Hoofdstuk 12
`Strychnine?' herhaalt Benoit ontzet.
`Ja, lieverd. Je weet wel, waarmee ze ratten doodmaken!' Hij hijst zich aan de tralies omhoog en blijft haar wezenloos aankijken.
`Heb... Heb je dat...?' `In je koffie gedaan, ja.' Lydia glimlacht bij het zien van zijn ogen, die groot zijn van schrik. Daarna kijkt ze op haar horloge.
`Het zal niet lang meer duren. In het algemeen begint het na tien tot vijftien minuten te werken.'
Benoit is verlamd van angst, zijn hersenen reageren niet. Hij is verdwaasd en kijkt haar alleen maar dom aan.
Tenslotte rent hij naar de wc en probeert het gif uit te braken. Tevergeefs. Zijn ingewanden, die gewend zijn om niets te doen, weigeren het weinige dat ze bevatten terug te geven. `Dat kun je beter niet doen, Ben. Hoe meer je je opwindt, hoe vlugger het gif werkt.'
Benoit komt terug en houdt zich vast aan het hek. Dat heb je toch niet echt gedaan, Lydia?' roept hij wanhopig uit.
Natuurlijk wel! Waarom denk je dat die koffie zo bitter was? Arme Ben, soms ben je zo naief! Wapenstilstand omwille van Kerstmis! Heb je dat voor zoete koek aangenomen?'
Hij wankelt en klemt zich vast aan een tralie. Verpletterd. Hij stikt bijna, meer door de angst dan door het gif.
'Wil je weten wat er gaat gebeuren?' vraagt Lydia op luchthartige toon.
`Het is niet waar... niet waar...' `Allereerst gaan je zintuigen alarm slaan. Ze worden intenser, scherper. Je gezichtsvermogen, je gehoor... Elk geluid gaat enorme proporties aannemen, elk licht gaat verblindend worden. Een volkomen nieuwe zintuiglijke ervaring!' Het serpent loopt elegant heen en weer aan de andere kant van de ijzeren grens en gaat met een vrolijke stem verder met haar macabere opsomming.
`Daarna komen de spierkrampen. Dat begint met het hoofd, het gezicht en de nek en vervolgens bereiken ze elk van je spieren, in het bijzonder die van de ruggengraat. Je pupillen gaan samentrekken, je gaat last krijgen van koude rillingen. Ook van hevige stuiptrekkingen. De aanvallen worden frequenter, tot ze niet meer ophouden.'
Ze kijkt hem even aan. Hij beweegt niet meer. Is al dood. `En je zult het ook verschrikkelijk koud hebben. Je zult denken dat je vanbinnen bevriest! Ik hoef alleen maar iets tegen je te zeggen of je aan te raken en dan volgt er al een aanval. Je zult tot aan het eind hij bewustzijn zijn. Ik heb dit gif uitgekozen, omdat het de allergruwelijkste dood tot gevolg heeft. De allerpijnlijkste. Gezien de dosis die ik in je koffie heb gedaan, zou de marteling minimaal zes en maximaal twaalf uur moeten duren.'
Plotseling stort hij zich op haar, maar hij stuit op de tralies die hij — misschien — is vergeten. Dan volgt er een vloed van scheldwoorden, die voor hilariteit in het vijandelijke kamp zorgt.
Hij schopt en slaat, laat de muren trillen met zijn krachtige stem.
Totdat hij stopt. Abrupt. Hij brengt een hand naar zijn buik, slaat dubbel, valt op zijn knieen en staat dan op handen en voeten, als een hond. Lydia wacht, met de sleutel in haar hand, om de kooi binnen te gaan. Misschien is hij nog gevaarlijk.
Zijn armen begeven het. Hij raakt de grond met volle k racht.
`Het lijkt te beginnen!' jubelt Lydia. Het gezicht van Benoit is verwrongen, zijn nek spant zich. Hij haalt steeds sneller adem.
De jonge vrouw denkt dat ze nu zonder risico het hol van de moordenaar kan binnengaan. Ze doet de deur open, maar blijft op een afstand van hem staan, met de elektrische vuist in de hand. Voor het geval dat... Benoit springt overeind. Hij wil zich op haar werpen. Maar zijn benen laten hem in de steek. Hij zakt opnieuw ineen en valt neer aan haar voeten. Je verspilt je krachten, Benoit. Het heeft geen zin om te vechten.'
Nogmaals een salvo van scheldwoorden, uitgesproken met een zwakke stem.
Hij ligt op zijn rug, met gebalde vuisten en gespannen kaken, zijn hele lijf trilt. Opengesperde ogen. Buitensporig grote ogen.
`Ik heb gelezen wat de effecten zijn, maar om ze in het echt te zien is nog beter! Nog indrukwekkender.'
Hij rolt op zijn zij, trekt zijn benen op en begint te kreunen.
Daar is de eerste aanval. Al zijn spieren verkrampen. Hij biedt zo goed mogelijk weerstand, brullend van de pijn. Het duurt een paar minuten. Een eeuwigheid.
Dan ontspant hij zich en rolt zich weer op. Wat blijft zijn de aandoenlijke schokken, het tragische gekerm. Hij probeert zijn ogen te beschermen met zijn verkrampte handen. `Het is vreselijk, is het niet, Benoit?'
Ze buigt zich voorover en praat heel zacht. `Zeg dat het je spijt dat je mijn leven en het hare kapot hebt gemaakt. Hoor je me, Ben?'
Hij hoort haar zo goed dat hij het idee heeft dat ze door een megafoon in zijn oor bruit. Dat ontketent een nieuwe aanval. Lydia vindt het leuk om alles nog erger te maken door om Ben heen te lopen en vlak bij zijn oren hard met haar hoge hakken op de grond te tikken.
`Elk geluid, Ben. Zelfs het kleinste! Elke beweging voor je ogen die niet willen sluiten. Ik hoef maar met mijn vingers te knippen. Open zenuwen hebben... Plotseling begrijp ik beter wat dat is.'
Zijn kaken zijn zo verlamd dat hij niet eens meer kan schreeuwen. Zijn wervelkolom buigt de verkeerde kant op. Even later trekt Lydia zich zachtjes terug en leunt tegen het hek.
Het is moeilijker te verdragen dan ze had gedacht. Maar een vertrouwde stem beveelt haar door te gaan. Niet opgeven! Niet nu! Hoe kun je medelijden met dit monster hebben?
Neem me niet kwalijk.
Je moet het doen. Doe het voor mij Ja. Voor jou.
Benoit overleeft de tweede aanval. Hij klappert met zijn tanden. Hij zweet tranen van ijs, zijn bloed is aan het bevriezen.
Ze richt zich nogmaals tot hem en zegt: `Het tegengif ligt hier naast me. Ik kan zorgen dat alles ophoudt. Als je maar bekent, Benoit.'
Derde aanval. Angstaanjagender dan de vorige. Ze weet dat hij haar nog steeds hoort. Dat hij alleen haar maar hoort. Ze heeft de indruk dat hij in stukken gaat breken, als een kristallen beeld.
Je moet bekennen, Benoit! Beken en ik geef je het tegengif!' Ze wacht zwijgend tot het eindelijk ophoudt.
Ze begrijpt dat hij probeert te praten en brengt haar oor naar zijn lippen, die al paars zijn.
Maar er komt geen enkele bekentenis uit de geelektrificeerde marionet. Hoogstens wat onheilspellend gereutel. Ze verliest haar geduld en pakt hem bij de schouders. Dat contact ontketent de vierde aanval.
`Beken! Beken, rotzak!' Uiteindelijk moet ze de verstijfde man loslaten, die voor haar ogen aan het stikken is.
Pauze. Ja, hij probeert haar iets te zeggen, maar hij heeft zijn gelaatsspieren niet onder controle.
Daar had ze aan moeten denken. Al zou hij het willen, hij zou niet kunnen praten in deze toestand. Ze had hem het tegengif moeten voorstellen, terwijl hij nog in staat was een woord uit te brengen. Stom van haar!
Ze slaakt een kreet van woede en geeft een harde schop tegen het hek. Het geluid heeft meteen effect op Benoits hersenen.
Vijfde aanval. Zijn gezicht krijgt een blauwige kleur, het is bijna net zo blauw als zijn ogen.
Lydia gaat de kooi uit en sluit de deur. `Ik zal je laten creperen, smeerlap. Vuile schoft!' Alleen de hakken en de schedel van Lorand raken de grond. De rest van zijn lichaam kromt zich omhoog, in de richting van het plafond.
De dood speelt met hem. Draait hem alle kanten op. Angstaanjagend, ja.
Als ik nu niet ingrijp, zal hij sterven. En dan zal hij me nooit zeggen waar je bent...
Ze pakt de injectienaald die ze samen met de koffie naar de kelder heeft meegenomen en keert dan terug naar haar zondebok. Zonder aarzeling steekt ze de naald in zijn dij. Nu moet ze hem dwingen de pillen te stikken. Maar eerst moet ze wachten tot zijn keel voldoende is ontspannen om iets anders dan een beetje lucht door te laten.
Wachten, ja. Eindeloos lange minuten, waarin zijn hart het kan opgeven. Waarin zijn verstijfde ademhalingsspieren tot verstik-king kunnen leiden.
Rotgif! Nog steeds verkrampt ondergaat Benoit de vijandelijke aanvallen. Hij lijkt net een vis die uit het water komt, verkrampt door de dood en spartelend op de grond.
Lydia begint te twijfelen, als hij zich eindelijk ontspant. Zijn armen, zijn handen blijven verkrampt, maar zijn rug ligt weer op het beton. Ze pakt hem vast onder de oksels. Met heel veel inspanning lukt het haar om hem met zijn rug tegen het hek te laten leunen. Dan dwingt ze hem drie pillen met een glas water door te slikken, waarvan hij de helft weer uitspuugt.
Hij ontsnapt ternauwernood aan een zesde aanval, die zijn hart beslist niet zou hebben overleefd.
Ze doet snel het licht uit, vermijdt elk geluid, hoe klein ook, en drapeert de deken over zijn schouders.
Warmte, stilte en rust. Drie ingredienten om zijn leven te redden.
Ze blijft bij hem zonder zich te verroeren. En tenslotte verliest hij het bewustzijn. Zonder zijn verschrikkelijke geheim te hebben prijsgegeven.