Washington, april 1863
Phoebe stond achter de gordijnen van haar afgebakende hoekje in de ziekenzaal van het hospitaal en keek naar het nieuwe dameshemd en de onderbroek, die ze net had aangetrokken. In tegenstelling tot het eenvoudige mousselinen ondergoed dat ze altijd had gedragen, waren deze gemaakt van fijn, wit katoen en afgezet met knoopsgaatjes en rijen knoopjes. 'Je had niet zulk ondergoed met al die tierelantijntjes hoeven te kopen,' zei ze tegen Julia. 'De enige die het ziet, ben ikzelf.'
'Maar het is toch leuk om mooie dingen te dragen,' zei Julia. 'Ik voel mij er altijd heel prettig in.'
Phoebe ging op het bed zitten en trok een paar nieuwe wollen kousen aan. Ze voelden zacht en glad aan en er was een mooi patroontje in gebreid. Ze keek op naar Julia. 'Ik weet niet hoe ik je al deze dingen ooit terug moet betalen.'
'Ik zei je toch al dat je ze niet hoeft terug te betalen,' zei Julia een beetje geërgerd. 'Je krijgt het gewoon van me, Phoebe. Ik ben blij dat ik het voor je heb kunnen kopen. We moeten het vieren dat je eindelijk weer beter bent en naar huis kunt gaan. Een poosje geleden wisten we niet eens of je het wel zou halen.'
'Maar dit moet allemaal verschrikkelijk veel kosten...'
'Nee, het is niet echt duur en ik heb bovendien genoeg geld. Ga nu maar staan dan kan ik je korset vastknopen.'
'Moet ik dat ding dragen? De laatste keer dat ik een korset probeerde te dragen, had ik het gevoel dat ik uit een boom was' gevallen en geen adem meer kon halen.'
Julia glimlachte. 'Ik zal het niet al te strak aantrekken. Je bent sinds je ziek geworden bent erg mager geworden. Je hebt nu een goed, slank figuur. Heel wat vrouwen zouden jaloers op je zijn.'
Phoebe liet haar het korset dichtknopen. Toen trok Julia een nieuwe geribde onderrok over haar hoofd. Omdat Phoebe zo lang was, moest ze op haar tenen gaan staan.
'De mensen in Bone Hollow zullen wel zeggen dat ik verwaand geworden ben als ze mij in zulke deftige kleren zien verschijnen. Ze zullen zeggen: "Je kunt van een boer geen heer maken." Ze had veel liever gehad dat Julia een eenvoudig oud overhemd en een overall voor haar had gekocht.
'Als ze dat zeggen, zijn ze gewoon jaloers. 'Julia liet de bovenrok over Phoebes hoofd glijden. 'Ik hoop dat ik je goed de maat heb genomen voor deze rok en het lijfje,' zei Julia. 'De naaister heeft gezegd dat je altijd kunt terugkomen om wat veranderingen te laten aanbrengen.'
'Ze zullen best passen, hoor.' Phoebe had voor haar rok een eenvoudig bedrukte, donkerblauwe katoenen stof uitgekozen met een bijpassende bloes met lange mouwen. De manchetten waren eenvoudig en de bloes sloot met een hele rij knoopjes aan de voorkant, maar Julia had de mouwen modieus laten bollen en had langs de zoom van de rok plooitjes laten maken.
'Ik heb nog een verrassing,' zei Julia terwijl ze een pakje openmaakte. 'Ik heb een witkanten kraag gekocht en een broche die je kunt dragen als je er echt chique uit wilt zien. Kijk.'
'Maar... ik weet niet hoe ik je bedanken moet.' Phoebe beet op haar lip, vastbesloten om niet te huilen. Julia sloeg haar armen om haar heen en omhelsde haar. Ze voelde zich klein en broos toen ook Phoebe haar armen om haar heen sloeg.
'Probeer het dan maar niet,' zei Julia. 'Zoveel goede dingen heb ik nog niet gedaan. 'Julia's stem klonk plotseling erg droevig, maar voor Phoebe kon vragen wat haar scheelde, zei ze: 'Ga nu maar op het bed zitten dan zal ik je haar doen.'
Phoebes haar was bijna vijf centimeter gegroeid sinds ze in september gewond was geraakt. Het raakte haar schouders nog niet helemaal, maar volgens Julia was het lang genoeg om het achterover te kammen en er een strik om te doen. Ze gaf Phoebe een spiegel om het resultaat te bekijken, maar ze durfde er nauwelijks in te kijken.
'Hadden we maar een passpiegel, zodat je zou kunnen zien hoe leuk je eruitziet in je nieuwe jurk,' zei Julia terwijl ze Phoebes haar achteroverborstelde.
'Mag ik je een vraag stellen?' zei Julia toen ze klaar was. 'Het heeft me al een hele tijd beziggehouden... Waarom heb je het eigenlijk gedaan? Waarom heb je net gedaan of je een man was?'
Phoebe hield haar ogen neergeslagen. 'Omdat ik geen vrouw kon zijn. Niemand zal ooit met mij willen trouwen. Ik ben veel te groot, te lang en te lelijk.' Ze besefte dat dat nog steeds zo was, ook al had ze dan mooie kleren aan en was haar haar opgestoken. Julia was het soort meisje dat alle mannen als hun liefje wilden hebben. Ze keek naar haar spiegelbeeld en wist dat Ted Wilson haar nog steeds geen kus zou willen geven of een foto van haar in zijn zak meedragen. En als ze over een paar dagen thuis zou komen, zou er niets anders op zitten dan weer bij mevrouw Haggerty of iemand als zij te gaan werken. 'En aangezien ik er als een man uitzag en kon schieten als een man, leek het mij maar beter om net te doen of ik er een was.'
'Phoebe, kijk eens in de spiegel,' zei Julia zacht. 'Je bent wel lang, maar je bent niet gebouwd als een man. Je hebt een heel goed figuur.' Ze wees naar de schouderlijn van haar eigen jurk. 'Vrouwen hebben afhangende schouders en hun jurken worden doelbewust zo gemaakt dat hun schouders er goed in uitkomen, net als bij jou.'
'Ik heb geen mooi gezicht.'
Julia schudde haar hoofd. 'Je zult mij wel niet willen geloven, maar je hebt een heel aardig gezicht. En een vrouw kan nog heel wat andere dingen doen dan trouwen. Je kunt ook zonder man een volwaardig leven leiden. Denk bijvoorbeeld maar aan Dorothea Dix...'
'Ja hoor,' zei Phoebe nijdig. 'Dat kun jij makkelijk zeggen omdat je mooi bent en getrouwd. De mannen zullen voor jou wel in de rij gestaan hebben, denk ik zo.'
Julia gaf geen antwoord en het leek wel of ze Phoebes blik vermeed. *
'Nu zeg je niets omdat je weet dat ik gelijk heb. Jij hebt je nooit zorgen hoeven te maken om een man te krijgen.'
'Phoebe, ik ben hiernaartoe gekomen omdat ik meer met mijn leven wilde doen dan alleen maar een man vinden en trouwen. Ik wilde meer zijn dan alleen maar een knap gezichtje. Dit is alleen maar de buitenkant,' zei ze, haar wang aanrakend. 'Ik wilde vanbinnen mooi zijn. Daar gaat het in feite om.'
'Jij bent innerlijk al een goed mens.'
'Nee,' zei Julia, haar hoofd schuddend. 'Dat ben ik niet. Je kent mij niet.' Ze ging naast Phoebe op het bed zitten en speelde met de borstel in haar handen. 'Ik hoorde eens een man over mij zeggen dat het er niet toe deed dat ik mooi was. Hij had in mijn hart gekeken en wat hij daar zag, was lelijk. Hij had gelijk - ik zag het ook. En hoewel ik erg mijn best gedaan heb om te veranderen, heb ik sindsdien zelfs dingen in mijn hart gezien die nog lelijker waren.' Ze was even stil en zuchtte diep. 'Er was een andere man, die zich tot mij aangetrokken voelde omdat ik zo knap ben, maar hij wilde niet dat ik verpleegster zou worden. Hij wilde mij alleen helemaal voor zichzelf om met mij te kunnen pronken, zodat iedereen zou zeggen dat hij zo'n mooie vrouw had. Maar dat was het enige van mij waarvan hij hield. Hij wist helemaal niet hoe het innerlijk met mij gesteld was en dat interesseerde hem ook niet.'
Phoebe herinnerde zich dat de soldaten elkaar de foto's van hun geliefden hadden laten zien en dat ze erover hadden zitten opscheppen hoe mooi ze wel waren. 'Wie van die twee mannen is je man geworden?' vroeg ze aan Julia.
'Geen van beiden. Ik zal je een geheim vertellen, Phoebe. Je zult het wel begrijpen omdat jij ook zo lang een geheim gehad hebt.' Julia aarzelde even en zuchtte weer. 'Ik ben niet getrouwd. Ik heb gelogen. Ik heb gezegd dat ik getrouwd was omdat ik als ongetrouwde vrouw geen verpleegster kon worden.'
Phoebe staarde haar verbijsterd aan. 'Maar... maar je hebt ons over je man verteld. Je zei dat hij in de gevangenis van de Rebellen zat.'
'Er bestaat ook echt een Robert Hoffman en hij zit ook in de Libby-gevangenis. Maar hij is mijn neef, niet mijn man.'
Phoebe wist niet wat ze zeggen moest. Ze dacht dat ze iets begreep van Teds ontsteltenis en verrassing toen hij achter haar geheim was gekomen. Het was niet leuk om erachter te komen dat iemand die je bewonderde, tegen je gelogen had. En Phoebes leugen was nog erger geweest dan die van Julia.
'Ik vind het verschrikkelijk dat ik gelogen heb,' zei Julia. 'Ik weet dat het verkeerd was en ik bid God dat Hij mijn zonde zal vergeven — en ook al die andere zonden die ik heb gedaan. Jij bent mijn vriendin, Phoebe en ik... ik wilde dat je de waarheid zou weten.'
'Denk je dat je nog ooit zult trouwen?' vroeg Phoebe ten slotte.
'Ik hoop nog eens te gaan trouwen. Maar ik wil een man die echt van mij houdt om wie ik ben. Dat wil jij toch ook? Dat is toch veel beter dan met een man te trouwen die je alleen maar wil hebben omdat je zo mooi bent?'
'Ik ben verliefd,' zei Phoebe kalm. 'En als ik er zo zou hebben uitgezien als jij, zou hij ook van mij gehouden hebben. En weet je, ook al zou hij alleen maar van mij houden om mijn uiterlijk, dan zou dat veel, veel beter zijn dan dat hij helemaal niet van mij zou houden.'
Julia staarde naar haar handen en ze zag er bedroefder uit dan Phoebe haar ooit had gezien. 'Ik zal je gaan missen, Phoebe Bigelow.'
'Ja... ik jou ook,' zei ze schor. Ze ging staan. Plotseling wilde ze dat al dat afscheid nemen maar voorbij was en dat ze kon vertrekken voordat ze zou gaan huilen. 'Ik hoop dat je iemand zult vinden, Julia. Je verdient een goed leven voor alles wat je voor mij hebt gedaan. O, wees maar niet bang... ik ga heus niet proberen je nog eens te bedanken. Maar ik wil wel graag dat je beloond wordt voor alles wat je hebt gedaan.' Ze was blij te zien dat Julia flauwtjes glimlachte. 'Nou, ik ga nu de andere verpleegsters gedag zeggen en ze laten zien hoe je mij hebt opgedirkt.'
'Ze zullen hetzelfde tegen je zeggen als ik — dat je er mooi uitziet.'
Phoebe knikte. 'Aangezien ik een hekel heb aan afscheid nemen en al dat gedoe, vertrek ik nu maar meteen en ga vast naar jouw kosthuis. Goed? We nemen morgenochtend wel afscheid als je mij naar het station brengt.'
'Goed. Tot ziens, Phoebe.'
De verpleegsters waren aardig voor Phoebe geweest, maar ze nam haastig afscheid van iedereen en voelde zich verlegen worden door alle aandacht die ze kreeg. Toen ze ten slotte kans zag zich los te scheuren en naar de voordeur liep, zag ze dokter McGrath in zijn kantoor aan het werk. Phoebe aarzelde even. Ze was er zich van bewust dat hij zich bij voorkeur afzijdig hield, en sinds hij een maand geleden na zijn verlof weer naar het hospitaal was teruggekeerd, was dat nog erger geworden. Maar hij had haar leven gered en ze moest hem bedanken.
'Dokter McGrath, u zult wel weten dat ik vandaag naar huis ga,' zei ze verlegen. 'Maar ik wil graag even afscheid van u nemen. En ik wil u graag bedanken voor alles wat u voor mij hebt gedaan.'
Hij leunde achterover op zijn stoel en glimlachte naar haar. 'Je ziet er als vrouw goed uit, juffrouw Bigelow.'
'O. Dank u wel.' Ze voelde dat ze een kleur kreeg. 'Ik heb deze jurk en alles aan Julia te danken.'
Hij knikte afwezig en zijn glimlach was verdwenen. 'Ik eh... ik neem aan dat je je niet meteen weer laat inschrijven, hè?'
'Nee, meneer. Ik ben van plan om meteen naar huis te gaan.'
'Luister eens. Ik ben graag bereid om ontslagpapieren voor je uit te schrijven onder je andere naam. Je hebt aan een paar belangrijke veldslagen deelgenomen. Je hebt recht op een eervol ontslag.'
'Nee, dank u wel. Ik heb gelogen en liegen is nooit eervol.'
'Nou ja, je weet waar je mij kunt vinden als je van gedachten mocht veranderen.'
'Bedankt voor alles, dokter McGrath. Het beste met u.'
'Ook het allerbeste, juffrouw Bigelow. Ik wens je veel geluk.'
Toen ze op die prachtige voorjaarsmorgen het Fairfield Hospitaal uit liep, vroeg Phoebe zich af wat ze aan moest met dat 'veel geluk' .Voorzover zij wist, was het pech dat ze weer een vrouw was, nog meer pech dat ze terug moest naar Bone Hollow en het ergste van alles was nog dat er geen levende ziel in de hele wereld was die er zich ook maar iets van aantrok of ze nu leefde of dood was. Als God van haar hield, zoals Julia beweerde, leek het Phoebe een goed moment dat Hij daar nu iets van zou laten merken.
James McGrath zag Phoebe uit het Fairfield Hospitaal vertrekken en vroeg zich af wat er van haar zou worden. Ze leek zich in haar nieuwe jurk zo slecht op haar gemak te voelen dat het hem niet zou verbazen als ze nog voor het avond werd weer een broek aan had getrokken. Hij zuchtte. Phoebe had hem ervoor bedankt dat hij haar leven had gered, maar ze was in feite Julia meer verschuldigd dan hem. Zij was het geweest die de granaatscherf had ontdekt, die Phoebe iedere dag weer had verzorgd, die Phoebe ervan overtuigd had dat het leven de moeite waard was toen ze van plan was het op te geven en te sterven.
Hij zuchtte opnieuw en wreef in zijn ogen. Hij wilde wel dat hij Julia uit zijn gedachten weg kon wrijven. Hij keerde weer terug tot zijn post. De wekelijkse brief uit New Haven was vanmorgen aangekomen en hij ritste de brief behoedzaam open met zijn pennenmes. James voelde zich gespannen toen hij een kindertekening openvouwde met water en boten erop, de hoge masten naar de oranje zon gericht. Boven aan de tekening had zijn dochter een paar woorden gekrabbeld.
Lieve papa,
We hebben vandaag schepen gezien. Ik heb er een tekening voor jou van gemaakt.
Liefs, Kate
James liet de brief van twee kantjes, geschreven op crèmekleurig papier, ongelezen in de envelop zitten. In gedachten verzonken was hij zich slechts vaag bewust van het piepen van de voordeur, die daarop met een klap weer dichtviel. Even later hoorde hij de stem van een man die in de deuropening naar zijn kantoor stond. 'Neem mij niet kwalijk, dokter...'
James keek op en zag een lange, donkerharige man in officiersuniform naar hem kijken. De militair was erg mager alsof hij zojuist hersteld was van een ziekte of een verwonding. Maar de intensiteit van zijn blik en de waakzaamheid in zijn houding als van een roofdier verwarden James enigszins. Hij vouwde snel de tekening van zijn dochter op en stak hem weer in de envelop alsof hij zich er voor schaamde, hoewel hij niet wist waarom.
'Het spijt mij u te storen,' zei de vreemdeling. 'Ik ben luitenant Robert Hoffman. Ik ben op zoek naar mijn...'
'Julia.'
James sprak de naam hardop uit om de zin van de luitenant af te maken. Hij hoorde het verlangen in zijn eigen stem doorklinken en hoopte maar dat haar man dat niet had gehoord.
'Ja, Julia Hoffman. Er is mij verteld dat ik haar hier zou kunnen vinden.' De luitenant stond stram in de houding alsof hij een militaire inspectie verwachtte. James stond op en stak zijn hand uit.
'James McGrath. Julia heeft ons verteld dat u krijgsgevangene was in... Richmond, naar ik meen?'
'Ja'
'Dan neem ik aan dat er een uitwisseling van krijgsgevangenen heeft plaatsgevonden. Hebt u even geluk gehad.'
'Er heeft geen uitwisseling plaatsgevonden,' zei hij zonder enige emotie. 'Ik ben ontsnapt.'
'Aha. En Julia weet het niet. Ze zal... nou ja, ik bedoel ze zal wel in de wolken zijn om u weer te zien. 'James keek naar zijn bureaublad en verschoof wat papieren, niet in staat om de man aan te kijken. Om de een of andere absurde reden was hij blij dat Robert Hoffman niet knap was en het verbijsterde hem dat hij jaloers was op deze man — Julia's echtgenoot. James vroeg zich af hoe luitenant Hoffman zou reageren als hij wist dat James zijn vrouw had gekust. En dat ze hem teruggekust had.
'Is ze hier?' vroeg Hoffman. 'Ik ben hierheen gekomen om haar te halen en mee te nemen naar huis in Philadelphia.'
De gereserveerdheid in zijn manier van optreden bracht James een beetje van zijn stuk. Op Hoffmans sombere gezicht was geen spoor van een glimlach te zien. Een man die op het punt stond zijn vrouw na bijna anderhalf aar weer in zijn armen te sluiten, zou er toch niet zo kil en onverschillig uit moeten zien. James wist hoe de gevangenis iemand grondig kon veranderen en hij maakte zich even zorgen over Julia.
'Ze is boven,' zei James. 'Als u even wilt wachten, zal ik haar voor u halen.'
'Ja, dank u.'
Het kostte James grote moeite om zijn voeten te bewegen, alsof iemand ze aan de vloer had vastgespijkerd. De trap leek steiler dan hij zich herinnerde en hij moest zich aan de leuning vasthouden toen hij naar boven liep. Toen hij bij de deuropening van de ziekenzaal kwam, bleef hij staan en keek naar Julia. Ze zat op een stoel naast het bed van een patiënt en schreef een brief aan zijn familie, die hij dicteerde. De soldaat zag James het eerst en bleef midden in zijn zin steken.
'Wat is er, dokter?'
James vroeg zich af of de verschrikkelijke pijn die hij voelde, op zijn gezicht zichtbaar was. Ook Julia keek op en ging toen snel staan.
James dwong zich tot een glimlach toen hij naar haar toe liep. 'O niets... dat wil zeggen, ik heb geweldig nieuws, mevrouw Hoffman. Je man is er.'
'Wat..?'
Julia wankelde en het papier en de pen gleden uit haar handen op de grond. Alle kleur trok uit haar gezicht weg alsof er een slagader was doorgesneden. James pakte haar armen vast om haar overeind te houden.
'Kalm maar. Ik houd je vast.' Hij kuchte even om de brok uit zijn keel te krijgen. 'Het is echt waar... je man wacht beneden op je. En hij is in orde - geen verminkingen, kan ik gelukkig zeggen.'
'Robert... hier?'
'Ja. Hij komt je halen om je mee naar huis te nemen. 'James voelde hoe ze over haar hele lichaam beefde en hij was bang dat ze in elkaar zou zakken als hij haar los zou laten. 'Kun je weer lopen, denk je, of moet ik je helpen?'
'Laat me maar los,' zei ze. 'Het gaat wel weer.' Ze zag erg bleek.
James liet haar los en zag Julia toen door de zaal lopen alsof ze aan het slaapwandelen was. Hij was opgelucht dat ze geen hulp nodig had. Hij wilde niet zien hoe ze in de wachtende armen van haar man zou vliegen.
Toen ze de deur bereikte, besefte James plotseling dat Julia voor altijd uit zijn leven weg zou lopen. Hij zou haar nooit meer zien. 'Het allerbeste, mevrouw Hoffman,' riep hij haar na. 'Ik... ik denk dat ik namens iedereen spreek als ik zeg dat... dat het een genoegen was om met u te werken.'
Ze bleef even staan, knikte en liep toen als in een droom weer verder zonder antwoord te geven. Zijn woorden hadden kil geklonken. Het waren helemaal niet de woorden die hij had willen zeggen. Hij had gewild dat hij iets heel anders had kunnen zeggen. Hij hoorde de traptreden een voor een kraken toen ze naar beneden liep. Hij besefte dat hij zijn adem inhield. Hij liep snel de zaal door om de deur achter haar dicht te doen, in de hoop dat het geluid van hun vreugdevolle vereniging erdoor gedempt zou worden. Toen hij zich omdraaide, zag hij dat alle soldaten naar hem keken.
'Nou, dat is dan een goed slot, denkt u ook niet, dokter?' zei een van de soldaten kalm.
'Ja, ja, dat is het. De man van mevrouw Hoffman zat in de gevangenis bij de Rebellen... Hij vertelde mij zojuist dat hij ontsnapt was... hoogst opmerkelijk... ontsnapt... 'James bukte zich om de pen en het papier die Julia had laten vallen, op te rapen en zag dat zijn handen beefden. Hij moest een borrel hebben.
'U ziet er niet zo best uit, dokter,' zei de man in het bed naast hem.
James ging op de stoel zitten waar Julia op gezeten had. De zitting was nog warm. 'Ik dacht net aan mijn eigen vrouw,' mompelde hij.
'Ach ja,' zei de soldaat, 'ik weet wat u bedoelt. Het is langgeleden dat ik mijn vrouw in mijn armen had.'
James wachtte tot hij er zeker van was dat het echtpaar Hoffman was vertrokken voor hij weer naar beneden naar zijn kantoor terugkeerde. Hij rommelde luidruchtig in zijn bureau, trok laden en kasten open en sloeg ze weer dicht, wanhopig op zoek naar een fles whisky. Toen dacht hij aan de fles medicinale cognac die hij in zijn tas had.
De eerste slok zocht zich brandend een weg naar zijn maag. Hij kon zich niet voorstellen dat hij het ooit lekker had gevonden. Hij liet zich op zijn stoel zakken, vertrok zijn gezicht tot een grimas en nam een tweede en toen een derde slok. Hij herinnerde zich nog heel goed de laatste keer dat hij zo veel gedronken had, maar het kon hem niet schelen.
Zijn vrouw Ellen staarde hem vanaf het bureaublad aan. Hij pakte de foto op en bestudeerde haar gezicht. Toen keek hij naar het gezicht van zijn dochter Kate, naast haar. Het schuldgevoel trof hem als een stomp in zijn maag. Zijn gevoelens voor Julia Hoffman waren verkeerd. Het was verkeerd om aan haar kus te denken in die nacht in Fredericksburg, toen hij zich niet meer kon herinneren hoe Ellen kuste. Hij legde de foto omgekeerd op zijn bureau.
Gij zult niet begeren uws naasten vrouw. Nou, dit was dan nog een reden waarom God hem veroordeelde — alsof daar al niet genoeg redenen voor waren.
Luitenant Hoffman was teruggekeerd om zijn vrouw op te halen. Ze zou met hem meegaan naar Philadelphia. James hoefde haar niet meer iedere dag te zien en iedere nacht aan haar te denken en zich dan te herinneren hoe heerlijk zacht haar haren onder zijn handen hadden gevoeld.
Hij nam nog een slok en zette de fles op zijn bureau. Hij begon aan zijn trouwring te draaien, eerst zachtjes, toen steeds harder tot hij hem ten slotte van zijn vinger trok. Zonder de ring voelde zijn hand naakt aan. Maar waarom een symbool dragen dat geen enkele betekenis meer had — blijvende liefde... totdat de dood ons scheidt?
Nu James de ring van zijn vinger had getrokken, wist hij niet wat hij ermee moest doen. Hij liet hem uiteindelijk in de envelop met de ongelezen brief en de tekening van zijn dochter vallen en legde hem toen in zijn bureaula bij al de andere brieven. Hij staarde afwezig naar de fles cognac toen er twee hoofdverpleegsters bij de deur van zijn kantoor verschenen.
'Is het waar wat sommige soldaten zeggen?' vroeg mevrouw Fowle. 'Is de man van mevrouw Hoffman haar echt komen halen?'
'Ja, het is waar.'
Mevrouw Fowle klapte in haar handen. 'Is dat even geweldig!'
'Ik vraag mij af waarom ze hem niet even is komen voorstellen,' zei mevrouw Nichols.
'De man heeft meer dan een jaar niet met zijn vrouw geslapen,' zei James grof. 'Ik weet zeker dat hij voor vanavond wel andere plannen heeft dan zich te laten voorstellen.'
De twee vrouwen keken hem verbijsterd aan. Op de wangen van mevrouw Fowle verscheen een blos. 'Ik zie dat u weer hebt zitten drinken,' zei ze kil. 'Maar zelfs dan is uw vulgariteit in het bijzijn van vrouwen onvergeeflijk.'
'Ga dan maar weg en laat me in alle rust dronken worden.'
'Een zot die zijn dwaasheid herhaalt, is als een hond die naar zijn uitbraaksel terugkeert,' citeerde mevrouw Nichols.
Toen ze weg waren, nam James een grote slok cognac en veegde zijn mond af. Hij legde zijn hoofd in de nek en staarde naar het gescheurde plafond, wachtend tot de eens zo vertrouwde verdoving door zijn lichaam zou stromen, wachtend tot het zijn gedachten zou vervagen en zijn pijn uitwissen.
Julia's elegante reispakje voelde overdreven modieus en ongemakkelijk aan nadat ze al die tijd eenvoudige kleren had gedragen. Ze keek in haar kosthuis naar haar spiegelbeeld toen Phoebe de lange rij knoopjes op haar rug dichtknoopte. Het leek bijna onmogelijk dat ze vanmorgen nog Phoebe geholpen had zich aan te kleden. Julia had gedacht dat ze Phoebe naar de trein zou brengen om naar huis te gaan, maar nu ging het precies andersom — en zo snel dat Julia ervan duizelde. Ze had slechts weinig dingen in de spaarzaam gemeubileerde kamer en ze was dan ook gauw klaar met pakken.
'Raar eigenlijk dat we nu alle twee ineens naar huis gaan. Vind je ook niet?' vroeg Phoebe.
'Geloof me, ik ben net zo verbaasd als jij. Maar Robert wil graag vertrekken en onze familie wil dat we geen moment verliezen.'
Phoebe knoopte het laatste knoopje dicht en ging op het doorgezakte bed zitten. Julia liep naar de spiegel om haar haar op te steken. 'Je zult wel opgewonden zijn,' zei Phoebe.
'Ja... en nee. 'Julia's spiegelbeeld zag er nogal wazig uit. Ze wist niet of het door de spiegel zelf of door haar tranen kwam. Ze had allerlei tegenstrijdige gevoelens, gelukkige en droevige, alsof er twee orkesten door elkaar heen speelden. Haar neef Robert leefde nog en maakte het goed en ze was dolgelukkig hem weer te zien. Maar ze sloot voorgoed een hoofdstuk van haar leven af en ze voelde dat als een verschrikkelijk verlies.
'Ik had niet eens de kans om iedereen in het hospitaal gedag te zeggen,' zei Julia. 'Ik moest meteen vertrekken, zodat ze er niet achter zouden komen dat... nou ja, je weet wel...'
'Dat hij niet je man, maar je neef is.'
'Ja. En ook omdat Robert niet mocht ontdekken dat ik al die tijd zijn naam heb gebruikt. Ik vind het vreselijk dat ik zo gelogen heb. Vertel het alsjeblieft tegen niemand.'
'Maak je maar geen zorgen. Ik denk niet dat ik nog ooit iemand van hen zal tegenkomen. Bovendien weet ik hoe het voelt als ze erachter komen dat je gelogen hebt. De mensen kijken dan heel anders tegen je aan en ze voelen zich dwaas omdat ze je al die tijd geloofd hebben.'
'Nou ja, voorzover ik weet, heb ik niemand met mijn leugens schade berokkend. En ik ben ten minste een poosje verpleegster geweest.' Ze veegde de tranen weg die over haar wangen liepen.
'Wat ga je doen als je weer thuis bent?'
'Dat weet ik niet.' En dat was nog het ergste, besefte Julia. De toekomst leek net een grote kamer met niets om hem te vullen. Nu ze zo lang zo hard gewerkt had, wist ze niet hoe ze die plotselinge leegte onder ogen moest zien. Het enige sprankje hoop dat ze zag, was haar relatie met Nathaniel Greene.
Julia legde haar haarborstel in de koffer en deed het deksel dicht. Ze had de meeste kleding erin gegooid zonder het netjes op te vouwen en nu had ze moeite om de sloten dicht te krijgen.
'Zal ik er even op gaan zitten?' stelde Phoebe voor.
'Ja, dat lijkt me een goed idee. 'Toen de koffer eindelijk dicht en gesloten was, zei Julia: 'Het spijt me dat ik je nu morgenochtend niet naar het station kan brengen.'
'O, dat geeft niet... Weet je, ik denk erover om nog een paar dagen in Washington te blijven om nog wat rond te kijken, als je het goed vindt. Toen ik in het leger zat, heb ik er niet veel van gezien.'
'Dat kun je gerust doen, hoor. Ik heb de huur voor de hele maand april betaald. Maar ik dacht zo... wil jij dan niet graag meteen naar huis gaan?'
'Er zit daar niemand op mij te wachten zoals op jou.'
'Hoe lang ben je van huis weg geweest, Phoebe?'
'Meer dan anderhalf jaar. En jij?'
'Iets meer dan een jaar.'
'Vreemd hè?' zei Phoebe. 'Na alles wat we doorgemaakt hebben, zijn we beiden weer terug bij ons vertrekpunt. Er is niets veranderd. Zelfs de oorlog gaat nog verder.'
Julia had het hospitaal achter zich gelaten net zoals ze het een jaar geleden had aangetroffen, met mevrouw Fowle en de andere hoofdverpleegsters in oorlog met dokter McGrath - en met James die alleen in zijn kantoor zat en nauwelijks een woord met de verpleegsters wisselde. De verpleegsters dachten nog steeds dat hij een alcoholist was. Julia had hun de waarheid niet durven te vertellen omdat ze bang was dat ze haar dan zouden gaan vragen hoe ze zo vertrouwelijk met hem was geworden dat ze zijn geheim had ontdekt. Haar gezicht zou haar zeker verraden als ze over James zou praten. De vrouwen zouden ongetwijfeld haar gevoelens voor hem zien — en haar schuld. Die gevoelens waren nog steeds heel sterk. Ze waren weer helemaal tot leven gekomen toen James haar vandaag in de ziekenzaal had vastgehouden. En hoewel ze wist dat het verkeerd was, voelde ze een groot verdriet omdat ze hem nu nooit meer zou zien.
'Ik moet nu gaan, Phoebe,' zei ze kalm.
'Zal ik je helpen met de koffer?'
'Robert en de koetsier komen hem zo meteen wel halen.' Haar ogen schoten vol tranen toen ze Phoebe in haar armen nam voor een laatste omhelzing. 'Het beste dan maar.'
'Ja, jij ook het allerbeste.'
Julia probeerde aan thuis en haar familie te denken toen ze zich de kamer uit haastte. Maar een gevoel alsof ze iets heel kostbaars verloren had, volgde haar als een schaduw de trap af en ging naast haar in het rijtuig zitten.