4

Ze stonden in een grote, donkere schuur met een zinken dak, die werd verlicht door een paar rijen tl-buizen die alles dat niet zwart was een gore groene glans gaven. In een lang gedeelte, in de vorm van een doodskist, met houten hekken aan één kant, stond een houten boot die bijna de lengte van een voetbalveld leek te hebben. Er liep water onderlangs en het echode griezelig tegen de stenen muren van het dok. Het was er ijskoud en het rook er naar natte hond. Niemand, zelfs niet de meest romantische persoon, zou dit anders kunnen beschrijven dan een hel op aarde. Julia worstelde om iets positiefs te zeggen.

“Droogdok is geloof ik een beetje misplaatst,” zei ze, en deed haar best om opgewekt te klinken. “Ik ben blij dat je hebt gewaarschuwd dat ik laarzen mee moest nemen.”

“Dat was oom Ralph. Ik moest er zelf ook een paar kopen.” Suzy trok een aantal ringen van haar vingers en stopte ze in haar decolleté. “Dankjewel dat je niet hard wegloopt. Het droogdok is zo’n gribus, dat ik het je niet kwalijk zou kunnen nemen. Maar ik beloof je dat de Thisbe bij daglicht, in het water en in het zonnetje, met haar deuren open, heel mooi is.”

Julia probeerde zich dit voor te stellen, maar in plaats daarvan huiverde ze. “Bk zal je maar geloven. Misschien ziet ze er beter uit als we haar geschilderd hebben.”

Ze begaven zich op het glibberige trapje dat naar de bodem van het droogdok liep, en zagen daar hun werk voor zich liggen. Ze hadden keukenhandschoenen gekregen, oude katoenen doeken die ze om hun hoofd konden doen en overalls die helemaal stijf stonden van de verf van voorgaande klussen. Zelfs in deze niet veelbelovende kleren en het fluorescerende licht zag Suzy er nog aantrekkelijk uit, vond Julia.

Ralph had een enorm blik verf en twee blokkwasten afgegeven. Suzy gaf er een aan Julia. “Zo. We moeten maar aan de slag.”

Julia pakte de kwast. “We kunnen zeker geen roller gebruiken?” vroeg ze aarzelend.

Suzy schudde wijs haar hoofd. “Nee, je moet het heel goed tussen de naden kwasten. Het is een rotklus. En dan Jason, die verdorie beweert dat hij allergisch is voor bootverf…” Suzy wipte het deksel van het blik. “…zodat wij het in ons eentje moeten doen. Wedden dat het niet waar is?”

Julia bekeek de substantie, die in de geheimzinnig glans van het droogdok dreigend glom. “Ik weet het niet hoor. Het ruikt verschrikkelijk sterk. Ik krijg er een loopneus van.”

“Er zit bitumen in, dus je moet het niet te veel inademen,” zei Ralph achter hen. “En als je het op je huid krijgt, moet je het er direct afwassen. Laat het me weten als je niet genoeg hebt. Ik ben net wat teer aan het mixen.”

“Ja hoor, de mannen geven zichzelf altijd de leuke klussen,” zei Suzy. “Volgens mij mixen we liever teer dan dat we een kilometer boot schilderen.”

“Ik betwijfel het, mijn liefje.” Ralph grijnsde. “Hier zit paardenstront doorheen.”

“En wat doe je daar in vredesnaam mee?” vroeg Suzy.

“De naden teren nadat je ze gebreeuwd hebt. Een soort nautisch equivalent van voegen,” voegde hij er ter verduidelijking voor Julia aan toe. “Jason gaat het stuk vooraan doen, waar die nieuwe plank zit. En een beetje tempo, meisjes, jullie hebben nog tweeëntwintig vierkante meter boot te schilderen. En het moet vandaag af.”

“O god!” Suzy was verbijsterd. “Waarom?”

“De boot gaat er morgenvroeg in. Ze heeft alleen vannacht om te drogen.” Vrolijk fluitend liep hij weg.

Suzy en Julia keken elkaar vol afschuw aan.

“Nou, daar gaan we dan,” zei Julia. Ze doopte haar kwast in het blik verf en smeerde het over de bovenste plank. Het glinsterde naar genoegen. “Het ziet er mooi uit, dat moet ik wel zeggen.”

“Ha!” zei Suzy.

De vrouwen waren aan één kant klaar, en hadden niet erg veel zin om aan de andere kant te beginnen. Op dat moment kwamen Ralph, Donald en Ted het droogdok binnenstommelen. Nadat de hele groep had besloten dat de shownummers die Ralph floot niet echt inspirerend waren, slaagde Ted erin om Suzy’s cd-speler aan de praat te krijgen, stopte er een cd van Oasis in en zette hem harder. Hierna ging het werk een stuk sneller en het was net tegen achten toen ze klaar waren.

Julia was zelden zo moe en nog nooit zo vies geweest. Haar gezicht glom, omdat ze zo dicht bij de verf had gezeten, en ondanks de handschoenen zaten haar handen en armen onder de zwarte spikkeltjes. De plukjes haar, waar net nieuwe highlights in zaten en die onder de hoofddoek vandaan waren gekomen, waren zwart geworden. Haar dagen die voorheen waren gevuld met buitenlandse cliënten, business class en laptops, leken bij een ander leven te horen. Suzy was al net zo vies. Ze strompelden als mijnwerkers na een lange dienst het droogdok uit en liepen stijfjes over het trekpad naar de sleper waar het, zo had Suzy beloofd, heerlijk warm en aangenaam zou zijn.

“Ik heb nog nooit van mijn leven zo hard gewerkt!” zei Suzy, terwijl ze op de boeg van de sleper leunde.

Hoewel Jason van zichzelf een behoorlijke gladjanus was, zag hij er nog redelijk schoon uit en was hij tevreden over de stand van zaken. “Dat wil ik wel geloven. Maar je kunt zo niet de kajuit binnen met je laarzen.”

Suzy vloekte even en begon ze uit te schoppen, waarbij ze de ene laars gebruikte om de andere uit te trekken. Ze liet ze staan naast de deuren die naar de hutten leidden, waarna ze de kajuit binnenging. De plek voor de laarzen heette het voordek, had Julia inmiddels geleerd.

Julia had moeite om aan boord te stappen. Haar anders zo soepele ledematen trilden van vermoeidheid. “Help even, Jason,” snauwde ze, niet in de stemming om het vriendelijk te vragen.

Jason hield Julia morrend overeind, terwijl ze over de rand stapte en met een bons op het voordek belandde. Te moe om zich nog te bewegen, keek ze om zich heen.

De voorkant van de boot was als een terras ingedeeld, voor ongeveer zes personen. Er zat een ijzeren hekwerk overheen met zeildoek, dat waarschijnlijk werd afgerold als het regende. De zitplaatsen hadden opbergruimte onder de zitting, en een daarvan stond open. Ze stond vol met verfblikken.

“Verf!” kreunde ze tegen Ted, die haar met de uitnodigende belofte van vis, friet en bier aan boord was gevolgd. “Ik zou geen vork meer naar mijn mond kunnen brengen, laat staan ooit nog een verfkwast optillen.”

“Nou, dan moet ik je eten maar op de vloer zetten. Of je kunt natuurlijk aan Jason vragen of hij je wil helpen.”

Julia keek hem flauwtjes aan. “De mag van Jason niet met mijn laarzen aan naar binnen, maar ze zitten zo strak.”

Ted grijnsde. Hij tilde een van Julia’s voeten op en trok. Na veel rukken schoot de laars uiteindelijk los. Vervolgens deed hij hetzelfde met de andere. “Zo. Je mag naar binnen.”

Julia glimlachte en klopte hem dankbaar op zijn arm. Konden Jason en Ted deze zomer maar van karakter ruilen, dan zou ze zich een stuk gelukkiger voelen bij de hele onderneming.

Ze deed de dubbele deuren open en werd verwelkomd door warmte en licht. Onwillekeurig moest ze glimlachen. “Hemels!” zei ze tegen Ted, die achter haar stond. “Wat geweldig!”

“Er is een goede centrale verwarming,” zei Ted, die haar bij haar arm pakte toen ze wilde gaan zitten. “Maar als je Jason te vriend wilt houden, dan zou ik die overall maar uitdoen, voordat je in de buurt van de bekleding komt. Hij is de enige die dingen vies mag maken.”

Julia rukte de drukknoopjes van de overall los, stapte er wankelend uit en viel toen op het bankje bij de deur neer en keek om zich heen. Het was heel smal, maar toch leek het behaaglijk en gezellig. Hoe er tien mensen aan tafel konden zitten was haar niet helemaal duidelijk, maar daar zou ze nog wel achter komen. Suzy was nergens te bekennen.

Ralph, die onder het voorwendsel dat hij nog dringende zaken te doen had eerder was opgehouden, kwam door de klapdeuren van de keuken – of moest dat de kombuis zijn? Dat moest ze maar eens aan Suzy vragen, dacht Julia.

“Kopje thee, of alcohol?” vroeg Ralph.

“Alcohol,” zeiden Ted en Julia tegelijk. “Puur,” voegde Julia eraan toe, die het niets kon schelen als Ralph nu dacht dat zijn nichtje een alcoholiste in dienst had genomen. “Een groot glas, alsjeblieft.”

Ralph grinnikte. Hij pakte twee glazen uit een verborgen kastje en schonk hen niet helemaal een groot glas in, maar wel drie behoorlijke vingers. “Het was vandaag jouw vuurdoop. Van nu af aan kan het alleen maar beter worden. Suzy is op Donalds boot haar haar aan het wassen.”

Julia nipte van haar whisky en overpeinsde de verwrongen prioriteiten van Suzy. Zelfs als ze maar een atoom aan energie over had, dan zou Julia die nog niet aan haar uiterlijk verspillen. Wat was het een opluchting om er niet meer verplicht zakelijk en professioneel uit te hoeven zien!

“Ik kan je helaas geen douche op deze boot aanbieden,” zei Ralph, terwijl hij Julia een zakje chips overhandigde. “Daar hebben we niet genoeg water voor, en er is iets met de pomp. We hebben uiteindelijk een nieuwe moeten bestellen.”

Julia keek triest omhoog. Ze vond het niet erg dat Suzy’s haar schoon was, terwijl het hare stijf stond van de verf, maar de gedachte dat ze straks met al haar vuil naar bed moest, was te afschuwelijk voor woorden. Als ze vanavond niet goed schoon werd, dan was ze morgen zo stijf en onhandzaam als een kwast.

“Jason is de hele dag bezig geweest om hem te repareren.” Ralph probeerde Jason in een goed daglicht te stellen. Zonder succes.

Misschien was het onredelijk, maar Julia was ervan overtuigd dat Jason de pomp best op de een of andere manier zou hebben gemaakt als hij net zo koud en vies was geweest als Suzy en zij. Ze nam een grote slok whisky en deed haar ogen dicht.

Ze deed ze weer open toen Suzy en Jason in de kombuis verschenen, waarschijnlijk via de achtersteven van de boot. Of hun relatie erop vooruit was gegaan, kon Julia niet zeggen, maar ze zagen er allebei in ieder geval een stuk schoner uit dan zij.

“Bootverf is wel het smerigste spul ter wereld.” Suzy liet zich naast Julia op de bank ploffen.

“Wacht maar tot je de toiletten een paar keer geleegd hebt,” zei Jason, en ging zonder pardon breeduit in een stoel aan de andere kant zitten.

Suzy wierp een dreigende blik zijn kant op, pakte het glas van Ralph aan en nam een slok. “Jasses, whisky. Ik lust geen whisky.”

Ralph wilde het glas weer terugnemen, maar Suzy hield het bij zich. “Nee, ik heb het nodig. Ik ben helemaal kapot.”

“Jason gaat zo vis en friet halen,” zei Ralph troostend. “Ik was Julia net aan het vertellen dat jullie niet kunnen douchen. Maar goed…” Hij fleurde op. “…ik denk nietdat je er nog de puf voor zou hebben gehad.”

Suzy, die schoon haar had en wat meer gewend was aan het primitieve scheepssanitair, benaderde het filosofisch. “Je hebt gelijk. Waar slapen wij? In de personeelshut op deze boot?”

“Nee, nee. Daar slapen Jason en ik al. We dachten dat jullie meisjes beter in de achterste hut op de sleep kunnen slapen.”

Er viel een vragende stilte. “Maar de sleep ligt in het droogdok.”

“Goh, dus dat was je al opgevallen.” Jason schonk zichzelf nog een glas whisky in.

“Maar er hangt een bordje dat je op de boten in het droogdok niet mag wonen,” ging Suzy verder, Jason negerend.

“Daarom is het ook heel belangrijk dat je niet aan Terry Merchant laat merken dat jullie er slapen. Dus je kunt de kachel niet aandoen, ben ik bang.”

“Oom Ralph! Dan kunnen we net zo goed in een koelkast slapen! Het is er ijskoud.”

“En donker,” zei Jason. “De accu’s zijn nog niet aangesloten.”

Julia en Suzy keken vol afschuw naar Ralph. “Ik ben eraan gewend dat het op de boten vies is, oom Ralph, maar niet ook nog eens donker en koud.”

“Het spijt me, meisjes. We hebben ons best gedaan om de boot eerder klaar te hebben, maar dat is door van alles en nog wat niet gelukt.”

Ted lachte. “Als ik ooit een boot zie die vóór het allerlaatste moment klaar is, dan scheer ik mijn baard af.”

“Kunnen we niet ergens anders slapen?” vroeg Julia. “Totdat ze uit het droogdok is?”

Ralph schudde zijn hoofd. “Alle passagiersaccommodatie is ook op de sleep, en Jason en ik slapen hier. Het is maar voor een nachtje, en jullie hebben de kachel toch niet echt nodig? Niet als je direct naar bed gaat.”

“Het is hartje winter, oom Ralph! Het wordt ijskoud!”

“Het is medio maart, ook al is het een beetje frisjes. Maar ik regel wel wat extra beddengoed en dan gaat het best. Zie het maar als kamperen. In het donker.”

Suzy kreunde en hield haar glas op voor Jason, die het dichtst bij de fles zat. “Whisky is best te drinken als je eraan gewend bent.”

De twee meisjes stonden aan de zijkant van het donkere droogdok en keken naar de plank die naar de boot liep. Hun enige verlichting was een zaklamp die oom Ralph Suzy had meegegeven, en ook al waren ze uitgeput, ze voelden er geen van beiden veel voor om de korte weg naar bed te wagen.

“Ik heb nog nooit gekampeerd,” onthulde Suzy. Ze scheen met de lantaarn in het water dat onder in het droogdok lag. “We zouden een keer naar zo’n camping waar de tenten al helemaal klaarstaan, en waar ik andere kinderen had om mee te spelen. Maar toen pappie besefte hoe dicht die tenten op elkaar stonden, en dat we kilometers moesten lopen om naar het toilet te gaan, bracht hij ons naar een hotel.”

“Vond je het niet erg dat je in de vakantie niemand had om mee te spelen?”

“Het ging wel. Maar ik denk wel dat ik daarom al zo vroeg een passie voor tuinlieden ontwikkelde. Ga jij eerst?”

“Liever niet. Ik ben niet zo goed op hoge, smalle planken. Al ben ik wel eens wezen kamperen,” voegde ze eraan toe, om niet helemaal een lafaard te lijken.

“Ik ook niet, toevallig,” zei Suzy. “Maar ik blijf hier niet de hele nacht staan. En ik ben ook niet van plan om Jason om hulp te vragen, verdorie. Hupsakee.”

Ze zwaaide haar benen over het hek dat om het dok heen stond en liep naar de boot. Ze strekte haar hand naar Julia uit. “Het is ongeveer drie stappen. Kom maar.”

Als ze naar beneden viel, zou ze hoogstens een been breken, besloot Julia, en hoe pijnlijk dat ook zou zijn, het zou wel betekenen dat ze dan naar huis kon, een bad kon nemen en een fatsoenlijke baan kon zien te krijgen. Binnen enkele seconden had ze Suzy’s hand beet en stommelde ze door de kleine kuip die amper groot genoeg was voor hen beiden.

“Stoot je hoofd niet tegen het roer. Laten we maar naar binnen gaan.”

Slechts gedeeltelijk geholpen door de zaklamp van oom Ralph inspecteerden de twee meisjes hun omgeving. Suzy had de achterste hut vaak gezien, maar Julia vond het fascinerend, ondanks de bittere kou. Er was een fornuis – klein, maar groot genoeg om op te koken – een boel koper dat in het licht van de zaklamp glom, en een rij fraai beschilderde sierborden. Alle platte oppervlakken leken te zijn beschilderd.

“Sommige delen zijn traditiegetrouw met rozen beschilderd, en sommige met kastelen. Er staat altijd een kasteel op de voorkant van het kastje bij de tafel.” Suzy scheen met de zaklamp op een schildering van een geromantiseerd kasteel, met bergen op de achtergrond en een rivier op de voorgrond. “Maar het is nu te laat voor een les in kanaalschipbeschilderingen. Die krijg je trouwens nog wel van Ralph. Zo, we kunnen apart slapen, een in dit bed…” Ze wees naar de smalle bank die langs de zijkant van de hut liep en in Julia’s benen sneed. “…en een in dat bed, wat een tweepersoons moet voorstellen. Of we kunnen allebei in het tweepersoonsbed slapen, omdat we toch slaapzakken hebben en het hier de noordpool lijkt. Dan kunnen we het dekbed dat Ralph heeft meegegeven samen delen. Stop jij je benen maar in dat gat. Als je niet zo lang bent, dan past het precies.”

Hoewel Julia had gedacht dat ze zelfs nog op een reling zou kunnen slapen, besloot ze dat het bed aan de zijkant gewoonweg te smal was. “Ik ben niet zo lang, dus als je het niet erg vindt dan is samen misschien toch wel de beste oplossing – het is ijskoud.”

“Straks gaan we nog dood door onderkoeling,” stemde Suzy in. “Gelukkig heeft oom Ralph altijd heel goede slaapzakken.”

Na veel botsen met ellebogen, stoten tegen schenen en excuses voor het pletten, slaagden ze er op de een of andere manier in om hun tanden te poetsen. Met hun mond vol schuim besloten ze tegelijkertijd dat ze hun tandpasta het beste in het droogdok konden spugen, al zorgden ze ervoor dat ze niet op de pasgeverfde romp spetterden.

“Walgelijk,” zei Suzy, terwijl ze haar mond afveegde. “Maar wat moesten we anders?”

“Morgen spoelt het allemaal wel weg met het water,” zei Julia, “en wat dan nog. De boot gaat er morgen toch om acht uur al in. Dat beetje tandpasta zullen ze heus niet zien.”

“Ik sta normaal nooit voor tienen op.”

Het was zeven uur toen oom Ralph met twee halflege mokken thee in hun hut stond. “Kom op, meisjes, word eens wakker, de zon brandt al een gat in de dag.”

“Dat kun je nu wel zeggen,” zei Suzy, terwijl ze een mok aanpakte, “maar wij kunnen daar onmogelijk iets tegenin brengen. Oom Ralph was zeeman voordat hij het kanaal op ging,” legde ze aan Julia uit. “Hij heeft voor iedere gelegenheid een kleurrijke uitdrukking.” Suzy deed niet alsof het een compliment was.

“Bedankt voor de thee,” zei Julia, en ze keek in haar mok. “Dat had je niet hoeven doen.”

“Sorry, ik heb het meeste gemorst. Maar ik wilde er zeker van zijn dat jullie wakker en aangekleed zijn voordat Terry Merchant komt. Hij is hier meestal om half acht.”

“O, mijn god! Waarom?” Suzy haalde haar benen uit haar slaapzak en hees zich, na een korte worsteling met het dekbed, overeind.

“Zodat hij ervoor kan zorgen dat er geen rotzooi in het droogdok ligt voordat hij het vult. Niet treuzelen.” Ralph stommelde door de dubbele deuren en liet ze daarna openstaan, zodat het kleine beetje warmte dat zich gedurende de nacht had verzameld, verloren ging.

Julia stommelde langs Suzy om ze dicht te doen. “Die Terry ziet de tandpasta vast. Dan krijgen we de wind van voren.” Maar Julia’s jammerklacht was aan dovemansoren gezegd. Suzy was alweer druk bezig om haar tanden te poetsen.

Het was spannend om te zien hoe het droogdok zich met water vulde. Het kwam steeds hoger langs de boot te staan, totdat de boot van de bielzen dreef. Het was nog spannender om hem naar buiten te zien komen in het daglicht, terwijl Jason boven op het dak een vaarboom gebruikte en Ralph trok. Hoewel de zon niet echt warm was, scheen hij wel, en het was de eerste keer dat Julia de Thisbe in haar volle glorie zag.

Jason had de achtersteven opnieuw geschilderd, met traditionele ruitvormen. De naam was helemaal met een echte schaduwrand geschilderd. Het zag er heel chic uit.

“Prachtig,” zei Julia tegen Jason, toen hij weer op het trekpad sprong, nadat hij de boot aan de wal had gelegd. “Wat knap dat je zulke ingewikkelde schilderingen kunt maken, met die bloemen.”

“Rozen. Een vaste hand en een goed oog, meer heb je niet nodig. En de goede verf natuurlijk. Niet van die nieuwe, artistiekerige lak.”

Omdat ze Jason graag op een wat positievere manier wilde leren kennen, bereidde Julia zich voor op een les.

“Iedereen denkt tegenwoordig dat hij zomaar de traditionele kanaalschilderkunst verstaat. Of ze gebruiken sjablonen.” Hij spuugde het woord uit. “Ik gebruik de traditionele verf op loodbasis, net als vroeger.”

Toen Ralph de boot had vastgelegd, kwam hij achter hen staan. “Toen ik zo’n twintig jaar geleden voor het eerst het kanaal op ging, gebruikte iedereen modelbouwverf. Traditioneel, mijn neus! Geen enkele bootverhuurder die het zout in de pap wil verdienen, gebruikt verf op loodbasis als het ook makkelijker kan.”

Aangezien ze zich midden in een gesprek over verf bevond, dat slechts een fractie interessanter was dan verf te zien drogen, liep ze weg, zodat zij de sleep naast de sleper konden bomen. Nu ze niet halfdood van vermoeidheid was, wilde ze de Pyramus graag bij daglicht van binnen bekijken, en zien waar de kombuis was.

Na de klapdeuren, liepen er houten treden met bergruimte eronder die breed genoeg waren om op te zitten, omlaag naar de kajuit.

De kombuis werd alleen aan het zicht onttrokken door een tweedelige deur, waarvan de bovenste op een haakje zat en kennelijk nooit dichtging. Julia zag dat hierdoor de ruimte een behoorlijk stuk groter leek, gezien het feit dat de boot net iets meer dan twee meter breed was. Maar ze voelde er niet zoveel voor om tijdens het koken bekeken te worden. Ze hoopte dat iedereen op de bank bij de deuren zou gaan zitten.

Aan de muur hing een tafelblad, met vermoedelijk een manier om het overeind te houden als het in gebruik was. Klapstoelen stonden tussen de treden en een klein bureautje, dat tevens als bar diende. Wijnglazen hingen aan houten haakjes boven de bar en bovenop stonden flessen. De borrelglazen stonden in het kastje achter de bovenste tree. Het was een opluchting om te zien dat er een kaartsysteem was dat aangaf dat mensen zichzelf bedienden en opschreven wat ze hadden genomen. Het was al erg genoeg om te koken terwijl de passagiers haar konden zien, zonder ook nog eens tegelijkertijd de barrekeningen te moeten bijhouden.

Met enige aarzeling deed ze de deur naar de kombuis open. Gezien Ralphs onverschillige houding ten opzichte van hun slaapafspraken van gisteren zou hij gemakkelijk van Julia kunnen verwachten dat ze op een enkel butagasje voor dertien man zou koken. Maar nee. Er waren een echte kookplaat, waarschijnlijk op een gastank aangesloten, een koelkast, en een grote blender, al wist ze niet waarop die was aangesloten. Er waren een wasbak en een aanrecht, dat niet echt luxueus was, maar er wel mee door kon als je de boel goed organiseerde. Julia realiseerde zich dat haar ongelukkige neiging om in de keuken in de breedte te werken een beetje zou moeten worden ingeperkt. Maar verder was de kombuis licht en aantrekkelijk en beloofde hij een aangename, zij het een beetje krappe werkplek te worden.

Achter de kombuis was een badkamer met een douche en een wasbak, die allemaal in een ruimte ter grootte van een bezemkast waren gepropt. Boven het toilet hing een lange lijst met instructies. Waarom? vroeg Julia zich af. Waren toiletten aan boord echt zo ingewikkeld? Aangezien er niemand in de buurt was om haar te vertellen of ze het fout deed, oefende Julia even en maakte direct van de gelegenheid gebruik om een dringende wasbeurt te nemen. Alleen nog wat luchtverfrisser en het kon er bijna mee door, besloot ze naderhand.

“Hoi!” Suzy verscheen toen Julia net achterstevoren naar buiten kwam. “Wil je even water opzetten? We gaan zo richting Strafford, en Ted en Donald gaan mee – het eerste stuk in ieder geval – en ze willen graag een kop koffie, terwijl Ralph en Jason ondertussen over de kosten van het droogdok discussiëren. Zo spannend!”

Suzy’s enthousiasme werkte aanstekelijk. Julia zette koffie en bracht die naar de anderen aan dek, waar Ted en Donald probeerden Suzy en Julia bang te maken met verhalen over boten met losschietende klinknagels en andere verschrikkingen. Tegen de tijd dat Jason en Ralph terugkwamen en de groep klaar was om te vertrekken, was Julia’s enthousiasme omgeslagen in angst.

Een groep kritische toeschouwers volgde hun vertrek. Beide boten werden losgemaakt, en Jason, die met Suzy op de sleper zat, duwde langzaam af en maakte de sleep vast, door eerst de ene en vervolgens de andere korte lijn die aan de boeg hing te pakken.

Ralph stond samen met Julia op de sleep en wisselde botte opmerkingen met het publiek, totdat Jason klaar was met zijn manoeuvre en ze buiten gehoorsafstand waren.

De enorme houten helmstok was omgedraaid, zodat hij naar beneden stond en nu het enorme roer kon bedienen.

“Je moet de helmstok in de tegenovergestelde richting duwen van waar je naartoe wilt,” zei Ralph. “Maar met kruislijnen, zoals deze, waardoor je heel dicht achter de sleper zit, hoef je eigenlijk niet zoveel te doen, tenzij je bij een heel scherpe bocht komt. Op een snubber of een snatcher moet je iets harder werken.”

Als ze moest weten wat snubbers en snatchers waren, besloot Julia, dan zou iemand haar dat wel vertellen, en ze deed haar best om het roer in de juiste richting te duwen.

“Zie het maar als een potlood. Als de punt de ene kant opgaat, gaat de achterkant de andere kant op.” Ralph was boven op het dak van de achterkajuit gesprongen. “Als je hier zit, kun je dan nog goed sturen? Als de kachel brandt is het heel gezellig.”

Omdat Julia kleiner en minder lenig was dan haar zeventigjarige metgezel, wurmde ze zich omhoog. “Ik kan het allemaal net zien, maar ik kan het roer niet ver opzij duwen.”

“Dat hoeft voorlopig toch niet.” Ralph wees naar een waterkaart die opengeslagen op het schuif dak lag. “Ik zal je laten zien waar we naartoe gaan. Kijk.”

Julia volgde zijn vinger terwijl hij de pagina’s omsloeg. “Ik zie het. En wat zijn al die kleine pijltjes?”

“Sluizen. Vandaag redden we het wel. Alleen het Grand Union is breed, zoals je misschien nog weet, zodat beide boten er tegelijkertijd in kunnen. Maar als we er hier afgaan…” Zijn vinger prikte op de plek. “…zijn het enkele sluizen. Dan moeten we een voor een geschut worden.”

Julia wilde net vragen hoe ze de sleep zonder motor voort kregen zonder de sleper, toen ze zich bewust werd van wat commotie op de boot vóór haar.

“O, mijn god,” zei Ralph. “Wat nu? De sleper ligt stil. Zeker vastgelopen.” Hij wierp haar een snelle blik toe. “Op de bodem.”

Het geluid van de motor stierf weg, waardoor wat bijzonder kleurrijke taal uit Jasons mond in de richting van Suzy te horen was.

“Waag het niet om me uit te schelden!” schreeuwde ze terug. “Het is verdomme niet mijn schuld dat er een zinkstuk in het kanaal ligt! Ik kan verdomme toch niet twintig meter verderop in het water kijken! Jij ook niet!”

Zelfs twintig meter verderop had Julia de neiging om te vluchten. Ralph klom op het dak en liep over de sleep naar de sleper. Hij sprong op het wulf en verdween in de motorkamer. Julia wist niet of ze Suzy moest bijstaan, of dat ze juist uit de buurt moest blijven.

Ze verkoos het laatste, en vroeg zich net af of ze moest proberen om de kachel aan te steken, toen ze merkte dat er achter haar geroepen werd.

“Zou je die boot wel eens even uit de weg willen halen?” Het was een kleine, felle vrouw in blauw trainingspak, die iets te veel assertiviteitstrainingen had gevolgd. Ze stond op de boeg van een klein rubberbootje dat ondanks zijn formaat net zoveel kapsones leek te hebben als zijn eigenares. “Dat je vier keer zo groot bent als de rest hier op het water wil nog niet zeggendat je de boel een beetje kunt gaan blokkeren!”

Voordat Julia haar verontschuldigingen kon aanbieden, het kon uitleggen, of een ander onderdanig gebaar kon maken, haalde de vrouw adem en ging verder. “Die boten zijn veel te groot voor zulke kleine kanalen. Het moest niet mogen. Mijn man is aan de telefoon met Waterstaat. Hij haalt jullie wel van het water! Nou, sta daar niet met je mond open! Doe iets!”