Hoofdstuk 17

Woensdag 29 december, politiebureau, tien uur 's morgens

Adjudant Eric Thoraize stormt de kamer van de Parijzenaar binnen, zijn gezicht staat op onweer.

`Kunt u me uitleggen wat er allemaal gebeurt?' bruit hij. `Goedemorgen, adjudant,' antwoordt Fabre kalm. 'Vanwaar die plotselinge woede?'

`Vanwaar? Ik heb net gezien dat Fashani Gaelle Lorand naar de verhoorkamer bracht! Vandaar!'

`Nou en?' Waarom hebt u haar hierheen gebracht?' `We willen haar een paar vragen stellen, adjudant.' `Vragen? Wat voor vragen?'

Fabre gaat ervandoor, in de richting van de koffieautomaat, maar Thoraize volgt hem op de voet.

`Wilt u iets drinken?' vraagt de hoofdinspecteur. `Geef antwoord!' roept Eric luid.

`Rustig, adjudant. Denk maar niet dat ik het leuk vind. Maar u moet weten dat er zware verdenkingen zijn tegen mevrouw Lorand.'

`Verdenkingen?' herhaalt Thoraize dom. 'Maar_ wat is dat voor flauwekul?'

Luister, we zijn vanmorgen naar haar huis gegaan om haar het een en ander te vragen, maar ze stuurde ons met een kluitje in het riet. Ik kon niet anders dan haar meenemen naar het bureau. Als ze ons iets kan vertellen over de verdwijning van haar man, zal ze hier sneller haar mond opendoen dan bij haar thuis.'

`Wat maakt het uit?' `Wilt u me mijn vak leren, adjudant? De eerste regel is de verdachte uit zijn vertrouwde omgeving halen, zodat hij geen houvast meer heeft en kwetsbaarder wordt.'

'U ijlt! Ik ken Gaelle al jaren. Ze heeft niets met Bens verdwijning te maken.'

`In dat geval zal ze heel snel weer thuis zijn. Maakt u zich geen zorgen.'

`Vindt u niet dat ze al genoeg heeft geleden?' snauwt Thoraize.

`Ik doe gewoon mijn werk,' antwoordt Fabre, terwijl hij naar de verhoorkamer loopt.

`Wat hebt u tegen haar? En waarom hebt u mij niet op de hoogte gebracht?'

`U was gisteren vrij. Ik was van plan er vandaag met u over te praten. Lees het dossier maar. Het ligt op mijn bureau, doe alsof u thuis bent!'

Fabre en Fashani gaan het vertrek binnen dat halfduister is, geschikt voor het biechten. Je zou bijna verwachten er politiemannen in een priestergewaad te zien in plaats van in een uniform.

Hun verdachte, die aan het tafeltje zit, spreekt hen luid aan, zodra ze de deur hebben gesloten. `Mag ik weten waarom jullie me hierheen hebben gebracht? En wie zorgt er voor Jeremy?'

Een van mijn mannen heeft hem aan je schoonouders toevertrouwd,' antwoordt Djamila. `Maak je geen zorgen.' `Wij willen u een paar vragen stellen, mevrouw,' zegt Fabre. `Zoals ik vanmorgen zei,

`Het is stijlloos om 's morgens om acht uur bij me binnen te vallen en me als een crimineel te behandelen. Dat is toch geen manier van doen?' zegt Gaelle boos. `Denkt u niet dat wat ik op dit moment doormaak al zwaar genoeg is?'

'Dat is precies mijn eerste vraag, mevrouw Lorand. De verdwijning van uw man schijnt u niet erg te raken. Uw gedrag is nauwelijks veranderd. U hebt zelfs de hulp van onze psycholoog geweigerd.'

`Ik verbied u dat te zeggen!' roept Gaelle uit. `Wat denkt u? Dat ik jankend instort? Dat is mijn stijl niet! En ik breng u in herinnering dat Benoit nog niet dood is! Hij is verdwenen. Als u eindelijk zou besluiten uw werk goed te doen, zou hij al zijn gevonden! Bovendien heb ik Jeremy. Ik kan me niet permitteren om in te storten. Ik moet doorgaan met vrijwel normaal te leven om hem niet nog meer in verwarring te brengen.'

Natuurlijk, mevrouw Lorand. Ik begrijp het.' Djamila steekt een Gauloise op en gaat op de rand van het tafeltje zitten.

‘Wat ik minder goed begrijp, is dat een sterke vrouw als u jarenlang heeft geaccepteerd dat haar man haar bedriegt.'

`Dat gaat u niets aan! Waar bemoeit u zich mee? Ik zie niet in in welk opzicht ons huwelijksleven u kan helpen bij uw onderzoek!'

`Dat zeg jij!' antwoordt Djamila. `Moet ik hieruit opmaken dat u me verdenkt? Dat u me ervan beschuldigt mijn man te hebben vermoord?'

Fabre en Fashani kijken haar strak aan. Ze nemen niet de moeite te antwoorden op een vraag die plotseling overbodig lijkt. Gaelle schudt haar hoofd.

Jullie zitten er faliekant naast!' Dat willen we juist nagaan, mevrouw Lorand.' `Ben ik in voorlopige hechtenis?'

Nog niet,' sust Djamila. 'Nog niet.' `Jullie zijn gek! Waarom zou ik Benoit dan hebben vermoord?'

`Misschien omdat hij je vaak heeft bedrogen!' Nou en? Ik heb je al verteld dat ik het kon accepteren.' `Hoe kan een vrouw nou accepteren dat haar vent vrijt met alles wat beweegt?' vervolgt Djamila.

Gaelle springt overeind en gaat gevaarlijk dicht bij haar rivale staan.

`Heb je het over jezelf, lellebel?' `He. Kalmpjes aan!' beveelt Fabre. `Ga zitten, mevrouw. Laten we rustig blijven.'

`Hoe wilt u dat ik rustig blijf, als die sloerie me ophaalt? Ik vraag me of hoe Benoit ooit heeft kunnen neuken met deze...' Djamila grijpt Gaelle bij haar jack.

`Zo is het genoeg!' roept Fabre uit. `Als u zich niet beheerst, sluit ik u uit van dit verhoor, inspecteur!'

Djamila laat Gaelle los, met tegenzin. `Uw reactie op inspecteur Fashani bewijst in elk geval dat u de misstappen van uw man toch niet zo goed accepteert!'

Gaelle zwijgt. `Geef antwoord, mevrouw Lorand.' Ze kijkt Djamila recht aan en antwoordt met een ijskoude stem.

'Ik zeg niet dat de chronische ontrouw van mijn man me gelukkig maakt. Ik zeg alleen dat ik hem vergeef en dat zal blijven doen. Omdat ik heel veel van hem hou en omdat ik weet dat hij geen enkele herinnering bewaart aan de sletten die hij heeft geneukt in een hoek van zijn werkkamer of in een smerig hotelkamertje. Hij houdt van mij. Hij zou alles voor me doen. Hij kan niet buiten mij. Hij vergeet de hoeren die hij op straat heeft gevonden, zodra hij zijn broek weer ophijst.'

Djamila ontploft bijna. Fabre gaat tussen de twee feeksen in staan. Hij maakt de knoop van zijn das een beetje los. In deze omstandigheden is het niet gemakkelijk om je te concentreren!

'Maar misschien stoort u zich aan een echtgenote die dat van haar man accepteert, inspecteur? Misschien ben ik gearresteerd omdat mijn manier om van een man te houden niet wordt getolereerd?'

`Nee, iedereen moet de dingen op zijn eigen manier doen. Maar het is zeer opmerkelijk... Dat moet u toegeven!'

Dat wil ik best erkennen. Maar, meneer, toen ik met Benoit trouwde, wist ik wat me te wachten stond. Ik besefte dat hij me niet lang trouw zou blijven. Elke vrouw valt voor hem. Hij heeft een buitengewone verleidingskracht. En daar speelt hij mee, als een virtuoos. Is het niet zo, inspecteur?' Djamila trapt haar peuk uit op de grond. Dan besluit ze op haar beurt tot de aanval over te gaan.

`Je voert een leuk toneelstukje op, Gaelle. Denk je dat we je smoesjes geloven? Je bent voortdurend bedrogen, en denk je dat we voor zoete koek aannemen dat je dat uit liefde accepteerde? Als je man zo dol op je was, zou hij geen behoefte hebben om elders aan zijn gerief te komen! Of het komt omdat je hem niet geeft wat hij nodig heeft. Heb je last van seksuele remmingen?'

Fabre zet haar met een simpele blik op haar plaats. Ze klemt haar kiezen op elkaar.

`Geen probleem wat seks betreft!' verzekert Gaelle met een zoetzure glimlach.

`Mevrouw Lorand, kunt u ons misschien uitleggen waarom u op 9 december drieduizend euro van uw bankrekening hebt opgenomen?'

Het gezicht van Gaelle verstrakt, haar rechterhand balt samen tot een vuist.

`Drieduizend in contanten... dat is een aardig bedrag,' vervolgt de hoofdinspecteur.

Ze geeft nog steeds geen antwoord. Djamila geeft de genadeklap. '9 december, vier dagen voor de verdwijning van Benoit. Merkwaardig, he? Wat heb je daarmee betaald?' `Dat gaat jullie geen bal aan. Ik heb het recht met mijn geld te doen wat ik zelf wil!'

`Behalve als dat geld dient om een huurmoordenaar te betalen, mevrouw Lorand,' zegt Fabre.

Gaelle kijkt hem verbluft aan. `Een huurmoordenaar? Jullie zijn getikt!' Waar heeft dat geld voor gediend?' herhaalt Djamila op hoge toon. 'Vertel op!

Dat gaat jullie geen sodemieter aan!' `Het zou verstandiger zijn om antwoord te geven, mevrouw Lorand.'

`Jullie kunnen de pot op! Ik ga naar huis! Deze schijnver-

toning heeft lang genoeg geduurd. Jullie kunnen beter Benoit gaan zoeken!'

`Daar zijn we mee bezig,' brengt Fabre haar in herinnering.

Gaelle pakt haar tas en loopt naar de uitgang. Maar Djamila verspert haar de weg.

`U mag het bureau niet verlaten, mevrouw Lorand. Aangezien u niet in staat bent aan te tonen waar u die drieduizend euro voor hebt gebruikt, hebt u een probleem. Het is twintig over negen, vanaf nu bent u officieel in voorlopige hechtenis. U hebt het recht om te zwijgen en u mag zowel een advocaat als een naast familielid bellen.'

`Schoften!' U hebt recht op een medisch onderzoek,' vervolgt de inspecteur. 'Verwijder uw veters, uw riem en uw sjaal.'

U hebt het recht niet!' Djamila drukt zich tegen haar aan. `Hier hebben wij alle rechten.' De lippen van Gaelle trillen, haar lichtblauwe ogen fonkelen van woede.

`Wanneer Benoit hoort wat jullie me hebben aangedaan, zal hij zorgen dat jullie er spijt van krijgen. Zeker weten!' Lydia treedt weer in het strijdperk na afloop van haar copieuze lunch.

De laatste tijd heeft ze enorm veel eetlust. Misschien eet ze voor twee?!

Benoit beweegt niet. Hij ligt op de grond met zijn gezicht naar de muur, opgerold in de deken. Als ze met haar ijzeren staaf over de tralies strijkt, schrikt hij en springt overeind. `Hallo, Ben. Ik zie dat je nog in leven bent. Mooi zo!' Hij leunt met zijn rug tegen de muur en trekt zijn benen op. Tot haar vreugde ziet ze dat zijn rechterarm helemaal slap is.

`Heb je lekker geslapen?' `Lydia, ik heb je iets belangrijks te vertellen.' `0 ja? Dat wil ik graag horen!'

Ze gaat op de stoel zitten en laat haar wapen los. Het valt met een harde klap op de grond.

'Ik luister, lieverd!' 'Ik kan je bewijzen dat ik Aurelia niet heb vermoord.' Lydia perst haar lippen samen en fronst haar voorhoofd. Ze steekt een sigaret op.

Je begint slecht, Ben. Pas op dat ik mijn goede humeur niet verlies!'

Luister, alsjeblieft. Ik zit al dagen aan die datum te denken. De datum waarop Aurelia is verdwenen. 6 januari 1990.'

`En?' zegt de jonge vrouw ongeduldig. `Die datum kwam me bekend voor, maar ik kon me niet herinneren hoe en wat. Vannacht herinnerde ik het me. Ik was niet in dit gebied toen ze is ontvoerd. Dat kan ik bewijzen.'

Lydia loopt naar het hek. Denk je dat ik gek ben?' Haar stem klinkt dreigend. `Nee! zweert Lorand. 'Ik was die week in Courchevel!' `Interessant. En wat deed je daar, mijn beste Ben? Een beetje skien misschien?'

'Ik ben er een dag of tien geweest voor een vakantiebaantje dat ik aan een vriend van me te danken had.'

Een vakantiebaantje, he? Maar het lijkt me toch dat je

studeerde in 1990. Aan de universiteit van Besancon.'Dat klopt. Maar na de kerstvakantie spijbelde ik om wat poen te verdienen. Ik heb de rekening bewaard van het hotel waar ik overnachtte.'

Je bent erg bewaarderig!' zegt Lydia sarcastisch. 'Hotelrekeningen worden zelden vijftien jaar lang bewaard!' 'Ik kwam op het idee omdat dat hotel prettige herinneringen oproept.'

`Aan wie?' `Aan een meisje.' 'Ik had het kunnen weten. Een van je veroveringen, neem ik aan. Ik wist niet dat je zo sentimenteel was.'

'Ik was twintig, en ik was verliefd op dat meisje. Maar zij niet op mij.'

`0! Werd de onweerstaanbare hoofdinspecteur Lorand gedumpt?'

Ja, ze heeft me aan de kant gezet, als je het wilt weten. En ik voelde me doodongelukkig!'

`Ben, wanneer houd je eens op me voor een gek aan te zien?'

Hij zucht. Maar hij geeft niet op. `Lydia, je moet me geloven! Je zou toch niet een onschuldige willen ombrengen? Die rekening ligt thuis, in de lade van mijn bureau. In een houten kistje, samen met andere dingen, andere herinneringen. Ik heb het kortgeleden nog gezien.'

Lydia kijkt hem boos aan. De leeuwin zal snel haar klauwen uitslaan.

`Wat is dit nou weer voor list? Wat ben je aan het bekokstoven, rotzak?'

Niets! Ik verzeker je dat die rekening bestaat en bij mij thuis ligt. Je zou Gaelle kunnen bellen en vragen of ze je de rekening wil geven!'

De jonge vrouw barst in lachen uit. `Het wordt steeds fraaier! Ik ben niet helemaal van de ratten besnuffeld! Denk je dat ik je charmante echtgenote ga bellen om met haar of te spreken in een cafeetje, waar je vriendjes me zullen opwachten?'

`Nee! Je kunt haar op een geheim nummer bellen, en haar opdragen die rekening neer te leggen op een plek van jouw keuze. Als je tegen haar zegt dat ik je gijzelaar ben, zal ze niets ondernemen. Daar ben ik zeker van!'

`Mijn gijzelaar? Je bent mijn gijzelaar niet, Ben! Je bent mijn gast!'

Hij sluit zijn ogen. Het is mislukt! `Tenzij je mijn slaaf bent,' bromt ze. Met veel moeite gaat hij staan en loopt naar de verboden grens.

`Lydia, alsjeblieft, geef me een kans! Ik heb je zus niet vermoord!'

Ze staan recht tegenover elkaar, met een ruimte van een paar centimeter tussen hen in.

Je leugens werken me op de zenuwen, Ben. Je zult hier wegrotten. Tot je zegt waar je Aurelia hebt begraven.'

Lorand ontploft plotseling. 'Ik heb je zusje niet vermoord! Wanneer word je eens wakker, verdomme!'

Ze draait zich om en pakt het elektrische wapen, dat op een plank ligt. Benoit deinst niet terug. Hij blijft staan. `Ga je gang, maak me maar dood als je wilt. Maar ik zou je nooit kunnen geven wat je van me verwacht. Als je een onschuldige ombrengt, zul je nooit weten waar je zus is. Ik dacht dat je naar gerechtigheid verlangde, Lydia. lk dacht dat je intelligent was!'

Een elektroshockaanval op zijn hoofd legt hem het zwijgen op. Hij zakt ineen tegen het hek, verlamd, versuft. Ze pakt zijn linkerpols en ketent hem vast aan een tralie. Hij komt weer bij zijn positieven op het moment dat ze de deur opent.

`Wil je soms spelen, is dat het?' `Nee. Ik wil dat je me gelooft. Ik wil dat...' Nieuwe elektroshock, op zijn borstkas. Nieuwe samentrekking van zijn hele lichaam, nieuwe kreten.

'Elke keer dat je je mond opendoet om een leugen te vertellen, zul je gestraft worden,' zegt ze. `Nou, heb je nog iets te zeggen?'

`Het bewijs van... mijn onschuld... ligt thuis... in mijn bureau...'

Derde aanval. Hij heeft geen kracht meer om te schreeuwen. Het duurt lang voor hij weer in staat is iets te zeggen. Maar Lydia heeft geen haast.

`Alles is te leren, Ben. Alles. En ik zal je leren de waarheid te spreken.'

Ik ben onschuldig...' Vierde elektroshock. Ze hurkt neer om hem goed te kunnen bekijken. Hij ligt tegen de tralies aan, opgehangen aan zijn geboeide pols. Hij lijkt bewusteloos.

`Hoor je me, Ben?' Geen antwoord. Je houdt op met liegen, oke?' Ze vangt nog een woord op, als een reutel. Onschuldig. Wat ben jij koppig, zeg!'

Vijfde elektroshock, die hem compleet verlamt. Ze wacht geduldig, maar hij komt niet bij. Vreemd. Op de gebruiksaanwijzing staat toch echt: Niet dodelijk verdedigingswapen.

Politiebureau, halfzeven 's avonds Gaelle heeft absoluut stalen zenuwen. De hele dag onderwerpen Fabre en Fashani haar al aan een scherp verhoor. Zonder resultaat.

Het is onmogelijk haar zo ver te krijgen dat ze vertelt waar die drieduizend euro heen zijn gegaan.

Ze heeft zelfs niet geprobeerd te liegen, maar ze hield gewoon haar kiezen op elkaar.

Na een goed uur in de cel te hebben doorgebracht zit ze opnieuw in de verhoorkamer. Maar het zijn niet haar gebruikelijke kwelgeesten die de deur opendoen.

Verrassing... Eric Thoraize verschijnt in het naargeestige vertrek. Ze werpt zich in zijn armen en klampt zich wanhopig aan hem vast. Haar redder!

De adjudant troost haar zonder iets te zeggen. `Ga je me hieruit halen?' vraagt Gaelle met een zucht. Hij duwt haar zachtjes weg en brengt haar weer naar haar stoel.

`Gaelle. Ze denken dat je iemand hebt betaald om Benoit uit de weg te ruimen.'

`Dat weet ik. Maar het is belachelijk. Je gelooft ze toch niet?'

`Nee. Ik denk niet dat je tot zoiets in staat bent. Maar in dat geval hoef je alleen maar te vertellen waar die driedui-

zend euro voor diende. En als dat te controleren is, zul je worden vrijgelaten.'

Gaelle hult zich in stilzwijgen. Waarom wil je het niet zeggen?' vraagt hij zacht. Ze werpt hem een boze blik toe.

`Hebben ze jou gestuurd om het vuile werk op te knappen? Is dat het? Kun je niet beter Ben gaan zoeken?'

Hij slaat zijn ogen neer. 'Ik heb orders,' zegt hij. 'We moeten weten waarvoor je dat geld hebt gebruikt.'

`Nee. Dat is prive.' `Gaelle, wees verstandig, alsjeblieft.' `Loop naar de maan! Als je denkt dat ik Benoit heb kunnen vermoorden, dan sta je aan hun kant!'

Rustig maar. Ik kan hun redenering wel begrijpen. Ze kennen je niet en ze weten dat...'

Dat ik bedrogen ben?' Thoraize knikt.

`En jij? Wist jij het?' Hij slaakt een diepe zucht. `Wist je het? Geef antwoord!' `Laten we zeggen dat... dat ik Benoit goed ken. Dus ja, ik wist het een en ander.'

`Omdat hij er op het bureau over opschepte? Probeer je me dat duidelijk te maken?'

`Nee. Maar hij en ik zijn goeie vrienden. Af en toe stortte hij zijn hart bij me uit.'

Ze gaat vlak voor hem staan. `Wat zei mijn man dan allemaal tegen jou?' vraagt ze op scherpe toon. `Zoiets als: Ze is goed, je moet haar eens proberen. Iets dergelijks, Eric?'

Hij staart naar zijn schoenen en daarna naar de deur. Plotseling heeft hij zin om op de vlucht te slaan.

`En wat zei hij over mij?' `Hij houdt van je, Gaelle. Dat heeft hij vaak gezegd. Als ik tegen hem zei dat hij uit zijn nek lulde, antwoordde hij dat hij heel veel van je hield!'

`Waarom praat je in de verleden tijd over hem? Denk je dat ik hem heb vermoord?'

`Nee, maar ik begrijp dat de anderen hun twijfels kunnen hebben. Vooral vanwege die drieduizend euro.'

'Dat geld is van mij. Ik hoef me niet te rechtvaardigen tegenover de ondergeschikten van mijn man. Breng me terug naar de cel, adjudant.'

Hij heeft tijd nodig om terug te keren uit het dodenrijk. Lydia oefent geduld. Dan besluit ze hem een beetje te helpen. Ze vult haar handpalmen met water en gooit het over zijn gezicht. Tenslotte verwaardigt hij zich zijn ogen open te doen.

`Kiekeboe, Ben...' Die stem kwelt hem zodra hij wakker is. Na een reeks nachtmerries wordt hij overweldigd door de realiteit, even angstaanjagend. Een plaag die op hem neerdaalt, en er is geen manier om eraan te ontsnappen.

Hij realiseert zich dat ze in de kooi is, want zijn linkerarm is aan het hek vastgeketend. Natuurlijk.

`En? Hoe voel je je? Je ziet er niet fit uit. Terwijl je eigenlijk opgeladen zou moeten zijn!'

Heel grappig. Ze heeft ook nog humor. Hij verandert van houding en leunt met zijn gewonde schouder tegen de tralies. Zijn ogen willen maar een ding: zich weer sluiten. Hij geeft de voorkeur aan zijn afschuwelijke gedachten boven het gezicht van het meisje. Hij rilt van de kou. Dan merkt hij dat zijn overhemd open is.

'Ik heb van je slaap geprofiteerd om je verband te verschonen,' zegt ze.

Hij opent zijn mond, maar het kost hem heel veel moeite om te praten, om een geluid voort te brengen. Hij concentreert zich.

Je hebt er vooral van geprofiteerd om me te betasten.' Ze barst in lachen uit.

`Wees niet bang, Ben. Ik heb je niet verkracht. In tegenstelling tot jou misbruik ik mensen niet. Ook geen kinderen!' Hoe kan ze zo gemakkelijk overgaan van lachen naar haat?

Hij keert terug naar zijn obsessie. `Heb... heb je nagedacht, Lydia?' Nagedacht? Nee. Ik heb alleen maar naar je zitten kijken, terwijl je sliep.'

'Ik sliep niet, ik was bewusteloos.' Dat maakt toch niet uit? Je bent nog steeds schattig...' 'Ik ben er zeker van dat je een buitengewoon intelligente vrouw bent, Lydia.'

`Ga door! Ik vind het heerlijk als je me vleit!' 'Ik meen het. Grote criminelen zijn over het algemeen intelligent. Dat heeft mijn werk me geleerd.'

Je vergeet dat jij hier de enige crimineel bent.' `Nee. Ik ben onschuldig. En diep in je hart weet je dat wel.'

`Wil je nog een paar elektroshocks, Ben?' `Wat je ook doet, ik zal niets anders tegen je zeggen, Lydia. Niets anders dan de waarheid. Jij moet beslissen. je laat een onschuldige man sterven of je gaat je verstand weer gebruiken.'

Ze kijkt gekwetst. Hij bereidt zich voor op een nieuwe shockbehandeling. Maar plotseling glimlacht ze. Hij rekent op het ergste. Ze draait tweemaal de sleutel van het hek om en stopt hem in haar zak. Dan hurkt ze vlak achter hem neer.

'Ik moet je tot mijn spijt vertellen dat je lieve vrouw op dit moment in voorlopige hechtenis is, Ben!'

Lorand keert zich om. Zijn geboeide arm doet heel erg pijn. Zijn angstige blik boort zich in die van de jonge vrouw. `Vanmorgen hebben je maten van de politie je vrouw opgehaald. Ze was thuis en is naar het bureau gebracht. Daar is ze verhoord. Blijkbaar verdacht van betrokkenheid bij de mysterieuze verdwijning van hoofdinspecteur Lorand!'

Je liegt!' brult Benoit. `Helemaal niet! Het nieuws was zojuist op de radio. Alle journalisten liggen op de loer. De modelechtgenote die zich ontdoet van haar man de smeris.'

Je liegt,' kreunt Lorand. Je liegt!' `Als je wilt zal ik je naar de volgende nieuwsuitzending laten luisteren. Ik denk dat je zoon zich nu heel alleen voelt. Ik beloof je morgenochtend de krant te zullen kopen, zodat je het artikel kunt lezen. Nou, fijne avond nog, beste Benoit.' Ze loopt naar de trap, tevreden over haar optreden.

`Lydia! Ik ben onschuldig! Je moet me geloven! Luister naar me, alsjeblieft!'

Het licht gaat uit, de deur gaat dicht. Nieuwe mislukking. Nieuwe angst. Gaelle... Dat konden ze toch niet maken?

En waarom? Hij kent zijn team. Als ze haar hebben ondervraagd, dan hadden ze verdenkingen, dan koesterden ze argwaan tegen haar.

Nee, onmogelijk. Niet Gaelle... Hij begint te huilen.

Niets aan te doen, hij moet zich maar neerleggen bij het idee.

Hij zal sterven in dit hol. Alleen en weerloos. Door iedereen in de steek gelaten.

Gestraft voor een misdrijf dat hij niet heeft gepleegd. En als het waar is? Als Gaelle inderdaad...

De wanhoop zet zijn scherpe tanden in zijn hart.

Donderdag 30 december, halftien 's morgens

Dorst is het allerergste. Een kurkdroge keel. Uit de niet goed dichtgedraaide kraan drupt water in de wastafel. Zo dichtbij en toch buiten bereik. Een geraffineerde kwelling.

Benoit trekt automatisch aan zijn vastgeketende pols. Als-of hij de metalen armband kan breken die hem belet zijn dorst te lessen.

De kogel zit nog steeds in zijn vlees, lekker warm in de holte van zijn schouder, die voortdurend pijn doet.

Als hij hieruit komt, zal hij zijn rechterhand misschien niet meer kunnen gebruiken.

Maar je komt hier nooit uit, Ben... Nooit. Je kunt je er beter maar bij neerleggen en langzaam afscheid van het leven nemen.

Het gezicht van Jeremy roept hem tot de orde. Vecht! Tot aan het eind. Tot aan de dood. Geef je nooit gewonnen.

Zolang je hart klopt. Zolang het bloed door je aderen stroomt. Zolang je je ogen open kunt doen. Zolang het nog dag voor je wordt.

Zolang je nog weet wie je bent, geef niet op! Ja, hij weet nog wie hij is. Hoe hij heet. Maar hij herinnert zich niet meer wat voor dag het is. Waar hij bang voor was is gebeurd. Hij heeft geen tijdsbesef meer.

Woensdag? Donderdag? Vrijdag? Al het nieuwe jaar of... Hij weet het echt niet. Hoe hij ook zijn hersenen pijnigt, hij vindt het antwoord niet.

Zijn laatste bakens zijn verdwenen. Hij loopt rond in een donker labyrint, zigzaggend tussen stalactieten van ijs. Telkens wanneer hij een weg naar de vrijheid meent te hebben ontdekt, loopt hij regelrecht tegen een onzichtbaar raam op. Dorst, honger, kou, pijn, eenzaamheid en angst.

Hij weet niet dat hij die gruwelijkheden al zeventien dagen ondergaat.

Hij weet vooral niet waarom. Op de verdieping boven hem drinkt Lydia haar koffie op. En een kalmerend middel, bij wijze van zoetje.

Ze heeft vrijwel niet geslapen. Haar zekerheden brokkelen af. Als een oude gepleisterde muur die water heeft doorgelaten.

Hoe heeft hij kunnen beweren dat hij onschuldig is, zelfs toen hij werd gemarteld? Waar heeft hij moed uit geput? Ze blijft op haar nagels bijten en probeert de nerveuze bewegingen van haar been onder controle te krijgen.

Er schreeuwt een stem in haar hoofd. Een vertrouwde stem die haar orders geeft. Al vijftien jaar. Hou vol. Vind me. Haal me tevoorschijn. Ze pakt het medaillon van Aurelia vast, dat aan haar eigen ketting om haar hals hangt. Ze kijkt er even naar, en dan hervindt ze haar zelfvertrouwen. Hij kan heel goed lie-gen en mensen manipuleren, daar ligt zijn kracht. Maar mij zal hij niet krijgen. Ik zal hem dwingen te praten, hoe dan ook.

Want ik weet het. Omdat ik een missie heb. Omdat de helft van mij ergens begraven ligt en op me wacht.

Politiebureau van Besancon, tien uur 's morgens

Het verhoor van Gaelle wordt hervat. Fabre gaat het doen. In zijn eentje. Hij geeft er de voorkeur aan om de twee rivalen niet meer met elkaar te confronteren, ze zouden elkaar tenslotte verscheuren.

Hier in het politiebureau, dat zou opschudding geven. Hij is nogal uit zijn humeur, omdat die vrouw met haar fragiele uiterlijk hem sinds de vorige dag trotseert. Maar ook omdat de grote baas hem vanmorgen op z'n falie heeft gegeven. Toen Fabre amper in zijn kamer zat, kwam Moretti, net teruggekeerd van zijn twee verlofdagen, bij hem langs om hem een fikse uitbrander te geven. Om te zeggen dat Fabre met Gaelle op het verkeerde spoor zat, dat hij zijn tijd verspilde. Dat Parijs een onbekwame man naar hem toe had gestuurd en dat hij dat dadelijk aan hen kenbaar zou maken. Maar Fabre houdt stand en weigert Gaelle vrij te laten, volgens de orders van de officier van justitie. Moretti is hier niet echt zijn meerdere. Dat stoort Moretti misschien. Hoe dan ook, dit onderzoek begint hem werkelijk op de zenuwen te werken. Maar toch stelt hij de eerste vraag met een vaste stem.

`En, mevrouw Lorand, hebt u vannacht kunnen nadenken in de cel?'

Op haar zachte gezicht draagt ze de sporen van de vernederende opsluiting: kringen onder haar ogen en een bleke gelaatskleur getuigen van de slapeloze nacht die achter haar ligt. Maar toch zwijgt ze. Ze verzet zich nog steeds.

'Ik heb slecht nieuws voor u,' vervolgt de hoofdinspecteur. `De officier van justitie heeft toestemming gegeven om uw voorlopige hechtenis te verlengen. We kunnen u dus tot morgenochtend vasthouden.'

`Stomme klootzak!' `U kunt beter beleefd blijven. Vertel me wat ik wil weten.' 'Ik heb niets met Benoits verdwijning te maken. Dat is alles wat ik u te zeggen heb!'

Hij steekt zijn handen in de zakken van zijn ribfluwelen broek. Hij loopt in steeds kleinere kringen om de tafel, om zijn prooi langzaam te verstikken.

`Waarom hebt u drieduizend euro van uw bankrekening afgehaald, mevrouw?'

`Het is mijn geld, ik kan ermee doen wat ik wil.' `Absoluut. Zeg me alleen waar dat geld voor bestemd is. En dan laat ik u, na onderzoek, weer vrij.'

Ze houdt opnieuw haar kiezen op elkaar. Fabre zucht en gaat weer tegenover haar zitten.

Wat denkt u? lk hou mijn mond en dan laten ze me morgen gaan? Zo werkt het niet, mevrouw Lorand! Als u koppig blijft weigeren uw mond open te doen, geeft u de officier van justitie een goede reden om u in officiele staat van be-schuldiging te stellen. Als u binnen vierentwintig uur niet hebt gesproken, zult u aan een rechtercommissaris worden voorgeleid. En dan beginnen de moeilijkheden pas echt, geloof me!'

`Donder op!' `Hebt u iemand betaald om uw man te elimineren?' `Denkt u dat een huurmoordenaar slechts drieduizend euro kost?' zegt Gaelle spottend. 'Is het soms uitverkoop?' `Laten we zeggen dat... Je kunt drieduizend euro voor de executie geven en drieduizend erna. Ja, zesduizend euro, dat is voldoende om een huurmoordenaar te kunnen betalen.' 'Ik heb Benoit niet vermoord! En ik heb niemand in de arm genomen om hem in mijn plaats uit de weg te ruimen! Trouwens, Ben is niet dood. Als dat zo was, zou ik het weten. Hij leeft, daar ben ik heilig van overtuigd.'

Ze houdt hem de krant voor.

VERDWIJNING VAN HOOFDINSPECTEUR LORAND: ZIJN ECHTGENOTE IN VOORLOPIGE HECHTENIS OP HET POLITIEBUREAU VAN BESANCON.

Je ziet, ik heb niet tegen je gelogen, Ben.' `Het is allemaal jouw schuld!' roept hij uit. `0 nee! Het is jouw schuld, Benoit! Draai de rollen niet om. Misschien hebben de smerissen gelijk. Misschien heeft jouw vrouw die brieven naar me gestuurd!'

`Nee, zij is de dader niet!' Dat zou je pijn doen, he? Te weten dat je door je eigen vrouw bent verraden. Dat je lieve Gaelle je heeft verlinkt!' `Ze kan me niet hebben verlinkt, aangezien ik onschuldig ben!'

Dat woord zal ik je doen vergeten,' waarschuwt Lydia. Je zult niet meer de onbeschaamdheid hebben om dat woord uit te spreken.'

Ze raakt even zijn wang aan. Hij draait zijn hoofd met een ruk om, wat hem een felle pijnscheut in zijn schouder bezorgt.

Je rilt, Ben. Je hebt het vast en zeker koud. Of je knijpt 'm als een ouwe dief!'

Hij neemt niet de moeite om te antwoorden, maar blijft naar de vuile vloer staren.

Je hebt vast en zeker dorst en honger. En vooral pijn. Ik zou niet graag met je willen ruilen!'

Hij boort opnieuw zijn blik in de hare. Dan ziet hij dat ze een blauw oog heeft. Ongetwijfeld door de kopstoot die hij haar heeft gegeven voordat hij op de vlucht sloeg. Hij zou er nog wel een willen geven. Voor de lol. Hij denkt aan de represailles daarna. Dat tempert onmiddellijk zijn enthousiasme. Hoewel... Ze moet de sleutels bij zich hebben. Die van de kooi en die van de handboeien. Als het hem lukt om haar neer te slaan zou hij zich misschien kunnen bevrijden en haar op haar beurt opsluiten. Een rilling van genot loopt langs zijn ruggengraat, alleen al bij het idee. Misschien zou hij haar onder handen nemen voordat hij zijn kameraden belde. Gedurende een paar seconden stelt hij zich voor dat ze aan zijn genade is overgeleverd. Dat bezorgt hem een nieuwe rilling, zowel van geestelijk als van fysiek genot.

Hij probeert zijn rechterarm te bewegen. Dat wordt on-

middellijk afgestraft. De pijn beneemt hem de adem en voert hem op brute wijze terug naar de weerzinwekkende realiteit.

`Als je bereid bent te bekennen, kan er een einde aan al dat lijden komen,' brengt Lydia hem in herinnering. hebt al verteld hoe je haar hebt vermoord, wat voor gruwelijkheden je haar hebt laten ondergaan. Als je onthult waar ze nu is, zal ik je uit je lijden verlossen, dat beloof ik, Ben. Vergeet het niet, Ben: de langzame of de snelle dood. Meer keus heb je niet.'

'Ik heb bekend omdat ik me zorgen maakte om mijn gezin, omdat ik ben ingestort. Maar ik heb gelogen, Lydia! Gelogen!'

Je liegt nu, op dit moment!' `Nee! Je kunt het verifieren. Je hoeft alleen maar het bewijs op te halen! Gaelle is op het politiebureau, je kunt zonder enig risico mijn huis binnengaan!'

Je hangt me de keel uit, Ben,' zucht ze. 'Ik heb geen zin om naar je leugenpraatjes te luisteren. Ja, je verveelt me. En ik heb er een hekel aan om me te vervelen...'

Ze hurkt voor hem neer, zodat ze hem recht kan aankijken.

Dus ga ik me met jou bezighouden.' Ze werpt hem haar meest verleidelijke glimlach toe. Hij zet alles op alles, concentreert zich. Geeft een stomp met zijn rechtervuist op haar kaak. Ze verliest haar evenwicht, deinst met een kreet terug en krijgt dan een harde trap tegen haar hoofd.

Benoit kan zijn ogen niet geloven. Hij is verbluft: de leeuwin ligt op de grond. Ze beweegt niet meer. Hij knielt neer, klemt zijn kiezen op elkaar en strekt zijn arm uit. Hij heeft het gevoel dat zijn schouder wordt afgerukt. Zijn hand trilt als een espenblad. Maar Lydia ligt te ver weg.

`Verdomme! Hij gaat weer zitten en probeert het bewusteloze lichaam met zijn benen naar zich toe te trekken. Moeilijke manoeuvre. Tenslotte, met gebruik van zijn laatste krachten, lukt het hem haar zo dichtbij te brengen, dat hij haar kan fouilleren. De pijn van zijn wond is ondraaglijk. Toch geeft hij niet op. Maar zijn pogingen zijn vergeefs. De zakken van zijn cipier zijn helemaal leeg.

`Dat kan toch niet waar zijn!' roept hij uit. Lydia draait zich om en doet een oog open. Haar hoofd lijkt op een rugbybal. Ze gaat rechtop zitten. Benoit drukt haar op de grond, zij verzet zich. Tenslotte bijt ze in zijn hand. Lorand brult van pijn en laat haar eindelijk los.

Ze kruipt achteruit, tot ze buiten zijn bereik is. Ze zit met haar gezicht in haar handen te jammeren. Dan gaat ze voorzichtig staan. Terwijl ze zich aan de wasbak vasthoudt, gooit ze water in haar gezicht.

Benoit kijkt toe. Hij heeft niet alleen de wond weer opengereten, wat veel pijn doet, maar hij heeft ook de vulkaan wakker gemaakt. En dat allemaal voor niks.

Nee, het heeft hem wel opgelucht. Schrale troost. `Klootzak! Je zult ervoor boeten!'

Hij zegt niets, maar wacht met een verbijsterende gelatenheid op het vervolg.

Hij heeft het goed gedaan, maar hij heeft geen geluk gehad.

Ze staat rechtop voor hem. Klaar om te ontploffen. Om haar lava uit te spuwen.

Dacht je soms dat ik de sleutels bij me zou dragen, idioot?'

Je weet maar nooit. Je laat me geen keus!' Haar neus bloedt, haar mond ook. Hij heeft er flink op los geslagen. Hij realiseert zich dat ze de eerste vrouw is die hij heeft geslagen. Maar in deze omstandigheden gelden bepaalde regels niet meer. Trouwens, hij had harder moeten slaan.

Maar nu is het haar beurt. Ze zal wraak nemen, daar bereidt hij zich geestelijk op voor.

Ze verlaat de kooi. Hij keert terug naar het hek, zonder haar uit het oog te verliezen.

De spanning stijgt. Wat voor wapen zal ze kiezen? Er zijn dagen die langer zijn dan andere. Uren die eindeloos duren.

Lydia is een paar meter verwijderd van wat er over is van haar slachtoffer.

Ze kan haar blik niet van de man afhouden, van de bloederige massa voor haar ogen.

Ze raakt zacht de gevoelige blauwe plek op haar gezicht aan. Maar het is niets vergeleken met wat ze tegenover zich ziet.

Deze keer heeft ze grenzen overschreden. Ze wist niet dat ze tot zoveel wreedheid in staat was.

Maar ik ben niet degene die die afschuwelijke dingen deed. Nee. Het is Aurelia.

Aurelia die wraak nam door middel van haar lichaam, haar kracht, haar hand. Haar leven.

Maar hij is niet gezwicht. Het laatste woord dat hij sprak tussen twee smeekbedes door was... onschuldig.

Toen begon Lydia te twijfelen. Dat doet ze nog steeds. Zwijgend beweegt ze haar lijf van voor naar achter, als een op hol geslagen pendule.

Op hol geslagen, ja. Dat is ze!

Ze gaat weer staan en komt dichterbij. Aarzelt. Daarna praat ze heel zacht tegen hem, alsof ze bang is hem wakker te maken.

Maar die kans bestaat niet, omdat hij niet slaapt. `Ben... Zeg de waarheid, alsjeblieft. Zeg me waar ze Ze verwacht natuurlijk geen antwoord.

Hoe zou hij nou antwoord kunnen geven? Om middernacht duwt Lydia de deur van het vrijstaande huis open.

Gewapend met een zaklamp waagt ze het de privacy van de Lorands te schenden.

Het huis is verlaten, zoals verwacht. Ze loopt erdoorheen en blijft staan bij een foto van het echtpaar en hun zoon. Benoit, lachend, stralend. Gelukkig, zonder enige twijfel.

Dan loopt ze naar het bureau, opent de bovenste la en ontdekt het houten kistje. Tot nu toe heeft hij niet gelogen. Toch hoopt ze nog steeds. Ze stalt de persoonlijke herinneringen uit op het bureaublad.

Plotseling ziet ze de hotelrekening. Op het simpele, oude vel papier staat alles: zijn naam, de data, het bedrag.

Benoit Lorand heeft daar van 2 tot en met 12 januari 1990 gelogeerd.

Honderden kilometers bij Osselle vandaan.

Mijlenver bij Aurelia vandaan. Ze neemt haar hoofd in haar ijskoude handen en barst los in een huilbui die tot aan het eind van de nacht zal duren.