18
De laatste week van het seizoen was vreselijk plotseling gekomen. “Waarschijnlijk,” zei Suzy, “omdat we het zo leuk hebben. We weten wat we doen, we hebben hulp en weten dat de boten echt van ons zijn.”
Julia was net zo bedroefd als Suzy dat het einde van het seizoen genaderd was, ook al wist ze dat ze een boel belangrijke beslissingen moest nemen. “We moeten van de laatste week iets extra moois maken,” zei ze. “Op het hoogtepunt stoppen.”
“Nou, dat moet niet zo moeilijk zijn. John en Betty komen terug. Weet je nog, onze stoomhobbyist en zijn vrouw, die de eerste keer met ons over de Tardebigge gingen?”
∗
“Wat leuk dat jullie terug zijn!” zei Suzy, nadat ze zowel Berry als John enthousiast had omhelsd. “Wat een vertrouwen.”
“We hadden het toch gezegd, of niet?” zei Betty. “En ik ben dol op het landschap in deze tijd van het jaar. Het is niet te warm, en de bomen beginnen net te kleuren. Het landschap op z’n mooist.”
“O,” zei Suzy. “Het is jammer dat jullie er niet waren toen Wayne zijn video aan het maken was. Dan had je dat voor de camera kunnen zeggen.”
“Ik ben blij om te zien dat Julia hulp in de keuken heeft gekregen,” ging Betty verder.
“Ja, Mei is fantastisch,” stemde Julia in. “Zij heeft die brownies gemaakt die je daar eet.”
“Ik weet niet hoe jullie het deden,” zei Mei, terwijl ze naar de foto’s van John leek, “met z’n drieën.”
“We steunden heel erg op onze passagiers,” zei Julia. “En ze stelden ons nooit teleur.”
“Mmm,” zei Suzy. “Maar we hebben nooit meer een passagier gehad die wist hoe hij het blok en de haken moest gebruiken om de sleep uit de sluis te krijgen.”
De andere passagiers waren een gepensioneerde dominee en zijn vrouw en een paar Amerikaanse rugzaktoeristen die een weekje luxe hadden geboekt voordat ze verder gingen met hun trektocht door Europa. Met John en Betty als voorbeeld settelden ze zich al gauw en keerden ze terug naar de kajuit voor een kop thee en brownies. De vrouw van de dominee keek ongemakkelijk naar Johns foto’s. “Moeten de passagiers werken? Ik heb een slechte rug.”
“Alleen als je dat wilt. Het is geheel vrijwillig. Behalve voor John, natuurlijk. Die hebben we nodig,” zei Suzy. “Zo, iemand nog thee? Of zal ik de bar opendoen?”
De Amerikaanse rugzaktoeristen, die net zo opgelucht waren als de vrouw van de dominee, gaven de voorkeur aan een koud biertje.
∗
Op woensdagochtend, toen Julia de ontbijtboel had afgewassen, kwam Mei binnen om haar de kombuis uit te werken.
“Hop, even een frisse neus halen. Ga een sluis klaarzetten, of zo.”
Julia liet zich wegjagen en ging een trui halen. De warme augustusmaand was overgegaan in een september vol mist en zonder fruitige weldadigheid. Maar hoewel de zon niet meer zo warm was en de dagen korter waren, brachten de passagiers het grootste deel van de tijd aan wal door. Dan hielpen ze mee, of ze wandelden langs de neggen en plukten grote hoeveelheden bramen. De dominee en zijn vrouw brachten paddestoelen mee van hun ochtendwandelingen.
Ze waren nu vanuit Oxford op weg naar Strafford en hadden het Grand Union Canal bereikt, waar de sluizen breed waren en de boten naast elkaar konden varen, zodat John nu waarschijnlijk degene zou zijn die de sluizen bediende, aangezien hij de sleep niet langer de sluis uit hoefde te trekken. Toch hing Julia een zwengel aan haar riem. Wat tijd voor zichzelf was welkom, want ook al ging hun laatste week heel erg goed – de passagiers vormden een blije, harmonieuze, alcoholische groep – Julia was toch niet zo opgewekt als de anderen. Ze moest haar moeder nog steeds over haar zwangerschap vertellen.
John stond niet bij de volgende sluis, zoals ze had verwacht, maar toen ze dichterbij kwam, werd ze begroet door twee vrouwen die erg overstuur waren. Een van hen had een stel grote honden die aan hun riemen trokken en haar in het kanaal dreigden te trekken.
“De boten zitten vast in de sluis!” schreeuwden ze toen ze Julia zagen. “Ze gaan zinken!”
Julia rende naar de sluis en keek naar beneden. Er lagen twee kleine motorjachten tegen elkaar aan geklemd, die vervaarlijk schuin begonnen te hangen toen het water eronder vandaan zakte. De sluis was nogal krap voor twee motorjachten naast elkaar en iets in het metselwerk was achter de stootranden klem komen te zitten, waardoor ze tegen de sluiswand werden geklemd.
“Oké. Laat de schuiven zakken,” beval ze, maar ze zag dat de honden hun gevecht aan het winnen waren om de vrouw mee te zeulen in de richting van hun baasjes, en de andere vrouw was inmiddels hysterisch.
Julia rende daarom maar zelf naar het eind van de sluis, trok de zwengel uit haar riem en deed de schuiven naar beneden. Vervolgens racete ze terug naar de andere kant en opende eerst de ene schuif en vervolgens de andere. De boten hingen gevaarlijk schuin en schuurden tegen elkaar en tegen de muur, maar geleidelijk vulde de sluis zich weer en nam het water het gewicht van de boten op, zodat ze niet langer dreigden te zakken en te kantelen.
“Zo,” zei Julia, toen de vrouwen terugkwamen, “zet nu allebei de boten met een lijn vast en trek er een naar achteren, zodat ze achter elkaar komen te liggen; houd dan de boten op hun plek terwijl de sluis leegloopt.”
“Stelletje rotzakken, dat ze naar de pub zijn gegaan en de boel hier aan ons hebben overgelaten,” zei de vrouw die zo hysterisch was geweest, terwijl ze tegen haar zin deed wat haar gezegd was.
Julia keek haar eens goed aan. Iets in de stem kwam haar bekend voor. Toen wist ze het weer. Het was de vrouw die op Julia’s eerste dag op het water tegen haar had geschreeuwd dat ze uit de weg moest gaan. Ze was lichtelijk opgelucht dat het niet waarschijnlijk was dat de vrouw Julia zou herkennen, ook al zou ze de boten waarschijnlijk wel herkennen als ze langskwamen. Julia was erg veranderd sinds hun eerste ontmoeting. Ze was nu bruin, zelfverzekerd en, ondanks haar permanente misselijkheid, fit. Iets wat ze aan het begin van de lente allemaal niet was geweest.
John, die aan de wandel was geweest, kwam erbij en samen hielpen ze de vrouwen om de boten aan de wal te leggen toen de sluisdeuren eenmaal open waren. De vrouwen gingen vervolgens op zoek naar hun mannen. “Wat was dat allemaal?” vroeg hij, toen ze terugliepen om de sluis klaar te maken voor de Pyramus en de Thisbe.
“O, ze probeerden naast elkaar de sluis in te gaan in plaats van achter elkaar,” zei Julia. “Ze bleven achter een uitstekende baksteen of iets dergelijks haken.”
“Nou, jij hebt ze duidelijk gered. Goed gedaan. Toen we hier de eerste keer waren, was je niet zo handig met de boten, ook al was je een kei in de keuken.”
Julia voelde zich schuldig vanwege de reden dat ze niet in de kombuis was en begon te blozen.
“En ze hebben je niet eens bedankt,” ging John verontwaardigd verder.
“Ze voelden zich, denk ik, nogal stom. Als ze mij moesten bedanken, zouden ze zich nog dommer voelen.”
“Dat is geen excuus. Mensen moeten hun verantwoordelijkheden onder ogen zien.”
“Ja,” stemde Julia in, en realiseerde zich dat ze het niet langer kon uitstellen om haar moeder het nieuws te vertellen.
∗
“Maar waarom wil je je moeder nu bellen, terwijl we net een tunnel ingaan?” zei Suzy, terwijl ze de mobiele telefoon vasthield waar Julia om vroeg. “Je hebt nu al zo lang gewacht om haar te vertellen dat je zwanger bent dat dat halfuurtje ook niets meer uitmaakt. Je hebt straks geen bereik en dan wordt de verbinding verbroken, net op het moment dat je het haar hebt verteld.”
“Dat is ook de bedoeling,” zei Julia, die het helemaal had uitgedokterd. “Als ik het goed plan, kan ze me dan niet terugbellen. Dus belt ze mijn zus om het haar te vertellen. Angela zegt dan dat ze het al weet, maar het hele gesprek neemt natuurlijk flink wat tijd in beslag, en tegen de tijd dat ze mij dan eindelijk te pakken heeft, is ze al aan het idee gewend. Maar als jij me nu niet gauw de telefoon geeft, moet ik het er direct uitflappen, anders wordt de verbinding al verbroken terwijl we elkaar nog niet eens hebben gevraagd hoe het gaat!”
“Maar zie je er dan niet vreselijk tegenop om te wachten tot ze terugbelt? Kun je er niet beter maar in één keer van af zijn?”
“Lijkt me niet. Ik denk dat ze wel kalmeert als ze over de eerste schok heen is. Angela heeft me verteld dat ze van plan is om iets te zeggen als: Je wilt toch niet dat Julia altijd kinderloos blijft, mam? En dan zegt mama: Nou ja, maar kan ze niet gewoon trouwen zoals normale mensen? En dan vertelt Angela haar dat alle goede mannen al bezet zijn, en dat alleen de lafbekken en de mishandelaars nog over zijn. Ik denk dat dat wel helpt.”
“Ik kan me niet voorstellen dat jouw moeder niet volledig achter je zal staan.” Suzy hield de telefoon met dezelfde koppigheid vast als haar indruk van Margot.
“Ik heb geprobeerd om je over haar te vertellen. En ze zal me ook steunen als ze eenmaal al haar vriendinnen heeft verteld dat haar ongetrouwde dochter zwanger is en heeft moeten luisteren naar al haar vriendinnen die sputteren over de jeugd van tegenwoordig, ook al is dat in mijn geval helemaal niet van toepassing.” Door de angst begon Julia nogal te ratelen. “Maar eerst wordt ze boos. Geloof me nu maar.” Julia hield haar hand weer op voor de telefoon.
Suzy schoof wat opzij, zodat Julia er nog steeds niet bij kon. “Ik ben niet blij met deze bliksemaanval. Ik vind het niet eerlijk tegenover Margot. Je moet ook rekening houden met haar gevoelens.”
Een kleine tornado van verontwaardiging tolde door Julia’s binnenste en zakte toen af. Suzy was een stuk volwassener geworden sinds het begin van het seizoen, maar ze zou de ironie van deze opmerking nog steeds niet kunnen inzien. “Ik kan me niet herinneren dat jij laatst zoveel rekening hield met de gevoelens van je vader,” zei ze vriendelijk.
“Wel waar!” Suzy deed geen moeite om haar verontwaardiging te verbergen. “Ik heb de auto toch aangenomen, of niet dan?” Maar omdat ze inzag dat Julia gelijk had, gaf ze haar de telefoon. “Ik ben er nog steeds niet van overtuigd dat je het niet beter kunt doen als je eenmaal weer lekker thuis bent. Dan kun je je moeder geruststellen dat je allerlei plannen hebt om voor jezelf te zorgen. Ze wil tenslotte alleen maar het beste voor je.”
“Dat weet ik!” Julia raakte zo langzamerhand over haar toeren. “Maar als ik wacht tot ik mijn leven helemaal heb uitgewerkt, dan is de baby inmiddels tien. En ik denk niet dat ik mijn moeder deze kerst kan ontlopen, laat staan de komende tien jaar! Alsjeblieft! Ik moet dit doen voordat mijn plan helemaal in duigen valt!”
∗
Julia’s inschatting van haar moeders reactie bleek behoorlijk zuiver te zijn. ‘Mijn god!’ was het enige dat ze kon uitbrengen voordat de verbinding werd verbroken, maar het leek de gehele lengte van de Stygische duisternis van de tunnel te weerkaatsen. En toen haar moeder haar een tijdje later terugbelde met ‘Hoe kun je zo stom zijn?’ en ‘Ik heb je altijd over voorbehoedmiddelen ingelicht, dus is er geen excuus voor een vrouw van jouw leeftijd om verrast te worden’, had Julia diep adem moeten halen om haar niet te vertellen dat zij dolgelukkig was, niet omdat dat helemaal waar was, maar als reactie op haar moeders afschuw. Haar moeder had haar zelfs onderworpen aan iets waar Julia het meest tegenop had gezien, namelijk gefoeter in de trant van: Tegenwoordig hoeft niemand toch meer ongewenst zwanger te raken? En dat was een code voor: Waarom laat je het niet aborteren?
Margot was geboren vóór de legalisatie van abortus en had zoals zovelen van haar generatie een pragmatischer houding dan jongere vrouwen. In tegenstelling tot de jongere generatie was zij in haar beïnvloedbare jeugd niet blootgesteld aan plaatjes van ongeboren kinderen en zag ze het niet als moord. Julia’s angst dat haar moeder een abortus zou voorstellen, was een van de redenen dat ze haar het nieuws nog niet had verteld.
Maar zoals al voorspeld, had Margots telefoontje met Angela haar verontwaardiging enigszins getemperd. Angela, wier degelijkheid was gebaseerd op een man en drie kinderen, was erin geslaagd om haar moeder ervan te overtuigen dat tegenwoordig iedereen kinderen had zonder boterbriefje en dat haar vriendinnen haar niet zouden mijden omdat Julia zwanger was. Margot deed dan wel alsof ze zo eerlijk en vrijgevochten was, maar eigenlijk zocht ze net zozeer goedkeuring als haar dochter. Angela, die namens haar zus haar uiterste best deed, wist de indruk te wekken dat alleen een moeder die zo hip en ontwikkeld was als Margot in staat was om dit zo goed op te vatten.
Dus toen Margot telefonisch herenigd was met Julia, was ze een stuk minder geschokt, ook al had ze zich er nog steeds niet mee verzoend.
“Wie is de vader? Gaat hij een deugdzame vrouw van je maken?”
“Het was een heel vluchtig contact. Ik ga het hem niet eens vertellen. Het heeft geen zin om een jong leven overhoop te halen omdat ik onachtzaam ben geweest.” Weer een waarheid die een leugen creëerde. Het woord jong zou haar moeder misschien afbrengen van gedachten aan Fergus.
“Dus het was niet…”
“Nee. Ik weet dat ik heel dom en vreselijk onverantwoordelijk ben geweest – om over hoerig nog maar niet te spreken – maar ik wil niet dat er nog een leven wordt beïnvloed.”
Margot was stil. “Tja, je kunt denk ik beter een ongehuwde moeder zijn dan getrouwd met iemand die volkomen ongeschikt is…” Ze klonk niet helemaal overtuigd.
“Mammie, je zou toch niet willen dat ik na een mislukt huwelijk ergens met een baby in een flat zit waar de lift het niet eens doet? Dan kan ik veel beter in mijn eigen huisje zitten.”
“Maar je hebt het verhuurd!”
“Volgende week komt het weer leeg. Ik ben altijd van plan geweest om aan het eind van het seizoen weer terug te gaan.”
“Maar als je de huurder er nu niet uit krijgt, wat dan?”
“Mammie, lieverd, weet je nog wat voor werk ik deed voordat ik op het water zat? Het contract is waterdicht, en trouwens, het meisje aan wie ik het heb verhuurd, heeft zelf plannen. Ik heb haar vorige week nog even gebeld voor de zekerheid. Ze zei dat de tuin vol stond met pronkbonen.”
Toen ze haar moeder enigszins gerustgesteld had, voegde Julia zich nog wat trillend bij Suzy op de achtersteven.
“Ik zei toch dat ze er niet moeilijk over zou doen,” zei Suzy, voor Julia ook maar iets kon zeggen.
“Ja.” Julia liet haar maar in die waan. “In zekere zin. En wat gaan we onze passagiers als allerlaatste maal van het seizoen voorschotelen?”
“Champagne en zalm,” antwoordde Suzy.
Julia schudde haar hoofd. “Daar hebben we geen geld voor. Maar misschien dat we wat gerookte zalmsnippers kunnen krijgen en dat ik daar een mousse van maak.”
Geld of niet, bij het laatste diner was er champagne, en toen iedereen aangeschoten en sentimenteel werd, werd de lof over hun bekwaamheid als hotelboothouders steeds uitbundiger.
“Je bent een keurig meisje,” zei de gepensioneerde dominee tegen Julia. “Ook al ben je zwanger. Iedereen kan een vergissing maken, nietwaar, liefje?”
Het liefje in kwestie bloosde. “Ze was een bruiloftsbaby, een klein beetje te vroeg.” Zijn vrouw sprak de woorden alsof ze die al vaker had gezegd. “Ze heeft in Oxford gestudeerd.”
Julia, die het allemaal al eens eerder had gehoord, knikte. “Je bent vast erg trots.”
∗
Als de boten eenmaal veilig bij de plaatselijke werf afgeleverd waren voor hun beurt zou Suzy Julia in haar nieuwe auto naar huis brengen. Wayne ging terug naar zijn ouders in Tewkesbury en stond erop om met de bus te gaan.
“Laat me je dan op z’n minst naar het busstation brengen,” zei Suzy emotioneel en ze rende naar buiten, terwijl ze iets mompelde over de auto opwarmen.
Julia had het ook jammer gevonden dat ze afscheid moest nemen van Wayne. Hij had bewezen dat hij veel meer was dan de mooie jongen die Suzy van de oever had geplukt. Hij had een heel nieuw vak geleerd en een bedrijfsreddende video gemaakt Hij bloosde toen Julia hem dit vertelde en hij gaf haar een zoen op haar wang.
“Succes met de baby, Julia. Laat me weten wat het is,” zei hij.
Toen Suzy hem op de bus had gezet, kwam ze redelijk opgewekt weer terug. “Ik zie hem toch heel gauw weer. Zodra de boten zijn nagekeken, brengen we ze naar hem toe, zodat hij erop kan gaan wonen. Dan hoeft hij geen huur te betalen.”
Samen pakten ze Julia’s bezittingen, die op merkwaardige wijze waren toegenomen, in de auto van Suzy en vertrokken in de richting van Lechlade. Ze kletsten over Julia’s plannen, het vooruitzicht op het nieuwe seizoen en hoe Suzy het bemanningsprobleem zou oplossen voordat Wayne en Mei konden komen. “Ik zet weer een advertentie in The Lady,” zei Suzy. “Dat heeft de vorige keer ook zo goed gewerkt.”
Julia gniffelde. “Ik vind het heel lief van je dat je me brengt, Suzy. Als ik dit allemaal met het openbaar vervoer thuis had moeten krijgen…” Ze parkeerden voor haar huisje. “O.” Haar bejaarde buren, Daisy en Dan, stonden in de tuin hun chrysanten op te binden. “Hun vertellen dat ik zwanger ben zal ook geen eitje zijn. Kom je nog even binnen?”
Tot Julia’s opluchting zei Suzy nee, maar ze bleef lang genoeg om haar met haar tassen te helpen. Daarna sloeg ze haar armen stijf om Julia heen. “Je hebt je cheque?” Julia had een cheque, die gezien de omstandigheden veel groter was dan ze had verwacht. “Nou, je bent absoluut super geweest. Zonder jou had ik het niet gered. Ik kan je niet genoeg bedanken.”
“Je hoeft me niet te bedanken.”
“Jawel, en ik kom heel gauw langs om te zien of alles goed met je is.” Nog een omhelzing en toen was ze weg.
Julia zwaaide haar uit, en nadat Suzy was weggescheurd, draaide ze zich om naar haar buren. “Konden jullie het goed vinden met Alice?” vroeg ze hun, na de eerste begroeting.
“O, ja. Een heel aardig meisje. Ze zei dat ze een briefje voor je had neergelegd met haar nieuwe adres en zo. Maar we konden heel goed met haar opschieten. Ze heeft een heel mooi moestuintje voor je gemaakt, aan het eind, waar al die brandnetels stonden. Ik heb haar heel wat stekjes gegeven. Jammer dat jij er nooit lang genoeg bent om het bij te houden.”
“Nou…” Julia greep deze kans aan. “…dat gaat misschien veranderen. Maar ik kom wel een keertje langs als ik even tijd heb,” zei ze. “Ik heb op het moment nogal veel te doen.”
“De thee staat altijd klaar, dat weet je, liefje,” zei Dan, die door zijn slechte ogen en het muurtje haar toestand niet kon zien.
Toen ze de ramen opendeed om de geur van wierook, waar ze misselijk van werd, te verdrijven, ze de kat uitgebreid begroette en tussen de plastic zakken op zolder en in de logeerkamer op zoek ging naar de enkele spulletjes die ze nodig had, realiseerde ze zich dat ze veel banger was voor de afkeuring van Dan en Daisy dan voor die van haar moeder. Ze wist tenslotte dat haar moeder haar nooit echt zou verstoten, hoeveel buitenechtelijke kinderen ze ook zou krijgen. Maar Daisy en Dan konden heel eenvoudig besluiten dat hun vriendschap voorbij was.
Ze waren al in de tachtig en hadden al die jaren dat ze getrouwd waren in het huisje gewoond. Ze gaven Julia de overgebleven groente uit hun tuin en op haar beurt maakte zij jam van hun pruimen. Zij zorgden voor haar kat als ze op zakenreis was, en als ze bij hun zoon op bezoek gingen dan besproeide Julia de tuin, deed ze de gordijnen open en dicht en hield ze een oogje in het zeil. Ze waren al vijf jaar buren, en er was nog nooit een kwaad woord gevallen. Wat ze zouden vinden van een onwettig kind dat een aantal decibels aan het buurlawaai zou toevoegen, kon Julia niet voorspellen, maar ze was bang dat het niet veel goeds kon zijn.
Hoewel ze haar moeders reactie goed had ingeschat, zat ze er wat betreft haar buren volledig naast. “Ik heb een nieuwtje,” zei Julia, na een kop thee en een koekje. “Ik ben er zelf…heel…blij mee, maar jullie misschien niet.”
“Zeg het eens, meisje,” zei Daisy, terwijl zich een bezorgde frons op haar rimpelige voorhoofd vormde. “Je gaat toch niet verhuizen, hè?”
“Nee.” Julia glimlachte geruststellend. “Dat is het niet. Ik krijg een kind.” Er vielen geen kopjes van tafel en er klonken geen verafschuwde zuchten. “En ik ben niet getrouwd, en ga ook niet trouwen.”
De stilte werd alleen doorbroken door de ouderwetse klok, die heel regelmatig en een stuk langzamer dan Julia’s hart tikte. Het oude echtpaar wisselde bezorgde blikken. “Nou, liefje, het is niet goed om tot het laatste moment te wachten,” zei Daisy toen.
“En de man zal vast ook wel aan het idee wennen en de juiste beslissing nemen,” zei haar man. “Maak je maar geen zorgen, lieverd. Het lijkt ons heel leuk om een baby in de buurt te hebben, vind je ook niet?”
Zijn vrouw knikte. “Er is in dat huis geen baby meer geboren sinds de kleine Christopher Jones.” Ze glimlachte plotseling. “Hij zal nu wel bijna zestig zijn, schat ik.” Ze leunde voorover en legde haar hand even op Julia’s knie. “Maak jij je maar geen zorgen, mijn liefje. Het is niet meer zoals in mijn tijd. Een vrouw wordt niet door haar buren veracht omdat ze een foutje heeft gemaakt.”
De tranen sprongen in Julia’s ogen, iets wat de laatste tijd steeds vaker gebeurde. “U bent heel lief.”
Ter ere van de gelegenheid werd er nog een kopje thee ingeschonken en toen Julia uiteindelijk wegging, nadat ze hun een beschilderde kan had gegeven om aan hun verzameling toe te voegen, belde ze haar zus.
“Het is zo ironisch,” zei ze. “Aan de ene kant heb je mam, die zo New Age en liberaal is, maar die zich gedraagt als een Victoriaanse domineesvrouw als ze het hoort. En aan de andere kant heb je Daisy en Dan, die amper hebben gemerkt dat Victoria niet meer op de troon zit, en die doen er absoluut niet moeilijk over. Werkelijk!”
“Ik denk dat het in hun tijd heel vaak voorkwam dat een vrouw ongehuwd zwanger raakte. Dan had je de jongen nodig om een deugdzame vrouw van je te maken. Tegenwoordig doen pittige carrièrevrouwen het alleen.”
“Mmm,” mijmerde Julia, die deze steek onder water over haar vorige leven, dat nu door totaal iemand anders leek te zijn geleefd, negeerde. “Het idee dat iemand anders een deugdzame vrouw van je moet maken, heeft mij nooit aangestaan. Vrijen is verkeerd, of niet. Trouwen verandert daar verder niets aan.”
“Over veranderingen gesproken,” zei Angela, die als moeder geen tijd had voor dit soort filosofische overwegingen, “je nichtje zou het op prijs stellen als ik haar een schone luier gaf. Een gegeven waar jij over niet al te lange rijd heel vertrouwd mee zult zijn. Ik spreek je nog. Dag.”
Een paar dagen later, nadat ze haar tassen had uitgepakt, haar kleren had gewassen en haar broer, die erin slaagde om het nauwelijks over Julia’s toestand te hebben, had gezegd dat ze heus de papieren van Strange niet had (Darren had ze kennelijk nog niet gevonden), besloot ze om de logeerkamer eens onder handen te nemen. Het was geen nesteldrang, vertelde ze de kat die niet naar haar luisterde, maar gewoon ruimte maken voor het geval ze een huurder in huis moest nemen.
En daar, achter in de kast, waar ze het in haar woede had neergegooid, vond ze haar attachékoffertje. Niet leeg, zoals ze altijd had gedacht, maar met een aantal papieren waarnaar zekere personen vermoedelijk op zoek waren geweest.
Het koude zweet brak haar uit. Ze voelde zich plotseling misselijk. Ze was zo zeker geweest van haar eigen onschuld dat ze er amper aan gedacht had. Maar nu werd ze geconfronteerd met papieren die haar vermoedelijk naar de gevangenis konden sturen. Met knikkende knieën liet ze zich op een stapel rommel neervallen. “O, mijn god!” zei ze tegen de kat, die zich aan het wassen was. “Wat nu?”
De kat had amper tijd om een antwoord te verzinnen, want plotseling werd er op de deur geklopt. Julia slaakte een kreet van schrik. Een fractie van een seconde voelde ze zich een inbreker die op heterdaad wordt betrapt. Toen herinnerde ze zich dat ze de papieren niet daadwerkelijk gestolen had. Dat zouden ze bij Strange vast wel inzien als ze uitlegde hoe ze in haar bezit kwamen, terwijl ze had volgehouden dat ze er niets van af wist. En wie er ook voor de deur stond, zelfs als het de politie was, dan zouden ze vast niet de deur intrappen en haar arresteren. Dit was geen aflevering van NYPD Blue, hield ze zich bevend, maar resoluut voor. Toch liep ze met een heel schuldig gevoel naar beneden.