5
Addison
Mevrouw Dilloway bracht ons naar onze kamer, een grote suite met uitzicht over de tuin. ‘Dit waren vroeger de privévertrekken van lord Livingston,’ zei ze. ‘Na zijn overlijden is de ruimte opnieuw ingericht voor lord Abbott, die hier toen woonde.’ Haar ogen waren vol herinneringen en ze streek met haar hand langs een donkere sierlijst voordat ze hem plotseling terugtrok. ‘In de badkamer liggen handdoeken,’ ging ze verder. ‘Kan ik mevrouw Klein de lunch boven laten serveren?’
‘Nee, dank u,’ zei Rex. ‘We hebben in Londen een hapje gegeten.’
Ik liep naar het zijraam en zag in de verte een boomgaard. Kleurige vlekken schemerden tussen de smaragdgroenen bladeren door: roze, rode en witte. Het effect was schitterend. ‘Natuurlijk,’ zei mevrouw Dilloway, die zich naar de deur omdraaide.
‘Wacht even,’ zei ik. ‘Wat een prachtige boomgaard. Die bomen… dat zijn camelia’s, toch?’
Mevrouw Dilloway tuitte haar lippen. ‘Inderdaad.’
‘Ik heb er nog nooit zo veel bij elkaar gezien,’ zei ik terwijl ik er bewonderend naar keek. Ze waren natuurlijk al grotendeels uitgebloeid. Sommige bloeien wat later, andere eerder, maar de meeste camelia’s zijn op hun best in het vroege voorjaar, als de lucht nog koud is. Toch was het met die weinige bloemen die er nog waren niet moeilijk je de cameliatuin in volle bloei voor te stellen, als de geschilderde rozenstruiken van de Koningin in Alice in Wonderland.
‘Is dat alles?’ vroeg mevrouw Dilloway kortaf. Ik zag dat ze er niet aan was gewend gesprekjes te voeren.
Ik knikte en draaide me weer naar het raam om.
Ik voelde hoe Rex zijn hand in mijn zij legde terwijl hij naast me kwam staan. Hij gebaarde naar het mahoniehouten bed met het perfect gladgestreken dekbed en glimlachte schalks naar me. ‘We zijn nu de heer en dame des huizes.’
Ik maakte me van hem los. ‘Niet nu, schat,’ zei ik onrustig. ‘We moeten uitpakken.’
‘O,’ zei hij gekwetst. Hij ging op het bed zitten en friemelde aan de kraag van zijn overhemd.
Hoe gelukkig we ook waren en hoeveel we ook van elkaar hielden, we draaiden altijd om de hete brij heen, want Rex wilde kinderen en ik niet. Ik glimlachte geforceerd. ‘En het zou nu erg ongemakkelijk zijn,’ zei ik terwijl ik hem op zijn wang kuste, ‘met de huishoudster in de buurt. Vanavond?’
Nu keek Rex weer blij.
‘Dit landgoed is echt de perfecte locatie voor je onderzoek,’ zei ik om hem van het onderwerp af te leiden. ‘Heb je die geheimzinnige achtertrap gezien toen we naar boven gingen?’
‘Ja,’ zei hij, ‘en die bediendengang?’
Ik knikte. ‘Het lijkt hier wel het decor van zo’n oud moordmysterie, zo een waarin de moordenaar ontkomt.’
‘Het is net of je in een film van Alfred Hitchcock rondloopt, hè?’ Hij hing zijn colbertje over een stoel. ‘Ongelooflijk, dat mijn ouders het zo goedkoop op de kop hebben kunnen tikken, en helemaal gemeubileerd.’
‘Wat is de geschiedenis van dit huis?’ vroeg ik, en ik keek op naar een schilderij van een strenge, maar aantrekkelijke man aan de muur. ‘Wat gek, dat een familie al haar erfstukken verkoopt.’
Rex haalde zijn schouders op. ‘Volgens mijn moeder is lord Livingston in de jaren zestig overleden en is mevrouw Dilloway destijds gebleven om voor een van zijn zoons te zorgen. De arme man had complicaties van een kinderziekte. Zijn toestand werd steeds erger.’
‘En toen is hij overleden?’
‘Ja,’ zei Rex. ‘Vorig jaar, en toen heeft de familie het huis te koop laten zetten. Mijn moeder zei dat het een heel vreemde transactie was. De notaris die de zaken voor het landgoed afhandelde stond erop dat alle meubels en kunst – letterlijk alles – achterbleven.’
‘Wat raar,’ zei ik terwijl ik met een vinger langs de rand van een mahoniehouten tafeltje streek. ‘Je zou denken dat je als familie toch minstens wat spullen met emotionele waarde wilt houden.’
‘Blijkbaar niet,’ zei hij. ‘Mijn vader heeft iets over een erfgenaam gezegd.’ Hij krabde op zijn hoofd, alsof hij zich de details probeerde te herinneren. ‘Hij had zijn vader jaren niet gesproken toen hij stierf. Een of andere familievete, denk ik.’
Ik dacht aan wat de taxichauffeur over het huis had gezegd. ‘Rex, denk je dat er hier iets is gebeurd?’
‘Wie zal het zeggen?’ zei hij grijnzend. ‘Misschien heeft de huishoudster wel een hele stapel lijken in de kelder verstopt.’
‘Ssst,’ zei ik. ‘Straks hoort ze je nog.’ Ik begon mijn koffer uit te pakken en legde mijn kleren in een kast die tegen de buitenmuur stond. ‘Ik heb best een beetje met haar te doen. Ik moet er niet aan denken dat ik op haar leeftijd nog als huishoudster zou moeten werken.’
Rex haalde zijn schouders op. ‘Pa heeft haar een aanzienlijke ontslagpremie aangeboden toen hij het huis kocht, maar ze wilde per se aanblijven,’ zei hij.
Ik keek om me heen in de kamer en naar de kristallen kroonluchter aan het plafond. ‘Ze voelt zich vast verantwoordelijk.’
Rex liet zijn hoofd een stukje naar rechts zakken. ‘Ja, of ze verbergt iets.’ Hij pakte zijn schrift en schreef er iets in op. ‘Dat zou best logisch zijn. Waarom zou je anders meer dan een halve eeuw in dienst blijven, zelfs nadat de hele familie gestorven of verhuisd is? Dit is stof voor een roman.’
‘Zo hoor ik het graag,’ zei ik. Ik werd nu ook nieuwsgierig. Ik liep naar het raam en keek uit over de glooiende heuvels en tuinen die naar de cameliatuin leidden. Ik voelde ineens een steek van heimwee. Ik zou de lupines heel erg missen, en de asters, en de zeldzame klaprozen die ik een paar maanden daarvoor in ons piepkleine tuintje in New York had gezaaid. Het zou daar een symfonie van schoonheid en kleur worden voor… de eekhoorns.
Ik ging aan de kaptafel zitten en kamde mijn lichtbruine haar. Ik had zo hard gewerkt om mijn geheime verleden van me af te schudden, en nu klauwde het grommend en dreigend om zich heen, als een dolgedraaid gekooid dier. Ik draaide aan mijn trouwring.
‘Ik ga even douchen,’ zei Rex, die iets in zijn koffer zocht. ‘Heb jij mijn scheermes gezien?’
‘Nee,’ zei ik. ‘Sorry.’
‘Nou ja. Dan stap ik even in een auto en ga er een kopen. Heb jij iets nodig?’
‘Nee dank je,’ zei ik. ‘Of eigenlijk wel… chocola. Ik heb zin in chocola.’
Rex grijnsde en pakte zijn jasje van de stoel. ‘Tot zo dan,’ zei hij.
Nadat hij was vertrokken keek ik in de reusachtige vergulde passpiegel naar mijn reflectie en vroeg me af hoeveel nobele dames in diezelfde edwardiaanse spiegel naar zichzelf hadden gekeken, gegarandeerd met krullen in het haar, een korset aan en in met kant afgewerkte kleding. Ik keek naar mijn eenvoudige grijze Cap-jurk met zwarte legging en voelde een huivering van gêne door me heen gaan. Daar was hij weer: die diepgewortelde angst die ik al vanaf mijn kindertijd voelde, die angst die fluisterde dat ik niet goed genoeg was.
Ik zette de gedachten van me af, pakte de afstandsbediening en stemde de televisie af op het laatste nieuws van CNN. Nog meer onrust in Israël. Een helikopter in Irak gecrasht. Ik zette de televisie snel weer uit en liep naar het grote ruitjesraam dat over de tuin uitkeek. Ik schoof de blauw-gele linnen gordijnen open, die in scherpe vouwen waren geperst. Lydia’s binnenhuisarchitect, die net het appartement van Nigella Lawson in Londen had ingericht, had mijn schoonmoeder geadviseerd het traditionele uiterlijk van het oude huis te bewaren en ik was blij dat ze dat advies had gevolgd. Haar vader was projectontwikkelaar en ze was van plan geweest het pand te renoveren en als weekendverblijf te gaan gebruiken. Maar haar oorspronkelijke plan om het eeuwenoude landhuis helemaal te strippen en een open, minimalistische sfeer te creëren had niet goed gevoeld. Dat zou zijn alsof je een hek van wit staketsel om een pand van Frank Lloyd Wright zou zetten. Gelukkig zou die ingrijpende metamorfose niet doorgaan. Maar er zou wel gerenoveerd worden. Rex zei dat een architect de tekeningen al klaar had. Ik hoopte maar dat ze de integriteit van het huis, en de tuin, intact zouden laten.
Ik keek door het raam naar beneden en zag Rex op de oprit naast een ouderwetse auto staan. Vast een Rolls-Royce. Zijn vader was verzamelaar en Rex vond het geweldig dat hij er in de garage van het landgoed een had gevonden. Er liep een vrouw op hem af, en ik boog me naar voren om haar beter te kunnen zien. Haar blonde haar was in een botte boblijn geknipt en ze droeg een zonnebril. Ik vroeg me af wie ze was. Ze zei iets tegen Rex. Die schudde zijn hoofd en keek achterom naar het huis. Ze wisselden een paar woorden voordat ze hem een grote envelop gaf en naar een blauwe cabriolet liep die verderop op de oprijlaan geparkeerd stond. Rex stapte in de oude auto. Ze startten tegelijk hun motor. Ik raakte het raam aan en keek toe hoe ze wegreden. De vrouw was vast iemand die in het huis werkte.
Ik was in eerste instantie van plan te wachten tot Rex terug zou zijn, maar na een half uur besloot ik toch zelf naar beneden te gaan. Mevrouw Dilloway had een rondleiding beloofd, maar waar zou ze nu zijn? Het getik van de antieke wandklok was het enige geluid dat de stilte doorbrak. Ik liep langs panelen vol sierlijk houtsnijwerk, uitbundig lijstwerk en schilderijen met afbeeldingen van het Engelse landleven, door de hal naar een kamer aan de oostkant van het huis. Een kast naast een raam trok mijn aandacht. De hardhouten deuren waren voorzien van minutieus houtsnijwerk in bloemmotief. Ik stak mijn hand uit om een van de glazen deurknoppen aan te raken en probeerde de deur te openen, maar hij klemde. Ik trok wat harder, probeerde het nog een keer en stond ineens met de knop in mijn hand. Achter me schraapte iemand zijn keel.
Ik voelde dat ik begon te blozen toen mijn blik die van mevrouw Dilloway ving. ‘O, hallo,’ zei ik schuldbewust. ‘Ik stond deze kast te bewonderen. Ik heb per ongeluk de deurknop afgebroken. Het spijt me verschrikkelijk, maar we kunnen hem vast wel…’
‘Geef maar hier,’ zei mevrouw Dilloway stijfjes. Ze liep op me af en nam de knop van me aan, die ze in de zak van haar jurk stak. ‘Ik laat hem wel repareren.’
‘Het spijt me,’ zei ik nogmaals.
‘Dat geeft niets,’ zei ze, maar haar gezicht sprak boekdelen. Ze vertrouwde me niet en wilde niet dat ik door het landhuis sloop en kastdeuren opende die misschien wel niet bedoeld waren om ooit open te maken. Toen vroeg ze terwijl ze zijdelings naar de trap keek: ‘Zal ik dan nu de rest van het huis laten zien?’
‘Graag,’ zei ik. ‘Maar misschien moeten we even wachten tot Rex terug is. Ik weet dat hij uw rondleiding niet wil missen.’ Ik draaide me een beetje geïrriteerd naar het raam om. ‘Ik snap niet waar hij blijft. Hij ging alleen even een scheermes kopen.’
‘O ja,’ zei mevrouw Dilloway. ‘Uw man heeft net gebeld om te zeggen dat hij nog twee uur weg is. Hij moest zaken regelen.’
‘Zaken?’ Ik schudde mijn hoofd. Wat voor zaken? Rex en ik waren nog maar net aangekomen. ‘Dat wist ik niet. Heeft hij verder nog iets gezegd?’
‘Nee,’ zei mevrouw Dilloway langzaam, en ze staarde me nieuwsgierig aan terwijl haar handen weer voor haar borstkas in elkaar grepen, zoals ze dat ook hadden gedaan toen we aankwamen.
‘Wat raar,’ mompelde ik. ‘Waarom heeft hij me niet op mijn mobieltje gebeld?’ Ik viste mijn telefoon uit mijn zak en zag dat hij leeg was.
Ik liep achter mevrouw Dilloway aan naar de deur en bleef even staan bij een boekenkast. Het drong tot me door dat ik mijn boek in het vliegtuig had laten liggen. ‘Ik denk dat ik even iets te lezen pak.’ Ik keek mevrouw Dilloway aan. ‘Als dat mag?’
‘Natuurlijk,’ antwoordde ze, hoewel ik aan haar blik zag dat ze het heel vervelend vond.
Ik trok een boek met een blauw kaft uit de kast en las de opdruk: De jaren van Virginia Woolf. ‘Wat grappig,’ zei ik. ‘Clara, mijn assistente, zei laatst nog tegen me dat ik dit boek moest lezen als ik in Engeland was. De personages wonen in een huis als dit.’ Ik liep achter mevrouw Dilloway aan terug naar de hal, waar onze blikken kruisten. Ik zag heel even een vage glimlach op haar gezicht, een flits maar, en toen tuitte ze haar lippen.
‘Is er iets?’ vroeg ik; ik was bang dat ik haar had gekwetst.
‘Nee hoor,’ zei ze, en toen was ze even stil. Toen zei ze: ‘Ik was het Amerikaanse accent vergeten.’ Ze zag er even geamuseerd uit. ‘U doet me denken aan iemand die hier heel lang geleden heeft gewoond.’