MIJN HART WAS BEDRUKT toen we onze reis naar de hoofdstad voortzetten. De weg was overgroeid met lange grassen en bosjes, maar de dieren kwamen er met gemak en gratie doorheen, zelfs de eland. Een klein groepje roze vogeltjes met lange gevederde staarten als twee strookjes fijne zijde vlogen boven onze hoofden en kwetterden blij en vrij zonder zorgen.
Met ieder uur dat verstreek begon mijn hart sneller en sneller te bonzen. Zelfs in de koele lucht voelde mijn lichaam aan alsof het in brand stond. Mijn hemd was doordrenkt van het zweet en kleefde aan mijn rug en mijn borst. Het zweet druppelde tussen mijn borsten door. Ik was een grote puinhoop en ik rook naar een zwerver uit de Put. Waarschijnlijk zag ik er zo ook wel uit.
Als ik naar de mannen achter me zou hebben gekeken was ik gaan huilen en ik wilde niet in Lunaris aankomen met rode ogen en een opgezwollen gezicht. Dus reed ik verder met een steeds toenemende angst in mijn ziel.
De weg werd breder. Hij was vlak en hard en vertoonde sporen van druk verkeer. Naar het zuiden toe lag een dorpje genesteld tegen de bergen en de bossen aan. Weldra verschenen er houten en stenen bouwsels aan weerszijden van de weg. Om een heleboel huizen heen lagen grote, weelderig onderhouden gazons, en ze deden me denken aan de villa’s in mijn eigen land. Maar naarmate we er dichter in de buurt kwamen kon ik zien dat het een andere architectuur was. De gebouwen waren niet vierkant, maar rond en de ontwerpen varieerden met veel krullerige vormen met boogdeuren en –ramen. Sommige waren haast tien verdiepingen hoog. En wat ze nog interessanter maakte was het feit dat ze versierd waren met magische symbolen. Ik moest wel ontzag hebben voor de gebouwen. Ze waren prachtig en uniek. Maar mijn bewondering verdween al snel toen ik me de slaven herinnerde die we in de velden gezien hadden.
De hoofdweg slingerde tussen de gebouwen door op onze weg naar de stad. Ik hield mijn hoofd gebogen maar ik kon zien dat het in de stad wemelde van de heksen.
De vrouwen droegen levendig gekleurde jurken. Sommige waren over de schouders gedrapeerd en rond hun middel gewikkeld waarbij hun middenrif te zien was, terwijl andere halterjurken droegen met een blote rug. Ze waren allemaal vervaardigd van rijke, zijdeachtige stoffen. Ze zagen er heel anders uit dan de saaie bruine tinten die ik gewend was te zien in de Put. De mannen droegen op maat gemaakte jassen die tot aan de knieën kwamen en gemaakt waren van dezelfde soort levendig gekleurde zijde.
Een van de vrouwelijke heksen had vlammend rood haar, terwijl andere vrouwelijke heksen gewone blonde vlechten hadden. Net zoals bij Fawkes schitterde hun haar in de zon alsof het gewassen was met vloeibare edelsteen. Een paar heksen keken op terwijl we voorbij kwamen maar de meesten negeerden ons volledig. Ik was dankbaar dat de toverspreuk van Fawkes nog steeds werkte. Na een paar uur door de buitenwijken gereden te hebben beklommen we een heuvel en kwamen we eindelijk in de hoofdstad aan.
Lunaris was aan een pittoresk meer gelegen en was omringd door vruchtbare groene heuvels met hoge dennenwouden en uitgehouwen bergtoppen. De stad leek ongeveer drie keer zo groot als Erast te zijn. Ik had nog nooit zo’n enorme stad gezien en ik voelde me verstijven.
Een zwarte stenen vesting scheen in de lucht te zweven zoals hij vanaf een afgelegen heuvel op de stad neerkeek. Er zaten puntige torentjes op die de lucht in schoten zodat hij op een reusachtige kroon leek die afgezet was met zwaarden en hij werd beschermd door een grote stenen muur. Villa’s en kleine dorpjes lagen verspreid aan de voet van de vesting. Het was een ideaal tehuis voor een heksenkoning. Het was duidelijk magisch maar ik voelde er een duisternis die ik niet goed kon thuisbrengen. De vesting zag er dreigend en donker uit, en Fawkes leidde ons er heen.
Ik kon zien dat de mannen dezelfde dreiging voelden die ik voelde, en ik wendde me van hen af zodat ze me niet hoefden te zien en nog verder ontmoedigd zouden worden. Fawkes hield geen ogenblik op met zijn bezweringen en zijn lippen bewogen voortdurend in stille incantaties. Maar zijn gezicht had zijn natuurlijke glans verloren en hij zag er ziek uit. De toverkracht die hij gebruikte putte hem helemaal uit. Ik wist niet of hij er uiteindelijk aan dood zou gaan, maar ik wist dat hij het in ieder geval niet heel lang meer zou kunnen volhouden. Maar hij bleef doorgaan. Toen we de stad in gingen veranderde de weg van zand tot straatstenen.
Lunaris was druk met de geluiden van wagens en heksen die druk bezig waren. Onze paardenhoeven en rammelende paardentuigen weerklonken luid op de straatkeien zodat we niet geheel ongezien binnen kwamen. Ik schrok toen een paar heksen opkeken in het voorbijgaan en ik hield mijn adem in. Maar hun blikken dwaalden af, alsof we er niet echt waren. We bleven verder gaan in de richting van de zwarte vesting en de meeste heksen schonken totaal geen aandacht aan ons. Fawkes bewoog zijn lippen razendsnel. Zijn prevelingen werkten nog steeds.
Overal geurde het naar exotische specerijen en geroosterd vlees, en het water liep me in de mond. De kramp in mijn maag werd erger en ik was bang dat ik zou flauwvallen van de honger.
We beklommen een stenen pad dat naar de vesting leidde. Ik uitte zachtjes een verwensing toen ik me realiseerde dat ik helemaal niet wist wat ik tegen de koning moest zeggen als we er waren.
Hoe moest ik het onderwerp aansnijden? Waarom zou hij me zelfs maar willen zien? Help me. Geef me de kracht.
Naarmate we dichter bij de vesting kwamen begon ik me steeds kleiner en onbenulliger te voelen. Mijn maag kromp ineen terwijl ik mijn zenuwen in bedwang probeerde te houden. Ik kon de rioollucht ruiken die opsteeg uit de gracht die de vesting omgaf, terwijl we over de ophaalbrug liepen. We kwamen langs een wachthuisje en moesten onder een metalen hekwerk door dat er uitzag als de mond van een schepsel. Tenslotte kwamen we op de binnenplaats uit waar we Fawkes volgden en naast de stallen afstapten. Een jonge mannelijke heks met een embleem van een gouden boom op zijn jasje, dat dezelfde kleuren had als dat van Fawkes, verwelkomde ons. De twee heksen keken elkaar aan en ik kon een stille blik van verstandhouding op hun gezichten zien. Gelukkig merkte de jonge heks ons nauwelijks op aangezien hij al zijn aandacht nodig had voor de dieren.
Ik was erg aan Torak gehecht en ik vond het naar om hem op deze vreemde plaats achter te laten.
“Is het veilig om de paarden hier buiten te laten?”
Fawkes hield even op met prevelen.
“Heksen beschouwen paarden en alle andere dieren als kostbare schatten. Er wordt hier beter op ze gepast dan op welke andere plaats ter wereld ook. Dat kan ik je garanderen.”
Toch deed het me pijn mijn geliefde paard achter te laten. Ik moest hem maar vertrouwen.
Toen kwam Fawkes weer in beweging en ik spoorde de mannen aan om me te volgen.
We staken de binnenplaats over en Fawkes liep op de ingang van de vesting af. Hij hield geen moment op met het scanderen van zijn bezweringen en ik moest haast rennen om hem bij te houden. Ik kon maar net een glimp opvangen van de verbleekte stenen muren van de vesting die glibberig waren van de mist voordat we door de met ijzer beslagen eikenhouten planken deuren verdwenen. Het magische gezoem dat uit de vesting kwam pulseerde als een enorm hart.
Ik vond het onaangenaam dat er geen heksenwachten bij de ingang stonden.
Ik had een droge mond en ik voelde me beschaamd over het feit dat ik de heksenkoning, een echte koning, moest ontmoeten in de stinkende verwaarloosde staat waarin ik verkeerde. Ik kon me de laatste keer dat ik een borstel door mijn haar had gehaald of het zelfs gewassen had niet meer herinneren. Maar daar kon ik nu op dit moment niets aan veranderen.
We liepen achter Fawkes aan onder een poort door die naar een lange gang leidde. Ik probeerde om steviger op mijn benen te staan en de gangen en halletjes van de vesting in mijn geheugen te prenten voor het geval ik een snelle aftocht moest blazen. Maar ik had nauwelijks de tijd om na te denken aangezien Fawkes weer naar een andere gang beende. Links, rechts, links, nog een keer naar links; na een paar minuten was ik volkomen in de war. De gangen zagen er allemaal eender uit.
Loerende blikken staarden ons na, ofschoon niemand er uitzag alsof hij erg bezorgd was of verstoord omdat we praktisch door de gangen renden. Overal waren heksen.
Wat ik toen zag deed me bijna flauwvallen. Ik stond abrupt stil. Aan de muren hingen menselijke huiden, als grote schilderijen of wandtapijten uitgestrekt als dierenhuiden aan houten raamwerken. Sommige waren alleen maar de borst, terwijl andere de volledige huid van mensen waren met het hoofd en het haar er nog aan. Onderaan elke huid stonden inscripties in heksentaal in metalen naamplaatjes gegraveerd.
Mijn hoofd tolde en ik kokhalsde.
Fawkes stond binnen een tel naast me en zijn gezicht was groen en bezweet.
“Elena,” hijgde hij, “we moeten doorlopen. Ik kan de bezweringen niet veel langer meer volhouden.”
Ik knipperde de tranen uit mijn ogen. De mannen gingen allemaal om me heen staan en waren net zo verafschuwd als ik. Alle heksen stonden stil en staarden ons wantrouwend aan. Ik kon merken dat Fawkes’ beschermende bezwering begon af te nemen.
“Ik had jullie hier nooit mogen laten komen,” fluisterde ik tegen mijn mannen.
Een lange donkere heks stond op het punt om naar ons toe te lopen. Dit was een valstrik voor hen, misschien wel voor ons allemaal.
Leo strekte zijn hand naar me uit en gaf me een kneepje in mijn arm. “Daar is het nu te laat voor.”
Hij stak zijn hand onder zijn cape en greep de knop van zijn zwaard. “Als we hier sterven, zullen we vechtend ten onder gaan.”
Zijn moedige houding en loyaliteit bewoog me tot tranen toe, maar ik drong ze terug. Mijn paniek veranderde in haat. Goeie, ouwe haat, mijn vertrouwde metgezel. Ik hield me vast aan mijn haat en dat hielp om de doodsangst die ik voelde te maskeren. Ik haatte deze heksenkoning. Misschien haatte ik hem wel even erg als ik de priesters haatte, en misschien nog meer.
We renden weg, en ik hoorde heksen gealarmeerd schreeuwen, maar we hielden niet stil.We renden op angst, haat en wanhoop. Het kostte me de grootste moeite om niet naar de honderden menselijke huiden te kijken die de muren van de gang bekleedden. Fawkes struikelde, maar hij herstelde zich snel en ging verder.
Net op het moment dat mijn longen op het punt stonden uiteen te klappen kwamen we aan in een kamer die vol zat met heksen. Ze waren allemaal bijeen gekomen en stonden te wachten buiten een paar dubbele ijzeren deuren.
Ze droegen allemaal dezelfde soort kleding die ik in de stad had gezien, maar nu kon ik duidelijk zien hoe anders ze allemaal waren. Sommige heksen gingen gekleed in hetzelfde smaragdgroen versierd met de gouden boom die Fawkes droeg, terwijl anderen gekleed gingen in het wit met een gouden vijfpuntige ster van voren, zoals die van Ada. Sommigen gingen gekleed in het zilver met het symbool van een oog in een piramide als versiering en weer anderen droegen paarse jassen met het embleem van een raaf. Sommige heksen droegen zelfs hangers bezet met edelstenen.
Een officieel uitziende mannelijke heks stond naast de deuren. Hij droeg een zwarte jas die tot op zijn knieën viel. Er zat een rode hand aan de voorkant opgenaaid, en zijn donkere haar was keurig achterover gekamd en werd bijeengehouden in een lange paardenstaart.
Ik was veel te nerveus om stil te blijven staan en ik schuifelde rusteloos met mijn voeten. Dat was het dan. Achter die deur lag mijn noodlot. Ik veegde mijn bezwete handen aan mijn cape af en greep de knop van mijn zwaard beet. Ik mocht dan mijn dood tegemoet gaan, maar ik wilde niet ongewapend en weerloos binnen komen.
De heks aan de deur schraapte zijn keel en trok zijn wenkbrauwen op.
“De volgenden die hun verzoek aan de koning mogen voorleggen zijn de heksen Giburb en Tala van de Veranderclan. Komt u alstublieft naar voren.”
Twee heksen in het paars gekleed verlieten de groep en liepen op de deuren af, maar Fawkes duwde hen opzij en stormde op de deuren af met mij en de mannen op zijn hielen.
“Wacht, dat gaat zo maar niet!” schreeuwde de hoogwaardigheidsbekleder terwijl hij zichzelf vlak voor de deur plaatste.
“Jullie kunnen niet onaangekondigd het hof van de heksenkoning in! Wie zijn jullie? Ik heb nog nooit zulk onbeschoft gedrag gezien. Hoe heet u? Ik herken u niet, noch herken ik de andere heksen in uw gezelschap…”
Maar toen veranderde de blik op zijn gezicht en hij gromde: “Mensen!”
Iedereen verstijfde. De heksen keerden hun haat als één man tegen ons en ik wist dat we nog maar een paar seconden te leven hadden.
De hoogwaardigheidsbekleder gooide zijn handen in de lucht en fluisterde een bezwering. Maar Fawkes had hem al besprongen en gooide de heks met een enkele handbeweging tegen de tegenover liggende muur.
“Snel, ga naar binnen,” maande hij. Zijn lichaam trilde en hij zag er uit alsof hij ieder moment om zou kunnen vallen.
“Ik kan jullie niet meer beschermen. Mijn toverkracht is uitgeput.”
De lucht in de gang werd statisch van de elektriciteit, zoals het geval is vlak voor een onweersbui. De haat van de heksen tegen de mensen lag volkomen bloot. Hun lippen bewogen eensgezind, en hun hangers begonnen te gloeien met gele toverkracht.
Ik was koud van paniek en kon me niet bewegen.
En toen lieten de heksen hun verschrikkelijke kracht op ons los.