar broek aantrok en haar armen in de mouwen van haar jasje stak. Om haar overhemd bekommerde ze zich niet. Ze raapte haar schoenen en de rest van haar kleren op en haastte zich naar de plek waar ze hem had achtergelaten. Ted was verdwenen. Ze hoorde hem door de struiken rennen. Terwijl ze haar jasje dichtknoopte, rende ze achter hem aan.

Ted! Ted! Wacht op me!'

Hoewel ze geen schoenen aan had, haalde ze hem gemakkelijk in. Ted was zo verbijsterd dat hij van het pad gedwaald was en blindelings door de struiken liep. Hij wankelde alsof hij ieder moment flauw zou kunnen vallen. Toen ze hem bij zijn jasje greep om hem tegen te houden, viel hij op de grond.

'Ga weg van me! Ga weg!' Hij strekte zijn armen uit om haar af te weren.

'Houd op, Ted. Ik ben het.'

Nee, nee, het is je gezicht, maar met het verkeerde lichaam!'

Ze haalde hijgend adem, streek met haar hand over haar ogen en probeerde niet te huilen. 'Waarom ben je mij ook achternagaan? Je weet hoe ik op afzondering ben gesteld.'

Je had de hele nacht koorts. Ik wilde mezelf overtuigen dat je niet ziek was.' Maar nu was Ted degene die er ziek uitzag.

Phoebe wendde zich af en wilde wel dat ze de afschuw op zijn gezicht kon uitwissen en vervangen door zijn vertrouwde, vriendelijke grijns. Haar beste vriend - haar enige vriend - had haar gezien zoals ze werkelijk was en hij was zich wild geschrokken.

'Vertel het tegen niemand. Alsjeblieft, Ted. Je mag het tegen niemand zeggen.'

Hij krabbelde overeind alsof hij weg wilde rennen. 'Het tegen niemand zeggen? Ben je nou helemaal gek? Nee, ga weg,' zei hij toen ze hem bij zijn mouw wilde pakken om hem tegen te houden. Hij dook weer zonder iets te zien de struiken in. Phoebe volgde hem, van de ene voet op de andere springend terwijl ze intussen haar schoenen probeerde aan te trekken.

'Ted, wat heb je? We zijn toch nog steeds vrienden?'

Hij draaide zich vlug naar haar om. 'Hoe kun je mij dit aandoen? Ik ben dag en nacht bij je geweest... naast je geslapen... me uitgekleed... en alles, alles! Ik wist niet dat je een... een...'

'Zeg het niet. Niemand mag het horen.'

Hij liet zich weer op de grond zakken en sloeg zijn handen voor zijn gezicht. 'Dit kan niet waar zijn. Ik geloof het niet.'

'Vergeet het dan. Vergeet wat je gezien hebt, en laten we gewoon verder gaan zoals altijd. Er is niets veranderd.'

'Niets veranderd? Je bent geen... je bent geen man! Mensenkinderen, je hebt de gebroeders Bailey een pak slaag gegeven! Je hebt een sluipschutter neergeschoten. Je doet alles als een man - schieten, vechten... Hoe kon je al die dingen doen? Meisjes horen geen mensen dood te schieten, Ike. Ze...' Hij hield zijn mond en kreunde. 'Zo heet je natuurlijk niet eens, hè?'

'Ja, zo heet ik wel. Mijn broers noemden mij altijd Ike. Ted, luister naar mij, alsjeblieft.'

Maar hij luisterde niet. Hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht en kreunde. 'O, hoe kon je mij dit aandoen?'

Ze knielde voor hem neer, pakte hem bij zijn schouders en schudde hem door elkaar. 'Kijk me aan, Ted. Ik zie eruit als een man. Ik ben groot en lang en lelijk. Denk je dat ik ooit zal trouwen? Als meisje heb ik helemaal geen leven. Maar zoals je zei, ik kan marcheren, vechten en schieten. Ik was een heel goede soldaat... en een vriend. We zijn toch de beste vrienden, Ted? Dat zal niet veranderen.'

Hij rukte zich van haar los en ging staan. 'Vrienden houden elkaar niet voor de gek. Ze liegen niet tegen elkaar over wie ze echt zijn. Ik heb je de waarheid over mijn grootmoeder verteld en jij hebt al die tijd tegen mij gelogen.'

Toen hij weer het bos in liep, bleef ze naast hem lopen. 'Stel eens dat ik je de waarheid had verteld. Wat zou jij dan gedaan hebben?'

'Ik weet het niet... Ik zou je waarschijnlijk aangegeven hebben — en dat ga ik nu meteen doen. Je kunt hier niet mee doorgaan.'

'Zie je wel? En daarom heb ik je niet verteld...'

'Je hebt tegen mij gelogen. Ik voel me een dwaas!' Hij balde zijn vuisten, klemde zijn kaken op elkaar en begon harder te lopen. 'weet je, ik zou je een geweldig pak slaag moeten geven, maar ik sla geen meisjes!'

'En bovendien zou je verliezen,' zei Phoebe, in de hoop dat hij zou glimlachen. Hij deed het niet. 'Luister. Ik ben dezelfde als die ik gisteren was. Ja toch? Ik ben toch nog steeds ik.'

Hij bleef weer staan en schudde verbijsterd zijn hoofd alsof het hem moeite kostte de waarheid onder ogen te zien. 'Nee, dat ben je niet... Je bent een meisje. Nota bene, ik heb al mijn geheimen aan een meisje verteld! En hoe bang ik was in Williamsburg... en ik heb zelfs op je schouder gegriend!'

'Nou, en?' In haar wanhoop probeerde Phoebe er luchthartig over te doen, in de hoop dat Ted over zijn schrik heen zou komen en erom zou kunnen lachen. 'Wat voor schade heb ik aangericht door een meisje te zijn en te zeggen dat ik een man was? Da's toch heel wat beter dan dat ik een man zou zijn en net zou doen of ik een meisje was. Of niet soms?'

Haar poging om een grapje te maken, slaagde niet. Ted begon steeds bozer te worden. 'Je moet het ze vertellen, Ike. Je kunt niet blijven liegen.'

'Waarom niet?'

'Het is niet goed dat een meisje in een oorlog vecht. En ik wil ook niet meer met je optrekken... naast je slapen... Heb je er enig idee van wat de andere jongens over ons zullen zeggen als ze erachter komen dat je een meisje bent? Ik zal vernederd worden!'

De tranen sprongen Phoebe in de ogen toen ze dit hoorde. De anderen zouden hem niet benijden omdat hij al die tijd bij haar geslapen had — ze zouden de spot met hem steken dat hij al die tijd met zo'n lelijke vrouw was opgetrokken. 'Je hoeft niet meer met mij in één tent te slapen, maar alsjeblieft, zeg het tegen niemand. Oké?'

'Iemand moet het ze toch vertellen? Als jij het niet doet, doe ik het.'

'Nee, alsjeblieft, doe dat niet. Als ik uit het leger moet vertrekken, kan ik nergens heen en ik heb niets om voor terug te gaan.'

'Ga terug naar je familie.'

'Ik heb alleen maar drie broers en die zitten ook in het leger. Onze boerderij is verpacht zolang zij weg zijn. Ik kan nergens heen, Ted.'

'Nou, ik kan niet meer met je in één tent slapen — en ik kan niet net doen of ik niets weet. Ik kan dit niet voor mij houden - vrouwen horen niet in het leger.'

'Gun mij dan wat tijd om erover na te denken waar ik heen moet gaan. Goed? Dan beloof ik je dat ik zal vertrekken. Alsjeblieft, vertel niemand iets tot dan.'

'Ik zal erover nadenken.' Hij liep weer weg, zonder erop te letten waar hij heen ging. De takken sloegen in zijn gezicht.

'Ted, stop.'

'Waarom zou ik?'

'Omdat je de verkeerde kant uit gaat. Het kamp is die kant op,' zei ze wijzend. 'Als je niet omkeert, loop je de wachtposten van de Rebellen in de armen en schieten ze je neer.'

'Geweldig!' zei hij, uit wanhoop zijn armen in de lucht zwaaiend. 'Bedankt dat je mijn laatste restje trots ook nog vernietigd hebt, Ike.'

'Ik wil toch niet dat er op je geschoten wordt,' zei ze deemoedig.

'Ik heb al die tijd geprobeerd je voorbeeld te volgen,' zei hij terwijl hij weer terug kwam lopen. 'Ik wilde net zo dapper zijn als jij, net zo goed schieten als jij en mij net zo gedragen als jij. Je hebt zelfs je leven geriskeerd door mij te redden toen ik zo stom was om mijn hoofd boven die loopgraaf uit te steken. Ik keek in alle opzichten tegen je op. Ik wilde bewijzen dat ik een man was — net als jij. En nu weet ik dan dat ik zelfs een meisje niet kan evenaren. Een sluipschutter zou mij doodgeschoten hebben of ik zou rechtstreeks in de linies van de Rebellen zijn terechtgekomen als zo'n stomme griet mij niet had gered. Waarom schiet jij mij eigenlijk niet overhoop, Ike — of wie je dan ook bent — om mij uit deze ellende te halen?'

Hij stapte met grote passen langs haar heen en liep deze keer de goede kant op. Phoebe volgde hem niet. Ze bleef alleen achter, zakte op de grond neer en snikte.

Het duurde maar een paar dagen voordat alle andere mannen van de compagnie hadden gemerkt dat Phoebe en Ted niet meer met elkaar praatten.

'Hebben jullie ruzie gemaakt?' vroeg sergeant Anderson toen Phoebe alleen zat te eten.

'Ja, Ted is goed kwaad op mij,' zei ze tussen twee happen door.

'Jullie zijn al vanaf Harrisburg met elkaar bevriend. Dan is het toch niet goed dat jullie elkaar nu links laten liggen?'

Phoebe knikte, bang dat ze zou gaan huilen als ze iets zou gaan zeggen. Het was verschrikkelijk Ted naar haar te zien kijken of hij haar haatte — of erger nog, als hij net deed of hij haar helemaal niet zag. Ze had niemand om haar zeildoek mee te delen of haar vlees en scheepsbeschuit te koken of om boven een mok bittere koffie mee te lachen. Ze miste Ted. Ze had zich haar hele leven onbemind gevoeld en had geen vrienden gehad tot ze hem had ontmoet en nu voelde ze zich verschrikkelijk eenzaam. Nu ze haar beste vriend verloren had, dacht ze dat ze zou sterven van eenzaamheid.

'Wil je mij vertellen wat er gebeurd is?' vroeg de sergeant, die op zijn hurken naast haar was komen zitten. 'Misschien kan ik helpen om de zaak weer in orde te brengen.'

'Ach, zo erg is het niet,' loog ze. 'Ted is kwaad op mij omdat ik niet naar de dokter wilde gaan toen ik koorts had. Hij komt er wel weer overheen.'

'Luister eens, we kunnen iedere dag weer gaan vechten en we zullen goed moeten samenwerken. We kunnen het ons niet veroorloven ruzie met elkaar te maken als de echte vijand daar ieder moment kan aanvallen.' Hij wees met zijn duim naar de bossen.

'Dat weet ik. Ted is nog steeds mijn beste vriend, meneer.'

'Ik vind het maar niks dat jullie niet meer samen in een tentje slapen.' Hij schudde bedroefd zijn hoofd. 'Zal ik eens met hem gaan praten?'

'Nee, doe dat alstublieft niet,' zei Phoebe snel. 'Over een paar dagen is hij wel weer bijgedraaid.'

Ze was bang dat Ted haar geheim zou prijsgeven als sergeant Anderson met hem zou gaan praten. Ze had Ted gevraagd een paar dagen te wachten, zodat ze erover zou kunnen nadenken waar ze heen zou gaan, maar ze had nog steeds niets kunnen bedenken. In feite wilde ze gewoon blijven. Ze hoopte dat Ted haar zou vergeven, zou zeggen dat het er niet toe deed dat ze tegen hem gelogen had, en dat alles weer zou worden zoals het was. Maar het leek er niet op dat dat zou gaan gebeuren.

De sergeant stond weer op. 'Nou, als ik je ergens mee kan helpen, laat je het mij maar weten, jongen,' zei hij voordat hij wegliep.

De volgende dag begon de strijd al vroeg in de morgen. Phoebes regiment, onder commando van generaal Hooker, kreeg bevel om aan de aanval deel te nemen. Ze zouden optrekken over een maïsveld naar een witstenen kerk zonder toren. Daar wachtten de Confederalen hen op, maar ze stonden met hun rug naar de Potomacrivier. Ze konden niet ontsnappen.

Het tromgeroffel van de Unie, dat bij het aanbreken van de dag opklonk, schrikte de mannen op en beduidde dat ze zich klaar moesten maken voor de opmars. Terwijl Phoebe haar geweer laadde en haar munitie controleerde, kwam Ted voor het eerst in twee dagen naar haar toe lopen. Maar toen hij haar terzijde trok, zag ze aan zijn gezicht dat hij nog steeds boos was.

'Je zei dat je jezelf zou gaan aangeven,' zei hij met opeengeklemde kaken.

'Ik kan nergens heen, Ted.'

'Dat kan mij niet schelen. Zeg maar dat je weer ziek geworden bent. Vertel hun dat je achter moet blijven. Het wordt vandaag een verschrikkelijk gevecht en jij hebt daar niets te zoeken!' Hij haastte zich weer van haar weg alsof ze een besmettelijke ziekte had.

Toen ze in het gelid trad, sloot Phoebe zich achter in de colonne aan, zodat Ted zou denken dat ze achter zou blijven. Maar tijdens de opmars slaagde ze erin vlak achter hem te gaan lopen, zodat ze hem in het oog kon houden. Als Ted Wilson in de strijd gewond zou raken, zou Phoebe Bigelow bij hem in de buurt zijn om hem naar het veldhospitaal te dragen. Hij zou wel weer zeggen dat het vernederend was om door een meisje gered te worden, maar dat interesseerde haar geen zier.

De ochtendmist was juist aan het optrekken en de kleurenpracht van de herfstbladeren aan de bomen was nog maar juist te zien toen ze alweer uit de bossen in het open veld kwamen, waar de maïs net zo hoog was als haar hoofd. Ze was nog niet ver toen overal om haar heen het gebulder van de artillerie opklonk. Ze dacht terug aan Malvern Hill en hoe dapper de Confederale soldaten hadden geleken toen ze rechtstreeks het vijandelijke kanonvuur in waren gelopen. Terwijl de grond beefde onder haar voeten voelde Phoebe zich helemaal niet dapper.

Ze had de afgelopen maanden voldoende artilleriebeschietingen meegemaakt om het geluid van granaatkartetsen te kunnen herkennen. De granaten, die gevuld waren met duizenden stukjes metaal, fungeerden als een reusachtig schot hagel als ze explodeerden, sneden een bloedig pad tussen de linies en doodden in één schot tientallen soldaten. Overal om haar heen explodeerden de granaten, maar ze trok in gesloten formatie met de anderen verder, dwars door de rijen maïs heen zoals haar was geleerd.

Plotseling, als op commando, verstijfde iedereen. Eén van de gierende granaten boven hen klonk anders. Phoebe had slechts een seconde nodig om te weten waarom — hij kwam recht op hen af. Ze dook naar Ted en liet hem struikelen, zoals ze ook had gedaan op de dag dat de sluipschutter hem onder vuur genomen had. Ze viel boven op hem en beschermde hem met haar eigen lichaam. Op hetzelfde moment hoorde ze een oorverdovende explosie. De schokgolf trok door haar lichaam alsof haar ingewanden via haar huid zouden ontsnappen en haar hoofd uit elkaar zou barsten. Ze kreeg een geweldige klap tegen haar schouder. En daar lag ze, volkomen versuft.

Toen daalde een regen van rommel op haar neer, die haar striemde en haar begroef onder kluiten grond en uit elkaar getrokken halmen en maïskolven. Het lawaai van de strijd was verdwenen alsof de oorlog plotseling geëindigd was. Ze hoorde niets meer en kon door de stekende wolk van stof en rook niets meer zien. Ze lag op haar buik boven op Ted met brandende ogen en suizende oren. De plek op haar rug waar ze was geraakt voelde warm en nat aan.

Phoebe probeerde zich te bewegen, maar de hand die haar een klap gegeven had, hield haar tegen de grond gedrukt. Ze zag haar geweer een paar centimeter van haar vandaan liggen en probeerde het te pakken, maar haar arm wilde niet bewegen. Het was alsof ze door miljoenen naalden werd geprikt. Het tintelende gevoel nam geleidelijk aan af, maar toen kwam de pijn — een verschroeiend heet vuur dat zich vanaf haar schouder verspreidde over haar rug. De pijn was zo hevig dat Phoebe dacht dat ze flauw zou vallen. Iemand bewoog haar, probeerde haar om te rollen en ze gilde het uit.

Het was Ted die onder haar vandaan kroop. Zijn haar was grijs van het stof en hij staarde haar met grote ogen aan. Ze zag zijn lippen bewegen toen hij haar naam noemde: 'Ike,' steeds maar weer, maar zijn stem klonk gedempt.

De zon leek erg helder en ze realiseerde zich dat alle maïs verdwenen was, weggemaaid alsof het geoogst was. De soldaten die even geleden nog naast haar hadden gelopen, lagen in rijen op de grond verspreid alsof ze plotseling besloten hadden te gaan liggen om een dutje te doen. Niemand van hen bewoog. Maar met Ted was alles in orde. Hij leefde. Dat was het enige wat telde.

'Het spijt me,' zei ze, maar ze was er niet zeker van of Ted haar kon horen boven de oorverdovende explosies uit die nog steeds overal om haar heen dreunden. Ze wist niet eens of ze het wel hardop had gezegd.

Hij boog zich over haar heen. De tranen hadden twee witte sporen over zijn vuile gezicht getrokken. Hij pakte haar onder haar levenloze armen en begon haar op haar buik over de oneffen grond te slepen. Een onzichtbare hand draaide een mes in haar rug om. De pijn was folterend, zo hevig als ze nog nooit ervaren had.

Phoebe gilde het uit en de wereld werd zwart.

Julia schrok wakker door de explosies die de grond deden schudden. Ze had even tijd nodig om te beseffen waar ze was - in een tent van de Gezondheidsdienst, die op het terrein stond van een boerderij even buiten Sharpsburg in Maryland. Maar door de ervaring die ze in Bull Run had opgedaan, herkende ze onmiddellijk de geluiden van de strijd — de donder van de artillerie en het gehuil van vallende granaten. De zon was nog maar net op, maar de strijd was al begonnen. Ze wreef de slaap uit haar ogen en haastte zich naar buiten om zich bij de andere verpleegsters, dokters en het ambulancepersoneel te voegen, die allemaal somber stonden te wachten op wat er komen ging.

Toen het leger van de Unie Maryland binnen begon te trekken, gingen de pasgevormde ambulance-eenheden mee. Dokter McGrath was opnieuw opgeroepen voor velddienst. Julia was naar beneden gegaan naar zijn kantoor toen hij zijn medisch instrumentarium aan het inpakken was en bood aan met hem mee te gaan. Nog voor ze haar zin had afgemaakt, was hij haar in de rede gevallen en had haar weggewuifd alsof ze een vlieg was.

'Ik wil er niets over horen, mevrouw Hoffman. Het antwoord is nee.'

'Waarom niet?' vroeg ze vanuit de deuropening. 'U weet dat ik een goede verpleegster ben. U hebt mij zelf opgeleid.'

'Vrouwen horen niet in de buurt van een slagveld te komen - en zeker geen vrouwen die zo jong en naïef zijn als jij.'

'Dat zei u de vorige keer ook, weet u nog? En toen heb ik dienst gedaan op een evacuatieschip.'

Hij zette zijn handen op zijn bureau en boog zich naar haar toe. 'En weet je nog hoe verschrikkelijk het was wat je daar allemaal gezien hebt? Nou, in vergelijking met een veldhospitaal is dat niet meer dan een picknick geweest. Blijf maar hier.'

Natuurlijk had ze zich niets van zijn bevelen aangetrokken. Het feit dat hij haar bevolen had in het ziekenhuis te blijven, had haar nog vastberadener gemaakt om wel te gaan. Wie dacht hij wel dat hij was dat hij haar even kon vertellen wat ze wel en niet mocht doen? Ze was nog diezelfde dag naar het kantoor van de Gezondheidsdienst gegaan om zich aan te melden.

De colonne ambulances die medische voorraden, dokters en verpleegsters vervoerde, was in de achterhoede van het leger meegetrokken. Julia had dokter McGrath op de eerste avond dat ze hun kamp hadden opgeslagen, bij het kampvuur zien staan terwijl hij uit een tinnen beker dronk. Toen hij haar zag, had hij zich omgedraaid en was weggelopen.

Maar nu Julia deze morgen in de koude mist op instructies stond te wachten, was dokter McGrath nergens te zien. Tegen de tijd dat ze de medische voorraden hadden opgeslagen op het erf van de boerderij en de boerderij zelf als operatiekamer hadden ingericht, stroomden de eerste gewonden al binnen. Het veldhospitaal was vlak bij het slagveld, in een nabijgelegen maïsveld, zo dichtbij dat Julia het geratel van geweervuur, de explosies van granaten en het gegil van de gewonden kon horen. Als ze de top van een heuvel in de buurt beklom, kon ze de soldaten van de Unie hun kanonnen in stelling zien brengen.

De stroom van gewonden die aanvankelijk binnendruppelde, zwol al spoedig aan tot een niet-aflatende vloedgolf. In de daaropvolgende uren zag Julia onnoemelijk veel soldaten met de meest afschuwelijke verwondingen binnenkomen — armen en benen die waren afgerukt of verminkt door kartetsen; opengereten borstkassen en buiken; verminkte gezichten die niet meer herkenbaar waren. Bebloede en verminkte soldaten werden naast elkaar op het erf gelegd in afwachting van behandeling en velen van hen smeekten God om genade.

Terwijl ze worstelde om de gruwelijkheden om zich heen het hoofd te kunnen bieden, wist Julia dat dokter McGrath opnieuw gelijk had gehad. Er was een wereld van verschil tussen het behandelen van gewonden in de veiligheid van White House Landing en hier, waar ze moest proberen bij haar positieven te blijven terwijl de granaten vlakbij insloegen. Terwijl ze knevelverbanden aandraaide, wonden verbond en huilende, stervende soldaten een slok brandewijn gaf, bad ze voortdurend om kracht. Sommige mannen werden hysterisch als ze hoorden dat ledematen geamputeerd moesten worden, en ze huilde met hen mee als ze hen probeerde te kalmeren door te zeggen dat alles wel weer in orde zou komen — hoewel ze zich niet durfde voor te stellen hoe verschrikkelijk het zou zijn als je arm of je been eraf gezaagd werd. Ze gaf mannen te eten en water te drinken, luisterde naar bekentenissen en de gefluisterde, tedere laatste woorden voor vrouwen, geliefden en kinderen van stervenden.

En al die tijd bleven de granaten van de Rebellen vlakbij exploderen, werd het maïsveld aan flarden geschoten en beefde de grond onder haar voeten. Het grote aantal gewonden en de afschuwelijke verwondingen getuigden van het tomeloze geweld dat rondom haar heerste. Lang voor het middaguur had een wervelende wolk van stof en rook de zon verduisterd. Toen verplaatste de slag zich in een andere richting en ontstond een korte pauze in het vreselijke lawaai van het bombardement. De stilte werd al spoedig weer verbroken door het gegil en gekrijs van de gewonden.

Rond vier uur in de middag barstte het artillerievuur opnieuw dicht in de buurt los. De uitbarsting van lawaai en rook leek voor Julia op het einde van de wereld. Terwijl de aarde schudde en beefde en een hagel van vuil uit de lucht op hen neerdaalde, vluchtten alle verpleegsters en de mannen die daartoe in staat waren, de schuur in om aan de verwoesting te ontsnappen. Maar voor de angst was geen ontsnapping mogelijk. Julia liet zich bevend in het stro zakken en wenste met heel haar hart dat ze naar dokter McGrath geluisterd had. Ze was ervan overtuigd dat ze zou sterven.

Een eindeloos uur later kwam er een eind aan. In de wereld om haar heen hing een vreemde stilte. Toen ze zich weer naar buiten waagde, stonk het op het erf naar zwavel en rook. De ramen van de boerderij waren verbrijzeld en er zat een groot gat in het dak, maar in de keuken, waar de dokters nog steeds aan het opereren waren, brandde licht. De voermannen van de ambulances kalmeerden hun paarden en gingen weer terug naar het slagveld om gewonden op te halen.

Julia had de hele dag gewerkt zonder onderbreking en zonder verder na te denken. Nu zonk de zon in het westen naar de horizon en kleurde de hemel bloedrood. Ze leunde tegen de deurpost van de schuur en keek als voor het eerst om zich heen. De gruwel van wat ze had meegemaakt, begon langzaam tot haar door te dringen. Het was niet de afschuwelijkheid van het tafereel dat haar ontzette, hoe gruwelijk dat ook was, maar het onbegrijpelijke verlies aan mensenlevens — al die levendige jongemannen die deze morgen nog in leven waren geweest, lachend en hun koffie drinkend, lagen nu verbrijzeld en dood op de grond. De verspilling — al die weggegooide levens. Ze liet zich langzaam tegen de deurpost aan op de grond glijden, verborg haar gezicht in haar handen en huilde.

'Ike! Ike, waar ben je?' Ted liep tussen de gewonden door en zocht naar zijn vriend, haar naam roepend. Honderden en nog eens honderden mannen in blauwe uniformen lagen bij de schuur en de boerderij op de grond en hij keek wanhopig zoekend naar ieder gezicht. Sommigen keken op als hij riep, anderen staarden alleen maar in de verte zonder iets te zien, hun lichaam begon al te verstijven.

Hij liep de schuur binnen waar nog meer gewonden lagen, zoekend naar een pluk blond haar en een paar grote voeten. Hij zag verpleegsters over patiënten heengebogen staan om hen te verzorgen. Niemand van de soldaten was zo lang als Ike.

Hij kwam de schuur weer uit en vroeg zich af of hij haar op de een of andere manier gemist had. Een soldaat stak zijn hand uit en greep Ted bij zijn broekspijp vast.

'Alsjeblieft, geef me water,' smeekte de man. Hij had een groot gat in zijn zij. Zijn andere hand zat nog maar met een paar vezels aan zijn arm vast. Ted hurkte naast hem neer en gaf hem water uit zijn veldfles.

'Ik probeer een vriend te vinden,' zei Ted tegen hem. 'Hij raakte vroeg in de morgen gewond. Heb je een grote kerel met blond haar gezien? Ike heeft mijn leven gered. Ik... ik heb hem er niet voor bedankt.'

De man zuchtte dankbaar toen hij genoeg gedronken had en likte zijn lippen af. 'Misschien heeft de ambulance hem meegenomen.'

Ted haastte zich naar twee hospitaalsoldaten die een man met één been in een huifkar laadden. 'Herinnert één van jullie je nog een lange vent met blond haar? Hij raakte vanmorgen gewond. Aan zijn schouder.'

Een van de mannen schudde zijn hoofd en wendde zich af. De ander mompelde: 'Da's een naald in een hooiberg, maat.'

Ted rende van de ene wagen naar de andere, stelde steeds dezelfde vraag en kreeg steeds hetzelfde lusteloze antwoord. Niemand van hen keek Ted recht in de ogen en hij wist dat ze ook niet al te nauwkeurig keken naar de gruwelijke lading die ze vervoerden.

'Kom op zeg, één van jullie moet zich hem toch herinneren,' smeekte hij. 'Ike is erg lang. Zijn voeten moeten over de draagbaar gestoken hebben.'

Ted dacht terug aan zijn frustratie eerder die morgen, toen hij gewild had dat hijzelf langer zou zijn geweest, zodat hij Ike had kunnen dragen in plaats van dat hij haar had moeten slepen. Hij was er verbaasd over geweest hoe licht ze was geweest, hoe haar ribben door haar wollen uniform voelbaar waren geweest. Ze had veel gewicht verloren toen ze malaria had gehad.

Hij was zo bang geweest dat hij haar pijn zou doen omdat hij haar moest voortslepen. Maar toen waren er plotseling een paar mannen met een draagbaar opgedoken, die haastig naar hem toe kwamen. Hij had gezien hoe ze Ike op de baar legden en toen hadden weggedragen. Hij had met hen mee willen gaan om te zien of alles goed met haar zou gaan. Maar aan de andere kant had hij ook nog wraakgevoelens. Toen de hospitaalsoldaten hadden beloofd goed voor zijn vriend te zorgen, was Ted teruggerend naar de plek waar hij zijn geweer had laten vallen en had zich weer naar voren in de strijd geworpen.

'Waar brengen de ambulances de gewonden heen?' vroeg hij nu aan één van de voermannen. 'Misschien is mijn vriend ergens daar.'

'Niet ver hier vandaan is een treinstation,' zei de voerman die op de bok van zijn wagen klom. 'Ze worden per trein naar een hospitaal in Baltimore of Washington gebracht.'

'Hebben de treinen al gewonden weggebracht? Kan ik met je meerijden om te kijken of hij ergens op het perron ligt?'

'Het spijt me, maar we hebben iedere vierkante centimeter nodig voor het transport van de gewonden. Ga eens met de dokters praten. Het kan zijn dat een van hen zich hem herinnert.' Hij klapte met de leidsels en reed weg in een wolk van stof.

In de boerderij vond Ted drie dokters, tot hun ellebogen met bloed bedekt. Ze waren aan het ruziemaken terwijl één van hen een man die op de keukentafel lag, chloroform toediende. 'Ik kan die arm niet redden,' riep één van de dokters. 'Voel zijn hand. Daar is geen bloedsomloop meer.'

'We hebben geen tijd voor dat soort operaties, James. Er liggen er buiten nog zo'n paar honderd als hij. Die arm moet eraf.'

Overal lag bloed; de vloer was er glibberig van. Ted moest zijn blik op het plafond gericht houden om niet misselijk te worden.

'Wat doe jij hier?' riep één van de dokters toen hij Ted zag. 'Maak dat je wegkomt!'

'Ik zoek naar mijn vriend Ike — een lange kerel met blond haar. Hebt u...'

'We kijken hier naar wonden, niet naar gezichten. En we vragen geen namen.'

'Hij was gewond aan zijn schouder...'

'Hij en nog honderd anderen. Eruit!' De dokter wees met zijn bloederige vinger naar de deur.

Ted liep ten slotte naar de achterkant van de schuur, waar de doden lagen opgestapeld. Sommigen waren zo verschrikkelijk verminkt en opgezwollen dat ze niet meer menselijk leken. Hij kon het niet langer verdragen. Dit was te verschrikkelijk. Als Ike hier ergens tussen lag, wilde hij het niet weten. Zo wilde hij zich zijn vriend niet herinneren.

Hij wilde dat hij Ike kon vertellen hoeveel hij om haar gaf, hoe eenzaam hij zich de laatste dagen had gevoeld zonder haar, hoe het hem speet dat hij kwaad op haar geworden was. Toen hij vandaag die granaat op zich af had horen gieren, had hij geweten dat hij getroffen zou worden. Hij herinnerde zich dat hij gedacht had dat hij zou gaan sterven. Toen was Ike van achteren plotseling op hem toe gevlogen en had hem tegen de grond geduwd zoals hij - zoals zij - had gedaan toen die sluipschutter op hem had geschoten. Ze had zijn lichaam met het hare bedekt. Als Ike zijn leven niet had gered, zou hij hier nu gewond of dood liggen.

Waarom had ze het gedaan? Waarom was Ike in de weg van een granaat gesprongen die voor hem bedoeld was? Ike — zijn grappige, rare, trouwe vriend. Al die tijd was Ike een meisje geweest. En Ted kende niet eens haar echte naam. Hij ging achter een stapel hout zitten waar niemand hem zou kunnen zien en huilde.

'Mevrouw Hoffman...' Julia keek op. De hoofdverpleegster stond over haar heen gebogen. 'Ga terug naar je tent en ga een uurtje rusten.'

Julia ging staan, steun zoekend tegen de deurpost van de schuur. 'Het spijt me. Het spijt me verschrikkelijk...'

'Je hebt de hele dag gewerkt. We hebben niets aan je als je uitgeput bent. Als mensen moe zijn, gaan ze vergissingen maken. Ga maar een poosje rusten en iets eten. Kom over een uur maar weer terug.'

'Maar ik voel me goed...'

'Ga rusten, mevrouw Hoffman. Dat is een bevel.'

Het voelde zo verkeerd om rust te nemen nu er zo veel te doen was, maar Julia wist dat de hoofdverpleegster gelijk had. Ze herinnerde zich dat ze aan boord van het hospitaalschip zo moe was geweest dat ze boven op een gewonde gevallen was.

Julia liep over de stoffige weg langs de boerderij, zo dicht mogelijk aan de kant om uit de weg van de langshobbelende ambulances te blijven. De tenten van de verpleegsters waren opgezet op een veldje dat niet zo ver van de boerderij lag.

Julia trok de tentflap opzij om naar binnen te gaan en bleef toen staan. Er lag een soldaat van de Unie op haar bed te slapen. Eerst dacht ze dat ze de verkeerde tent genomen had. Maar nee, haar kam en borstel lagen naast haar bed en haar tas en sjaal lagen eveneens in de tent. Was de man hier per vergissing naar binnen gekropen?

Ze kroop naar binnen om beter te kunnen kijken. De soldaat was bewusteloos. Ze zag aan de verse verbanden dat hij zwaargewond was en dat de dokters hem al geopereerd hadden. Ze ging weer naar buiten en liep naar de weg waar de dragers gewonden in de ambulances aan het laden waren.

'Ik denk dat iemand een vergissing heeft gemaakt,' zei ze. 'Er ligt een gewonde soldaat in mijn tent.'

Een stevig gebouwde man met een rood gezicht deed een stap naar voren en veegde met zijn zakdoek zijn voorhoofd af. 'Nee mevrouw. Eén van de dokters zei dat we hem daar neer moesten leggen.'

'Maar waarom? Weet u nog welke dokter het was?'

Hij kauwde op zijn wang en dacht na. 'Eén van die contractartsen, denk ik. Hij droeg geen uniform en hij had een rode baard.'

James McGrath.

'Zei hij dat je hem in mijn tent moest leggen?'

'Ja, mevrouw. Ik weet niet waarom, maar ik herinner mij dat hij uw naam noemde. Hij zei: "Mevrouw Hoffman moet voor deze gewonde zorgen," en hij zei ons hem naar uw tent te brengen.'

Ze voelde zich boos worden. 'Waar is de dokter nu?'

'In de boerderij daar.'

'Bedankt. 'Julia draaide zich om en begon de heuvel naar het huis op te lopen.

'Mevrouw Hoffman, wacht,' riep de hospitaalsoldaat, die haar achterna rende.' U wilt daar vast niet heen. De dokters zijn nog steeds aan het opereren.'

'Het kan mij niet schelen of dokter McGrath aan het opereren is of dat hij een dutje doet of dat hij in zijn ondergoed aan het zonnen is. Hij heeft het recht niet om een gewonde soldaat in mijn tent te leggen en dat zal ik hem vertellen ook. Dit is net iets voor hem om met mij zo'n grap uit te halen om van me af te komen. Ik ben zijn spelletjes meer dan zat. 'Woedend stormde ze op de boerderij af.

Toen ze op het erf kwam, zag ze een open raam aan de zijkant van het huis en daaronder een bloederige hoop met een hele zwerm vliegen erboven. Eerst drong het niet tot haar door wat ze zag, maar toen kwam die gruwelijke hoop langzaam beter in zicht. Ze herkende een menselijke hand boven op de stapel. En toen een bloederige voet.

Julia draaide zich vliegensvlug om en rende, zonder op te letten waar ze heen ging, in tegenovergestelde richting weg. Het duurde niet lang voordat ze langs de kant van de weg op haar knieën viel en overgaf. Ze was te zwak om weer te gaan staan en beefde van ontzetting en boosheid. Hoe kon dokter McGrath dat de hele dag doen? Hoe kon hij zomaar delen van levende, ademende mensen afzagen en ze dan achteloos uit het raam gooien?

'Gaat het een beetje, mevrouw?'

Bij het horen van de stem van de hospitaalsoldaat draaide ze zich om. 'Ja hoor. Dank u.' Hij hielp haar overeind en ze veegde haar mond met haar zakdoek af. Ze voelde zich vernederd dat hij haar had gezien. Hij had geprobeerd haar te waarschuwen. 'M-maar ik moet nog steeds dokter McGrath spreken,' zei ze tegen hem. 'Wilt u mij alstublieft vertellen wanneer hij klaar is.

'Zeker mevrouw.'

'Ik ben in mijn tent.'

Ze liep met knikkende knieën terug, er meer dan ooit naar verlangend te gaan liggen en een uurtje te gaan rusten. Maar de gewonde soldaat lag nog steeds op haar bed. Ze ging naar binnen en knielde naast hem neer. Hij was in zijn bovenlijf gewond geraakt, wat niet zo best was. Schade aan de longen en andere inwendige organen betekende gewoonlijk een langzame, zekere dood. Hij had al moeite met ademhalen. Hij was ook vuil van geronnen bloed, grond en bladeren, maar ze wilde hem niet wakker maken. Ze vergewiste zich ervan dat zijn wond niet bloedde en ging toen weer naar buiten, waar ze op de grond ging zitten. Ze trok haar knieën op tot onder haar kin, sloeg haar armen eromheen, liet toen haar hoofd zakken en sloot haar ogen.

'Mevrouw Hoffman?'

Julia's hoofd kwam met een schok omhoog. De hospitaalsoldaat die ze eerder had gesproken, stond voor haar. De zon was verdwenen en door de mist van rook in het oosten scheen een ster. Ze was niet van plan geweest zo lang te slapen.

'Het spijt me, mevrouw. Ik wist niet dat u sliep.'

'O, dat geeft niet. Hebt u mij ergens voor nodig?'

'De dokter die u wilde spreken, neemt even pauze. U zei dat ik u dat moest laten weten.'

'Dank u wel. 'Julia kwam moeizaam overeind. Ze rekte zich even uit, wreef de slaap uit haar ogen en kamde met haar handen haar haar naar achteren. Nu de zon was ondergegaan, was het kil geworden. Ze dook haar tent binnen om haar sjaal te pakken en hoorde de onregelmatige ademhaling van de gewonde soldaat. Hij was nog steeds bewusteloos. Julia sloeg de sjaal om haar schouders en liep over de weg naar de boerderij toe.

Dokter McGrath zat alleen op de trap voor het huis, zijn ellebogen op zijn knieën en zijn gezicht in zijn handen. Zijn witte overhemd en de voorkant van zijn broek waren van bloed doordrenkt — het meeste ervan opgedroogd, maar hier en daar ook nog nat, waardoor het overhemd aan zijn huid plakte. Hij zag er verslagen en uitgeput uit en alle arrogantie leek verdwenen. Ze voelde een golf van medelijden door zich heen gaan. Dit was de vriendelijke, toegewijde dokter met wie ze uren in het Fairfield Hospitaal had samengewerkt. Nu had hij aandacht nodig. Ze nam zich voor wat eten voor hem te gaan halen en hem schone kleren en een kom warm water te brengen om zich te kunnen wassen.

Maar terwijl ze naar hem toe liep, liet hij zijn handen zakken en haalde een zilveren flacon uit zijn zak. Toen hij de fles naar zijn mond bracht en een flinke slok nam, was al haar medelijden met hem verdwenen. In het besef dat ze maar beter direct met hem kon praten voordat hij dronken werd, haastte ze zich naar hem toe.

'Neem mij niet kwalijk, dokter, maar er ligt een gewonde soldaat in mijn tent. De hospitaalsoldaat zei dat u opdracht had gegeven hem daar neer te leggen.'

'Dat klopt, mevrouw Hoffman, dat heb ik gedaan.' Hij sprak langzaam alsof hij alle energie verloren had.

'Nou, als dat als grap bedoeld is, kan ik er niet om lachen.

Ik zou graag willen dat de man onmiddellijk uit mijn tent gehaald wordt.'

'Het is geen man.'

'Wat bedoelt u met "het is geen man"? Ik heb hem zelf gezien en het is duidelijk...'

'Ga nog maar eens kijken. En nu goed. Het is een vrouw.'

'Er ligt een man in uniform in mijn tent... en hij is gewond.'

De dokter schudde zijn hoofd. Ze zag de vermoeidheid in zijn ogen. Op zijn voorhoofd zaten bloedspetters alsof hij sproeten had. 'Het is een vrouw.'

'Weet u... weet u dat zeker?' stamelde ze.

'Je stelt de belachelijkste vragen,' zei hij, met zijn duim en wijsvinger in zijn ogen wrijvend. 'Ik ben dokter, mevrouw Hoffman. Ik heb anatomie gestudeerd. Wil je er misschien een gedetailleerde beschrijving van hoe ik vastgesteld heb dat het een vrouw is?'

Julia voelde dat ze een kleur kreeg. 'Nee, dank u wel. Dat is niet nodig. Maar... maar ik begrijp niet hoe dat kan... waarom ze een uniform draagt en in het leger vecht als ze een...'

'Ik had geen tijd haar dat te vragen. Ik had het nogal druk.' Hij maakte een gebaar naar zijn bebloede kleding. 'Als je het niet erg vindt, zou ik graag een paar minuten rust hebben voordat het bloedbad weer opnieuw begint.' Hij bracht de fles naar zijn mond en nam weer een grote slok.

'Acht u het verstandig om dronken te worden,' vroeg ze kil, 'als u nog meer gewonden verwacht?'

'Ga weg.'

'Onze soldaten hebben recht op de beste verzorging die we hun kunnen geven, en dat houdt ook een nuchtere dokter in.'

'Met mijn nuchterheid heb jij niets te maken.'

'Maar met mijn patiënten heb ik wel te maken.'

'Ik waarschuw je, mevrouw Hoffman. Ga weg voordat ik...'

'Voordat wat? Voordat u dronken wordt en weer iemand vermoordt?'

Zodra ze het gezegd had, had Julia er spijt van. James McGraths hoofd schokte achteruit alsof ze hem niet met haar woorden maar met haar vuisten had geraakt. Ze had dikwijls genoeg de pijn in de ogen van een gewonde gezien om die van hem te herkennen. Ze had hem diep gekwetst.

'Maak dat je weg komt,' zei hij schor.

'Dokter McGrath, het spijt me... ik meende het niet.'

'Ja, dat deed je wel. Vooruit, ga nu weg.'

Julia draaide zich om en vluchtte over de weg terug naar haar tent.

Ze hoorde de soldaat kreunen toen ze naderbij kwam. Julia bleef lange tijd voor haar tent staan en probeerde weer tot kalmte te komen. Ze wilde wel dat ze haar mond had gehouden. Haar handen beefden. Ze nam zich voor al haar aandacht op de soldaat te richten. Hij had eten nodig. En water. Ze herinnerde zich dat hij — nee, zij — vuil was. Julia haalde gauw wat ze nodig dacht te hebben en ging de tent binnen.

De soldaat was lang, zo lang dat haar voeten over Julia's veldbed bungelden. Haar blonde haar was even kort geknipt als dat van een man en hoewel haar gezicht glad en baardloos was, hadden haar gelaatstrekken weinig vrouwelijks. Voor Julia leek ze op een man — een erg lange man. Maar ze had er geen behoefte aan het te controleren. Het zou haar niet verbazen als het weer een wrede grap van de dokter zou zijn om haar in verlegenheid te brengen.

Julia knielde neer en begon het gezicht van de soldaat te wassen. Ze deed langzaam haar ogen open en keek naar Julia. Toen ze zich probeerde te bewegen, kreunde ze van de pijn.

'Stil blijven liggen,' zei Julia vriendelijk. 'Je bent gewond geraakt. Dit is het veldhospitaal. Ik ben verpleegster.'

'Ted..? Waar is...'

'Je bent gewond geraakt.'

'Nee, nee...Ted...'

'Ssst... ik ga de modder en het bloed wegwassen, goed?' De soldaat beefde over het hele lichaam, maar of het van shock of angst was, wist Julia niet. Ze gaf haar een slok brandewijn om haar te kalmeren. 'Zo... nu stil blijven liggen, goed? Ik ben Julia. En hoe heet jij?'

De soldaat likte langs haar droge lippen en sloot haar ogen. 'Ike Bigelow.'

'Ik... ik bedoel je echte naam. De dokter zei dat je... ik bedoel, hij kwam erachter dat je...'

Ike's gezicht vertrok en ze begon te huilen — zachte, hijgende snikken waardoor haar hele lichaam schokte.

Julia keek hulpeloos toe en wist niet wat ze moest doen. 'Heb je pijn? Kan ik iets voor je doen?'

'Ga weg en laat me alleen,' zei ze door haar snikken heen.

'Dat kan ik niet doen. Dit is mijn tent. Ik slaap hier. Ze hebben jou bij mij gebracht omdat je... nou ja, de dokter vond het maar beter om je niet bij al die mannen op bed te leggen.'

Ike keek op naar Julia, haar gezicht was nat van tranen. 'Ik heb toch al die maanden bij hen geslapen, niet soms?'

Julia staarde haar onthutst aan. 'Nou ja... daar heb ik niets mee te maken.'

Ike schudde haar hoofd. 'Het is niet wat je denkt, dame. Heb je wel goed naar mij gekeken? Wie zou er ooit een vrouw willen die eruitziet zoals ik?'

'Luister... Ike... Hoe heet je werkelijk?' vroeg ze zacht.

Ze aarzelde lange tijd voordat ze ten slotte zei: 'Ik heet Phoebe.'

'Denk je dat je iets kunt eten, Phoebe? Heb je honger?'

'Nee.'

'Wat kan ik dan voor je doen?'

'Je moet me alleen laten en laten sterven.'