Hoodfstuk 2

Wat voor dag is het vandaag?

Dinsdag 14 december. Ja, dat klopt. Zojuist zei ze dat ik al op het bureau had moeten zijn. Het moet dus tussen tien en elf uur in de ochtend zijn.

Net is heel belangrijk om de draad van de tijd niet kwijt te raken.

Het is de eerste keer dat het Benoit spijt dat hij niet aan het werk is! De eerste keer dat hij de scheldkanonnades van zijn grote baas mist.

Hij trekt zijn jas uit en staat op. Hij is nog steeds draaierig. Dat kreng moet de maximale dosis in mijn whisky hebben gedaan!

Hij loopt langs het hek en ziet dat het kortgeleden in het beton is gemetseld. Voor de deur van het hek blijft hij staan. Hij probeert het een paar keer... Met al zijn kracht. Hij duwt er met zijn schouder tegen en schopt tegen het slot. En kracht heeft Benoit! Nog steeds. In overvloed.

Maar de deur is solide en zou zelfs bestand zijn tegen de aanvallen van een opgefokte vechtstier.

Benoit gaat onder het hoge kelderraam staan, dat hij net niet kan bereiken. Toch is hij bepaald geen dwerg! Hoe dan ook, achter de vuile ruit zitten tralies. Maar hij zou wel om hulp kunnen roepen.

Nee, daar is het nog te vroeg voor! Hij moet vooral rustig blijven. In de buurt van de wasbak gaat hij op zoek naar iets waarmee hij het slot zou kunnen openbreken.

Niets. Zijn spieren blijken nutteloos te zijn, dus schakelt hij zijn hersens in. Het belangrijkste is kalm blijven, nadenken. Begrijpen.

Je handelt beter als je begrijpt. Je vecht gemakkelijker tegen een tegenstander van wie je de denkwijze doorgrondt. Hij gaat weer op zijn deken zitten. Als een hond.

Waarom? Waarom heeft die meid me hier opgesloten? Is het pure waanzin? Een seksuele afwijking?

Het ergste is dat ze mijn revolver heeft, geladen nog wel! Om je te zien sterven, hoofdinspecteur.

Nee, ik snap niet waarom zij me zou willen neerschieten! Hoewel... Ik heb in mijn carriere een paar keer met psychopaten te maken gehad. Ze hebben echt geen reden nodig om hun slachtoffer om te brengen!

Of ik heb haar vent in de kraag gepakt en in de nor gegooid. Maar zo gaan criminelen niet te werk. Ze vragen niet aan hun vrouw of ze uit wraak een smeris willen opsluiten. Losgeld? Belachelijk! Ik heb geen rooie cent! Mijn familie evenmin.

En Gaelle die waarschijnlijk stad en land afbelt om te informeren waar ik ben, die zich waarschijnlijk vreselijk ongerust maakt!

Benoit krimpt ineen. Het niet-weten is de ergste kwelling. Hij heeft het gevoel dat hij zich in een kafkaeske scene bevindt. lets waanzinnigs. Een soort nachtmerrie met een vleugje werkelijkheid.

Ze gaat iets eisen in ruil voor mijn persoontje. Ja, dat is het! Ze gaat contact opnemen met het ministerie en zeggen dat ze een politieman heeft gegijzeld om de vrijlating van een boef te krijgen. Maar ze hebben toch lak aan een hoofd-inspecteurtje uit de provincie?

Wrede vraag: wat is mijn hachje waard? Hij stikt bijna. Hij knoopt zijn hemd los tot halverwege zijn borstkas, en richt zijn heldere ogen op het kelderraam. Hij heeft zin om te schreeuwen en te staan.

Spaar je krachten, Ben... Je zult ze nodig hebben om uit deze val te komen.

Hij begint weer te lopen. Hij kan zich er niet van weerhouden, alsof hij zich aan de dood zou overgeven als hij zich niet bewoog.

Roofdier in een kooi. Plotseling begrijpt hij het voortdurende heen en weer lopen van de dieren in de dierentuinen, vlak achter de tralies. Verdomme, waarom heb ik haar niet aan de kant van de weg laten staan? Hoe kon ik zo stom zijn?

Maar hoe had ik nou kunnen raden dat die meid met de allures van een femme fatale me in haar kelder zou opsluiten?

Fataal, ja. Dat zou ze voor hem kunnen worden. Hoe dan ook, ze zullen merken dat ik verdwenen ben, en een onderzoek starten. Behalve dat dit krot niet echt op mijn route ligt.

Misschien is ze zo onvoorzichtig geweest om mijn mobiele telefoon aan te laten. Dan zouden ze me kunnen traceren... 'Kom op, jongens, haal me hieruit!' smeekt hij. 'Haal me hieruit...'

Niet aan de dood denken. Niet zo snel. Binnen een paar uur is hij claustrofobisch geworden. Een gevoel dat hij niet kende.

Nog nooit heeft hij zich zo machteloos, zo weerloos gevoeld.

Hij is aan de willekeur van iemand overgeleverd. Aan de willekeur van een vrouw. Van een gek!

Zij was niet toevallig op die weg. Ze had het op mij gemunt! Maar hoe kon ze weten dat ik precies op dat tijdstip Saint-Vit zou passeren? Ik kom nooit op dezelfde tijd thuis. Het is absurd! Bovendien kwam ik terug uit Dijon, niet uit Besancon.

Jawel, het is toeval. Een pijnlijk toeval. Het lot heeft mij getroffen. Maar ik heb dat niet verdiend. Hij gaat languit op de deken liggen. Het beton is niet erg comfortabel, maar het is zinloos om zijn energie te verspillen.

Ze verliest niets door te wachten. Als ik hieruit kom, zal ze moeten boeten.

Het lijkt op een spel. De eerste die beweegt heeft verloren. Sinds wanneer zit ze zo naar me te kijken? Minstens een uur...

Op haar stoel, haar benen over elkaar geslagen, zoals altijd. Af en toe een saffie. Ik zou ook wel een sigaret willen roken... Ze is tegenover de tralies gaan zitten, zonder iets te zeggen, met haar gezicht in de schaduw. Ze heeft haar mantel-pakje verwisseld voor een minder sexy outfit: spijkerbroek, trui, gympen.

Ik zou me ook graag willen omkleden. Een lekkere douche, schone kleren...

Benoit protesteert niet. Hij zit op zijn deken, met opgetrokken benen. Heel braaf.

Vastbesloten haar te laten geloven dat hij niet bang is, zelfs niet nerveus. Een olympische kalmte, bij wijze van facade. Wil ze urenlang naar me kijken? Het zij zo! Ze gaat haar gang maar. Tenslotte zal ze genoeg krijgen van dat stomme gedoe van haar. Tenslotte zal ze zeggen wat ze van me wil. Ik heb een aantal gestoorden gekend, maar zij spant de kroon.

De zon is verdwenen achter het kelderraam. De dag zal spoedig niets meer zijn dan een nare herinnering.

Ik hoop dat ze een onderzoek in gang hebben gezet, dat mijn mobiele telefoon haar zal verraden...

Als ze me had willen doden, zou ze de trekker al hebben overgehaald. Zo moeilijk is dat niet!

Je stelt jezelf zoveel mogelijk gerust. Door gebrek aan beweging verstijven zijn gewrichten. Hij heeft zin om op te staan, maar hij heeft besloten niet als eerste te bewegen.

Hij zit in het bleke licht. Zij in het duister. Hij staart naar haar zonder haar echt te zien. Hij ziet alleen maar de duisternis.

Ik heb pijn in mijn kont door het beton! Ik heb dorst. Ik heb honger.

Hoe kun je honger hebben terwijl je niet weet of je de volgende morgen nog leeft? Vitale functies, instincten... Het Iichaam gaat verder met leven, terwijl de geest al went aan het idee van de dood.

Ze steekt nog een sigaret op. Net vlammetje van de aan-steker verlicht heel even haar gezicht.

Een heel knap gezicht, denkt Ben. Niet volmaakt, nee. Eerder fascinerend. Mannen noch vrouwen zouden er zonder emotie naar kunnen kijken. Ja, je blik wordt absoluut getrokken naar dat gezicht als een beeldhouwwerk: het straalt kilte en vurigheid uit. Je kunt niet anders dan die gelaatstrekken bestuderen. Ze zijn zowel verleidelijk als verontrustend en ze contrasteren met de kwetsbaarheid die je achter die prachtige irissen vermoedt.

Een boeiend werkstuk van de natuur. Ja, een beeldschoon gezicht.

Een monster. Zo ziet hij haar voortaan. Een monster, vermomd als een prachtige vrouw.

Ideale vermomming om haar mannelijke prooien aan te trekken.

`Waar denk je aan, hoofdinspecteur?' Benoit schrikt op. Hij heeft gewonnen, want zij heeft als eerste de stilte verbroken.

Hij geeft geen antwoord en stelt zich tevreden met een zelfverzekerde glimlach.

`Waar denk je aan, Benoit?' `Aan jou, natuurlijk. Aan wie zou ik anders kunnen denken?'

Je stelt jezelf heel wat vragen, is het niet?'

Een paar.' Wat voor vragen?' Hij gaat dicht bij de tralies staan. 'Ik vraag me af hoe die klootzak van een psychiater heet die jou uit het gesticht heeft ontslagen!'

Ze werpt hem een discrete maar sinistere glimlach toe. Denk je dat ik gek ben?'

'Ik ben ervan overtuigd!' `Dan vergis je je.'

`Blij dat te horen!' `Een andere vraag?' 'Ik vroeg me ook af hoe ik je zou laten boeten als ik hieruit kom...'

`Dreigementen?' 'Ik heb een paar ideetjes!' `Denk je echt dat je in een sterke positie verkeert, hoofd-inspecteur? Als ik jou was zou ik me maar gedeisd houden!' `Dat is mijn stijl niet, liefje, het spijt me!'

Lydia lacht spottend. Ze kijkt hem strak aan, terwijl ze automatisch met een lok van haar prachtige rode haardos speelt. Een tic die Benoit van begin af aan is opgevallen. Je zit al urenlang naar me te kijken. Voel je je zo tot me aangetrokken?' zegt hij stoutmoedig. 'Het is vleiend, maar...' Ze neemt niet de moeite om te antwoorden.

`Als het zo is, beloof ik een foto van me naar je toe te sturen, wanneer je in de bajes zit,' vervolgt Benoit. 'Of in het gekkenhuis. Je zult me in alle rust kunnen bewonderen. Dat zal het enige zijn wat je hebt om je ellenlange dagen mee te vullen.' Nog steeds geen reactie.

Luister, Lydia... Als je me aantrekkelijk vindt, kan ik mis-

schien iets voor je doen. Als dat is wat je wilt, is het niet nodig me in je kelder op te sluiten. Dan kunnen we beter naar je slaapkamer gaan, toch?'

Ze staat op. Hij koestert even hoop, maar het enige wat zij doet is de trap op klimmen.

`Lydia. Ga er nou met vandoor. Wat is er? Jaag ik jou schrik aan? Kom terug!'

De deur slaat dicht. Hij zucht. Mislukt. Hij had zich minder cynisch moeten tonen, subtieler. Hij laat zich weer op zijn deken zakken, strekt zich uit en bedekt zich met zijn jas. Verdomme, wat een vochtige kou! Ze zal gauw terugkomen... Ik zal van strategie veranderen. Ik vind heus wel haar zwakke punt.

Ze staan elk aan een kant van het hek. De nacht is gevallen. Lydia heeft het licht aangedaan, dat flikkert als een hout-vuurtje.

Deze keer is ze heel dichtbij gekomen. Hij steekt zijn armen door de opening tussen twee tralies en trekt haar ruw naar zich toe.

`En, Lydia? Heb je soms tralies nodig om klaar te komen?' Ze drukt haar lippen tegen de zijne. Hij heeft zin om haar te bijten, maar hij moet haar geven wat ze wenst, in de hoop zijn vrijheid terug te krijgen. Hij kust haar en laat zijn handen onder haar rok glijden.

Niet erg praktisch, zo'n hek. Maar de situatie is niet onaangenaam.

Hij dacht dat hij alles wist. Maar dit... dit komt niet in de Kama Sutra voor! Dit moet er als bijlage aan worden toegevoegd.

Ze fluistert zijn naam, met een wulpse stem. Ze knoopt zijn hemd los. Hij laat haar haar gang gaan. Zij heeft de sleutels. Zij heeft alle rechten.

Hij sluit zijn ogen, rillend van genot. Zij maakt zijn riem los en trekt zijn broek uit. Ja, er zijn beslist situaties die vervelender zijn. Zij leidt de dans, hij verzet zich niet. Hij heeft altijd al moeite gehad om vrouwen te weerstaan. En vice versa... Benoit doet met een schok zijn ogen open.

Hij ligt met zijn rug tegen de ijskoude muur. Het is pikdonker om hem heen.

Het genot is er nog, in zijn onderbuik. Maar het is slechts een droom. Werkelijker dan in het echt.

Verdomme! Waarom heb ik die bizarre droom? Ik kan toch niet naar die gek verlangen?

Hij gaat op de tast naar de fantastische, super-de-luxe badkamer. Dan stoot hij zijn hoofd hard tegen de muur. `Verdomme!'

Een probleem, hoofdinspecteur?' Hij schrikt zich een ongeluk. Hij zal nog eens een hart-aanval krijgen!

Daar is ze in het duister. Ongetwijfeld heeft ze op haar stoel naar me zitten kijken terwijl ik sliep.

Belachelijk! Ze kan me niet zien in het donker... Toch voelt hij zich bespioneerd, bespied, bijna verkracht. `Bang in het donker, Benoit?'

Hij zwijgt. Zonder zich te bewegen wacht hij op het vervolg van het spel. Want het is een spel, zonder enige twijfel. Hij hoort haar opstaan en raadt haar bewegingen. Het kelderraam biedt niet veel meer dan een zwak maanlicht, waar zijn ogen aan beginnen te wennen. Ze drukt op de lichtschakelaar. Het peertje aan het plafond verspreidt plotseling een helder licht.

Ze komt dichterbij, wat hem aan zijn droom herinnert. Haar niet afschrikken, haar niet op de vlucht jagen. Hij probeert een stap te zetten, zij beweegt niet.

`Lydia, ik beken dat ik je niet begrijp. Maar je zult het me vast en zeker kunnen uitleggen...'

Nog een stap. Ze is er nog steeds, vlak bij de verboden grens. Ze gaat er niet vandoor, zoals in zijn droom. Een voor-spellende droom? Hij beseft dat hij dat graag zou willen. `Lydia, ik begin honger te krijgen.'

`Dat dacht ik wel. Je hebt al meer dan vierentwintig uur niet gegeten. Maar het schijnt dat je langer dan een maand in leven kunt blijven als je alleen maar water drinkt.'

Zijn keel wordt dichtgeknepen, zijn ingewanden ook. `Is dat je plan? Me te zien verhongeren?'

Hij loopt langzaam naar voren. Zo dicht bij het doel. `Je zult het wel zien!' antwoordt ze.

`Ik heb nooit van verrassingen gehouden. Dus zeg me wat me te wachten staat...'

Plotseling stort hij zich op haar. Ze probeert weg te lopen, maar ze is niet snel genoeg. Hij heeft haar poll te pakken. Hij draait haar om, met haar rug tegen het hek, en legt zijn arm over haar keel.

`Nu is het uit met die geintjes, he, Lydia?' Ze verzet zich hevig, maar hij houdt stand. Met zijn andere hand begint hij haar te fouilleren.

`Waar zijn de sleutels?' brult hij.

`Denk je echt dat ik die bij me draag? Gebruik je verstand!

Als je me wurgt, kom je hier nooit meer uit!' Hij trekt aan haar haren en geeft een ruk aan haar sierlijke nek. Ze slaakt een kreet van pijn.

`Waar zijn die rotsleutels?' sist hij op dreigende toon. `Op de verdieping hierboven! Je verspilt je tijd, klootzak.' Hij heeft zin om haar nek te breken. Maar het is waar wat ze zegt: als hij haar doodt, zal hij hier wegrotten, met een lijk tegenover zich. Hij dwingt haar zich naar hem om te draaien. Haar champagnekleurige ogen spuwen vuur.

`Wat wil je, Lydia?' Benoit raakt haar keel aan met zijn vingertoppen. Na de spierkrachtmethode wil hij zachtheid proberen. Hij strijkt met een hand over haar borst en kijkt haar diep in de ogen. `Is dit wat je wilt?'

Bij wijze van antwoord krijgt hij een knietje tussen zijn benen. Hij laat zijn prooi los en krimpt ineen van de pijn. Lydia is achteruitgestapt. Ze kijkt hem met een duivelse glimlach aan en daarna barst ze in lachen uit.

Nog nooit heeft hij iemand zo angstaanjagend horen lachen. Hij recht zijn rug en onderdrukt de pijn. Dan schopt hij tegen de ongevoelige deur.

Verdomme! Ik heb genoeg van je flauwekul. Ga je me nou eindelijk eens vertellen wat je wilt?'

Ze paradeert op een afstandje voor hem langs. Beschermd door haar Chinese Muur.

`Begeven je zenuwen het, hoofdinspecteur? Nu al? Ik had gedacht dat je taaier zou zijn.'

`Wacht maar tot ik buiten ben. Ik zal je...' `Welterusten, Benoit!' onderbreekt ze. `Droom maar lekker...

Hij begint te schreeuwen als een gek. `Ik maak je dood, takkewijf. Hoor je me? Ik vermoord je!' Ze lacht opnieuw haar duivelse lach. Daarna gaat het licht uit en de deur dicht.

Hij strekt zich uit op zijn provisorische bed. Het gezicht van zijn kleine Jeremy lacht hem toe. Hij zal papa vast en zeker missen.

Maar papa komt terug, lieverd... Hij gaat op zijn zij liggen en wikkelt zich in de deken. Alleen de duisternis kijkt naar hem. Nu kan hij eindelijk zijn tranen laten stromen.