23
Julia’s broer Rupert belde tien minuten voordat ze haar eerste rijles had. Ze had de tientallen advertenties in de gouden gids bekeken en had uiteindelijk een instructeur gevonden die haar les wilde geven. Maar als ze nog een keer de uitdrukking je hebt gemiddeld een les nodig voor elk jaar van je leven hoorde, dan ging ze gillen. Zoveel kon ze zich er niet veroorloven.
“Rupert, ik heb geen tijd om te kletsen, ik heb zo rijles.”
“Echt waar? Ik klets ook niet. We moeten iets regelen in verband met die zaak met Strange.”
“Ah…Hebben ze gekeken op de plaats die ik zei?”
“Ja, en ze hebben de boel gevonden. Wat ze nu willen weten, is hoe jij wist dat het daar zou liggen. En eerlijk gezegd vind ik dat een terechte vraag.”
Natuurlijk was het terecht. Alleen jammer dat het verdomd onmogelijk was om antwoord te geven. “O, nou, ik ben blij dat ze alles hebben gevonden. En ik wist niet dat het daar lag. Ik dacht het alleen. Darren is wel eens vaker iets kwijtgeraakt dat in zijn archiefkast opdook.”
“Tja, maar kennelijk hadden de meisjes op kantoor daar al gezocht. Ze vonden het heel verdacht, en ik ook.”
“Rupert?” Julia legde ijzig ongeloof in haar stem. “Wil jij suggereren dat ik op de een of andere manier de papieren in Darrens archiefkast heb gelegd? Dat ik ze al die tijd al had en ze op de een of andere manier stiekem heb teruggelegd? Zo ja, dan ben ik reuze benieuwd om te horen hoe ik dat dan gedaan zou hebben. In het holst van de nacht ingebroken, zeker? Het inbraakalarm onklaar gemaakt, afdrukken van alle sleutels gemaakt en ze gewoon teruggelegd? Sorry dat ik het moet vragen, Rupert, ouwe jongen, maar heb je iets geslikt of zo?”
“Het was maar een vraag, Ju.”
Julia legde triomfantelijk de hoorn op de haak. Als je onder druk werd gezet, was het toch handig een buitengewoon sarcastische hoofdonderwijzeres te hebben gehad. Ze was zo verrukt dat haar achterbakse misdaad niet was ontdekt en dat ze haar broers zeer terechte verdenkingen had afgehandeld, dat ze vergat om zenuwachtig te zijn voor de rijles.
∗
“Je rijdt erg goed, weet je dat?”
Julia zette de motor af en wachtte op het onvermijdelijke voor een vrouw, die ook nog eens zwanger is. Maar het bleef uit.
“Ik weet niet wie jou hiervoor lesgaf, maar die deed het niet slecht.” Mike glimlachte naar haar.
Hij was erg aardig, realiseerde Julia zich na verloop van tijd. Hij nam haar iedere les mee naar Oxford, naar het kanaal, totdat ze de route helemaal uit haar hoofd kende. Nu de route die ze iedere dag moest nemen vertrouwd was (de ware reden dat ze wilde leren autorijden) werd de gedachte aan het rijexamen minder eng.
Ze had vier lessen van twee uur voordat de volgende zwangerschapsles was. Haar zelfvertrouwen was met haar rijlessen toegenomen. Mike had het examen al aangevraagd. Julia besloot dat ze Fergus eindelijk op zijn plek zou zetten. Dinsdagmiddag belde ze hem op. Ze kreeg zijn antwoordapparaat.
“Met Julia. Ik bel alleen even om te zeggen dat het me beter lijkt als je vanavond niet naar de zwangerschapsles komt. Het is te verwarrend voor iedereen en ik wil je er liever niet bij hebben. Je hoeft me niet terug te bellen. Dag.”
“Dat moet toch duidelijk zijn,” zei ze tegen zichzelf, toen ze had opgehangen.
Dat was het ook, maar ze was teleurgesteld toen ze merkte dat ze die avond heel vaak naar de deur keek, om te zien of hij echt niet kwam.
Het verbaasde haar niet dat Lucasta vroeg of ze nog even wilde blijven toen iedereen aanstalten maakte om weg te gaan. De groep had de hele avond video’s van geboortes bekeken. Julia had haar ogen dichtgehouden.
“Zeg, hoe zit het met Fergus?” wilde Lucasta heel onprofessioneel weten. “Ik neem aan dat hij de vader is.”
“Ja, hij heeft aangeboden om met me te trouwen en ik heb geweigerd. Hij wil veel meer betrokken zijn bij de baby dan ik wil.”
“Waarom?”
“Omdat hij kinderen wil en zijn eerste vrouw haar carrière op de eerste plaats zette en ze niet wilde.”
“Nee, ik bedoel, waarom wil je niet dat hij erbij betrokken is? Het is fijn om een vriend erbij te hebben, hoor.”
“Het is vast heel fijn om een man te hebben die met je meegaat naar het ziekenhuis en zo.” Even dacht ze aan de andere stelletjes in de groep, die echt stelletjes waren en niet een terloopse relatie hadden gehad. “Maar als we zouden trouwen, zou het toch niet lang duren, en ik begin liever niet aan iets als het uiteindelijk toch in tranen eindigt.”
Julia verwachtte veel meer tegenspraak, maar werd teleurgesteld. “Jammer, hij lijkt me een aardige man,” was het enige dat Lucasta zei.
“Hij is ook een aardige man. Ik kan je zijn telefoonnummer wel geven als je wilt,” zei Julia.
Lucasta schoot in de lach. “Nee, sorry. Ik ben al bezet. Moet je kijken.” En uit de opening van haar bloes haalde ze een gouden ketting waaraan een reusachtige, spectaculair fonkelende diamanten ring hing. “Ik kan hem tijdens mijn werk niet dragen, omdat ik er iemand mee zou kunnen verwonden, maar is hij niet fantastisch? We gaan in het voorjaar trouwen.”
“Wauw,” zei Julia. “Hij is magnifiek.”
“Soms,” zei Lucasta mysterieus, “is een verbintenis het waard.”
De dag voordat Julia haar theorie-examen moest doen, gaf Mike haar een boek vol vragen die waarschijnlijk gesteld zouden worden, ‘s-Avonds las ze het keer op keer, en dwong ze haar vermoeide hersenen om de informatie op te nemen.
“Het is een makkie,” zei Mike, nadat Julia keurig voor het examengebouw had geparkeerd. “Je hoeft niet te blijven zitten als je klaar bent. Kom gewoon naar buiten, dan gaan we verder met de les. Heb ik het je al verteld? Je examendatum is bekend. Er is iemand uitgevallen. Volgende week.”
Dit stukje informatie bracht Julia een beetje van haar stuk, maar ze vond de vragen niet moeilijk. Ze vond meerkeuze altijd een gemakkelijke optie, waarschijnlijk omdat ze er als tiener al zoveel had gedaan om zichzelf te leren kennen. Test je eigen sensualiteit – ben jij een stoeipoes? En Goede vriendin of mooiweer-vriendin? Zou jij je vriendin laten vallen als er een man in het spel was? Je wist altijd precies wat het beste antwoord moest zijn om goed uit de bus te komen.
“Ging het goed?” vroeg Mike, toen Julia naar buiten kwam. Julia knikte. “Mooi zo. Ik wil vandaag naar Swindon.”
“Swindon? Is dat erg moeilijk of zo?”
“Nee. Ik moet er iets kopen.”
“Ah, dus ik ga met je boodschappen doen?”
“Precies. Dus niet treuzelen.”
Julia was niet bijzonder zenuwachtig voor het examen. Natuurlijk zou ze heel erg teleurgesteld zijn als ze zakte, maar ze hield er rekening mee. En het hielp om te weten dat ze in een auto zou rijden waarin een dubbele bediening zat, zodat ze niemand kon doden en niet gedood kon worden. Ze kende de examenroute net zo goed als de route van haar huis naar de Pyramus in Oxford, waar ze de laatste keer dat Julia erlangs reed aangemeerd lag en klaar was voor haar carrièreverandering. Ook Julia’s achteruit inparkeren was erg vooruitgegaan.
“Zo, wanneer bent u uitgerekend?” vroeg de examinator, terwijl hij onzeker naar haar buik keek. Hij was een vriendelijke man van middelbare leeftijd. “Ik heb er zelf vier.”
“Begin februari pas, dus maakt u zich maar geen zorgen. Het zal er vandaag niet van komen.”
“Ik denk toch dat we de noodstop maar niet met hoge snelheid zullen doen. Als u klaar bent, dan kunt u wegrijden…”
∗
Julia eindigde haar ronde telefoontjes en had een pijnlijk oor van de juichende felicitaties voor het behalen van haar rijexamen. Maar ze wist dat de enige persoon die ze het heel graag wilde vertellen, die het meer dan wie ook verdiende om het te weten, Fergus was. Julia wist dat het kwam door het goede begin dat hij haar had gegeven dat ze haar examen zo snel had gehaald. Waarom kon ze zich dan niet gewoon volwassen gedragen en hem bedanken?
Ze kon het wel, ze kon hem alleen niet bellen om het hem te vertellen. Ze wilde hem liever niet spreken en ze wilde ook geen bericht op zijn antwoordapparaat achterlaten. Ze besloot het met een kaart te zeggen.
Gelukkig had ze van voorgaande jaren nog een hele stapel kerstkaarten over – smaakvol versierd met schattige plaatjes van jonge dieren – want iedere keer ging het mis en moest ze het doorkrassen en overnieuw beginnen. Ze had nog maar twee kaarten over toen ze zich bedacht dat ze beter in het klad kon bedenken wat ze wilde zeggen en het dan in haar beste handschrift op de kaart kon zetten, met op de voorkant een poes met strik die met zijn kop uit een mand met blauwe rozen te voorschijn kwam. Uiteindelijk schreef ze: Beste Fergus, ik schrijf je om je te laten weten dat ik ben geslaagd voor mijn rijexamen en om je te bedanken voor al je hulp.
Het was niet perfect, hij vond het waarschijnlijk een misselijkmakend plaatje, maar het kon ermee door. Als ze het aan zichzelf had kunnen toegeven, dan zou ze hebben gezegd dat ze hem miste en hem graag een heerlijk etentje wilde aanbieden om hem te bedanken voor al zijn tijd en moeite. Het was wel het minste dat ze hem verschuldigd was. Uiteindelijk besloot ze om hem een keer op de boot uit te nodigen, als ze daar eenmaal haar draai had gevonden.
∗
“Kijk eens aan, wijfie. Een busje, veilig afgeleverd.”
Het was pikkedonker en het regende. De man die nu met de sleuteltjes zwierde en wachtte tot zij ze aanpakte, droeg een zwart leren motorpak. Zijn vriend had hem gevolgd op een Harley Davidson, die nu het tafereel verlichtte.
“Dank je.” Julia pakte de sleutels aan alsof ze levensgevaarlijk waren. Sleutels hebben leek een enorme verantwoordelijkheid.
“Er ligt een aantal menu’s en zo in de map op de voorbank. Ik zou even een rondje met je kunnen rijden om de eigenaardigheden van het busje uit te leggen…,” Julia deed haar mond open om op dit aanbod in te gaan, “…maar dat is niet echt nodig. Hij loopt prima. Alleen de brandstofmeter is een beetje lastig. Zodra hij niet meer helemaal vol is, geeft hij aan dat hij al halfleeg is, dus moet je de kilometerstand bijhouden. Alles geregeld zo?”
Ze realiseerde zich dat het geen zin had om te zeggen dat ze nog maar net haar rijbewijs had, het was donker, het regende, en ze was zwanger. “Ja hoor,” zei ze daarom. “Prima. Ik red me wel, dank je. Ga maar. Ben jij van de bemanning?”
Hij knikte. “Ja. Ik ben er als je begint. Dinsdagavond is het toch, hè?”
“Dat klopt.”
“Dan zie ik je dan wel.” Hij wapperde vrolijk met zijn vingers en sprong op het zadel van de Harley. Zijn vriend joeg een paar honderd decibellen en een grote hoeveelheid fossiele brandstof in de lucht en ze denderden weg.
Julia keek eens naar haar nieuwe verantwoordelijkheid. Het gele schijnsel van de straatlantaarn liet niet echt zien wat voor kleur hij had, maar ze kon zien dat hij in de traditionele kanaalschipstijl was beschilderd, met slingerende krulletters en een paar kransen van rozen en madeliefjes rond de naam. Jammer dat er La Barge Baguette op stond in plaats van Pyramus, maar daar was niets aan te doen.
Ze rinkelde met de sleutels in haar handen. Ze had zo vaak de woorden “Waar zijn mijn autosleutels?” gehoord. Nu zou ze het zelf zeggen. Ze zou ze aan een speciaal haakje hangen, zodat ze ze niet kwijt kon raken.
Opwinding borrelde haar angst voorbij. Ze had leren rijden en nu zou ze door wat op een restaurantboot te koken een hoop geld verdienen.
Julia overwoog haar mogelijkheden. Ze kon de menu’s en de andere informatie uit het busje halen en ze binnen bestuderen. Of ze kon in het busje stappen én wegrijden, iets waar ze tegenop zag en tegelijkertijd naar verlangde. De baby bewoog zich bemoedigend, alsof hij haar wilde vertellen dat ze niet zo laf moest zijn. Julia controleerde of ze haar huissleutels bij zich had en of de deur dicht was, stapte in het busje en stak aarzelend de sleutel in het contactslot.
Ze schoof de stoel naar voren, trok de gordel over haar buik, prutste wat met de spiegels en draaide toen het sleuteltje om.
In eerste instantie kon ze niet geloven dat ze zelf mocht rijden.
En het busje was heel anders dan de twee auto’s waar ze voorheen in had gereden, maar na een paar minuten begon het wat meer vertrouwd te raken. Een gevoel van succes verzachtte haar pijnlijke rug en kalmeerde haar angst over het koken omdat ze er een paar maanden uit was geweest. Ze kon autorijden; ze was echt volwassen. De Levenslessen hadden hun vruchten afgeworpen.
∗
Julia had met Suzy op de boot afgesproken en het was enig om haar weer te zien. Suzy had een nieuw kapsel, heel kort en chic, en zag er mooier uit dan ooit. Ze omhelsde Julia.
“Net als vroeger! Alleen kan ik niet geloven hoe dik je bent geworden! Wat spannend! Ik mag toch wel de peetmoeder zijn, hè? Ik wil het dolgraag foute cadeautjes geven en het meenemen naar films waar het nog veel te jong voor is.”
Julia sloeg haar armen om haar heen. “Natuurlijk. Ik zou niemand anders willen. Het is zo leuk om weer terug te zijn op de Pyramus en weer samen te werken.” Julia baande zich een weg naar de kombuis en keek om zich heen.
“Het is een beetje een troep,” zei Suzy. “Ik heb een poging gewaagd, maar je weet, ik ben hopeloos als het om schoonmaken gaat.”
“Ah,” zei Julia. “Hoe gaat het met Wayne?”
“Hij vond de opleiding waardeloos en wilde ermee ophouden, maar toen heb ik hem gezegd dat het vast wel beter zou worden, en ik had gelijk.”
Julia glimlachte. “Dus je bent een echt moedertje voor hem?”
“Helemaal niet. Meer een echtgenote, of partner, of hoe je het ook wilt noemen. Nu we het er toch over hebben, hoe is het met Fergus?”
Julia besefte dat dit gesprek onvermijdelijk was en zuchtte. “Oké. Ik zal je alle intieme details vertellen als we ondertussen schoonmaken. We hebben morgen onze eerste reservering al, hoor!”
“Dat weet ik toch! Ik heb het zelf geregeld!”
Ze waren nog steeds een team. Tegen de tijd dat de gasten de volgende avond arriveerden, was de boot klaar voor een bezoek van de inspecteur van de Gezondheidsdienst, of van Oscars moeder. En de geuren die vanuit de kombuis opstegen, zouden iedereen hebben verleid om zich niet aan zijn dieet te houden.
Julia had de menu’s gelezen, ze aangepast om ze een persoonlijk tintje te geven en had veel van de voorbereidingen al thuis gedaan, waar ze meer ruimte en meer moderne apparaten had. (Suzy had haar, in plaats van een breiwerkje voor de baby, een keukenmachine gegeven.) Ze had gemberwafeltjes gemaakt, lamsvlees gemarineerd, was uren bezig geweest met uientaartjes, met gerookte zalm in vierkantjes te snijden en met allerlei andere leuke, piete-peuterige dingen waarvoor ze van de zomer nooit tijd zou hebben gehad. Het verbaasde haar hoe leuk ze het vond. Een diner bereiden was leuk als je niet eerst ook al ontbijt, lunch en thee had geserveerd en acht hutten en drie chemische toiletten had schoongemaakt.
Zich in de kombuis bewegen was lastiger. In tegenstelling tot Julia was de kombuis er niet groter op geworden sinds de laatste keer en hij voelde een stuk kleiner aan. Haar buik werd steeds nat, terwijl dat vroeger nooit gebeurde, mogelijk omdat ze zich nu voorover moest buigen om af te wassen en ze zich niet realiseerde hoever ze uitstak. Haar evenwichtsgevoel was niet zo goed als hij was geweest en een paar keer viel ze omver toen ze op haar hurken zat om wat spullen uit de onderste kastjes te halen.
Maar ze was meer dan klaar voor de eerste serie gasten, een groep universiteitstypes die al eerder had gereserveerd.
“Je zult zien dat Fergus erbij is,” zei ze tegen Suzy, toen ze de eerste auto’s zag arriveren.
“Nou, zou dat zo erg zijn? Ik dacht dat jullie gewoon vrienden waren.”
“Mmm, min of meer, en nee, natuurlijk is dat niet erg, maar als ik mezelf erop voorbereid dat hij komt, dan komt hij natuurlijk niet.” Ze tuurde uit het raampje, met haar handen langs haar gezicht om het licht af te schermen. “O, mijn god, ik weet zeker dat dat zijn auto is, of anders een die er heel erg op lijkt.”
De gasten arriveerden allemaal keurig op tijd en Julia’s vermoedens waren terecht. Fergus was erbij. De boot vertrok voor de cruise. Julia wist niet wat iedereen nu eigenlijk verwachtte te zien aan de oever, maar ze moest toegeven dat de tocht door de duisternis en de passerende lichtjes van Oxford iets aan de avond toevoegden.
Julia wist dat het geen zin had om Fergus te ontlopen, maar ze deed het toch. Ze keek niet op toen ze de gerechten doorgaf en keek niet over de klapdeuren heen, ook al popelde ze om te zien of de mensen genoten. Ze overwoog om ergens bij een brug van boord te gaan als ze het dessert eenmaal had geserveerd, maar besloot dat ze niet meer zo lenig was als vroeger, en bovendien zou het over het trekpad een lange, modderige tocht zijn naar het busje.
Hoewel ze dus in zekere zin voorbereid was om hem te zien toen hij de groep achterliet en de kombuis binnenkwam, was ze toch niet voorbereid op de golf van emoties die het weerzien veroorzaakte. Ze veegde haar haar uit haar gezicht, om het plotselinge verlangen zich in zijn armen te werpen te verbergen.
“Dus hier zit je,” zei hij.
“Zoals je kunt zien. Zoals gepland. Ik had niet verwacht jou hier te zien. Al moet je dat geweten hebben toen ik het je de eerste keer vertelde.”
“Je zult het niet geloven, maar ik wist het niet. Ik wist alleen dat ik een diner met collega’s had. Tegen de tijd dat ik erachter kwam, wilde jij niets meer met me te maken hebben.”
“Dus je bent hier niet om me te controleren?”
“Natuurlijk niet.” Hij keek beledigd, alsof hij nooit voorwaarden had gesteld bij haar voorbereidingen op het moederschap, of commentaar had geleverd op haar gebrek aan levenslessen. “Je bent dikker geworden,” voegde hij eraan toe.
“Dat zal best.” Julia betrapte zich erop dat ze zijn gezicht bestudeerde voor een teken van walging. Ze kon niets vinden, maar met Fergus wist je het nooit. “Dat krijg je, hè.”
“Weet ik. Maar ik had niet gedacht dat ik het verschil zou zien. Zo lang is het nog niet geleden, toch?”
“Ik weet het niet meer.” Eigenlijk was het een eeuwigheid geweest, maar dat zou ze nooit toegeven, zelfs niet aan zichzelf.
Fergus deed nog een poging om het gesprek op gang te krijgen. “Dank je wel dat je me hebt laten weten dat je je rijbewijs hebt gehaald.”
Dit was haar kans om hem echt te bedanken, maar ze had het nooit gemakkelijk gevonden om Fergus te bedanken. “Het spijt me dat het zo’n vreselijke kaart was, maar het was de enige die ik had…Zonder jou was het me niet gelukt,” voegde ze er bars aan toe, haar ogen op zijn buik gericht. Geen tekenen van uitdijende middelbare leeftijd of beginnend vaderschap, zag ze.
“Vast wel.”
“Dan zou ik er veel langer over hebben gedaan.” Ze keek omhoog. Het zag er vast raar uit dat ze naar zijn middenrif staarde. “Maar zoals je ziet, kan ik nu autorijden, en ik geniet er echt van om weer met koken bezig te zijn. Als La Barge Baguette straks weer in bedrijf is, heb ik allerlei contacten om diners te bereiden en dat soort dingen.”
“Wat je dus eigenlijk wilt zeggen, is dat het met jou en de baby heel goed gaat en dat jullie mijn hulp niet nodig hebben?”
Julia’s ogen ontweken de blik in zijn ogen. Zelfs als ze zijn blik had onderzocht, had ze niet kunnen zeggen wat hij dacht, en dus gaf ze hem geen kans om te zien hoe verward haar gevoelens waren. “Zo ongeveer. Ik verdien genoeg voor ons beiden.”
“Aha. Nou, dan zal ik verder maar geen beslag leggen op je tijd. Ik kan zien dat je het druk hebt.”
“Vreselijk. Ik moet dit allemaal afwassen.”
“Ik zal je niet aanbieden om te helpen.”
“Nee, doe dat maar niet. Het zou geen pas geven om een betalende gast te laten afwassen.”
“Best. Tot ziens dan maar, Julia.”
“Tot ziens.”
∗
De restaurantboot was op eerste en tweede kerstdag gesloten. Julia was van plan om naar haar zus te gaan, net als haar moeder. Haar broer en zijn gezin zouden eerste kerstdag komen lunchen, en tweede kerstdag zou iedereen bij hem komen meedrinken. Julia zag ertegenop. Ze had haar broer alleen aan de telefoon gesproken sinds haar zwangerschap en ze had zijn vrouw, een magere, gespannen vrouw die altijd op haar kinderen zat te vitten, nooit zo aardig gevonden.
Maar het was heerlijk om haar moeder en haar zus weer te zien, en samen schilden ze aardappelen en maakten ze spruiten schoon, creëerden ze een nieuwe vulling, geïnspireerd door een stuk of tien kookboeken en stopten stiekem het dessert vol met geluksmuntjes. Dit was voor Julia het mooiste aspect van Kerstmis, de rest was gewoon hard werken.
De kinderen van haar broer hadden vol ontzag naar haar buik gekeken, kennelijk gewaarschuwd om er niets over te zeggen. Julia vroeg natuurlijk prompt wat ze ervan vonden om een nieuw neefje of nichtje te krijgen en of ze wilden voelen hoe het bewoog. Tegen de tijd dat eerste kerstdag voorbij was en ze allemaal in Ruperts bedrijfsauto gepropt zaten, wist Julia dat ze in de ogen van haar broer en schoonzus in aanzien was gedaald, maar in de ogen van de kinderen was gestegen.
“Je hoeft vandaag niet naar huis,” zei haar zus, terwijl ze afkeurend toekeek hoe Julia na tweede kerstdag haar spullen in het busje sleepte. “Waarom blijf je niet nog een nachtje? Het is tenslotte nog steeds Kerstmis.”
“Nee, jij hebt wat tijd nodig met je eigen gezin.”
“Mama is er ook nog, dus je kunt net zo goed blijven.”
“Nee. Ik wil eraan wennen dat ik met feestdagen alleen ben.” Het was een grapje, maar toen ze de woorden hoorde, realiseerde ze zich dat het waar was.
Haar zus was bijna in tranen. “Zolang ik leef, zul jij nooit alleen zijn met kerst.”
“Al goed, al goed, je hoeft er niet zo’n ophef over te maken. Ik ga mama nog even gedag zeggen.”
Dat afscheid duurde lang, ook al zouden ze elkaar gauw weer zien zodra de baby er was. Margot zou voor Julia komen zorgen als ze uit het ziekenhuis kwam.
“Weet je zeker dat je mij er niet bij wilt hebben?” zei Margot voor de zoveelste keer.
“Heel zeker. Angela brengt me naar het ziekenhuis en zal voor me zorgen. Jij kunt in de auto springen zodra ze belt dat het geboren is.”
Margot vroeg nog vaak of ze het echt zeker wist, maar uiteindelijk wist Julia weg te komen.
“Lief busje,” zei ze, en ze klopte op het dashboard. “Ik vind je echt heel lief. Als ik je terug moet geven, moet ik er zelf maar een aanschaffen.”
∗
Ze had een bad genomen, een reusachtige rode badjas van fleece aangetrokken, die ze met Kerstmis van haar moeder had gekregen (ondanks het feit dat ze had gezegd dat de rijlessen haar cadeau waren), de haard aangestoken en zich voorbereid op een gezellig avondje thuis. Ze was net van plan om aan de winterse roman te beginnen die ze van haar schoonzus had gekregen, en om naar de kerstspedals op tv te kijken, toen er op de deur werd geklopt.
Julia aarzelde of ze de deur zou opendoen. Wie zou er op dit tijdstip tijdens de kerstperiode nu aankloppen? Ze deed de ketting op de deur en maakte hem voorzichtig open. Het was Fergus.
“Julia, wat ben ik blij dat je thuis bent! Ik dacht dat er misschien een homesitter was, of een tijdklok voor de lichten.”
Ze morrelde aan de ketting en maakte de deur open. Fergus strompelde naar binnen. Hij was doorweekt. “Wat is er in vredesnaam gebeurd?”
“Het was verdomme het ene na het andere! Eerst sprong de waterleiding in de flat boven mij, terwijl we allebei weg waren. Zijn flat is ondergelopen en de mijne ook. Hij is nog steeds niet thuis, maar ik ben naar binnen gegaan, en alles is drijfnat. Ik heb een kapitaal moeten betalen voor een nood-loodgieter die erop stond dat hij contant betaald werd, maar het is er nog steeds onbewoonbaar.” Hij bleef even stil.
“En?”
“Ik wilde mezelf dan maar opdringen aan vrienden van me, maar ze zijn geen van allen thuis. De enigen die wel thuis zijn, wonen kilometers verderop. En ik heb geen benzine meer.”
“Dat is toch zeker niets voor jou?”
“Ja, wrijf het er maar in. Vervolgens ben ik maar gaan lopen om te zien of er ergens een garage open was, en toen zag ik jouw lichten branden…”
“En?”
“Ik dacht dat jij misschien wel een drankje voor me had.”
“Ja, natuurlijk heb ik dat. Maar moet jij niet nog rijden?”
“Zet nou maar water op.”
Julia verborg haar pret en hing zijn jas op.