15

De wereld wordt kleiner


Van dat ogenblik af hield ik een journaal bij. Het is een mengeling van een dagboek, een voorraadlijst en een alledaags boek. Er staan notities in van de plaatsen waar mijn expedities mij heen voerden, bijzonderheden van de bijeengebrachte voorraden, schattingen van beschikbare hoeveelheden, opmerkingen over de toestand van gebouwen, aantekeningen omtrent hetgeen het eerst moest worden weggehaald om rotting te voorkomen. Levensmiddelen, brandstof en zaad behoorden voortdurend tot de gezochte artikelen, maar ze waren lang niet de enige. Er zijn aantekeningen betreffende ladingen kleding, gereedschappen, linnengoed, tuigage, keukengerei, palen, ijzerdraad, steeds meer ijzerdraad; ook boeken.  Ik kan erin zien dat ik binnen een week na mijn terugkeer van Tynsham ben begonnen met het opbouwen van een heg van ijzerdraad om de triffids buiten te houden. We hadden al versperringen om ze weg te houden uit de tuin en de directe omgeving van het huis. Nu begon ik met de uitwerking van een eerzuchtiger plan. Ik wilde een paar hectaren van trifflds zuiveren. Hiervoor was een stevige omheining van ijzerdraad nodig, waarbij de natuurlijke terreingesteldheid en bestaande belemmeringen werden benut. Daarbinnen moest een lichtere omheining komen, opdat het vee en wijzelf niet door onachtzaamheid de hoofdwering zo dicht naderden dat we binnen het bereik van de angels kwamen. Het was een zwaar, moeizaam karwei en ik had enige maanden nodig om het te voltooien.  Tegelijkertijd probeerde ik het a-b-c van het boerenbedrijf te leren. Zoiets leert men niet gemakkelijk uit boeken. In de eerste plaats was geen enkele schrijver over dit onderwerp ooit op de gedachte gekomen dat iemand die boer wilde worden op het absolute nulpunt zou beginnen. Daardoor kreeg ik de indruk dat alle werken als 't ware middenin begonnen. Ze gingen ervan uit dat je over een grondslag, een woordenschat beschikte die de hunne was. Mijn specialistische biologische kennis was vrijwel van geen nut bij de aanpak van praktische problemen. Een groot deel van de theorie behandelde materialen en grondstoffen die ik óf niet kon krijgen óf niet zou herkennen als ik ze vond. Ik merkte al gauw, dat als ik de dingen liet schieten die binnenkort niet meer verkrijgbaar zouden zijn, zoals kunstmest, geïmporteerde voedingsstoffen en bijna alle machines, op de eenvoudigste na,ik menige zweetdruppels zou moeten laten voor een problematische opbrengst. Ook voor de behandeling van paarden, zuivelbereiding en  slachtwerkzaamheden vormt uit boeken geputte kennis een verre van toereikende grondslag. Er zijn zoveel punten waarop je je werk niet even kunt onderbreken om het desbetreffende hoofdstuk te raadplegen. Bovendien vertoond de werkelijkheid telkens weer ver-  bijsterende afwijkingen van de eenvoud van de gedrukte tekst  Gelukkig was er tijd genoeg om fouten te maken en ervan te leren De wetenschap dat er verscheidene jaren voorbij konden gaan voor wij op onze eigen hulpbronnen aangewezen zouden raken, bewaarde ons ervoor wanhopig te worden onder de teleurstellingen. Bovendien hadden wij de geruststellende gedachte dat wij ons nuttig maakten door van bewaard gebleven voorraden te leven en zo te voorkomen dat ze bedierven. Veiligheidshalve liet ik een vol jaar voorbijgaan voor ik weer naar Londen ging. Het was het voordeligste gebied voor mijn plundertochten, maar ook het meest deprimerende. De plaats maakte nog steeds de indruk dat aanraking met een toverstaf haar weer tot leven zou brengen,  hoewel vele voertuigen in de straten begonnen te roesten. Een jaar later was de verandering duidelijk merkbaar. Het plaveisel begon bezaaid te raken met grote stukken pleister die van de voorgevels van de huizen hadden losgelaten. In de straten kon men gevallen dakpannen en stukken schoorsteen vinden. Gras en onkruid vonden een goede voedingsbodem in de goten en verstikten de afvoer. Bladeren hadden de regenpijpen verstopt, zodat er ook gras en zelfs kleine struiken in spleten en in het slib van de dakgoten groeiden. Bijna ieder gebouw begon een groene pruik te dragen waaronder het dak vochtig en verrot moest zijn. Door vele ramen kon je gevallen plafonds zien, afbladderend en omkrullend behang en muren die glinsterden van vocht. De parken en plantsoenen waren wildernissen die zich langzaam uitbreidden over de naburige straten. Overal scheen plantegroei zich naar buiten te persen. De gewassen schoten wortel in de kieren tussen de straatstenen, ze sprongen uit scheuren in beton, ze vonden zelfs een onderkomen in de banken van de verlaten auto's. Van alle kanten kwamen ze opzetten, om de door de mens geschapen onvruchtbare gebieden weer in bezit te nemen. En merkwaardig, naarmate de levende dingen de overhand kregen, werd de indruk van de plaats minder benauwend. Terwijl zij zich onttrok aan de macht van welke toverstaf ook, gingen de meeste geesten met haar mee en trokken zich langzaam in de geschiedenis terug. Eens - niet dat jaar, ook niet het volgende, maar nog later - stond ik weer op Piccadilly Circus, keek rond naar de woestenij en probeerde voor mijn geestesoog de menigten die daar eens hadden gekrioeld weer op te roepen. Het lukte mij niet meer. Zelfs in mijn herinnering ontbrak het hun aan werkelijkheid. Er was geen zweem meer van te bekennen. Zij waren opgegaan in de geschiedenis, evenals de menigten in het Romeinse Colosseum of het leger der Assyriërs. En ze schenen even ver weg te zijn. Het heimwee dat mij soms in stille uren bekroop, ontroerde mij dieper dan het schouwspel van de ondergang zelf. Als ik alleen op het land was, kon ik de  bekoring van het vroegere leven weer oproepen. Tussen de verwaarloosde, langzaam vervallende huizen scheen ik mij alleen het gezwoeg, de teleurstellingen, de doelloze wedren, de allesoverheersende klank van holle vaten te herinneren en wist ik niet zeker meer hoeveel wij verloren hadden...  Mijn eerste verkenningstocht ondernam ik alleen. Ik kwam terug met kisten triffid-munitie, papier, machineonderdelen, de brailleboeken en schrijfmachine waar Dennis zo naar verlangde, luxe artikelen als dranken, snoeperijen, grammofoonplaten en ook boeken voor de rest van ons gezelschap. Een week later ging Josella met mij mee met de meer praktische bedoeling om naar kleding te zoeken, niet alleen voor de volwassenen, maar, ook voor het kind van Mary en het kind dat zij zelf nu  verwachtte. Het schouwspel ontstelde haar en daarna ging ze niet meer mee.  Ik bleef er van tijd tot tijd naartoe gaan, op zoek naar het een of andere artikel, en maakte meestal van de gelegenheid gebruik om ook een paar luxe dingen mee te nemen. Nooit zag ik er iets bewegen, behalve een paar mussen en af en toe een triffid. Katten en honden die bij iedere generatie wilder werden, kon je op het platteland vinden, maar daar niet. Soms kon ik echter constateren dat nog ander mensen, behalve ik, op voorraden jaagden, maar ik zag ze nooit.  Aan het einde van het vierde jaar maakte ik mijn laatste tocht. Ik merkte dat er nu gevaren aan verbonden waren waaraan ik mij niet mocht blootstellen. De eerste aanduiding daarvan was een donderende slag ergens achter mij, toen ik in de woonbuurten van de binnenstad was. Ik zette de vrachtwagen stil en keek achterom. Er steeg stof op uit een hoop puin die op de weg lag. Blijkbaar had het gedender van mijn wagen een wankele gevel de genadeslag gegeven. Hoewel ik die dag geen huizen meer omverwierp, vreesde ik voortdurend een lawine van stenen en kalk. Daarna bepaalde ik mijn aandacht tot kleinere steden die ik gewoonlijk te voet doorkruiste. Brighton, dat ons grootste en gemakkelijkst bereikbare  bevoorradingscentrum had moeten zijn, liet ik met rust. Toen ik het rijp achtte voor een bezoek waren anderen er al aan de slag. Wie en hoeveel wist ik niet. Ik vond alleen een ruwe muur van stenen die dwars over de weg waren gestapeld en daarop geschilderd de vermaning:

blijf hier vandaan!

Het advies werd ondersteund door het knallen van een geweer en het opwolken van stof vlak vóór mij. Er was niemand te zien met wie ik de zaak kon bespreken. Trouwens, wie dit soort argumenten gebruikt, is op een bespreking niet gesteld.  Ik keerde de auto en reed nadenkend weg. Ik vroeg me af of er een tijd op komst was waarin de verdedigingstoebereidselen van Stephen toch niet zo misplaatst zouden blijken. Voor alle zekerheid sloeg ik verscheidene machinegeweren en mortieren in op hetzelfde adres dat ons had voorzien van de vlammenwerpers die wij tegen de triffids gebruikten.  In de maand november van dat tweede jaar werd Josel-la's eerste kind geboren. We noemden hem David. De vreugde die hij mij schonk werd soms vermengd met bange voorgevoelens omtrent de wereld die hij eenmaal zou aanschouwen. Maar Josella maakte zich daarover veel minder zorgen dan ik. Ze aanbad hem. Hij scheen voor haar een vergoeding te vormen voor wat zij had verloren en zij begon zich, paradoxaal genoeg, minder flinkheid om toekomstige moeilijkheden te bekommeren. In ieder geval bezat hij een flinkheid die een behoorlijke waarborg vormde voor zijn vermogen om later voor zichzelf te zorgen. Daarom onderdrukte ik mijn voorgevoelens en ging nog ijveriger aan het werk om het land in gereedheid te brengen dat ons eenmaal allen zou moeten onderhouden.  Het moet niet zo heel lang daarna zijn geweest dat Josella met nadruk mijn aandacht op de trifflds vestigde. Ik was al zo vele jaren gewend bij mijn werk voorzorgsmaatregelen tegen ze te nemen dat ik veel minder dan de anderen was getroffen door het feit dat zij een dagelijks verschijnsel in het landschap waren geworden. In de omgang met hen was ik steeds gewend geweest een masker van ijzergaas en handschoenen te dragen, zodat het voor mij nauwelijks een nieuwigheid betekende steeds wanneer ik op pad ging deze dingen aan te doen. Het was inderdaad mijn gewoonte geworden de aandacht aan hen te schenken die men aan muggen besteedt in een streek die bekend is wegens malaria. Josella sprak erover toen wij op een avond laat in bed lagen en vrijwel het enige geluid het telkens terugkerende, ver verwijderde ratelen van hun harde kleine stokken tegen hun stammen was.  'Ze doen dat de laatste tijd veel vaker, ' zei ze. Ik begreep eerst niet waar ze het over had. Het behoorde al zo lang tot de achtergrondgeluiden van de plaatsen waar ik woonde en werkte, dat ik, tenzij ik er speciaal naar luisterde, niet kon zeggen of het al dan niet te horen was. Nu luisterde ik.  'Het klinkt me niet anders in de oren, 'zei ik. 'Het is niet anders. Je hoort het alleen veel vaker - doordat er veel meer zijn dan vroeger. ' 'Ik had het nog niet gemerkt, ' zei ik onverschillig. 'Toen ik eenmaal de omheining had opgetrokken, was mijn belangstelling naar de grond daarbinnen uitgegaan en had ik me niet bezorgd gemaakt om wat zich daarbuiten afspeelde. Op mijn tochten kreeg ik de indruk dat het aantal triffids in de meeste streken ongeveer gelijk bleef. Ik herinnerde me dat, toen ik voor het eerst hier aankwam, hun getal mijn aandacht had getrokken en dat ik veronderstelde dat er in dit district verscheidene triffidkwekerijen moesten zijn geweest. 'Er zijn er heus veel meer. Je moet er morgen eens op letten, ' zei ze.  Ik herinnerde mij dit de volgende morgen en keek uit het raam terwijl ik me aankleedde. Ik zag dat Josella gelijk had. Achter het heel korte stuk omheining, dat je vanuit het raam zag, kon je er meer dan honderd tellen. Ik zei dit, toen we aan het ontbijt zaten. Susan keek verrast op. 'Maar er zijn er voortdurend bij gekomen, ' zei ze. 'Heb je dat dan niet gemerkt?'  'Ik heb meer dan genoeg andere dingen aan mijn hoofd, ' antwoordde ik, een beetje geprikkeld door haar toon. 'Het doet er trouwens niet toe zolang ze maar achter de heg blijven. Zolang we ervoor zorgen alle zaden uit te roeien die hier wortel schieten, mogen ze buiten doen wat ze willen. '  'Maar, ' merkte Josella enigszins ongerust op, 'is er een speciale reden waarom ze juist hier in zulke aantallen naartoe komen? Ik weet zeker dat ze dat doen - en ik zou graag weten waarom. '  Op Susans gezicht verscheen een irriterende uitdrukking van verbazing. 'Hij brengt ze toch mee!' zei ze.  'Niet wijzen, ' zei Josella automatisch tegen haar. 'Wat bedoel je? Je wilt toch zeker niet zeggen dat Bill ze meebrengt?'  'Jawel. Hij maakt al dat rumoer en dan komen ze. ' 'Waar heb je het eigenlijk over?' vroeg ik. 'Fluit ik soms in mijn slaap naar ze of zoiets?' Susan keek nijdig.  'Goed. Als je mij niet gelooft, zal ik het je straks, na het ontbijt, laten zien, ' verklaarde ze en trok zich in een beledigd stilzwijgen terug.  Toen we klaar waren, gleed zij van haar stoel en kwam terug met mijn twaalf-millimetergeweer en mijn veldkijker. We gingen naar het grasveld. Ze keek naar het landschap tot ze een triffid vond die zich een flink eind achter onze omheiningen voortbewoog. Toen overhandigde ze mij de kijker. Ik zag het ding langzaam door een veld waggelen. Het was meer dan een kilometer van ons verwijderd en begaf zich naar het oosten. 'Nu moet je er goed naar blijven kijken, ' zei ze. Ze vuurde het geweer in de lucht af. Een paar seconden later veranderde de triffid merkbaar zijn koers naar het zuiden.  'Zie je?' vroeg ze, terwijl ze haar schouder wreef.  'Ja, het leek wel - Ben je er zeker van? Probeer het nog eens, ' stelde ik voor. Ze schudde het hoofd.  'Daar zouden we niets aan hebben. Alle triffids die het gehoord hebben komen nu deze kant uit. Over een minuut of tien blijven ze staan luisteren. Als ze dan de triffids bij de heg kunnen horen ratelen, komen ze hier naartoe. Of als ze daarvoor te ver weg zijn, maar we nog eens geluid maken, dan komen ze. Maar als ze niets kunnen horen, wachten ze even en dan gaan ze verder, waar ze eerst heen gingen. '  Ik geef toe dat ik door deze onthulling enigszins van mijn stuk was gebracht.  'Tja eh, ' zei ik. 'Je hebt zeker erg goed op ze gelet, Susan?"  'Ik let altijd op ze Ik haat ze, ' zei zij, alsof dit een afdoende verklaring was.  Terwijl wij daar stonden, had Dennis zich bij ons gevoegd. 'Ik ben het met je eens, Susan, ' zei hij. 'Het staat me niet aan, al een hele tijd niet. Die vervloekte dingen hebben het op ons gemunt. ' 'Ach kom, ' begon ik.  'Ik zeg je dat er meer achter zit dan wij denken. Hoe wisten ze het ' Ze begonnen los te breken op het ogenblik  dat niemand ze kon tegenhouden. De volgende dag wa-  ren ze al hier om het huis. Kun je dat verklaren?' 'Dat is niet nieuw voor ze, ' zei ik. 'In wilde streken hingen ze altijd rond in de buurt van de paden. Het is heel vaak gebeurd dat ze een klein dorp omsingelden en binnendrongen, als ze niet werden verjaagd. In heel veel plaatsen waren ze een gevaarlijk soort pest. ' 'Maar hier niet - en daar heb ik het nu juist over. Ze konden dat hier niet doen totdat de omstandigheden het mogelijk maakten. Ze hebben het zelfs niet geprobeerd. Maar toen ze het konden, deden ze het meteen - bijna alsof ze wisten dat het kon. '  'Kom nou, wees redelijk, Dennis. Bedenk eens wat dat zou inhouden, ' antwoordde ik.  'Ik ben me er heel goed van bewust wat dat inhoudt - gedeeltelijk althans. Ik stel geen onwrikbare theorie op, maar dit zeg ik wel: ze hebben met opmerkelijke snelheid van onze nadelige positie geprofiteerd. En ik zeg ook dat er op het ogenblik onder hen iets is waar te nemen dat een methodisch optreden verraadt. Je bent zo in je werk verdiept geweest datje niet hebt gemerkt hoe ze zich verzamelen en daar buiten de omheining staan te wachten. Maar Susan heeft het wel gemerkt - ik heb haar erover horen praten. En waarop wachten ze, denk  je?'  Ik deed voor het ogenblik geen moeite om daarop te antwoorden. Ik zei: 'Denk je dat het beter is als ik het twaalf-millimetergeweer niet meer gebruik en in plaats daarvan een triffid-geweer neem?' 'Het is niet alleen het geweer, alle geluiden doen het, ' zei Susan. 'De tractor is het ergste, omdat het een hard geluid is dat voortduurt, zodat ze er makkelijk achter kunnen komen waar het vandaan komt. Maar ze kunnen ook de motor van de lichtinstallatie op grote afstand horen. Ik heb ze deze kant uit zien komen als hij werd aangezet. '  'Ik wou, ' zei ik geprikkeld tegen haar, 'dat je niet aldoor zei, "ze horen" - net of het dieren zijn. Dat zijn het niet. Ze "horen" niet. Het zijn maar planten. ' 'En toch horen ze op de een of andere manier, ' hield Susan koppig vol.  'Nu ja, we zullen er iets aan doen, ' beloofde ik. En dat gebeurde ook. De eerste val was een primitief soort windmolen, die een krachtig hamerend geluid voortbracht. We zetten hem op ongeveer een kilometer afstand. Het werkte. Het trok hen weg van onze omheining en van andere plaatsen. Toen er zich een paar honderd omheen verzameld hadden, reden Susan en ik erheen en richtten de vlammenwerpers op hen. Ook een tweede keer werkte het heel behoorlijk - maar daarna besteedden slechts enkele er aandacht aan. Onze volgende stap was dat wij een soort versterkte inham achter de heg bouwden waarop we een stuk van de omheining verwijderden en door een hek vervingen. We hadden een punt binnen gehoorsafstand van de elektri-citeitsmotor gekozen en we lieten het hek open. Na een paar dagen lieten we het hek zakken en vernietigden de paar honderd triffids die in de inham waren gekomen. Ook dit was in het begin een behoorlijk succes. Maar al veel minder als we het tweemaal op dezelfde plaats probeerden. Zelfs op andere plaatsen nam het aantal dat wij vingen voortdurend af.  Indien we iedere paar dagen met een vlammenwerper een tocht langs de grenzen van ons terrein maakten, zouden wij het aantal laag hebben kunnen houden, maar dit zou veel tijd hebben gekost en ons spoedig door onze brandstof heen hebben geholpen. Een vlammenwerper verbruikt veel en de voorraden die wij in de wapendepots hadden, waren niet groot. Als we er eenmaal doorheen waren, zouden onze kostbare vlammenwerpers niet meer dan oudroest zijn, want ik kende noch het recept voor een bruikbare brandstof, noch de methode om die te produceren.  Twee of drie keer gebruikten wij mortierbommen voor concentraties van triffids, maar de resultaten waren teleurstellend. Triffids kunnen, evenals bomen, heel wat slagen incasseren, zonder dodelijke gevolgen. Naarmate de tijd verstreek namen de aantallen die zich langs de omheining, ophoopten toe, ondanks onze vallen en de slachtingen die wij af en toe aanrichtten. Ze deden daar niets en probeerden ook niet iets te doen. Ze kwamen eenvoudig, wurmden hun wortels in de grond en bleven. Op een afstand zagen ze er even passief uit als iedere andere heg en als er niet een paar hadden gerateld - wat steeds het geval was - zouden ze ook niet opmerkelijker zijn geweest. Maar als je aan hun waakzaamheid twijfelde, hoefde je slechts met een auto de oprijlaan over te rijden. Dit betekende spitsroeden lopen tussen angels die zo heftig toesloegen dat je de auto op de hoofdweg moest stilzetten om de voorruit te reinigen van vergif.  Af en toe had een van ons een nieuw idee om hen af te schrikken, bijvoorbeeld door de grond achter de omheining met een sterke oplossing van arsenicum te bespuiten. Ze trokken zich echter slechts tijdelijk terug. We waren al meer dan een jaar bezig met dergelijke trucjes, toen Susan op een ochtend vroeg onze kamer binnen kwam rennen met de mededeling dat de dingen doorgebroken waren en het hele huis omsingelden. Ze was zoals gewoonlijk vroeg opgestaan om te gaan melken. De lucht buiten haar slaapkamerraam was grijs, maar toen ze naar beneden ging, vond ze daar alles in diepe duisternis. Ze begreep dat dit niet normaal was en draaide het licht aan. Toen zij de leerachtige, groene bladeren tegen de vensters gedrukt zag, vermoedde zij wat er was gebeurd.  Ik liep op mijn tenen door de slaapkamer en trok het raam met een slag dicht. Op hetzelfde ogenblik kwam een angel uit de diepte omhoogzwiepen en bonsde tegen het glas. Wij keken neer op een dichte haag trifflds, die in rijen van tien of twaalf tegen de muur van het huis stonden. De vlammenwerpers waren in een van de bijgebouwen. Ik nam geen enkel risico toen ik ze ging halen. Met dikke kleren en handschoenen, met een leren helm en stofbril onder het masker van ijzergaas baande ik mij met het grootste hakmes dat ik kon vinden een weg door drommen trifflds. De angels zwiepten en sloegen zo aanhoudend naar het ijzergaas dat het nat werd en het gif er in fijne druppels doorheen begon te lekken. Het besloeg de bril en het eerste wat ik in het bijgebouw deed, was het van mijn gezicht wassen. Ik durfde alleen een korte, laaggerichte straal uit een van de vlammenwerpers te gebruiken om mij een terugweg te banen, uit angst dat ik de deur en de raamkozijnen in brand zou steken, maar ze raakten er toch zodanig door van streek dat ik ongehinderd kon terugkeren. Josella en Susan stonden met brandblussers klaar, terwijl ik, nog steeds gelijkend op een kruising tussen een diepzeeduiker en een man van Mars, mij beurtelings uit de bovenramen aan iedere kant van het huis boog en de vlammenwerper over de horde ons belegerende monsters liet spelen. Het duurde niet heel lang of een aantal was verbrand, terwijl de rest ervandoor ging. Susan die inmiddels gekleed was voor het karwei, nam de tweede vlammenwerper en begon ze achterna te jagen, wat zij een hoogst plezierig werk vond. Ik trok de velden in om de bron van het euvel op te sporen. Dat was niet moeilijk. Ik kon meteen de plek zien waar triffids nog ons domein kwamen binnenwaggelen in een stroom van slingerende stammen en wuivende bladeren. Aan de binnenkant van de omheining verspreidden zij zich iets, maar alle begaven zich in de richting van het huis. Het was een eenvoudig werk om ze de pas af te snijden. Een vuurstraal vóór hen bracht ze tot staan; één aan iedere zijde deed ze op hun schreden terugkeren. Af en toe spoot er één over ze heen en viel tussen hen neer. Dan haastten ze zich en drongen later gekomenen terug. Een meter of twintig verderop lag een deel van de omheining plat op de grond; de palen waren afgeknapt. Ik zette de zaak provisorisch weer overeind en liet de vlammenwer-Iici heen en weer spelen. Dit vuurbad was voldoende om althans gedurende de eerste uren moeilijkheden te voor-komen. Josella, Susan en ik brachten het grootste deel van de dag door met het herstellen van het gat. Er gingen nog twee dagen voorbij voor Susan en ik er volkomen zeker van waren dat we iedere hoek van het terrein hadden doorzocht en met de laatste indringer afgerekend. Hierop inspecteerden wij de omheining over de volle lengte en versterkten alle twijfelachtige gedeelten. Vier maanden later braken ze er opnieuw doorheen... Deze keer lag er een aantal gebroken triffids in het gat. We vermoedden dat ze tegen de omheining waren geperst, die pas na hevige druk meegaf. Vervolgens moesten ze te zamen met de omheining zijn gevallen en door de overige vertrapt.  Het was duidelijk dat we nieuwe verdedigingsmaatregelen moesten nemen. Geen enkel deel van onze omheining was sterker dan het stuk dat was bezweken. Elektriciteit scheen het doeltreffendste middel om ze op een afstand te houden. Om de omheining onder stroom te zetten vond ik een legergenerator, die op een oplegger was  gemonteerd. Die sleepte ik naar huis. Susan en ik begonnen de draden te spannen. Voor wij ermee klaar waren, waren de monsters op een andere plaats doorgebroken.  Ik geloof dat het systeem geheel zou hebben voldaan, als wij de omheining voortdurend of het grootste deel van de tijd onder stroom hadden kunnen houden. Maar het brandstofverbruik maakte dat onmogelijk. Benzine was een van onze kostbaarste artikelen. Voedsel zouden we waarschijnlijk altijd wel kunnen verbouwen, maar als er geen benzine en dieselolie meer beschikbaar waren, zouden wij er bedenkelijk aan toe zijn. We zouden geen expedities meer kunnen ondernemen en onze voorraden dus niet meer kunnen aanvullen. Het primitieve leven zou in ernst beginnen. Om redenen van zelfbehoud werd de stroomdraad dus iedere dag drie of vier maal gedurende slechts enkele minuten onder spanning gehouden. De trifflds deinsden dan een paar meter terug en hielden daardoor de omheining niet voortdurend onder druk. Als verdere bescherming spanden wij een schrikdraad langs de binnenste omheining, om in staat te zijn een breuk te herstellen voor die ernstig van aard werd. Het zwakke punt lag in het kennelijke vermogen van de trifflds om althans in beperkte mate lering te putten uit de ondervinding. We merkten bijvoorbeeld dat ze gewend raakten aan onze gewoonte om de draad af en toe gedurende een nacht en een ochtend onder stroom te houden. Op het tijdstip waarop wij gewoonlijk de motor aanzetten, hadden zij zich van de draad verwijderd. Kort nadat de stroom was uitgeschakeld, begonnen ze weer naderbij te komen. Of zij werkelijk verband legden tussen de stroom in de draad en het geluid van de machine, viel onmogelijk te zeggen, maar wij twijfelden er nauwelijks aan.  Het was gemakkelijk genoeg om de tijden waarop de draad onder stroom stond voortdurend te wisselen, maar Susan, die de trifflds met hardnekkige vijandigheid bleef bestuderen, verklaarde dat de tijd gedurende welke de schok hen op een afstand hield voortdurend korter werd. Toch hielden de elektrische draad en enkele aanvallen op plaatsen waar zij het dichtst opeengepakt waren ons gedurende ruim een jaar vrij van invallen. Toen ze later weer binnendrongen, hadden we zoveel ervaring opgedaan dat we de overlast wisten te beperken.  Binnen de veiligheid van ons erf leerden wij het land verder te bebouwen en het leven werd van lieverlee een normale sleur.  Op een dag in de zomer van ons zesde jaar gingen Josella en ik samen naar de kust. We reisden met de auto met rupsbanden, die ik meestal gebruikte nu de wegen zo slecht werden. Het was een feestdag voor haar. Er waren maanden verstreken sinds zij buiten de omheining was geweest. De zorg voor het huis en de kinderen had haar te zeer gebonden en ze had slechts een paar noodzakelijke tochtjes kunnen maken. Maar nu hadden wij het stadium bereikt dat wij voor een keer veilig de leiding aan Susan konden overlaten, Wij hadden een gevoel van bevrijding toen wij tegen de helling opreden en de top van de heuvel bereikten. Op de zuidelijke helling zetten wij de even stil en gingen zitten.  Het was een volmaakte junidag. Aan de stralend blauwe  hemel stonden slechts een paar lichte wolkjes. De zon  scheen op het strand en de zee in de verte even helder als in de dagen toen datzelfde strand had gekrioeld van baders en de zee met kleine bootjes bespikkeld was geweest. We keken er enkele minuten zwijgend op neer. Josella zei:  'Heb je niet soms nóg het gevoel dat als je je ogen even  sloot en ze dan weer opende je alles precies zo terug zou  vinden als het geweest is, Bill? Ik wel. '  'Niet vaak meer, ' antwoordde ik. 'Maar ik heb zoveel  meer moeten zien dan jij. Dat neemt niet weg dat  soms... '  'En kijk eens naar de meeuwen - net als vroeger. ' 'Er zijn van 't jaar veel meer vogels, ' gaf ik toe. 'Ik ben er blij om. '  Van een afstand beschouwd leek de kleine stad nog dezelfde warboel van kleine roodgedakte huisjes en bungalows, welke laatste merendeels bewoond waren geweest door middenstanders die hun schaapjes op het droge hadden. Maar deze indruk kon niet langer dan een paar minuten duren. De dakpannen kon je nog zien, maar de muren waren nauwelijks meer zichtbaar. De keurige tuinen waren verdwenen onder een bandeloze groene woekering, hier en daar geschakeerd door de nakomelingen van zorgvuldig gekweekte bloemen. Zelfs de wegen leken op deze afstand stroken groen tapijt. Toen we ze even later bereikten, merkten wij dat de indruk van een zachte begroeiing bedriegelijk was; ze waren bedekt met grof, taai onkruid.  'Het is nog maar zo weinig jaren geleden, ' zei Josella, 'dat de mensen klaagden dat die bungalows het landschap bedierven. En kijk nu eens. ' 'Het landschap neemt revanche, inderdaad, ' zei ik. 'Het scheen met de natuur toen zo ongeveer gedaan te zijn - "wie zou hebben gedacht, dat de oude man zoveel bloed in zich had"?  'Ik word er eigenlijk bang van. Het is net alsof alles losbreekt, alsof het blij is dat het met ons gedaan is en het rustig zijn gang kan gaan. Ik weet het niet... Hebben we onszelf voor de gek gehouden sinds het gebeurd is? Geloof je werkelijk dat het met ons afgelopen is, Bill?' Toen ik op mijn bevoorradingstochten was, had ik veel meer tijd gehad om me dat af te vragen dan zij. 'Als jij het niet was, lieveling, zou ik misschien een antwoord geven van het echt heldhaftige soort - het soort wensdroom dat je zo vaak voor vertrouwen en vastberadenheid wilt laten doorgaan. ' 'Maar nu ik het ben?'  'Ik zal je een eerlijk antwoord geven - niet helemaal. En zolang er leven is, is er hoop. '  We keken enige seconden zwijgend naar het schouwspel voor ons.  'Ik denk, ' vulde ik aan, 'let wel: ik denk, dat we een kleine kans hebben - zo klein dat het een heel, heel lange tijd zal duren om weer op verhaal te komen. Als de triffids er niet waren, zou ik zeggen dat er een heel goede kans was - hoewel ik ook dan nog met een tamelijk lange tijd rekening zou houden. Maar de triffids zijn werkelijkheid. Met zoiets heeft geen enkele opkomende beschaving tot dusver hoeven vechten. Zullen zij ons de wereld afhandig maken of zullen we in staat zijn ze tegen te houden? 'Het eigenlijke probleem is een eenvoudige methode te vinden om met ze af te rekenen. Wij zijn er niet zo slecht aan toe - wij kunnen ze op een afstand houden. Maar onze kleinkinderen - wat zullen die ertegen doen? 'Zullen ze hun lhele leven in reservaten moeten doorbrengen die slechts door oneindige inspanning vrij van triffids kunnen worden gehouden?  'Ik ben er heel zeker- van dat er een eenvoudige methode is. De moeilijkheid is dat eenvoudige middelen altijd het resultaat zijn van een gecompliceerd onderzoek. En wij hebben de hulpbronnen daarvoor niet. '  'Maar we hebben immers de hulpbronnen die er altijd  geweest zijn zomaar voor het grijpen, 'bracht Josella in het midden.  'Materieel, ja Maar geestelijk, nee. Wat wij nodig hebben is een ploeg deskundigen die zich er geheel op toelegt eens en voorgoed met de triffids af te rekenen. Ik ben er zeker van dat er iets aan zou kunnen worden gedaan. Iets in de richting van een selectief dodelijk middel misschien. Als wij de juiste hormonen konden produceren om een toestand van verstoord evenwicht te verwekken bij triffids, maar niet bij andere wezens... Het moet mogelijk zijn - als je genoeg knappe koppen aan het werk kunt zetten... '  'Als je dat denkt, waarom probeer je het dan niet?' vroeg ze. 'Om een massa redenen. In de eerste plaats gaat het mijn krachten te boven. Ik ben maar een zeer middelmatig biochemicus en bovendien ben ik alleen. Er zou een laboratorium met volledige uitrusting moeten zijn.  En dat niet alleen, ik zou tijd moeten hebben en onder de tegenwoordige omstandigheden heb ik te veel te doen. Maar zelfs als ik de bekwaamheid bezat, zou ik de middelen moeten hebben om synthetische hormonen in ontzaglijke hoeveelheden te produceren. Dat zou een karwei zijn voor een normale fabriek. Maar eerst moet je een ploeg wetenschappelijke onderzoekers hebben. ' 'Er zouden mensen opgeleid kunnen worden. ' 'Ja - als je er genoeg kan missen voor het doodgewone werk om in leven te blijven. Ik heb een massa biochemische boeken verzameld in de hoop dat er misschien eens mensen zullen zijn die er gebruik van kunnen maken. Ik zal David alles leren wat ik kan en hij moet het doorgeven. Maar tenzij er eenmaal gelegenheid komt om eraan te werken, kan ik geen andere toekomst voorzien dan de reservaten. '  Josella keek met gefronst voorhoofd naar een groep van vier trifflds, die door een veld beneden ons kuierden. 'Vroeger zei men dat de werkelijk ernstige concurrenten van de mens de insekten waren. Het komt me voor dat trifflds iets gemeen hebben met sommige soorten insekten. O, ik weet wel dat ze in biologisch opzicht planten zijn. Wat ik bedoel, is dat ze zich niet druk maken om hun individuen en de individuen bekommeren zich niet om zichzelf. Als ze afzonderlijk zijn, hebben ze iets dat enigszins op intelligentie lijkt; collectief heeft het er nog veel meer van weg. Voor een bepaald doel werken ze samen, zo ongeveer als mieren of bijen. En toch zou je kunnen zeggen dat geen enkele van ze enig doel of plan kent, hoewel hij er een onderdeel van is. Het is allemaal heel wonderlijk - en trouwens voor ons waarschijnlijk niet te begrijpen. Ze zijn zo anders. Het lijkt mij tegen al onze opvattingen omtrent erfelijke eigenschappen in te gaan. Is er in een bij of een triffid iets dat de kiemcel is van maatschappelijke organisatie of heeft een mier een kiemcel voor architectuur? En als ze dat hebben, waarom hebben wij in al die tijd dan niet een kiemcel voor taal of koken ontwikkeld? Hoe het ook zij, de trifflds schijnen iets dergelijks te hebben. Misschien weet geen enkel individu waarom het bij onze heg blijft rondhangen, maar de hele troep bij elkaar weet dat het doel is dat ze ons krijgen - en dat dat vroeg of laat zal gebeuren. ' 'Er zijn nog zaken die dat kunnen voorkomen, ' zei ik. 'Het was niet mijn bedoeling dat je aan de hele situatie zou gaan wanhopen. '  'Dat doe ik ook niet - behalve soms als ik moe ben. Gewoonlijk heb ik het veel te druk om me te bekommeren om wat er over jaren zal gebeuren. Nee, in de regel word ik alleen maar een beetje bedroefd - het soort zachte melancholie dat de achttiende eeuw zo fraai vond. Ik word sentimenteel als je grammofoonplaten draait - er is iets angstwekkends in een groot orkest dat verdwenen is en nog voor een kleine groep omsingelde mensen speelt die hoe langer hoe primitiever worden. Dan denk ik aan vroeger en ik word treurig bij de gedachte aan wat we nooit meer kunnen doen - hoe de dingen nu ook lopen. Heb jij nooit dat gevoel?'  ' Hm. ' bevestigde ik. 'Maar ik aanvaard de tegenwoordige toestand gemakkelijker, naarmate hij langer duurt. Ik denk dat als ik een wens mocht doen, ik de oude wereld terug zou wensen, maar ik zou een voorwaarde stellen Want ondanks alles ben ik innerlijk gelukkiger dan  ooit tevoren. Dat weet je toch wel, hè Josie?'  Ze legde haar hand op de mijne.  'Ik voel hetzelfde Maar wat me bedroefd maakt, zijn niet zozeer de dingen die we hebben verloren als de dingen die de kinderen nooit in de gelegenheid zullen zijn te leren kennen. '  'Het zal een probleem zijn om ze zo groot te brengen dat ze hoop en idealen hebben, ' gaf ik toe. 'Wij moeten wel naar het verleden georiënteerd zijn. Maar zij mogen niet voortdurend achterom zien. Een traditie van een vervlogen gouden eeuw en voorouders die tovenaars waren, zou iets afschuwelijks zijn. Hele rassen hebben dat soort minderwaardigheidscomplex gehad en zijn tot gelatenheid vervallen door de traditie van een glorieus verleden. Maar hoe kunnen we voorkomen dat zoiets gebeurt?'  'Als ik nu een kind was, ' zei ze peinzend, 'dan geloof ik dat ik een reden zou willen hebben. Als ik die niet kreeg, dat wil zeggen, als ik zou moeten geloven dat ik was geboren in een wereld die volkomen zinloos was vernietigd, zou ik ook het leven volkomen zinloos vinden. Dat maakt het zo vreselijk moeilijk, want zo schijnt het inderdaad te zijn... '  Ze zweeg, dacht even na en vervolgde: 'Denk je dat we - denk je dat we een mythe zouden mogen verzinnen om ze te helpen? Een verhaal over een wereld die verbazend knap was, maar zo slecht dat ze vernietigd moest worden - of zichzelf toevallig vernietigde? Weer zoiets als de zondvloed. Dat zou hun geen verpletterend gevoel van minderwaardigheid geven -het zou een aansporing kunnen zijn om te bouwen en nu iets beters te bouwen. '  'Ja..., ' zei ik, terwijl ik erover nadacht. 'Ja. Het is vaak goed om kinderen de waarheid te vertellen. Dat maakt de dingen later gemakkelijker voor ze. Maar waarom moeten we zeggen dat het een mythe is?' Josella aarzelde even.  'Wat bedoel je? De trifflds waren - nu ja, die waren iemands fout of vergissing, dat geef ik graag toe. Maar de rest... ?'  'Ik geloof niet dat we iemand al te hard mogen vallen vanwege de triffids. De extracten die ze opleverden waren indertijd zeer belangrijk. Niemand kan ooit voorzien waar een grote ontdekking toe leidt, of het nu een nieuw soort machine of een triffid is, en onder normale omstandigheden waren we behoorlijk tegen ze opgewassen. We hebben flink van ze geprofiteerd zolang de omstandigheden in hun nadeel waren. ' 'Nu ja, het was niet onze schuld dat de omstandigheden veranderden. Het was - een van die dingen, zoals aardbevingen of orkanen - die een verzekeringsmaatschappij force majeure zou hebben genoemd. Misschien was het dat - overmacht. Wij zijn in ieder geval niet verantwoordelijk voor die komeet. ' 'O nee? Ben je daar heel zeker van, Josella?'  Ze draaide zich om en keek mij aan. 'Wat bedoel je, Bill? Hoe kan dat nou?' 'Ik bedoel, liefste, of het eigenlijk wel een komeet was. Kijk, er bestaat een oud, tamelijk diep ingeroest, bijgelovig wantrouwen tegenover kometen. Ik weet wel dat wij modern genoeg waren om niet in de straten te knielen en ervoor te bidden. Maar dat neemt niet weg dat het eeuwenoude angst is. Kometen zijn voortekenen en symbolen van de hemelse toorn geweest en waarschuwingen dat het eind van de wereld ophanden was. In allerlei verhalen en profetieën spelen ze een rol. Daarom wordt ieder merkwaardig verschijnsel aan de hemel onmiddellijk voor een komeet gehouden. Je kan zoiets tegenspreken, maar het kost tijd om dat tot iedereen te laten doordringen, en tijd was er nu eenmaal niet. En wanneer er een vernietigende ramp op volgt, wordt ieder juist bevestigd in zijn mening dat het een komeet was. '  Josella keek me heel strak aan.  'Bill, bedoel je dat het volgens jou helemaal geen komeet was?''  'Precies, '. stemde ik in.  ' Maar ik begrijp het niet. Het moet - wat zou het ander. geweest kunnen zijn?'  Ik opende een luchtdicht gesloten blikje sigaretten en stak er voor elk van ons een op.  ' Herinner je nog wat Michael Beadley zei over het koord waar over we allemaal jarenlang hadden gelopen?' 'Ja, maar -'  ' Nou, volgens mij zijn we eraf gevallen en hebben maar een paar van ons de tuimeling overleefd. ' Ik trok aan mijn sigaret en keek naar de zee en de oneindig blauwe hemel daarboven.  'Daarboven, ' vervolgde ik, 'daarboven was - en is misschien nog - een onbekend aantal satellietwapens, die voortdurend om de aarde cirkelen. Een grote hoeveelheid latente bedreigingen die ronddraaien en wachten tot iets of iemand ze laat exploderen. Wat bevatten ze? Jij weet het niet en ik weet het niet. Staatsgeheim. We hebben alleen maar vermoedens gehoord: explosieven, radioactieve stof, bacillen en andere ziektekiemen... Stel nu eens dat er één type bij was, speciaal geconstrueerd om stralen uit te zenden waartegen onze ogen niet bestand zouden zijn - iets dat de gezichtszenuw zou verbranden of althans beschadigen... ' Josella greep mijn hand vast.  'O, nee, Bill! Nee, dat kan niet... Dat zou duivels zijn... Ik kan het niet geloven... O, nee, Bill!' 'Mijn liefste, al die dingen daarboven waren duivels... Stel nu verder dat er een fout is gemaakt of misschien een ongeluk gebeurd - bijvoorbeeld dat ze inderdaad in een wolk komeetgruis terecht zijn gekomen en dat sommige van die dingen daardoor ontploft zijn... 'Iemand begint over kometen te praten. Het zou wel eens niet politiek kunnen zijn om dat te ontkennen, en er was trouwens zo weinig tijd meer.  'Natuurlijk zou het de bedoeling zijn geweest dat die dingen dicht bij de grond explodeerden, zodat de uitwerking tot een nauwkeurig te berekenen gebied beperkt bleef. Maar nu gaan ze in de ruimte af of misschien als ze met de dampkring in aanraking komen. In ieder geval ontploffen ze zo hoog dat overal in de wereld mensen de straling kunnen waarnemen... Wat er precies gebeurd is, blijft een vermoeden. Maar van één ding ben ik volkomen zeker: dat we deze toestand op de een of andere manier zelf teweeg hebben gebracht. En dan was er nog die epidemie; dat was geen tyfus, weetje... Ik acht het niet aannemelijk dat in al de duizenden jaren dat er een vernietigende komeet kon verschijnen dit niet gebeurd is, maar dat er toevallig één komt nadat we er sinds een paar jaar in geslaagd zijn satellietwapens uit te zetten. Vind je ook niet? Nee, als ik bedenk wat er had kunnen gebeuren, geloof ik dat we al een poosje aan het koorddansen waren en dat onze voet vroeg of laat moest uitglijden. '  'Ja, als je het zo stelt -, ' mompelde Josella. Ze brak af en  bleef een hele tijd zwijgen. Toen zei ze:  'Ik geloof dat dat in zekere zin nog afschuwelijker zou zijn dan wanneer we het slachtoffer van een natuurramp waren geworden. En toch geloof ik niet dat dat juist is. Het geeft mij een minder hopeloos gevoel, doordat het de dingen tenminste begrijpelijk maakt. Als het inderdaad zo was, dan kunnen we voorkomen dat het zich herhaalt - nóg een van de fouten die onze achter-achterkleinkinderen zullen moeten vermijden. En, o liefste, er waren zo verschrikkelijk veel fouten! Maar we kunnen ze waarschuwen. '  'Hm - ja -, ' zei ik. 'Als ze eenmaal de triffids hebben verslagen en zich boven deze rotzooi hebben uitgewerkt, zullen ze in ieder geval armslag genoeg hebben om splinternieuwe fouten van eigen fabrikaat te maken. ' 'Arme stumpers, ' zei ze, alsof ze neerkeek op reeksen achterkleinkinderen, 'we hebben ze niet veel aan te bieden, wel?'  'De mensen zeiden altijd: het leven is wat je ervan maakt. '  'beste Bill, buiten zeer nauwe grenzen is dat... nou ja, ik wil niet grof'worden. Maar ik geloof dat mijn oom Ted dat altijd zei totdat iemand een bom gooide die allebei zijn benen afrukte. Toen veranderde hij van mening. En niets wat ik persoonlijk heb gedaan is er oorzaak van dat ik nu nog leef. ' ze gooide de rest van haar sigaret weg. ' Bill, wat hebben wij eigenlijk gedaan dat wij de gelukkigen zijn?' Telkens als ik niet egoïstisch ben en me niet overwerkt voel bedenk ik weer hoeveel geluk we eigenlijk hebben gehad en dat ik daarvoor dankbaar zou moeten zijn. Maar dan krijg ik het gevoel dat als er iets of iemand was om te danken, ze een veel verdienstelijker figuur dan mij zouden hebben gekozen. Het is allemaal erg verwarrend voor een gewone vrouw. ' 'En ik, ' zei ik, 'heb het gevoel dat als iemand of iets aan het stuur zat een heleboel dingen in de geschiedenis niet hadden kunnen gebeuren. Maar ik maak me daar niet erg druk om. We hebben geluk gehad, liefste. Als het morgen anders wordt, goed, dan verandert het maar. Wat er ook gebeurt, de tijd die wij samen hebben geleefd, kan niet ongedaan worden gemaakt. Het is meer  geweest dan ik ooit heb verdiend en meer dan de meeste mensen in een heel leven krijgen. '  We bleven nog even zitten kijken naar de verlaten zee en reden toen verder naar de kleine stad. Na een onderzoekingstocht die de meeste dingen opleverde die op onze verlanglijst stonden, gingen we aan de kust in de zon picknicken. Achter ons was een flink stuk kiezelstrand waarover geen triffid ons onhoorbaar zou kunnen naderen.  'We moeten dit meer doen, nu het kan, ' zei Josella. 'Nu Susan groter wordt, hoef ik niet meer zo gebonden te zijn. '  'Als iemand verdiend heeft een beetje stoom af te blazen, dan ben jij het, ' stemde ik in. Ik zei het met de gedachte dat ik het prettig zou vinden als we samen gingen en zolang het nog mogelijk was een laatste vaarwel zegden aan plaatsen en dingen die we hadden gekend. Ieder jaar kwam het vooruitzicht op gevangenschap naderbij. Nu al was het nodig, als men van Shirning naar het noorden ging, een omweg van vele kilometers te maken, om het land te vermijden dat weer tot een moeras was vervallen. De toestand van de wegen ging snel achteruit. Ze werden weggevreten door regens en overstromingen en het wegdek werd opengescheurd door wortels. Het ogenblik waarop het niet meer mogelijk zou zijn met een petroleumtankwagen naar het huis te rijden was al te berekenen. Op een dag zou een van de wagens niet meer door de oprijlaan komen en hem waarschijnlijk voorgoed versperren. Een smalle, lichte wagen zou nog kunnen rijden over grond die droog genoeg was, maar naarmate de tijd verstreek zou het hoe langer hoe moeilijker worden om een route te vinden die zelfs daarvoor open genoeg was.  'En we moeten voor het laatst nog één echt verzetje hebben, ' zei ik. 'Jij moet weer toilet maken en dan gaan we naar  'Ssst!' onderbrak Josella terwijl zij een vinger opstak en haar oor naar de richting keerde waar de wind vandaan kwam.  Ik hield mijn adem in en luisterde gespannen. Er was eerder een gevoel dan een geluid van motorgeronk in de lucht. Het was zwak, maar werd voortdurend sterker. 'Het is zo - het is een vliegtuig!' zei Josella. We keken naar het westen terwijl we onze handen boven onze ogen hielden. Het geronk was niet meer dan het zoemen van een insekt. Het geluid nam zo langzaam toe, dat het alleen maar van een helikopter kon komen. Ieder ander soort vliegtuig zou inmiddels al over ons heen zijn gevlogen of buiten gehoorsafstand zijn geweest.  Josella zag het het eerst. Een stipje, een eindje buiten de kust. Blijkbaar kwam hij in onze richting, parallel met het strand. We stonden op en begonnen te wuiven. Toen de stip groter werd, wuifden we wilder en we schreeuwden uit alle macht - wat niet veel zin had. Als de piloot door was gevlogen had hij ons daar op het open strand moeten zien. Maar toen hij nog een paar kilometer verwijderd was, draaide hij plotseling naar het noorden en vloog landinwaarts. We bleven als gekken staan zwaaien, in de hoop dat hij ons nog in de gaten zou krijgen.  Maar er was geen aarzeling in de koers van de machine te bespeuren, geen verandering in het geluid van de motor. Doelwust en onverstoorbaar vloog hij dreunend weg in de richting van de heuvels. We lieten onze armen zakken en keken elkaar aan. 'Als hij eenmaal komt, kan hij ook een tweede keer komen, ' zei Josella flink, maar niet erg overtuigend. De aanblik van de machine had echter onze dag veranderd. Hij deed veel van onze zorgvuldig opgekweekte berusting teniet. We hadden altijd tegen onszelf gezegd dat er nog meer groepen moesten zijn, maar dat ze niet in een gunstiger positie zouden verkeren dan wij, waarschijnlijk wel in een slechtere. Nu er echter een helikopter was komen aanzeilen als een beeld en een geluid uit het verleden werden daardoor méér dan herinneringen gewekt. Het wees erop dat er ergens iemand was die het er beter afbracht dan wij. - Voelden wij een sprankje jaloezie? - En het maakte ons ook bewust van het feit dat,  hoe gelukkig we ook waren geweest, we van nature nog steeds gezelschapsdieren waren.  Het rusteloze gevoel dat de machine bij ons achterliet, verstoorde onze stemming en de lijnen waarlangs onze gedachten zich hadden bewogen. In zwijgende eensgezindheid begonnen we onze spullen te pakken en, ieder in zijn eigen gedachten verdiept, keerden we naar de auto terug en begonnen de thuisreis.