EEN KOUDE RILLING LIEP over mijn rug. Al mijn zenuwen waren gespannen. We hadden de bergschepsels gewekt.
Ze wachtten met hun ruggen tegen de randen van de klippen aangedrukt. Hun bleke, aderrijke, haarloze grijze huid glansde in het maanlicht als dik leer. Met hun slungelige gespierde ledematen waren het zowel mensachtige als vleermuislichamen. Ze waren naakt, geslachtsloos en momenteel heel stil. Er hingen stukken huid onder hun armen die verbonden waren met hun buiken als vleermuisvleugels. Er staken scherpe klauwen uit hun vingers en tenen. De energie van de berg weerklonk luider, alsof hij in zijn sas was met die schepsels.
Het waren schepselen uit nachtmerries. Ze hadden geen ogen, geen mond, geen neus. In plaats van gezichten was hun huid strak over hun verwilderde schedels getrokken over wat ooit hun gezichten hadden kunnen zijn. Het waren de meest angstaanjagende, verschrikkelijke gedrochten die ik ooit gezien had. Mijn binnenste draaide er van om.
Moge de godin ons beschermen.
Er waren er zoveel. Ik telde zeker twintig van die kale gezichtloze schepsels aan weerszijden van de pas, maar dat waren de enigen die ik kon zien. We waren omsingeld.
Fawkes stond naast me. Zijn gelaatstrekken waren hard en scherp in het maanlicht, maar ik kon de uitdrukking op zijn gezicht niet zien.
“Wat zijn dit?” fluisterde ik. Ik haalde mijn korte dolk uit de schede en ik kon de mannen om me heen ook naar hun wapens zien grijpen.
“Intimi,” zei Fawkes zachtjes. “Magische wezens. Bewakers van de pas en de Mystieke Bergen. Ze zorgen er voor dat menselijke wezens niet per ongeluk Heksendom binnengaan, maar ze zijn er vooral om heksen te beletten er vandoor te gaan.”
Waren dit de wezens die hij had willen vermijden?
“Zijn ze blind?” Mijn stem klonk gejaagd en ik bad tot de godin dat ze inderdaad blind waren.
“Als je bedoelt dat ze geen ogen hebben, ja, dan zijn ze blind. Maar ze kunnen je goed genoeg zien op andere manieren.”
Fawkes trok zijn lange zwaard. Het zilver glinsterde in het licht en ik kon een sierlijk handschrift onderscheiden langs de snijkant en het heft.
Fawkes zag dat ik het niet helemaal begreep. “Intimi zijn magische schepsels en ze hebben een enorme weerstand tegen defensieve toverkracht.”
Hij was even stil en zag er vermoeid uit. “Mijn toverkracht zal hen niet tegenhouden.”
Ik ving een spoor van angst op in de gezichten van de mannen, maar daar kwam al gauw harde vastberadenheid voor in de plaats toen ze hun verdedigingspositie innamen. De moed zonk me in de schoenen. Ik hoopte dat Fawkes net zo behendig was met zijn zwaard als met zijn toverkracht.
In stilte sloegen de mannen de intimi gade en probeerden de kracht van deze nieuwe vijand in te schatten. Zelfs in het donker kon ik een smalende uitdrukking zien op het gezicht van Nugars baardige gezicht. Leo en Will keken elkaar zijdelings aan met hun schouders gespannen. Lucas hurkte neer in een verdedigende houding en keek de heksengeesten behoedzaam aan. Ondanks de kou glommen de gezichten van de mannen van het zweet.
Ik begon sneller adem te halen terwijl ik mijn eigen angst probeerde te overwinnen. Ik voelde mijn kleren aan mijn lichaam kleven.
De intimi hielden hun koppen schuin en er ontsnapte een griezelig gesis uit hun kelen. Een doordringende kou kroop onder mijn huid. Ik begon te trillen en greep mijn zwaard beet met mijn zweterige hand.
“Waarom vallen ze ons niet aan?” Leo’s stem klonk flink, maar hij keek nerveus omhoog naar de rotsen.
“Ze taxeren ons,” zei Fawkes. Zijn ogen bleven voortdurend op de rotsen gericht. “Om te zien wie ze willen laten leven…maar hoogst waarschijnlijk om te zien wie ze het eerste willen doden.”
De intimi hadden geen ogen, maar ik voelde hun hongerige blikken op ons rusten.
Fawkes draaide zich met een ruk naar me toe. “Ik had je gezegd dat jullie stil moesten zijn,” siste hij. “Ik zal jouw leven niet op het spel zetten voor de levens van deze mensen. Als ze gepakt worden, laat hen dan achter. Want dat zal ik zeker doen!”
Ik keek hem vernietigend aan. “Je bent gewoon een koude rotzak. Zelfs nu…”
“Intimi!” schalde de stem van Fawkes door de pas. “Wij zijn heksen, geboren uit magie, net als jullie. We willen dat jullie ons doorgang verschaffen tot Heksendom. Laten jullie ons veilig door naar ons thuisland?”
Hij zette voorzichtig een stap voorwaarts en schermde de mannen af met zijn lichaam. Zijn haar golfde en glansde als een cape van vloeibare smaragden.
Met een geluid als leer dat kraakt bij een vuur zwaaiden de intimi heen en weer en bewogen hun koppen om ons beter te kunnen bekijken. Ik wist niet hoe lang we daar stonden te wachten. Ik hield me stil, maar mijn hart beukte tegen mijn borstkas. Ik had eerder het gevoel dat we het er maar op moesten wagen en naar onze paarden moesten rennen.
Ik vertikte het om nu verslagen te worden, nu Heksendom zo dichtbij was dat ik het haast kon voelen. Ik klemde mijn vingers om mijn zwaard heen. Kom maar op, bleke schoften. Ik was er klaar voor.
Vervolgens had ik de eigenaardigste ervaring ooit met een ijzige regen die langs mijn nek viel. Ik voelde een vreselijke kilte, maar het regende niet. De verwarde blikken op de gezichten van de mannen zeiden me dat zij hetzelfde voelden.
Fawkes vertrok geen spier.
Ik kon nog meer bleke figuren langs de bergwanden naar beneden zien klauteren.
Het gesis nam toe. En toen sprongen de intimi als één man van de rotsen af.
Mijn adem stokte in mijn keel terwijl die gezichtsloze schepsels op ons neer regenden. Er waren er teveel om te tellen. Het geflapper en gekraak van leer omringde ons terwijl ze door de lucht vlogen en neerkwamen. Ze landden in een cirkel om ons heen zodat we in de val zaten.
“Naar de paarden!” De waarschuwing kwam te laat. Zes intimi landden zes meter van ons af en blokkeerden ons de weg naar de paarden.
“Ze vallen ons van achteren aan!” schreeuwde Will.
Ik draaide me met een ruk om en mijn bloed stolde. Een grote kluit van tien van die afstotelijke schimmen sprong op ons af.
Iedereen verspreidde zich en de pas was vervuld van het gehak van zwaarden op vlees en staal op bot.
Mijn bloed werd van ijskoud opeens kokend heet, en ik vergat Fawkes en de anderen. Het was alleen maar tussen mij en die bleke vuilerikken.
Er was er een vlak bij me die zijn kop scheef hield en voorwaarts sprong. Ik walgde zo enorm van de dunne, vleesachtige vleugels die als overbodig vlees onder zijn armen hingen dat ik daar alleen maar stond te staren, maar dat duurde niet lang.
Ik uitte een dierlijke kreet en ontblootte mijn tanden en gromde terwijl ik het schepsel tegemoet kwam met een zwaai van mijn zwaard. Maar het ding sprong naar links met onnatuurlijke snelheid en ik miste hem. Op hetzelfde moment maakte hij een schijnbeweging met zijn klauwachtige hand en haalde met zijn andere hand uit naar mijn knieën.
Er ging een enorme pijn door mijn rechterknie. Ik siste en wankelde achterover. Ik kon iets warms over mijn onderbeen voelen lopen. Ofschoon het schepsel geen mond had kon ik voelen dat hij glimlachte en me uitdaagde. Hij had me met opzet verwond.
Maar waarom doodde hij me niet meteen en maakte hij er niet gewoon een einde aan? Hij wilde zeker eerst een tijdje met me spelen.
Hij sloeg met zijn huidachtige vleugels, schoot de lucht in en dook op me af. Ik sprong opzij net op het moment dat hij neerkwam. Ik hinkte nog, maar kon mijn toverkracht mijn knie voelen genezen en me voeden met nieuwe kracht.
Het schepsel haalde weer naar me uit en ik kon zijn vlijmscherpe klauwen maar ternauwernood ontwijken. Ik draaide en dook, en het scheelde maar een haartje, maar ik voelde een ruk aan mijn cape.
Dat was te dichtbij.
Ik draaide me vliegensvlug om terwijl het schepsel naar me uithaalde. Zijn gezicht was zo dichtbij dat ik er koud van werd, maar mijn bewegingen vloeiden en waren geruisloos. Ik was niet voor niets gezegend met toverkracht.
Ik sloeg iedere slag, iedere haal af. Mijn bewegingen waren zo snel dat een mens of een ander schepsel ze slechts als een waas konden zien. Ik realiseerde me dat ik er steeds beter in werd; in het doden.
Naarmate mijn zelfvertrouwen groeide viel ik steeds sneller en harder aan.
Het schepsel zag zijn kans schoon om naar mijn linkerhiel uit te halen.
Ik struikelde en viel. Ik gilde en moest haast overgeven bij het zien van mijn bloed. Het ding had het leer van mijn laars doorboord. Het leer was waarschijnlijk het enige dat het ervan weerhouden had om tot op mijn bot te komen.
Er scheen gouden licht uit de scheur in mijn laars, maar hij scheen het niet op te merken.
Ik had genoeg kracht om overeind te blijven. Mijn ogen lieten het schepsel geen moment los.
Heksen mogen het thuisland niet verlaten, maar als ze dat doen, kunnen ze nooit meer terugkomen.
Er weerklonk een oeroude, holle stem in mijn hoofd.
Het thuisland is heilig. Het thuisland is macht. Zij die het verlaten verscheuren we.
“Ik heb het nooit verlaten,” snauwde ik.
Ik leunde met mijn hele gewicht op mijn rechterbeen en riep naar het schepsel.
“Ik kom niet uit Heksendom. Ik kom uit de Put, uit Anglia. We willen geen moeilijkheden. We willen alleen maar door de pas. Maar als jullie ons er niet door laten gaan jullie er allemaal aan. Dat kan ik je wel beloven.”
Ik hoopte dat het ding mijn bluf niet doorzag.
Het gedrocht gooide zijn kop in zijn nek alsof hij lachte.
Een verloren heks is een dode heks. Toverkracht is macht. Bloed is beter.
“Ik maak je dood voordat je de kans krijgt om mijn bloed te proeven,” gromde ik, ofschoon ik niet wist hoe hij mijn bloed eigenlijk zou kunnen proeven zonder een mond. Het maagzuur kwam bij me naar boven bij de gedachte.
In een verdedigende houding greep ik mijn zwaard beet en verwachtte dat het schepsel me weer zou aanvallen. Maar het stond even stil met gebogen kop en hield me zonder ogen in de gaten. En toen werd zijn huid lichter en wierp een zachte gloed af. Hij maakte een beweging met zijn klauwhand op dezelfde manier als Fawkes had gedaan toen hij zijn vuurmagie bij me had toegepast.
Ik bleef midden in mijn stap staan toen ik me realiseerde dat hij me betoverd had.
De toverkracht trof me als een elektrische schok en deed me naar adem snakken en beven. Hij was zo koud dat mijn tanden klapperden. Het was niet de verzachtende, tintelende warmte van de toverkracht van Fawkes. Hij was koud en heet tegelijk en stak als duizenden Anglische wespen. Alles werd wazig voor mijn ogen zodat ik alleen vaag iets kon zien schitteren. Het hart bonkte me in de keel en ik vreesde het ergste. De toverkracht baadde me in een reuk van zure melk en azijn die zo sterk was dat mijn ogen er van traanden. Ik voelde de toverkracht in mijn binnenste bewegen als een koude wind.
Het was een bries met de energie van een onweersbui. Mijn ledematen verstijfden, en ik voelde me alsof ik van metaal gemaakt was. Ik dwong mezelf om te bewegen, te spreken, maar er bewoog helemaal niets, zelfs mijn lippen niet. Het was net als de verlamming die ik had gevoeld toen de man van de Orde van de Stenen me had vergiftigd met dollekervelgif. De tranen sprongen in mijn ogen maar ik kon ze niet wegknipperen van mijn verlamde wangen.
Ik keek naar het gezichtloze schepsel. Het zou me nu vast gaan doden. Ik walgde ervan en was doodsbang, maar mijn lichaam trilde niet. De mannen hadden ook geen verweer tegen deze toverkracht. De intimi zouden hen gaan plagen totdat ze besloten om ons allemaal te doden.
We zouden Heksendom nooit halen. Het gehamer van mijn hart was het enige dat bewoog.
Maar toen voelde ik een getintel en mijn lichaam begon zich te bevrijden van de greep van de tovermacht. Ik kon voelen dat de kracht verbroken was.
Ondanks mijn angst glimlachte ik, maar ik had de tijd niet om na te denken over wat er zojuist gebeurd was. Voordat het schepsel nog een vloek over me kon uitspreken was ik al opzij gesprongen. Ik wist zeker dat ik heel even een verbaasde blik en boosheid op het uitdrukkingloze gezicht van het schepsel zag.
Terwijl ik mijn zwaard rondzwaaide trof hij me met een harde schok van verscheurende energie waardoor ik op de grond stortte. Ik rolde me om en kronkelde in een poging de bezwering kwijt te raken. Mijn ledematen waren aan het verstijven en ik was bijna weer verlamd. Maar omdat ik al gewend was geraakt aan de macht van het schepsel kon mijn eigen toverkracht het sneller onderdrukken. Mijn lichaam herstelde zich en binnen een paar hartslagen had ik de vloek verbroken.
Ik sprong overeind met mijn zwaard in mijn hand en een gemene grijns op mijn lippen. Ik zou die bleekscheet wel eens even in de pan hakken.
“Het schijnt dat je toverkracht geen invloed op me heeft, intimus.”
Ik kon zijn stem in mijn gedachten horen. Misschien ben je gezegend met een groter uithoudingsvermogen dan de anderen, maar uiteindelijk zul je het niet vol kunnen houden. Je zult sterven, net als de anderen. Je bloed is voor mij.
Was dat razernij die ik daar zag op zijn uitdrukkingloze gezicht?
Hij trof me steeds weer opnieuw met zijn toverkracht. Het voelde iedere keer als een stomp in mijn maag en dan was ik heel even verlamd, maar dan herstelde ik me weer en werd de kracht verbroken. Ik wankelde en tolde in het rond om mijn evenwicht te hervinden terwijl ik door een nieuwe toverslag geraakt werd. Maar het werd steeds makkelijker om me te herstellen, totdat zijn toverkracht geen macht meer over me had.
Ik moest onwillekeurig lachen. Voor het eerst voelde ik hoe het was om immuun te zijn voor zwarte magie; wat het eigenlijk betekende om een stalen maagd te zijn. En op dat moment van inzicht realiseerde ik me dat mijn moeder door de pas naar Arcania had kunnen komen omdat haar magie haar had beschermd. De intimi hadden geen macht over haar gehad.
En voor de eerste keer voelde ik me onoverwinnelijk.
“Je hoeft je tijd niet meer te verprutsen, gezichtloos monster,” riep ik terwijl ik met mijn zwaard zwaaide en steeds vrijmoediger werd.
“En ik ga je doodmaken. En weet je waarom? Omdat stalen maagden immuun zijn voor je toverkracht.”
Het schepsel hief zijn kop naar me op alsof hij mijn lucht opsnoof.
Stalen maagden zijn iets uit een legende. Er zijn geen heksen meer over van die clan.
“Mis. Er is er nog een over, en die staat voor je neus, of kun je me eigenlijk wel zien door dat bespottelijke ding dat je een gezicht noemt?”
In een vlaag van woede stortte het schepsel een lading vloeken over me uit, maar ze hadden geen enkel effect. Ze tintelden niet eens. Wat jammer nou.
Ik maakte een schijnbeweging naar links, tolde in het rond en kwam achter het ding omhoog. Terwijl hij zich verbaasd omdraaide sneed ik het de keel door. Het bloed van het wezen spoot in mijn gezicht en op mijn handen en ik kokhalsde bij het ruiken van de zure lucht. Toen stak ik het nog in zijn kop, om er zeker van te zijn dat hij dood was.
Ik trok een vies gezicht bij het voelen van zijn natte, korrelige vlees op mijn handen terwijl ik mijn zwaard er uit trok. Het schepsel zakte op de grond in elkaar.
Boven het bonken van het bloed in mijn oren uit kon ik het gekletter van de zwaarden en het gekreun van uitputting horen terwijl mijn mannen hun slagen uitdeelden. Ze hadden zich kranig geweerd en er lagen overal bleke lichamen in plassen witte vloeistof. Maar er waren nog veel teveel intimi over die we nog moesten bevechten.
Will haalde snel uit en weerde de klauwen van een van de intimi af. Het schepsel stond Will niet toe om op adem te komen maar hij weerde iedere slag af en sloeg flink terug.
Ik kon Nugars strijdbijl zien glimmen in het maanlicht. Ik zocht naar Fawkes, maar kon hem niet vinden.
Mijn maag draaide om toen ik zag dat Leo en Lucas in grote moeilijkheden zaten. Ze waren verlamd en waren zo stijf als de standbeelden in Zielstad. Twee intimi dansten in een kring om hen heen en kerfden om de beurt diepe sneden in hun huid met hun klauwen. Ze schenen te genieten van het moment, aangezien de mannen zichzelf niet konden verdedigen en waarschijnlijk dood zouden bloeden. Ik kon hun gezichten niet zien en hoopte dat ze nog steeds in leven waren.
Ik sprong razendsnel over wat naar ik hoopte een dode intimus was. Een tweede siste en zwaaide zijn klauwen in het rond om me te betoveren, maar ik bleef niet staan om te kijken of het zou werken.
In een flits maakte ik een schijnbeweging naar rechts, dook en draaide me om. Toen ik rechtop ging staan sneed ik in de nek van het schepsel. Er spetterde weer wit bloed in mijn gezicht, maar ik schonk er geen aandacht aan aangezien hij vervangen werd door een ander.
Links, rechts, links, werd ik aangevallen door nog meer intimi en ik sloeg ze allemaal neer. Ze schenen zich eindelijk te realiseren dat hun toverkracht geen invloed op me had. Dat kon ik duidelijk zien toen ze vol verwarring met hun gezichtloze koppen zwaaiden. Maar het kon me niet schelen. Ik bleef dodelijke slagen uitdelen totdat hun verwrongen lichamen in een hoopje aan mijn voeten vielen.
Ik kwam wat op adem en ving een glimp op van Fawkes.
Hij bewoog zich voort met de lenigheid van een kat en danste van de ene naar de andere en sloeg ze neer met zijn zwaard. De twee die Lucas en Leo aan het treiteren waren renden weg en besprongen hem van achteren. Maar Fawkes draaide zich om, net op het moment dat ze naderbij kwamen en toen vielen de schepsels met een paar snelle dodelijke uithalen aan zijn voeten neer.
“Elena!” bulderde Fawkes. “Ga naar de paarden. Vooruit! En rijd als de wind!”
Ik veegde het zweet van mijn voorhoofd. Will en Nugar ademden zwaar, duidelijk opgeschud, met hun gezichten en kleding vol wit bloed, maar ze leefden nog.
“Hoe moet het met Leo en Lucas?” vroeg ik. Mijn ademhaling ging met snelle stootjes en ik voelde een kramp in mijn rechterzij.
De toverkracht van de dode intimi scheen hen in hun macht te hebben en ik vreesde dat ze voor altijd zo zouden blijven staan.
“Vergeet die maar. Het is te laat,” zei Fawkes. “Het zijn maar mensen. Laat ze toch. Ze zijn toch al dood.”
“Ik kan ze niet zomaar achter laten.”
Ik haalde diep adem.
“Dat doe ik niet,” zei ik met meer overtuiging.
“Dwaze heks! We hebben nu geen tijd voor menselijke sentimenten. Er zijn nog duizenden van die wezens over. Als we nu niet weggaan zal zelfs jouw toverkracht niet in staat zijn hen tegen te houden.”
Fawkes veegde het bloed van zijn zwaard en baande zich een weg naar de paarden.
“Ga dan maar. Toe maar. Want ik ga niet zonder hen.”
Ik keek naar Leo en Lucas’ verstijfde lichamen en vroeg me af of ik me aanstelde. Ik hoopte dat ik onze levens, evenals onze queeste niet op het spel zette door hen te redden. Maar mijn besluit stond vast. Ik zou hen niet achterlaten.
In een flits was Fawkes op zijn eland gesprongen. Eerst dacht ik dat hij me in de steek zou laten, totdat ik hem naar Toraks teugels zag grijpen om hem in bedwang te houden. Hij keek me woedend aan, maar hij bleef bij de dieren.
“Dan stel ik voor dat je opschiet als je wilt dat de mensen blijven leven,” blafte hij naar me. “We hebben nog maar een paar tellen voordat er meer intimi komen; voordat we allemaal moeten sterven voor deze idioterie.”
Mijn bloed kookte. Fawkes wist heel goed hoe hij me kwaad moest maken, maar ik wist precies wat me te doen stond.
“Nugar. Will. Kom me helpen om ze op hun paarden te krijgen,” gilde ik terwijl we op de paarden af renden.
Ik keek naar onze bepakking die op de grond lag, maar er was geen tijd om iets te pakken. We zouden alles achter moeten laten. We reden zo snel als we konden met de paarden naar de bewegingloze mannen. Ik kon iets zien bewegen in Leo’s ogen en besefte opgelucht dat hij nog leefde. Lucas leefde ook nog.
We hesen hen op de ruggen van hun paarden en bonden hen zo goed als we konden in hun zadels vast. Ik bond hun teugels vast aan de paarden van Nugar en Will en bond Max en Garricks paarden toen ook aan hen vast. Ik was niet van plan om onze paarden voor de intimi achter te laten.
Terwijl ik de laatste teugel vastbond hoorde ik een gesis, en er fluisterde een koude stem in mijn hoofd.
Het thuisland is heilig. Het thuisland is macht. Wie er weggaan verscheuren we.
Het wemelde van de intimi aan de randen van de rotsen. Ze kromden hun ruggen en sprongen op ons af. “Snel, er vandoor!” schreeuwde ik. Ik trok me op aan Torak, greep de teugels en gaf hem de sporen. We schoten vooruit.
Will en Nugar zaten vlak achter me en het geluid van onze hoeven donderde door de pas. Torak scheurde de pas door met een ongelooflijke snelheid en ik moest me uit alle macht vasthouden.
Fawkes bleef deze keer in de achterhoede, maar ik kon het niet riskeren om achterom te kijken. Ik stelde me voor hoe de intimi zich aan onze hielen verdrongen. Deze keer zouden het er veel te veel zijn en mijn toverkracht zou me niet helpen tegen honderden dodelijke klauwen.
We reden hard verder en stopten geen moment. Ik dankte de godin dat de grond vlak was en maande Torak tot spoed totdat ik nauwelijks zijn hoeven meer op de grond voelde kloppen. Het voelde alsof we vlogen.
Ik weet niet hoe lang we door die pas scheurden met die bleke duivels achter ons aan. Waren het uren? Of minuten? Pas toen de duisternis optrok en er zacht licht op ons straalde besefte ik dat het ochtend moest zijn. Maar ik durfde niet te stoppen.
Ik hoorde Fawkes mijn naam roepen en keek over mijn schouder. Ik lag veertig meter op hen voor. Torak had de andere paarden weer in snelheid overtroffen. Leo en Lucas schenen in orde te zijn. Ze zaten overeind in hun zadels en reden hard. En er was geen spoor te bekennen van intimi.
Ik tuurde de rotsen af die ons omringden. Eerst was het moeilijk om me te concentreren terwijl Torak me heen en weer deed slingeren maar toen ik mezelf wat in de hand had kon ik slechts rotsen en bergen zien.
Ik liet Torak langzamer lopen en streelde zijn nek om hem te kalmeren. Fawkes stuurde zijn eland naast me. Ondanks de witte vlokken waar zijn gezicht mee overdekt was hoefde ik maar even te kijken om te zien hoe ontspannen hij was geworden.
“De intimi,” hijgde ik. Mijn keel was rauw en ik had dorst. Ik knipperde het zweet uit mijn ogen en tuurde naar de rotspunten achter me. “Waarom zitten ze niet meer achter ons aan?”
Fawkes wees recht naar voren en zei: “Omdat we onze bestemming bereikt hebben.”
Ik had niet eens gemerkt dat we het einde van de pas bereikt hadden. En terwijl het morgenlicht ons baadde in zijn warmte zagen we dat we aan de ingang van een ander rijk stonden.
Daar voor ons uitgestrekt lag een wereld van toverkracht en mysterie. Heksendom.