GELE, RODE EN GROENE stralen toverkracht schoten op ons af, maar Fawkes kwam het eerst op ons af. We barstten door de ijzeren deuren en kwamen in een wirwar van lichamen aan de andere kant op de grond neer. De toverkracht stuiterde tegen de stenen muur met zoveel kracht dat hij er van kraakte, alsof het niet meer dan een dun laagje ijs was.
Dat had ik kunnen zijn.
Fawkes sprong overeind en hief zijn handpalmen op. De deuren sloegen dicht met een enorme windvlaag.
Er stootte een donderende knal tegen de deuren aan de andere kant en ik vreesde dat de toverkracht van de heksen hem open zou krijgen. Maar de deuren bleven dicht.
“Het zal niet lang meer houden,” zei Fawkes terwijl hij zijn bezwete voorhoofd aan zijn cape afveegde. “Maar dit zou ons genoeg tijd moeten geven om onze smeekbede aan de koning voor te leggen.”
Hij zuchtte en keek me doordringend aan terwijl ik mezelf overeind hees. “Klaar?”
Ik trok mijn wenkbrauwen op en onderdrukte de neiging om aan mezelf te ruiken en streek mijn haar zo goed mogelijk glad. “Ik ben er helemaal klaar voor.”
Met een stalen gezicht keek ik naar Will, Leo, Nugar en Lucas. Ze zagen er net zo vastberaden uit als ik, maar ik wist zeker dat het maar schijn was, om mij aan te moedigen. Ik kon hun wanhoop voelen, en ik wist dat het een afspiegeling was van mijn eigen wanhoop.
Ik stak mijn kin in de lucht. “Op hoop van zegen. Laten we doen waar we voor gekomen zijn.”
Ik was verbaasd over de overtuiging die in mijn stem klonk, aangezien mijn hele lichaam trilde van angst. De mannen knikten maar hun handen bleven op de knoppen van hun zwaarden rusten.
Ik liep naast Fawkes en probeerde mijn paniek te verbergen. Met de mannen achter ons aan liepen we tussen de blinkende zuilen door die het plafond van een enorme zwart granieten kamer overeind hielden. Ik moest heel veel moeite doen om mijn tanden niet te laten klapperen. Ik wist dat ik hier de heksenkoning zou ontmoeten en ik wist zeker dat hij ons had horen binnen komen.
De muren aan weerszijden van de kamer waren behangen met schilderijen die oorlogen tussen heksen en mensen voorstelden. Er hingen prachtige wandtapijten aan de muur en de fakkels die aan de zuilen hingen werden weerspiegeld door de glimmende, zwart granieten vloer.
Een klein groepje heksen was in het hof van de heksenkoning verzameld. Sommigen stonden rechtop terwijl anderen op chaise-longues lagen of aan tafels uit met edelstenen ingelegde bekers dronken. Ofschoon ze druk rondliepen en met elkaar praatten, hielden ze ons voortdurend in de gaten.
Ze droegen dezelfde kleuren en symbolen die ik bij de heksen buiten had gezien. Ik besefte dat er slechts vijf variaties bestonden van kleuren en symbolen, en dat die hoogst waarschijnlijk de vijf verschillende clans symboliseerden. Ik kon gemakkelijk de Elementaire clan onderscheiden omdat ze dezelfde kleuren en symbolen droegen als Fawkes. De Witte Heksen droegen zilveren gewaden en gouden vijfpuntige sterren. Degenen in het zilver met een oogversiering moesten van de Wichelaarsclan zijn, en die in het paars met de raven moesten wel de Veranderheksenclan zijn. Dan was er nog maar een clan over, de Duistere Heksen, en die gingen in het zwart gekleed met een rode hand die op de kleding was geborduurd.
Alhoewel de heksen in het hof smalend naar ons keken gingen ze opzij om ons door te laten. Het was alsof ze al wisten dat we verdoemd waren. Ik kon al bijna een lus om mijn nek voelen.
Tegen de tijd dat we aan het einde van de kamer waren gekomen bonkte mijn hart in mijn oren en waren mijn benen zo zwaar als lood. Fawkes stond stil voor een podium en beschermde ons met zijn enorme lichaam zo goed als hij kon. Ik slikte een brok uit mijn keel, probeerde mijn zenuwen te bedaren en wachtte af.
De heksenkoning lag op een met leren lapjes beklede troon. Hij was enorm, nog groter dan Fawkes. Hij ging gekleed in een glimmende zwarte jas met een rode hand er op geborduurd en er stonden nog andere symbolen op zijn kraag en zijn mouwen. Hij droeg een ijzeren kroon met scherpe punten die haast op messen leken, en zijn witte haar hing over zijn schouders gedrapeerd en kwam tot aan zijn middel. Zijn gezicht was sterk en hard met scherpe jukbeenderen en een dunne mond. Evenals het gezicht van Fawkes was zijn gezicht leeftijdloos. Hij zag er uit alsof hij achter in de veertig was, maar hij moest wel eeuwen oud zijn. Zijn diepliggende ogen waren zwart en hij droeg een grote grijze edelsteen in een hanger die aan een dikke ijzeren ketting rond zijn hals hing.
Een vrouw met knalrood haar dat op haar hoofd gestapeld was als een bijenkorf zat naast hem. Ze droeg een klein kroontje en was kennelijk de heksenkoningin. Haar gezicht was heel gewoon maar haar lichaam was welgevormd. Ze droeg een blote jurk van kostbare zwarte zijde met rode handen er op geborduurd. Hij was van voren gekruist en liet haar middenrif bloot. Haar enorme borsten puilden er aan de bovenkant uit. Ze scheen zich te vervelen en keek loom naar haar vingernagels.
Naast haar stond de knapste man die ik ooit gezien had. Ik had niet gedacht dat ik ooit een knappere man zou zien dan Landon, maar daar was hij.
Ofschoon hij geen kroon op had, wist ik dat hij de heksenprins Aurion was. Hij was zo bleek als sneeuw, maar toch knap en sterk alsof hij door de godin zelve was uitgehouwen. Hij had scherpe, elegante gelaatstrekken en scheen midden in de twintig te zijn, maar dat kon je natuurlijk nooit met zekerheid zeggen.
Zijn glanzende zilveren haar was achterover gekamd en in een lange vlecht gewonden en ik was een beetje jaloers omdat mijn eigen haar er zo slecht aan toe was. In tegenstelling tot zijn ouders droeg hij een eenvoudige op maat gemaakte grijze jas zonder opsmuk, voor zover ik kon zien. Maar zijn gezicht was te volmaakt, te glad, en het leek op de een of ander manier niet juist.
Ik wist niet zeker hoe lang ik naar hem gestaard had, maar toen zijn zilveren ogen mijn blik ontmoetten fronste hij. Ik was blij dat mijn kap de blos op mijn gezicht verborg.
Er stond nog een andere man naast de heksenkoning. Hij had rechtop staand geel haar en gele ogen en droeg dezelfde kleuren als zijn koning. Maar hij was anders dan de anderen omdat er een merkteken van een hand op zijn voorhoofd was gebrand en er hing een grote hanger met edelstenen aan zijn dikke nek.
Op een verhoging onder de koning stond een groep van vijf heksen met wit haar. Ze waren krom van ouderdom en stokoud. Ze droegen allemaal kleuren van clans, en ik begreep uit de beschrijving die Fawkes me had gegeven dat ik naar de heksenraad keek. Ik hoopte dat ze naar me zouden luisteren.
Ik keek nog wat beter naar de troon en toen ging er een rilling van herkenning door mijn ruggengraat. Het was geen dierenleder waar de troon mee bekleed was. Het was mensenhuid. Er was geen vergissing mogelijk. Hij was van dezelfde samenstelling als de menselijke huiden die ik in de gang gezien had. De troon was van mensenhuid gemaakt. Ik kneep mijn ogen dicht zodat mijn tranen niet te zien zouden zijn. De angst die ik gevoeld had maakte plaats voor woede.
Mijn vingers trokken samen, verlangend naar mijn zwaard. Ik wilde de heksenkoning de keel doorsnijden en zijn bloed over zijn verdomde troon zien stromen. De schoft.
Voordat ik het in de gaten had stond ik voorover gebogen en had ik mijn hand in de richting van mijn zwaard gebracht. Fawkes stak zijn hand uit en greep mijn arm zo hard beet dat ik een schreeuw moest onderdrukken.
Zijn ogen waren zo groot als theeschoteltjes, in de wetenschap wat ik zou gaan doen.
“De stoel, hij is van …” zei ik tussen mijn opeengeklemde tanden door.
Maar voordat ik mezelf er toe kon zetten het te zeggen, fluisterde Fawkes: “Vergeet die stoel nou maar en volg mijn bevelen op als je in leven wilt blijven. Laat mij eerst aan het woord.”
Ook al was de heksenkoning een moordlustige rotzak, toch had ik zijn hulp nodig.
Ik slaakte een zucht en hield mijn woede in bedwang. De heksenkoning schoof geïnteresseerd heen en weer op zijn stoel, terwijl hij ons gadesloeg. Zijn glimlach was er een van verachting, maar ik zag een flits van herkenning in zijn ogen toen hij naar Fawkes keek. Ze kenden elkaar. Hoeveel geheimen hield Fawkes nog meer voor me verborgen?
De heksenkoning keek naar mijn mannen en zijn ogen werden groot. In een waas van zwarte zijde en wit haar sprong hij overeind. Zijn bleke huid veranderde in een afstotelijke rode tint.
“Hoe durf je mensen naar mijn hof te brengen!”
Zijn stem donderde door de kamer. Hij was diep, vol en bevelend.
“Dat je mijn hof durft te bevuilen met de aanwezigheid van deze lagere schepselen! Die beesten! Die mensen!”
Mijn nekhaar ging overeind staan. Het hof brak uit in lawaai, grotendeels gesis en gevloek, ofschoon een paar heksen zwijgend toekeken. Na een tijdje bedaarde het rumoer totdat ik enkel nog mijn eigen hart hoorde kloppen en de snelle ademhaling van de mannen achter me. De hanger aan zijn nek gloeide met gele kracht.
“Mijn standpunt aangaande mensen is alom bekend, Fawkes,” ging de heksenkoning verder, waardoor mijn vermoedens dat ze elkaar kenden bevestigd werden. “Jij van alle heksen in Heksendom zou dit moeten weten, aangezien je zelf dezelfde mening toegedaan bent. Mensen zijn een bedreiging voor onze wereld en onze leefwijze.”
Fawkes klemde zijn kiezen op elkaar en fronste duister.
“Zeg wat je te zeggen hebt!” gromde de heksenkoning.
Ik merkte een glimlach op rond de robijnrode gezwollen lippen van de heksenkoningin.
Fawkes maakte een onderdanige buiging.
“Mijn oprechte verontschuldigingen, heksenkoning. Het was niet mijn bedoeling zo overwacht bij u binnen te vallen. Ik wenste niet oneerbiedig te zijn. Enkel dat u ons een audiëntie met u toestaat, dat u luistert naar wat we u te zeggen hebben. Als het niet belangrijk was had ik hen niet meegebracht.”
“Wat voor doel schuilt er achter je oneerbiedigheid, elementair?”
De heksenkoning stond nog steeds overeind. “Je kunt maar beter een goede reden hebben voor een dergelijke onderbreking.”
Hij trok een haarloze wenkbrauw op. “Je bent niet meer aan mijn hof sinds…hoe lang is het? Ja, sinds vijftig jaar. Je hebt ontslag aangevraagd van je positie en hebt gezworen dat je nooit meer terug zou komen…maar nu ben je hier. Waarom nu? Waarom kom je hier na al die jaren en beledig je me met de aanwezigheid van deze mensen?”
“Misschien is het een geschenk, mijn koning,” kirde de heksenkoningin. De zwarte koolpotloodlijnen rond haar violette ogen maakten haar uiterlijk gemeen.
“We hebben nog slaven nodig in de mijnen. Het kan zijn dat Fawkes weer terug wil komen naar je hof, liefste.”
Ze vestigde haar liefdevolle ogen op Fawkes, en ze glinsterden terwijl ze de mannen bekeek. “Zijn deze mensen voor ons?”
Fawkes balde zijn vuisten en liet ze weer los. Hij boog nog verder voorover. “Nee, heksenkoningin.”
Ik hoorde het heksengezelschap als één man de adem inhouden. De glimlach van de heksenkoningin trok ietwat weg, maar het was genoeg om te zien dat ze niet gewend was het woord nee vaak te horen.
“Vergeef me, heksenkoningin,” ging Fawkes verder.
Zijn stem klonk vast en hij hief zijn hoofd op. “De mensen zijn waardevolle onderdanen op een heel belangrijke queeste, een queeste waar ik ten zeerste in geloof, en hij zou weleens het lot van de hele wereld kunnen bepalen.”
De heks gooide haar hoofd achterover en lachte zonder vrolijkheid. Het was het soort lach dat ik maar al te vaak uit de monden van de adellijke vrouwen van Anglia had horen komen.
“Fawkes, je bent te lang alleen in de bossen geweest. Het heeft je hersenen kennelijk aangetast.”
Ze zuchtte melodramatisch en boog zich voorover, waardoor nog meer van haar weelderige boezem zichtbaar werd. “Je wist toch, Fawkes, dat de paddestoelen in het Gevallen Woud alleen voor medicinale doeleinden bestemd zijn.”
Ze draaide zich om en lachte, en haar gevolg van heksen lachte mee. Ik begon haar bij iedere lach vervelender te vinden. Lieve God, wat had ik zin om haar een stomp te geven.
Maar Fawkes bleef kalm.
De heksenkoning bekeek ons kleine groepje met een nog veel hatelijker blik dan ik bij Fawkes had gezien. “Wat voor queeste?”
“Met uw welnemen, laat mijn gezelschap hier u nader inlichten over het doel waarvoor we hier in uw hof gekomen zijn…”
De heksenkoning ontblootte zijn tanden. “Ik laat mijn zalen niet vervuilen door de monden van mensen.”
“Een stalen maagd, heksenkoning, geen mens,” onderbrak Fawkes hem en hij maakte een hoofdbeweging in mijn richting. De kamer werd weer stil.
“Dit is waarlijk haar queeste. Wij zijn slechts haar ondersteuners en gidsen.”
De heksen in de kamer ademden gezamenlijk in. Als één man werden de ogen op me gericht.
Ik hief mijn hoofd hoger op. Ik zou niet laten zien dat ik bang was. Aan niemand. Ook niet aan een koning.
“Stalen maagd?” lachte de heksenkoningin, maar ik zag een blik van paniek opflitsen in haar ogen terwijl ze onderzoekend naar het gezicht van de koning keek. Waarom? Het leek haast alsof ze ergens bang voor was.
De heksenkoningin klemde haar lippen op elkaar.
“Waarom ga je niet terug naar het bos met je stelletje wilden, Fawkes. Niemand is hier geïnteresseerd in jouw leugens.”
De heksenkoning had zijn aandacht nu echter op mij gericht en ik huiverde onwillekeurig.
“Doe niet zo belachelijk,” snauwde de koning even later. “De laatste stalen maagd is jaren geleden gestorven en de erfenis van haar clan is met haar het graf in gegaan. Er is er geen een meer van over.”
“Ik verzeker u dat zij een stalen maagd is,” ging Fawkes verder.
“De toverkracht van de intimi had geen vat op haar. Ik heb het met eigen ogen gezien. Ik zweer bij de godin…” Iedereen hield zijn adem weer in. “Zij is een stalen maagd.”
De heksenkoning schudde zijn hoofd.
“En wat zegt gij daarvan, mijn koningin?” vroeg hij, duidelijk geen woord gelovend van wat hij had gehoord.
Er speelde een sluw lachje rond haar rode lippen.
“Leugens, mijn koning. Deze elementaire heks heeft zichzelf te schande gemaakt. Ik had het nooit voor mogelijk gehouden, maar daar staat hij, te liegen tegen zijn koning.”
Ze wendde zich tot Fawkes en schudde haar vinger heen en weer alsof ze een klein kind bestrafte. “Je weet toch beter dan tegen je koning te liegen, Fawkes. Ik ben bang dat je ditmaal te ver bent gegaan.”
“Ik doe niet aan leugens.” Fawkes stem verhief zich duidelijk. “Zij is een echte stalen maagd, en is misschien wel de laatste.”
Ik ging rechter overeind staan en vatte dit als een waar compliment op.
Het gezicht van de heksenkoning stond hard. “Doe je kap naar beneden.”
Alle mensen. Ik liet mijn kap van mijn hoofd glijden en hoopte dat ze het trillen van mijn handen niet zagen.
Ik keek op en ontmoette de blik van de koning, maar ik begreep niet wat ik in zijn ogen zag. Mijn bloed stolde ervan.
De heksenkoning stapte voorzichtig van de verhoging af. En toen zijn kleine zwarte oogjes in de mijne keken, dacht ik dat ik een blik van herkenning zag.
“Katherine?”
Ik huiverde toen ik mijn moeders naam hoorde.
“Nee, mijn naam is Elena. De naam van mijn moeder was Katherine.”
Ik was bang dat mijn stem een beetje ruw had geklonken en ik voegde er snel aan toe: “Heksenkoning.”
Ik keek Fawkes zijdelings aan en hij staarde me op een vreemde manier aan.
De heksenkoning onderzocht mijn gezicht alsof hij me niet echt gehoord had, alsof hij dacht dat hij mijn moeder zag. Het verlangen in zijn ogen en de wanhoop in zijn stem maakte me nerveus.
Wat was er tussen mijn moeder en de koning voorgevallen?
Het was duidelijk dat hij van haar gehouden had en na al die jaren nog steeds verliefd op haar was. Maar even later zag ik een blik van pijn over zijn gezicht gaan toen hij besefte dat ik niet degene was die hij zo graag wilde dat ik was.
“Je bent haar dochter?” Zijn blik gleed over me heen maar ik kon nog steeds de pijn voelen die hij had.
“Je lijkt zo verschrikkelijk veel op haar. Je klinkt net zoals zij en je ogen…”
Hij keek naar mijn lippen en ik voelde het bloed naar mijn hoofd stijgen. Ik wiebelde ongemakkelijk onder de intense blikken van de koning.
“Mijn koning,” snauwde de heksenkoningin met een venijnige klank in haar stem. De koning wendde zich tot haar.
“Het is duidelijk dat dit een truc is. Deze mensenvrouw is een bedriegster. Ze is geen heks. Ik kan de menselijke stank aan haar ruiken. Dit is slechts een list. Fawkes wil zijn plaats aan jouw zijde terug hebben, weer in de genade van mijn koning vallen. Hij is een leugenaar en een verrader.”|
Haar violette ogen keken recht in de mijne en ik kreeg er kippevel van. Maar het was nog veel erger. Ik wist dat ik een vijand gemaakt had.
Het zweet liep over mijn rug. Iedereen had het vertoon van genegenheid gezien die de koning had laten blijken voor mijn overleden moeder. Ik wist dat de heksenkoningin me dat betaald zou zetten.
Er veranderde iets in het gezicht van de heksenkoning. De zachtheid van zijn gelaatstrekken veranderde in iets hards en ruws. En toen hij glimlachte was zijn gezicht verwrongen tot iets onherkenbaars, iets heel gemeens.
“Dood ze allemaal. Ik wil hun huiden aan de muur van de Grote Zaal.”