10
“Ik zei toch dat je gewoon moest oefenen?” zei Suzy, toen ze een hele tijd later de kombuis binnenkwam om een paar bekers water achter elkaar te drinken. “Je wordt nog wel eens een echte scheeps-vrouw.”
Ze hadden het aan Wayne en de passagiers overgelaten om de sleep met behulp van een landvast en een vaarboom voort te trekken, en hadden zelf de sleper genomen. Nu de Pyramus veilig aan wal lag, ging Suzy met de sleep helpen, terwijl Julia aan het eten begon.
Ze hadden hun ritme gevonden. Julia zette de motor van de sleper voorzichtig in z’n vooruit, waardoor hij precies bij de ingang van de sluis lag, terwijl Suzy de deuren en de schuiven bediende. Tijdens het wachten totdat het waterniveau zich gestabiliseerd had, dook Julia dan snel de kombuis weer in om uien te hakken, scones te maken of gemarineerde kipfilet klaar te maken. Bij het horen van de motor die de boot voorzichtig de sluis in bracht, haastte ze zich dan weer naar boven om hem keurig voor de sluisdeuren stil te leggen. Tijdens het schutten, ging ze weer snel terug naar de kombuis. Soms merkte ze, als ze haar hoofd even boven het dek uitstak, dat de boot de sluis alweer uit was en op weg naar de volgende. Maar goed dat de sluizen zo dicht bij elkaar lagen, dacht Julia.
Zoals Suzy al had voorspeld, had Julia de stuurmanskunst helemaal onder de knie tegen de tijd dat de sleper het hoogste punt had bereikt. Ze kon zonder nadenken de sluis binnenvaren en de boot stilleggen.
“Ik moet zeggen,” zei Julia, “dat ik nu veel meer zelfvertrouwen heb.”
Suzy veegde met de rug van haar hand haar mond af, aangezien Julia de schone theedoek had weggegrist. “Daar ben ik blij om. Want dat betekent dat je het ook niet erg vindt om morgen aan het roer te staan als we door de tunnels gaan. Wayne zegt dat het hem doodzenuwachtig maakt.”
Julia had een lange dag achter de rug, waar ook nog eens een heel vervelend telefoontje van haar broer bij had gezeten.
“Echt weer iets voor jou, Julia,” had hij geklaagd, “om iets belangrijks kwijt te raken.” Deze opmerking volgde op een lange, gepassioneerde rede over de dwaasheid van deze recente onderneming, en over het feit dat ze ‘zo’n fatsoenlijke man als Oscar’ aan de kant had gezet.
Omdat ze in de gaten had dat de sluis inmiddels was volgelopen en de boot al onderweg was naar de volgende, duwde Julia de gsm onder haar kin en rende naar buiten om de helmstok vast te pakken, zodat ze nergens tegenaan zouden komen, maar miste daardoor wel het laatste gedeelte van de kritiek. “Sorry, Rupert, dat heb ik allemaal niet gehoord. Ik ben een boot aan het sturen en aardappels aan het pureren.”
“Godsamme, Julia! Wat weet jij nu van boten?”
“Veel meer dan vroeger. En neem me niet kwalijk, maar ik heb nu echt geen tijd om te kletsen.”
Rupert was niet iemand die kletste, en hij stoorde zich dan ook aan deze bewering. “Ik probeer je te helpen, Julia. Weet je zeker dat je die papieren niet per ongeluk hebt meegenomen?”
“Rupert! Ik zweer je dat ik alleen de babyfoto’s van de kinderen en een potplant heb meegenomen!”
“En dat weet je heel zeker?”
Julia slikte haar irritatie in. “Ik denk dat ik het wel zou hebben gemerkt als ik met een stapel mappen onder mijn arm was weggegaan. En als je het nu niet erg vindt…we moeten tweeënveertig sluizen door, en ik heb de leiding over de sleper.”
“En kun je iemand die jou de leiding geeft werkelijk vertrouwen?”
Lang nadat ze had opgehangen, kon ze haar broer nog vol ongeloof en afkeuring horen sputteren.
Nu – zeven uur en zevenduizend (zo voelde het tenminste) sluizen later – was ze niet meer in staat om begrip op te brengen voor een volkomen gezonde jongeman die last had van claustrofobie. “En als ik nu zeg dat ik er ook doodzenuwachtig van word?”
“Nee, dat kun je niet menen!” jammerde Suzy, die niet op de hoogte was van het telefoontje. “Wayne is in alle andere dingen zo geweldig. Ik wil hem niet overstuur maken.”
“Je hebt er anders geen problemen mee om mij overstuur te maken. Grapje,” voegde ze eraan toe, toen ze de bezorgde blik op het gezicht van Suzy zag. Ze glimlachte geruststellend. “Ik stuur de sleep wel door die stomme tunnels. Maar wat doet Wayne dan? Eroverheen lopen?”
Suzy knikte. “Maar hij heeft beloofd dat hij deze week elke avond afwast, als straf omdat hij zo’n watje is.”
Hoewel de tocht die door lange, donkere, druipnatte tunnels voer – veertig meter van het licht van de sleep en de opgewekte passagiers verwijderd – niet erg leuk was, merkte Julia dat het hielp als ze zong. Pas naderhand had ze, door het applaus dat weerklonk toen ze het zonlicht invoeren, in de gaten dat iedereen elke valse noot had gehoord.
Ze had slechts vluchtig even aan de ontbrekende papieren gedacht, maar de brief van de advocaat was hinderlijk vaag geweest. Ze kon geen mogelijke opbergplaatsen opperen als ze niet wist om welke papieren het ging.
Dat zei ze ook tegen Rupert, toen ze hem later in de week tussen het sturen door belde. “Je moet ze maar dwingen om te zeggen om welke papieren het gaat.”
“Er moet een soort cliëntenlijst bij zitten,” zei haar broer. “Anders zouden ze niet zeggen dat je ze aan een concurrerend bedrijf had gegeven.”
“Ik heb nooit een cliëntenlijst als zodanig gehad. Ik had gewoon archiefmappen, die er allemaal nog zijn, voorzover ik weet.”
Voor haar broer antwoord kon geven, verloor de telefoon zijn signaal. Er waren zonder meer voordelen verbonden aan het hebben van een mobiele telefoon, besloot Julia.
De week vloog voorbij, en toen iedereen vrijdagavond in feeststemming was, werd besloten dat hun tweede week op het water net zo succesvol was geweest als de eerste. Alle passagiers verklaarden dat ze graag nog een keer terugkwamen. Zelfs Delphine had ontdekt dat ze tijdens de vakantie meer wilde dan alleen maar drinken en roken, en ook al had ze niet helemaal door hoe sluizen precies werkten, of welke kant ze de zwengel op moest draaien, ze liep toch enthousiast mee. Een keer slaagde ze er zelfs in om een schuif te openen, terwijl Wayne achter haar zijn handen op de lier hield. Nog nooit van mijn leven zoveel lichaamsbeweging gehad, schreef ze in het gastenboek.
John en zijn vrouw Betty zeiden dat ze zeker een keertje terug zouden komen, misschien zelfs hetzelfde seizoen nog. “Ik heb veel liever kanalen dan die smerige stoommachines waar hij zo gek op is,” zei Betty. “Nu kost het me tenminste geen weken om de steenkool uit zijn overall te krijgen, als we thuis zijn.”
Julia, Suzy en Wayne waren allemaal moe, maar tevreden. Wayne, die even doortastend de watertanks vulde als leegde, was nu een volleerd lid van de bemanning. “De houd alleen niet van tunnels,” legde hij de passagiers uit.
“Nou, dat doet Julia heel knap,” zei John. “En ik vind dat ze heel goed kan zingen.”
Na de beproeving van het Worcester Canal, het Birmingham Canal en het Northern Strafford Canal hadden ze een gemakkelijke derde week, kronkelend over het Grand Union Canal naar Oxford. Het weer werd een stuk beter en ze hadden aardige, sportieve passagiers die maar wat graag een handje hielpen. Er waren genoeg pubs om naartoe te gaan, en de angst die de ontmoeting met de Otter en de Bever had veroorzaakt, leek wat te zijn afgenomen.
Op een avond legden ze vfoeg aan en gingen de passagiers ieder hun eigen gang om te wandelen, vogels te kijken, te douchen of te rusten, zodat Julia en Suzy tijd hadden om de reserveringen na te kijken.
Joan stuurde hun regelmatig een passagierslijst, en belangrijker, hield hen op de hoogte welke weken ze zorgwekkend weinig boekingen hadden. Er stonden geen weken open, maar sommige hadden maar vier passagiers. En ook al betekende dit voor Julia iets minder drukte, het betekende voor Suzy des te meer spanning. De enige week die helemaal vol was geboekt, was de week waarin Oscar en zijn moeder kwamen. Julia wist niet of dit goed of slecht was. Zouden hun storende gewoontes minder opvallend zijn, of zouden ze een boot vol met mensen tot het uiterste tergen?
“En de week daarna is de schoolgroep,” zei Suzy, “en dat zijn er acht. Zes kinderen en twee leraren. Dat wordt dolle pret. En nu we het toch over dolle pret hebben, wat zou je ervan vinden als Wayne en ik bij elkaar intrekken?”
Julia’s hersenen draaiden op topsnelheid. “Hoe bedoel je?” gilde ze, omdat ze al voor zich zag hoe zij in haar eentje voor een groep schoolkinderen, hun begeleiders en de boten moest zorgen, terwijl Suzy en Wayne in hun eerste huis ergens in een nieuw woningbouwproject gingen wonen.
“Ik bedoel, zou je het erg vinden als ik samen met hem op de sleep ging slapen? Ik bedoel…zou je dat storend vinden?”
“Wat ik vind is niet belangrijk, maar wat dacht je van de passagiers? Oscars moeder is vreselijk conventioneel, ze zou een rolberoerte krijgen! En van de andere passagiers is er ook een aantal al wat ouder. Die keuren het misschien af.”
“Daar heb ik over nagedacht, maar die hoeven het helemaal niet te weten. Als we eerder opstaan dan zij, weten ze niet eens waar we slapen.”
“Liefje, ik wil de pret niet bederven, maar denk je echt dat jij en Wayne eerder op kunnen staan dan de passagiers? Je weet dat mensen die op dit soort vakanties gaan allemaal vroege vogels zijn. Die zijn al voor de zon op.”
“Delphine niet!”
“Delphine was de enige passagier die waarschijnlijk niet geschokt zou zijn.”
Suzy begon te pruilen. Het was een reflex, iets wat ze automatisch deed als het ernaar uitzag dat ze haar zin niet kreeg.
“Maar het zijn mijn zaken niet,” ging Julia verder. “Als je denkt dat je het voor de passagiers verborgen kunt houden…”
Suzy sloeg haar armen om Julia heen. “Ik wist wel dat je er niet truttig over zou doen. Wayne vond het zo’n supergevoelige kwestie.”
∗
Dat Suzy en Wayne een bed deelden, had geen invloed op hun werkrelatie, en naarmate ze meer ervaring kregen, nam hun productiviteit verbluffend toe. Wayne wist zich zelfs over zijn angst voor tunnels heen te zetten, daartoe gedwongen omdat Julia halverwege een telefoongesprek met haar broer was, en erop stond om van boord te gaan en verder te lopen, zodat de verbinding niet zou worden verbroken.
Maar naarmate de lente overging in de zomer, en de kanalen versierde met fluitenkruid, meidoornbloesem en, in de aangrenzende weilanden, grasklokjes, had Julia het gevoel dat de schoonheid van haar omgeving haar toenemende vermoeidheid bijna goedmaakte. Om helemaal gelukkig te zijn, hadden ze alleen nog een extra paar handen nodig om overal mee te helpen, niet alleen met de boten.
Ze waren terug in Leamington Spa, en net toen de laatste passagier was vertrokken, kwamen Ralph en Joan met het schone beddengoed. Suzy wierp zich in de armen van haar oom, waardoor hij achteruitwankelde en plotseling ging zitten.
“Ralph! Joan! Wat heerlijk om jullie te zien! Jullie zien er fantastisch uit!”
Dat was niet helemaal waar. Ralph zag er een stuk zwakker uit dan voor zijn operatie, maar hij zei dat hij zo fit als een hoentje was.
“Hoe gaat het met jullie, meisjes? En wie is dit?” voegde hij eraan toe, toen Wayne beladen met plastic zakken van de supermarkt terugkwam.
“Dit is Wayne. We hebben hem op de rivier in Tewkesbury gevonden. Hij is een fantastische held geweest, door Jasons werk in één keer over te nemen.” Ze knipte met haar vingers.
Ralph gromde. “Als ik die schoft nog eens in mijn handen krijg…”
“Dan kijk je mooi de andere kant op,” zei Joan. “Het was heel verkeerd van hem om de meisjes zo in de steek te laten, maar het heeft geen zin om je gezondheid in gevaar te brengen om hem dat te zeggen. Het spijt me dat ik geen vervanger heb kunnen vinden, Suzy, lieverd, maar ik heb het erg druk gehad.” Ze gebaarde in de richting van Ralph.
“O, dat geeft niets, tante Joan. We hebben Wayne nu. En, hoe staat het met de boekingen? Heb je nog twintig mensen om de lege hutten te vullen?”
Joan en Ralph keken elkaar zorgelijk aan. “Ik ben bang van niet,” zei Joan. “Het aantal ligt zelfs wat lager dan vorig jaar.”
Suzy dook in elkaar in haar stoel. “Mensen hebben natuurlijk gehoord dat jij het niet meer doet. Dat zat erin.”
“Misschien heb je gelijk,” stemde Joan even later in. “En wat Ralph…”
“Daar hoeven we het niet over te hebben,” onderbrak Ralph haar.
“Waarover?” zei Suzy, die overeind kwam zodat ze zich kon concentreren.
Ralph deed zijn mond open, maar Joan viel hem in de rede. “Het heeft geen zin om te doen alsof, Ralph. Ze kunnen het maar beter weten.”
“Wat?” drong Suzy aan. “Ik word er helemaal zenuwachtig van!”
“Dat we een bod hebben gekregen voor de boten,” zei Joan. “Een heel goed bod.”
“Van wie?” wilde Julia weten, om de plotselinge stilte op te vullen.
“Dat weten we eigenlijk niet,” zei Joan. “We zijn door een makelaar benaderd. Maar ze bieden een hoop geld. Meer dan ze waard zijn eigenlijk.”
“Mits we ze direct verkopen,” zei Ralph. “Met de boekingen die we hebben.”
Julia keek hoe Suzy zich ervan weerhield om niet onmiddellijk te zeggen dat oom Ralph zoiets afschuwelijks natuurlijk nooit zou doen, en ze bewonderde haar zelfbeheersing. Suzy was de laatste tijd een stuk volwassener geworden.
“Wat wil je doen?” vroeg Suzy stilletjes.
“We willen niet verkopen,” zei Ralph direct.
“We hebben het geld nodig, lieverd, dat moet je toch toegeven,” zei Joan. “Ralph heeft nooit goede voorzieningen getroffen voor zijn pensioen.”
“Nooit gedacht dat ik met pensioen zou gaan, daarom,” gromde hij.
“Dus jij zou de boten het liefst verkopen?” vroeg Suzy.
“Het liefst is het woord niet,” zei Joan. “Echt waar, de Pyramus en de Thisbe verkopen, is wel het laatste dat Ralph wil, maar we hebben het geld nodig.”
“Ik wou dat jullie het niet over me hadden alsof ik er niet bij ben.” Ralph kwam iets overeind. “We hebben het geld nodig, ja, maar ik ben er niet van overtuigd dat Suzy en Julia en, eh…Wayne er geen succes van zouden kunnen maken.”
“Ik zou het heel, heel graag willen proberen,” zei Suzy. “Ik kan het geld vast wel op de een of andere manier bij elkaar krijgen, zodat ik het je in één keer kan betalen, als je me aan het eind van het seizoen wat tijd gunt.”
“De rente is moordend,” zei Joan, “tenzij je het aan je vader vraagt.”
Suzy inspecteerde haar nagels en vocht tegen haar tranen. Het aan haar vader vragen, betekende de nederlaag bekennen. Ze zou nog liever naar een woekeraar gaan, die zo’n hoge rente vroeg dat je er de schulden van de hele Derde Wereld mee kon betalen.
“Maar herinner jij je Sy Cline nog, onze Amerikaanse agent?” ging Ralph iets optimistischer verder. “Hij zei dat hij ons voor het hele seizoen van boekingen zou kunnen voorzien, als we hem een promotiefilm stuurden. Ik heb er alleen nooit de tijd voor genomen om het te doen.”
“Dat kost een fortuin,” zei Joan afwerend. “En wat weten wij nu van films maken? We kunnen de video nog niet eens programmeren.”
“Misschien kent Suzy iemand in de filmwereld?” zei Julia, die positief wilde blijven.
Suzy schudde haar hoofd. “Sorry.”
“Hoe duur is zoiets?” vroeg Julia. “Ik heb nog wel wat spaargeld. Als er gegarandeerd boekingen uit voortkomen, dan is het een investering. Suzy zou het me terug kunnen betalen.”
Ralph schudde zijn hoofd. “We zouden zeker een paar duizend pond moeten hebben om het professioneel aan te pakken, en het zou zeker een langetermijninvestering zijn. Je zou je geld nooit terugzien.” Hij keek Suzy serieus aan. “Zou het je hart breken, als we de boel verkopen?”
Suzy haalde eens diep adem. “Ik zou het heel erg fijn vinden als jullie tot het eind van het seizoen zouden kunnen wachten, om me de kans te geven het geld bij elkaar te krijgen, ook al is het maar een kleine kans. Maar als het erop aankomt, dan is op dit moment jouw gezondheid belangrijker dan mijn geluk. Ik kan terug naar pappie, en ik verzin vast wel iets waar ik net zo enthousiast over kan zijn als het water. Misschien kan ik wel een baan krijgen op een van de andere hotelboten.” Ze legde haar handen over de zijne. “Doe wat nodig is, oom Ralph. Maak je geen zorgen om mij.”
Ralph deed zijn mond open, terwijl hij probeerde om iets passends te zeggen.
“Ach, ach,” zei tante Joan, tegen niemand in het bijzonder. Julia was bijna in tranen. Gedeeltelijk omdat ze zo moe en bezorgd was, maar vooral omdat ze zover waren gekomen, met een ongetrainde bemanning, en al die passagiers gelukkig hadden gemaakt. Dat het hun nu allemaal zou worden afgenomen, door een stelletje pennenlikkers ergens op een kantoor ver weg, was verschrikkelijk.
“Eh, neem me niet kwalijk,” zei Wayne, “maar een video hoeft geen duizenden te kosten. Als dat betekent dat jullie niet hoeven te verkopen, dan maak ik er wel een voor een paar honderd.”
Alle ogen waren nu op Wayne gericht, die een beetje schaapachtig op het stoepje zat, alsof hij een zwakte opbiechtte en zojuist helemaal geen bedrijfsreddend voorstel had gedaan.
“Wat?” vroeg Suzy.
“Hoe?” vroeg Ralph.
“Ik heb alleen een behoorlijke camcorder nodig,” zei het lekkere ding, knap, volgzaam, maar tot op dat moment ogenschijnlijk niet de nieuwe rivaal van Quentin Tarantino. “Ik ga in oktober naar de filmacademie, en ik maak al van kinds af aan video’s. Ik heb een vriend die toegang heeft tot een montagestudio. Als je wilt dat ik het doe.”
Iedereen moest dit even in zich opnemen. Vervolgens stapte Suzy over meerdere paren benen heen en vloog Wayne in de armen. Ze deed Julia denken aan een Afghaanse windhond, met lange benen, lange haren en heel aanhankelijk. “Natuurlijk willen we dat je het doet! Of niet, oom Ralph? Kunnen jullie het uitzingen totdat we het hebben geprobeerd?”
“De boten aan iemand anders verkopen, is wel het laatste dat we willen. Dat zou echt heel jammer zijn, terwijl jullie het duidelijk zo goed doen. Het probleem is alleen dat we geld voor een camcorder moeten zien te krijgen…”
Julia stak haar hand op. “Ik had mijn spaargeld al aangeboden. Ik heb eerder vijfhonderd dan vijfduizend.”
“Dat is dan geregeld,” zei Suzy. “Wayne maakt een video voor ons en de Amerikanen komen toestromen.”
“Ik denk niet dat het zo gemakkelijk is,” zei Ralph, “maar op deze manier hebben we tenminste een eerlijke kans. Dat zijn we haar wel verschuldigd, lieverd,” zei hij tegen Joan.
Joan zuchtte. “In dat geval heb ik, geloof ik, nog wat goed nieuws. We hadden voor volgende week toch nog een paar lege plaatsen, naast die schoolgroep? Nou, die heb ik weten te vullen.”
“Mooi zo,” zei Suzy nietszeggend.
“Ja, de meeste mensen haken af als ze horen dat er een groep schoolkinderen meegaat, maar deze mensen vonden dat geen enkel probleem. Dat komt mooi uit, want Ralph geeft de school altijd veel te veel korting, dus met een paar betalende gasten spelen we net quitte.”
“Dat is mooi,” zei Julia, die vond dat Joan niet genoeg lof kreeg voor deze overwinning. “Wie zijn het?”
“Mensen die er de week daarvoor – volgende week – ook zijn. Ze hebben besloten om er een week aan vast te knopen. Die hebben er vertrouwen in, hè? Terwijl ze hier nog niet eens zijn geweest!”
“Nou en of,” stemde Julia in.
“Maar ja,” ging Joan verder, “het zijn vrienden van jou, dus het is ook niet zo verbazingwekkend.”
“Vrienden van mij?” Julia stond perplex.
“Je weet wel, mevrouw Anstruther en haar zoon. Oscar, was het toch?”
Julia slaakte een verstikkende zucht van afschuw. Suzy fronste naar haar.
“Dat zal niet zo gemakkelijk worden voor Julia,” zei ze. “Zij en Oscar zijn verloofd geweest en ze zijn niet als de beste vrienden uit elkaar gegaan. Hij is zo beledigd dat ze hem gedumpt heeft dat hij haar terug wil.”
“Och jeetje,” zei Joan. “Daarom vroeg hij natuurlijk naar de namen van de bemanningsleden, voordat hij de tweede week boekte.”
Julia’s verstikkende geluiden werden nog gekwelder.
“We hebben echt meer bemanningsleden nodig, oom Ralph,” zei Suzy. “Julia kookt op dit moment alleen. Als we er iemand anders bij hadden, dan zou die haar kunnen helpen.”
Ralph schudde zijn hoofd. “En waar moeten we die dan van betalen? We hebben geen geld voor een nieuw bemanningslid, niet nu.”
“En die aardige man dan, die jullie de eerste week heeft geholpen?” vroeg Joan.
Julia sloeg op de vlucht.