6

Rendez-Vous


Toen ik wakker werd, hoorde ik Josella al in de keuken scharrelen. Mijn horloge wees bijna zeven uur. Nadat ik mij ongemakkelijk met koud water had geschorenen en mij had aangekleed, dreef er al een geur van geroosterd brood en koffie door de flat. Ik trof haar in de keuken aan waar zij een pan op het petroleumstel vasthield Maar rustige verschijning viel moeilijk te combineren met de verschrikte gedaante van de afgelopen nacht. Ook haar optreden was beheerst. 'Melk uit blik, vrees ik. De ijskast werkt niet meer. Maar al het andere is in orde, ' zei ze. Ik had een ogenblik moeite te geloven dat de praktisch geklede figuur vóór mij dezelfde was als het balzaalvisioen van de vorige avond. Ze had een donkerblauw skipak gekozen, met witte sokjes, omgeslagen boven stevige schoenen. Aan een ceintuur van donker leer droeg ze een uitstekend jacht mes, ter vervanging van het middelmatige wapen dat ik de vorige dag had gevonden. Ik had er geen idee van in welke kleding ik haar had verwacht. Misschien had ik er helemaal niet over nagedacht. Maar de praktische aard van haar keus was volstrekt niet de enige indruk die ik kreeg toen ik haar zag.  'Denk je dat ik zo behoorlijk gekleed ben?' vroeg ze. 'Voortreffelijk, ' verzekerde ik haar. Ik keek omlaag naar mijzelf. 'Ik wou dat ik ook zoveel overleg had gebruikt. Een colbertkostuum is niet bepaald de plunje die ik nodig heb, ' voegde ik eraan toe. 'Je had je beter kunnen verzorgen, ' gaf ze toe, met een eerlijke blik op mijn verkreukeld pak. 'Dat licht gisteravond, ' vervolgde ze, 'kwam van de toren van het universiteitsgebouw - tenminste, daar ben ik vrij zeker van. Er is niets te zien, behalve in die richting. Het lijkt ook ongeveer de juiste afstand. ' Ik ging naar haar kamer en keek naar de streep die ik op de raampost had getrokken. Hij wees, zoals ze had gezegd, rechtstreeks naar de toren. En ik zag nog iets. Op de toren wapperden twee vlaggen aan dezelfde stok. Eén had daar toevallig kunnen blijven hangen, maar twee moesten een signaal zijn; het teken dat het lichtsein overdag verving. Tijdens het ontbijt besloten wij het voorgenomen programma uit te stellen en eerst een onderzoek naar de toren in te stellen. Ongeveer een half uur later verlieten wij de flat. Zoals ik had gehoopt was de bestelauto die midden in de straat stond aan de aandacht van de voorbij strompelende lieden ontsnapt: hij was nog ongeschonden. Zonder verder te dralen wierpen wij de koffers die Josella had bemachtigd achterin tussen de triffid-gereedschappen en vertrokken. Er waren weinig mensen op de weg. Waarschijnlijk waren zij door vermoeidheid en door de koelere atmosfeer tot de ontdekking gekomen dat de nacht was ingevallen en er waren er nog niet veel opgedoken uit de slaapplaatsen die zij hadden gevonden. De mensen die wij zagen liepen nu dichter bij de goot en minder langs de muren. De meesten hadden stokken of afgebroken stukken hout waarmee zij zich tikkend langs het trottoir voortbewogen. Dit was gemakkelijker dan het lopen langs de gevels met hun ingangen en uitsteeksels, en door het tikken verminderde het aantal botsingen. Wij baanden ons zonder veel moeite een weg. Na een poosje sloegen wij Store Street in en zagen aan het eind daarvan de toren van de universiteit recht voor ons oprijzen.  'Pas op, ' zei Josella, toen wij de lege straat inreden, 'ik geloof dat er bij het hek iets aan de hand is. ' Ze had gelijk. Toen wij dichterbij kwamen, zagen wij aan het eind van de straat een niet onaanzienlijke menigte. Sinds de vorige dag hadden we een afkeer van menigten. Ik zwaaide rechtsaf, Gower Street in, reed nog een meter of vijftig door en stopte toen. 'Wat denk je dat daar aan de hand is? Gaan we erop af of smeren we hem?' vroeg ik.  'Ik zou zeggen: erop afgaan, ' antwoordde Josella prompt.  'Goed. Ik ook, ' stemde ik in.  'Ik herinner me deze buurt, ' zei ze. 'Achter deze huizen is een tuin. Als we daar kunnen komen, moeten we kunnen zien wat er gebeurt zonder dat we er middenin belanden. '  Wij verlieten de auto en begonnen vol hoop in de benedenhuizen in gluren In het derde vonden we een open deur Een gang leidde recht door het huis naar de tuin. Die hoorde bij misschien een dozijn huizen en was wonderlijk aangelegd Het grootste deel lag op gelijk niveau met de souterrains en dus beneden de omringende straten. Maar aan het verste einde, het dichtst bij het universiteitsgebouw, verhief hij zich tot een soort terras, van de weg gescheiden door hoge ijzeren hekken en een lage muur. Het geluid van de menigte daarachter klonk als een soort veelstemmig gemompel. We staken het grasveld over, liepen toen een hellend grindpad op en vonden achter een scherm van struiken een kijkplaats. De menigte die op de weg voor de universiteitshekken stond, moest verscheidene honderden mannen en vrouwen tellen. Ze was groter dan het geluid deed vermoeden en voor het eerst realiseerde ik mij hoeveel rustiger en passiever een menigte blinden is dan een overeenkomstige groep mensen die kunnen zien. Dat is een logisch verschijnsel, want blinden moeten bijna uitsluitend op hun gehoor afgaan om te weten te komen wat er aan de hand is, zodat een rustige houding allen tot voordeel strekt. Het was echter nog niet tot mij doorgedrongen.  Wat er ook aan de hand mocht zijn, het moest zich aan de voorkant afspelen. Wij vonden een iets hoger heuveltje, vanwaar wij over de hoofden van de menigte heen de hekken konden zien. Een man met een pet liet door de tralies een vloed van woorden los. Hij leek niet veel verder te komen, want de man aan de andere kant van het hek nam bijna uitsluitend met een ontkennend hoofdschudden aan het gesprek deel. 'Wat gebeurt er?' vroeg Josella fluisterend. Ik hielp haar naast me te komen staan. De spraakzame man draaide zich zo om dat we iets van zijn profiel konden zien. Ik kreeg de indruk dat hij een jaar of dertig was. Hij had een rechte, smalle neus en tamelijk scherpe gelaatstrekken. Zijn haar was donker, voor zover zichtbaar, maar de nadrukkelijkheid van zijn optreden was opmerkelijker dan zijn voorkomen. Toen er in de samenspraak door het hek heen geen schot kwam, werd zijn stem luider en klemmender - hoewel zonder zichtbare uitwerking op de ander. Er was geen twijfel aan dat de man achter het hek kon zien; hij deed dit aandachtig door een bril met hoornen montuur. Een paar meter achter hem stond een groepje van nog drie mannen omtrent wie evenmin twijfel mogelijk was. Ook zij keken met grote oplettendheid naar de menigte en haar woordvoerder. De man aan onze kant raakte meer verhit. Zijn stem werd luider, alsof hij evenzeer ten gerieve van de menigte sprak als van de mensen achter de tralies.  'Luister toch naar me, ' zei hij boos. 'Deze mensen hebben evenveel recht om te leven als u, nietwaar? Is het soms hun schuld dat ze blind zijn? Het is niemands schuld, maar als ze verhongeren is dat wel uw schuld, en dat weet u heel goed. '  Zijn stem was een wonderlijk mengsel van ruwheid en beschaving, zodat men hem moeilijk kon thuisbrengen -alsof geen van beide sferen volkomen bij hem paste. 'Ik heb ze gewezen waar ze eten kunnen krijgen, ik heb voor ze gedaan wat ik kon, maar ik ben maar alleen en zij zijn met duizenden. Jullie kunnen ze ook wijzen waar ze eten kunnen krijgen - maar doen jullie het? Wat doen jullie dan eigenlijk wel? Een hoop mooie praatjes, maar jullie zorgen alleen voor je eigen hachje. Ik ken jullie soort. Het is: "Verrek jij maar, vrind, mij gaat het goed, " - dat is jullie motto. '  Hij spuwde verachtelijk en hief een lange, welsprekende arm op.  'Daarginds, ' zei hij, terwijl hij met zijn hand Londen aanduidde - 'daarginds zijn duizenden arme drommels die alleen maar iemand nodig hebben om ze te wijzen waar het eten is dat voor het grijpen ligt. En jullie kunnen dat doen. Jullie hoeven het hun alleen maar te wijzen. Maar doen jullie het? Doen jullie het, smeerlappen? Nee, jullie sluiten je hier op en laten ze doodhongeren, terwijl ieder van jullie honderden in leven zou kunnen houden door de arme donders te wijzen waar ze wat te bikken kunnen vinden. Allemachtig, zijn jullie dan geen mensen?'  De stem van de man klonk heftig. Hij had een zaak te bepleiten en dat deed hij hartstochtelijk. Ik voelde dat Josella onwillekeurig mijn arm vastgreep en ik legde mijn hand op de hare. De man aan de andere kant van het hek zei iets dat wij niet konden verstaan. 'Hoe lang?' riep de man aan onze kant. 'Hoe kan ik weten voor hoe lang er te eten is? Wat ik wel weet is dat wanneer kerels als jullie niet bijspringen, er niet veel meer in leven zullen zijn tegen de tijd dat ze deze rotzooi komen opruimen. ' Hij bleef een ogenblik met vlammend gezicht staan. 'Het komt erop neer dat jullie bang zijn - bang om ze te wijzen waar het eten is. En waarom? Omdat hoe meer deze arme drommels te eten krijgen, des te minder er voor jullie troep overblijft. Zo zit het in mekaar, niet? Dat is de waarheid - als jullie het lef maar hadden om het toe te geven. ' Ook nu konden wij het antwoord van de andere man niet horen, maar hoe het ook luidde, het maakte de spreker niet toegeeflijker. Hij bleef een ogenblik woest door de tralies staren. Toen zei hij:  'Goed - als jullie willen dat het op die manier gebeurt!' Bliksemsnel greep hij door de tralies en pakte de ander bij de arm. Met één snelle beweging trok hij de arm naar zich toe en draaide hem om. Hij pakte de hand van een  blinde die naast hem stond en legde die op de arm. 'Hou goed vast, vrind, ' zei hij en sprong naar de hoofdingang van het hek.  De man daarbinnen herstelde zich van zijn eerste verrassing. Met zijn andere hand sloeg hij wild door de tralies achter hem. De blinde kreeg een slag in het gezicht. Hij slaakte een gil en verstevigde zijn greep. De leider van de menigte rukte aan de sluiting van het hek. Op dat ogenblik knalde er een geweer. De kogel sloeg tegen het hek en ketste terug. De leider stond eensklaps stil, besluiteloos. Achter hem barstte een salvo van vloeken los. Er werd een paar keer gegild. De menigte deinde heen en weer, alsof ze niet wist of ze moest wegrennen of de hekken bestormen. De beslissing werd voor hen genomen door de mensen in de tuin. Ik zag een man met jeugdig uiterlijk iets onder zijn arm duwen. Ik viel neer en trok ook Josella omlaag, terwijl het machinepistool begon te ratelen.  Het was duidelijk dat de schoten met opzet hoog werden gericht. Toch was het geratel en het gesuis van flitsende kogels ontstellend. Eén kort salvo was voldoende om de zaak te regelen. Toen we ons hoofd optilden, had de menigte haar samenhang verloren en liep tastend alle kanten op, op zoek naar veiliger plaatsen. De leider stond even stil om iets onverstaanbaars te roepen, toen ging ook hij weg. Hij liep naar het noorden, Malet Street in, en deed zijn best om zijn volgelingen weer achter zich te verzamelen.  Ik bleef zitten en keek Josella aan. Zij keek mij op haar beurt peinzend aan en toen naar de grond vóór haar. Het duurde enige minuten voor wij spraken. 'En?' vroeg ik ten slotte.  Zij hief het hoofd op om naar de straat te kijken waar de laatste strompelende gestalten met deerniswekkend getast hun weg zochten.  'Hij had gelijk, ' zei ze. 'Jij vindt toch ook dat hij gelijk had, niet?' Ik knikte.  'Ja, hij had gelijk... En toch had hij ook volkomen onge-- 107 -lijk. Kijk, er zijn geen "ze" die deze rommel komen opruimen - daar ben ik nu heel zeker van. Het wordt niet opgeruimd. We zouden kunnen doen wat hij zegt. We zouden enkele, niet meer dan enkele van deze mensen kunnen wijzen waar iets te eten is. We zouden dat een paar dagen kunnen doen, misschien een paar weken, maar daarna - wat dan?' 'Het lijkt zo afschuwelijk, zo hardvochtig... ' 'Als we de zaak nuchter bekijken, is de keus eenvoudig, ' zei ik. 'Of we proberen te redden wat er te redden valt -en dat moet ook onszelf omvatten - óf we leggen ons erop toe het leven van deze mensen nog even te verlengen. Dat is de meest objectieve kijk die ik in huis heb. Maar ik zie ook in dat de schijnbaar meest humane weg ook de weg naar de zelfmoord is. Moeien wij onze tijd verspillen met het verlengen van ellende, terwijl we geloven dat er ten slotte geen kans is om de mensen te redden? Zouden we ons op die manier het nuttigst maken?' Ze knikte langzaam.  'Als je het zo stelt, schijnt er niet veel keus te zijn. En zelfs als we er een paar konden redden, wie moeten we dan kiezen? En wie zijn wij dat we een keus zouden mogen maken? Hoe lang zouden we het trouwens kunnen doen?'  'Het is niet bepaald gemakkelijk, ' zei ik. 'Ik heb geen idee hoeveel half invalide mensen we kunnen onderhouden als de aanwezige voorraden zijn opgebruikt, maar ik geloof niet dat het er erg veel zouden zijn. ' 'Je besluit staat al vast, ' zei ze en ze keek me aan. Ik wist niet zeker of er een zweem van afkeuring in haar stem klonk.  'Lieve kind, ' zei ik, 'ik vind het evenmin prettig als jij. Ik heb je precies gezegd welke keus ons overblijft. Moeten we de mensen die de ramp hebben overleefd helpen om weer een soort bestaan op te bouwen - of moeten we een moreel gebaar maken dat, gezien de omvang van de ramp, nauwelijks meer dan een gebaar kan zijn? Die mensen aan de overkant van de weg zijn zeker van plan in leven te blijven. '  Ze groef haar vingers in de aarde en liet de korrels door haar hand vloeien.  'Ik denk datje gelijk hebt, ' zei ze. 'Toch bevalt het me niet. '  'Of iets ons wel of niet bevalt is onder deze omstandigheden nauwelijks meer beslissend, ' antwoordde ik. ' Misschien. Maar ik kan het gevoel niet van me afzetten dat iets dat met schieten begint niet in orde is. ' 'Hij heeft met opzet misgeschoten - en waarschijnlijk heeft hij een gevecht voorkomen, ' verklaarde ik. De menigte was nu geheel verdwenen. Ik klom over de muur en hielp Josella aan de andere kant naar beneden. Een man die aan het hek stond, opende het om ons binnen te laten.  'Met hoeveel zijn jullie?' vroeg hij.  'Alleen wij tweeën. We hebben gisteravond uw signaal  gezien, ' zei ik.  'Goed. Kom maar mee, dan gaan we naar de kolonel, ' zei hij, terwijl hij ons over het voorplein bracht. De man die hij de kolonel noemde, had zich in een kleine kamer niet ver van de ingang geïnstalleerd. Het vertrek was blijkbaar voor de portiers bestemd. Het was een gezette man van een jaar of vijftig, met overvloedig, maar goedverzorgd grijs haar. Zijn snor was van dezelfde kleur en zag eruit alsof geen haartje de gelederen zou durven verbreken. Zijn gelaatskleur was zo roze, gezond en fris dat ze beter bij een jongere man zou hebben gepast. Later ontdekte ik dat dit ook met zijn geest het geval. Hij zat achter een tafel, waarop hoeveelheden papier in mathematisch nauwkeurige stapels gerangschikt lagen. Vlak voor hem lag een onbesmet vel roze vloeipapier.  Toen wij binnenkwamen, richtte hij eerst op de een en toen op de ander een onderzoekende blik, die hij iets langer volhield dan nodig was. Ik herkende de techniek. Wie zich ervan bedient, wil de indruk wekken dat hij een scherpe blik heeft en gewend is meteen de maat van zijn tegenspeler te nemen. Die laatste moet het gevoel krijgen dat hij tegenover een betrouwbare vent staat, zonder flauwekul, - of omgekeerd, dat hij doorzien is en al zijn zwakheden zijn opgemerkt. Het juiste antwoord is met gelijke munt terug te betalen, waarop men als een 'bruikbare kerel' beschouwd wordt. Ik deed dit. De kolonel nam zijn pen op. 'Uw namen, alstublieft. ' We gaven ze hem. 'En uw adressen?'  'Ik vrees dat ze onder de gegeven omstandigheden niet van veel nut zijn, ' zei ik. 'Maar als u vindt dat u ze moet hebben -' We noemden ook onze adressen. Hij mompelde iets over systeem, organisatie en familie, en noteerde ze. Leeftijd, beroep en de rest volgde. Hij liet zijn onderzoekende blik weer op ons vallen, krabbelde iets op ieder papier en stopte ze in een map. "k Heb goeie mensen nodig Onaangenaam karwei hier. Maar genoeg te doen. Meer dan genoeg. Mijnheer Beadley zal u zeggen wat er gebeuren moet. ' We kwamen weer in de vestibule. Josella giechelde. 'Hij heeft vergeten ons om referenties in triplo te vragen - maar ik denk wel dat we de baan hebben, ' zei ze. Toen we Michael Beadley ontmoetten, bleek deze volkomen het tegendeel te zijn van de kolonel. Hij was slank, lang, breedgeschouderd en enigszins gebogen. Hij had iets van een atleet die aan het studeren is geslagen. Als zijn gezicht in rust was, gaven de grote, donkere ogen het een ietwat droefgeestige uitdrukking, maar je zag zijn gezicht zelden in rust. De enkele grijze strepen in zijn haar waren geen indicatie voor zijn leeftijd, die ergens tussen de vijfendertig en de vijftig kon liggen. Zijn kennelijke vermoeidheid maakte op dat ogenblik een schatting nog moeilijker. Hij zag eruit of hij de hele nacht op was geweest. Hij groette ons echter opgewekt en stelde ons, wuivend met een hand, voor aan een jonge vrouw die opnieuw onze namen noteerde, nadat wij die hadden genoemd.  'Sandra Telmondt, ' verklaarde hij. 'Sandra is ons wandelend geheugen. Haar dagelijks werk is ervoor te zorgen dat de zaak niet stagneert. Daarom beschouwen we het als een bijzondere attentie van de voorzienigheid dat ze hier op dit ogenblik aanwezig is. ' De vrouw knikte tegen mij en keek Josella iets vaster aan. 'We hebben elkaar al eens ontmoet, ' zei ze peinzend. Ze keek naar het schrijfblok op haar knie. Toen kwam er een vage glimlach op haar prettig, hoewel weinig opmerkelijk gezicht.  'O ja, natuurlijk, ' zei ze, toen ze het zich herinnerde. 'Wat heb ik je gezegd? Dat ding kleeft aan me als vlie-genpapier, ' zei Josella tegen mij. 'Waar hebt u het over?' vroeg Michael Beadley. Ik legde het uit. Hij wierp Josella een ietwat onderzoekende blik toe. Ze zuchtte.  'Denkt u er alstublieft niet meer aan, ' verzocht ze. 'Ik probeer al zo lang om die naam kwijt te raken en ik word het een beetje beu. '  Dat scheen hem aangenaam te verrassen. 'Goed, ' zei hij en liet de kwestie met een knikje schieten. Hij wendde zich weer naar de tafel. 'Laten we verder gaan. Hebt u Jacques gezien?'  'Als dat de kolonel is die voor burgerlijk bestuur speelt, ja, ' antwoordde ik. Hij grinnikte.  'Ik moet weten hoe de zaken staan. Ik kan niet opschieten, als ik niet weet wat u waard bent, ' zei hij, terwijl hij de kolonel verdienstelijk nabootste. 'Maar dat is waar ook, ' vervolgde hij, 'ik kan u beter een ruwe schets van de toestand geven. Tot dusver zijn we met ongeveer vijfendertig mensen. Allerlei soorten. We hopen en verwachten dat er vandaag nog wat bij zullen komen. Van degenen die er nu zijn kunnen er achtentwintig zien. De anderen zijn echtgenoten, mannen en vrouwen - er zijn ook twee of drie kinderen - die niet kunnen zien. Op het ogenblik is het plan dat we morgen hier weggaan, als we op tijd klaar komen - om aan de veilige kant te blijven, begrijpt u?'  Ik knikte. 'Om dezelfde reden hadden wij besloten vanavond weg te gaan, ' antwoordde ik. 'Wat hebt u voor transportmiddel?'  Ik legde uit waar de bestelauto op het ogenblik stond. 'We waren van plan vandaag voorraad op te doen, ' voegde ik eraan toe. 'Tot nu toe hebben we zo goed als niets, behalve een hoeveelheid anti-triffid-wapens. ' Hij trok zijn wenkbrauwen op. Ook Sandra keek me verwonderd aan.  'Vreemd dat u daar uw eerste levensbehoefte van maakt, ' merkte hij op.  Ik vertelde hem de redenen. Misschien deed ik het niet erg goed, want geen van beiden scheen diep onder de indruk. Hij knikte vluchtig en vervolgde: 'Nu, als u bij ons komt, stel ik het volgende voor. Haalt u uw auto, gooit u uw spullen hier neer, rijdt u weerweg en ruilt u hem voor een heel grote vrachtauto. Dan - o ja, weet een van u iets van dokteren?' onderbrak hij zichzelf.  Wij schudden het hoofd.  Hij fronste licht het voorhoofd. 'Dat is jammer. Tot dusver hebben we niemand die het kan. Het zou me verbazen als we niet binnenkort een dokter nodig hadden - en trouwens, we moeten allemaal worden ingeënt... Maar het heeft niet veel zin u op medische artikelen uit te sturen. Wat denkt u van voedsel en algemene gebruiksartikelen? Goed?'  Hij bladerde een paar vellen papier door die in een klem waren bevestigd, maakte er een los en gaf het mij. Bovenaan stond No. 15 en daaronder een getypte lijst van blikgoederen, potten en pannen en wat beddegoed. 'Niet strikt, ' zei hij, 'maar hou u er zoveel mogelijk aan, dan voorkomen we dubbele hoeveelheden. Neem de beste kwaliteit. Wat voedsel betreft: let alleen op waarde, niet op hoeveelheid. Ik bedoel: zelfs al zijn maïsvlokken uw grootste hartstocht, vergeet ze. Ik raad u aan u tot pakhuizen en grote grossiers te beperken. ' Hij nam de lijst terug en krabbelde er twee of drie adressen op. 'Blikgoed en verpakte artikelen zijn uw afdeling. Laat u niet verleiden door zakken meel bijvoorbeeld. Met dat soort spul houdt een andere groep zich bezig. ' Hij keek Josella nadenkend aan. 'Zwaar werk, vrees ik, maar het is het nuttigste dat we u op 't ogenblik kunnen geven. Doe zoveel als u kunt vóór donker. Vanavond ongeveer half negen is er hier een algemene bijeenkomst en bespreking. '  Toen wij wilden vertrekken, vroeg hij nog: 'Hebt u een pistool?'  'Daar heb ik niet aan gedacht, ' gaf ik toe. 'Beter - je kunt nooit weten. Even in de lucht schieten is volkomen afdoende, ' zei hij. Hij nam twee pistolen uit een la in de tafel en schoof ze naar ons toe. 'Minder bezwaarlijk dan dat, ' voegde hij eraan toe met een blik op Josella's fraaie mes. 'Ik wens u goeie vangst!'  Toen wij ons op weg begaven, merkten wij dat er nog minder mensen buiten waren dan de vorige dag. Degenen die er waren, toonden bij het geluid van de motor meer neiging om de trottoirs op te zoeken dan ons aan te houden.  De eerste vrachtauto die ons geschikt leek, bleek onbruikbaar te zijn, daar hij vol kisten was die zo zwaar waren dat wij ze niet konden uitladen. Onze volgende vondst was fortuinlijker - een vijftonswagen, bijna nieuw en leeg. Wij verwisselden van voertuig en lieten de bestelwagen aan zijn lot over.  Op het eerste adres van mijn lijst waren de blinden van de laadruimte omlaag, maar ze weken zonder veel moeite voor de overredingskracht van een koevoet uit een naburige winkel en konden gemakkelijk worden opgerold. Binnen deden wij een vondst. Drie vrachtauto's stonden met hun achterkant naar het laadperron. Een ervan zat vol kisten ingeblikt vlees.  'Kun jij een van die dingen rijden?' vroeg ik Josella. Ze keek ernaar.  'Ja, ik zie niet in waarom niet. Het komt tenslotte op hetzelfde neer, is 't niet? En er is zeker geen verkeersprobleem. '  We besloten later terug te gaan om hem op te halen en reden met de lege wagen naar een ander pakhuis, waar wij lakens en wollen en gewatteerde dekens inlaadden.  Vervolgens gingen wij verder om een luidruchtig mengelmoes van potten, pannen en ketels te bemachtigen. Toen we die ingeladen hadden, voelden wij dat wij een flinke ochtendtaak verricht hadden die zwaarder was dan wij hadden gedacht. Wij stilden de honger die wij gaandeweg hadden gekregen in een klein café dat nog ongeschonden was.  De sfeer die in de zaken- en handelscentra hing, was somber - hoewel het een somberheid was die nog steeds meer weg had van een normale zon- of feestdag dan van een catastrofe. Er waren maar heel weinig mensen te zien in die buurten. Als de ramp overdag had plaatsgevonden in plaats van s'nachts, toen de werklieden naar huis waren gegaan, dan zou het een heel ander, afschuwelijk toneel zijn geweest.  Toen wij ons verfrist hadden, haalden wij de reeds geladen auto uit In t voedselpakhuis en reden de beide auto's langzaam en zonder dat er iets bijzonders voorviel naar de universiteit. We zetten ze neer op het voorplein en vertrokken weer Om ongeveer half zeven keerden we nog eens terug met een tweede stel zwaarbeladen vrachtauto's en het gevoel dat we nuttig werk hadden gedaan.  Michael Beadley kwam uit het gebouw te voorschijn om onze bijdragen te inspecteren Hij keurde alles goed, met uitzondering van een half dozijn kisten die ik bij mijn tweede vracht had gevoegd. 'Wat zit daarin': " vroeg hij.  'Triffïd-geweren en bijbehorende kogels, ' antwoordde ik.  Hij keek mij peinzend aan.  'O ja, u bent met een hoop anti-triffid-spul gekomen, ' merkte hij op.  'Ik acht het waarschijnlijk dat we het nodig zullen hebben, ' zei ik.  Hij dacht na. Ik kon zien dat ik op het punt van de triffids als lichtelijk gek werd beschouwd. Hoogstwaarschijnlijk schreef hij dit toe aan het vooroordeel dat ik in mijn beroep kon hebben opgedaan - nog verergerd door  de vrees die de steek onlangs bij mij had teweeggebracht en vroeg hij zich af of hiermee andere gekke neigingen, misschien van minder onschuldige aard, gepaard gingen.  ' Kijkt u eens, ' zei ik, 'we hebben samen vier volgeladen wagens binnengebracht. Ik wil in één daarvan ruimte voor deze kisten. Als u denkt dat we de ruimte niet kunnen missen, ga ik een aanhangwagen of een andere vrachtauto halen. '  'Nee, laat ze daar maar. Ze nemen niet veel plaats in, ' besloot hij.  We gingen het gebouw in en dronken thee in een geïmproviseerde kantine, die een vrouw van middelbare leeftijd, met een knap gezicht, daar handig had opgezet. 'Hij denkt, ' zei ik tegen Josella, 'dat ik een idéé fïxe omtrent triffids heb. '  'Hij zal wel anders leren, vrees ik, ' antwoordde zij. 'Vreemd dat schijnbaar niemand anders ze heeft zien rondlopen. '  'Deze mensen zijn allemaal nogal dicht bij het centrum  gebleven. Dat is dus niet zo verwonderlijk. Per slot van  rekening hebben wij er vandaag ook geen gezien. '  'Denk je dat ze hier in de straten komen?'  'Ik weet het niet. Misschien een stuk of wat verdwaalde  exemplaren. '  'Hoe denk je dat ze los zijn gekomen?' vroeg ze. ' Als ze hard en lang genoeg aan hun paal rukken, zullen zo meestal wel loskomen. De uitbraken die wij soms op de plantages hadden, kwamen in de regel doordat ze zich allemaal tegen één deel van de omheining ophoopten totdat deze het begaf. '  ' Maar kon je de omheiningen dan niet sterker maken?' ' Dat hadden we wel gekund, maar we wilden geen permanente omheiningen opzetten. Het gebeurde niet zo vaak, en als het gebeurde, gingen ze gewoonlijk van het ene veld naar het andere, zodat we ze alleen moesten te-rugdrijven en het hek weer neerzetten. Ik geloof niet dat er één met opzet deze kant zal uitgaan. Vanuit het standpunt van een triffïd moet een stad veel weg hebben  van een woestijn. Daarom denk ik dat ze over 't algemeen naar buiten, naar het open veld, zullen gaan. Heb je ooit een triffid-geweer gehanteerd?' vroeg ik. Zij schudde haar hoofd.  'Als je ervoor voelt, wou ik wat gaan oefenen, ' stelde ik voor. 'Maar eerst moet ik wat aan mijn kleding doen. ' Ongeveer een uur later kwam ik terug. Ik voelde me beter gekleed nu ik me had aangepast bij haar idee om een skipak en een paar zware schoenen aan te trekken. Ik constateerde echter dat zij zich ook had verkleed en nu een lichtgroene jurk droeg die haar goed stond. We namen een paar triffïd-geweren en gingen naar de tuin van Russell Square, daar dichtbij. We brachten een half uur door met het wegschieten van de bovenste uitlopers van de omringende struiken. Toen wandelde er een jonge vrouw met een steenrode lumberjaquet en een elegante groene broek het gras op en richtte een kleine camera op ons.  'Wie bent u - de pers?' vroeg Josella. 'Min of meer, ' zei de jonge vrouw, 'dat wil zeggen, ik zorg voor het archief. Elspeth Cary. ' 'Zo gauw al?'merkte ik op. Ik bespeur de hand van onze ordelievende kolonel. '  'U hebt volkomen gelijk, ' gaf zij toe. Zij wendde zich tot Josella. 'En u bent juffrouw Playton, nietwaar? Ik heb me afgevraagd '  'Luistert u eens, ' onderbrak Josella haar. 'Waarom moet in een wereld die ineenstort mijn reputatie op één onveranderlijk ding berusten? Kunnen we het niet vergeten?'  'Hm, ' zei juffrouw Cary peinzend. 'Eh-hm. ' Ze ging op een ander onderwerp over. 'Hoe zit dat eigenlijk met die triffids?' vroeg ze. We vertelden het haar.  'Ze denken, ' voegde Josella eraan toe, 'dat Bill er bang of gek door is geworden. '  Juffrouw Cary keek me recht aan. Haar gezicht was meer interessant dan knap. Het was gebruind door sterkere zonnestralen dan de onze. Er lag een vaste, opmerkzame blik in haar donkerbruine ogen. 'Is het zo?' vroeg zij.  'Nu, ik geloof dat ze lastig genoeg zijn om ze ernstig te nemen, als ze uit de hand glippen, ' antwoordde ik. Ze knikte. 'Volkomen waar. Ik ben op plaatsen geweest waar ze uit de hand zijn geglipt. Heel akelig. Maar in Engeland - men kan het zich hier moeilijk indenken. ' 'Er zullen er hier nu niet veel zijn om ze tegen te houden, ' zei ik.  Als zij al van plan was geweest te antwoorden, werd haar dit belet door het geluid van een motor boven onze hoofden. Wij keken op en zagen een helikopter die over het dak van het Brits Museum kwam aanvliegen. 'Dat zal Iwan zijn, ' zei Juffrouw Cary. ' Hij dacht dat hij er wel een zou kunnen vinden. Ik moet weg om een foto van zijn landing te nemen. Ik zie u nog wel. ' En zij snelde weg over het gras.  Josella ging liggen, sloot haar handen achter haar hoofd en staarde in de diepte van de hemel, Toen de motor van de helikopter zweeg, leek het veel rustiger dan voor wij hem hadden gehoord.  'Ik kan het niet geloven, ' zei ze. 'Ik probeer het, maar ik kan het nog steeds niet echt geloven. Het kan maar niet steeds zo doorgaan. Dit is een soort droom. Morgen zal deze tuin vol rumoer zijn. De rode bussen zullen daarginds voorbijrazen, massa's mensen zullen snel over de trottoirs lopen, de verkeerslichten zullen flitsen... Een wereld vergaat niet op zo'n manier - het kan niet - het is onmogelijk... '  Ik had hetzelfde gevoel. De huizen, de bomen, de buitensporig grote hotels aan de overkant van het plein waren veel te normaal - te zeer gereed om bij de eerste aanraking weer tot leven te komen...  'En toch, ' zei ik, 'als de dinosaurussen hadden kunnen denken, zouden ze, geloof ik, ongeveer hetzelfde hebben gedacht. Het gebeurt nu eenmaal zo af en toe, zie je. ' 'Maar waarom overkomt het ons? Het is alsof je in de kranten leest over de vreemde dingen die met andere mensen zijn gebeurd - maar altijd met andere mensen. Er is niets bijzonders aan ons. '  'Is er niet altijd een "waarom ik"? Of het nu de soldaat is die ongedeerd is terwijl al zijn kameraden zijn gesneuveld, of de vent die tegen de lamp loopt nadat hij met de boeken heeft geknoeid? Doodgewoon blind toeval, zou ik zeggen. '  'Toeval dat het gebeurd is? - of toeval dat het nu gebeurd is?'  'Nu, bedoel ik. Hel moest eens op de een of andere manier gebeuren Het is een onnatuurlijke gedachte dat een bepaald soort schepsel eeuwig de heerschappij uitoefent. '  'Ik zie niet in waarom. '  'Waarom is een lastige vraag. Maar het is een onvermijdelijke conclusie dat het leven dynamisch en niet statisch moet zijn Er moet op de een of andere manier verandering komen Begrijp me goed, ik geloof niet dat het nu volkomen met ons gedaan is, maar het is een verduiveld stevige poging in die richting geweest. ' 'Dus je ge looft niet dat dit werkelijk het einde is - van de mensen. bedoel ik  'Het zou wel kunnen. Maar... nee, ik geloof niet dat het deze keer zo is  Het kun het einde zijn. Daar twijfelde ik niet aan. Maar er zouden nog meer kleine groepen zijn zoals de onze. Ik zag een lege wereld voor me met een paar verspreide gemeenschappen die worstelden om de heerschappij over de dingen terug te winnen. Ik moest geloven dat althans enkele hierin zouden slagen.  'Nee, ' herhaalde ik, 'het hoeft het einde niet te zijn. We kunnen ons nog heel goed aanpassen en we hebben een vliegende start vergeleken met onze voorouders. Zolang er nog een paar van ons gezond en wel over zijn, hebben we een kans - een verdomd goeie kans. ' Josella gaf geen antwoord. Ze lag omhoog te kijken met een afwezige blik in haar ogen. Ik dacht dat ik wist wat er in haar omging, maar ik zei niets. Ze zweeg een poosje, toen zei ze:  'Weet je, een van de ontstellendste gedachten is, hoe ge-  Makkelijk we een wereld hebben verloren die zo veilig en zeker scheen. '  Ze had volkomen gelijk. Het was dit gemak dat de kern van onze ontsteltenis scheen te vormen. Je bent zo ver-trouwd met de krachten die het evenwicht verzekeren, dat je ze vergeet en veiligheid als iets normaals beschouwt. Dat is het niet. Ik geloof dat ik nog nooit eerder tot het inzicht was gekomen dat de mens zijn superioriteit niet in de eerste plaats aan zijn hersens heeft te danken, zoals de meeste boeken willen doen geloven. Hij heeft haar te danken aan het vermogen van zijn hersens om gebruik te maken van de gegevens die ze ontvangen door middel van een smalle strook zichtbare lichtstralen. Zijn beschaving, alles wat hij heeft bereikt of zou kunnen bereiken, hangt af van zijn vermogen om die reeks trillingen van rood tot violet waar te nemen. Zonder dat is hij verloren. Ik zag even de wankele basis van zijn macht, de wonderen die hij had gewrocht met zo'n kwetsbaar instrument...  Josella had haar eigen gedachten verder gevolgd. 'Het zal een heel raar soort wereld worden - wat er althans van over is. Ik denk niet dat we er erg veel van zullen houden, ' zei ze op peinzende toon. Dat leek mij een zonderlinge zienswijze - net alsof je zou verklaren, dat je niet hield van het denkbeeld dat je moest sterven of dat je geboren was. Ik gaf er de voorkeur aan er eerst achter te komen hoe het zou zijn, en dan te doen wat je kon aan de dingen, waar je de grootste afkeer van had. Ik zei echter niets.  Af en toe hoorden wij het geluid van vrachtauto's die aan de andere kant van het gebouw kwamen aanrijden. Blijkbaar waren de meeste foeragerende groepen inmiddels teruggekomen. Ik keek op mijn horloge en pakte de triffid-geweren die naast mij in het gras lagen. 'Als we nog wat te eten willen krijgen voor we horen hoe andere mensen erover denken, moeten we naar binnen gaan, ' zei ik.