5

Een licht in de nacht


Josella kreeg langzamerhand haar zelfbeheersing terug. Kennelijk met de bedoeling wat achter ons lag van zich af te zetten, vroeg zij: 'Waar gaan we nu naartoe?' 'Eerst naar Clerkenwell, ' antwoordde ik. 'Daarna zullen we proberen meer kleren voor je te krijgen. Daarvoor gaan we naar Bond Streel, als je dat wilt, maar eerst moeten we naar Clerkenwell. ' 'Waarom Clerkenwell? - Goeie hemel!' Ze had alle reden voor deze kreet. Toen wij een hoek om sloegen, zagen we dat de straat een zeventig meter voor ons vol mensen was. Ze renden strompelend in onze richting met hun armen voor zich uitgestrekt. Een verward geschreeuw en gegil steeg uit de groep op. Toen we hen in zicht kregen, struikelde er net in de voorste rij een vrouw. Ze viel, anderen tuimelden over haar heen, en ze verdween onder een trappelende, vechtende hoop. Achter de menigte ontwaarden wij de oorzaak van dit alles: drie stengels met donkere bladeren zwaaiden boven de ontstelde hoofden. Ik schakelde en schoot een zijstraat in.  Josella wendde mij een dodelijk verschrikt gezicht toe. 'Heb - heb je gezien wat dat was? Ze joegen ze op. ' 'Ja, ' zei ik. 'En daarom gaan we naar Clerkenwell. Er is daar een werkplaats waar de beste triffid-geweren en -maskers van de wereld worden gemaakt. ' We keerden langs een omweg naar onze voorgenomen route terug, maar het werd niet de snelle rit waarop ik had gehoopt. Bij King's Cross Station waren veel meer mensen op straat. Zelfs met de hand op de toeter werd het hoe langer hoe moeilijker vooruit te komen. Voor het station zelf werd het onmogelijk. Waarom er op dat punt zoveel mensen waren, weet ik niet. Alle mensen uit de wijk schenen daar samen te zijn gestroomd. We konden er niet doorkomen en een blik achterom leerde mij dat terugkeren bijna even hopeloos zou zijn. Degenen die wij gepasseerd waren, hadden zich al achter ons aaneengesloten.  'Stap uit, vlug!' zei ik. 'Ik geloof dat ze het op ons gemunt hebben. ' 'Maar -, ' begon Josella. 'Maak voort!' zei ik kortaf.  Ik gaf nog eenmaal een stoot op de toeter en glipte achter haar naar buiten. De motor had ik laten lopen. We waren net op tijd. Een man vond de kruk van het achterportier. Hij trok het open en greep naar binnen. We werden bijna omvergeduwd door de druk van anderen die naar de wagen toe drongen. Er klonk een kreet van woede toen iemand het voorporiier opende en merkte dat de zitplaatsen daar ook leeg waren. Inmiddels waren we veilig in de menigte opgegaan. Iemand greep de man beet die het achter portier had geopend, in de mening dat hij zoéven was uitgestapt. Daarop ontstond een toenemende verwarring. Ik pakte Josella stevig bij de hand en we wurmden ons zo onopvallend mogelijk uit het gedrang.  Toen we eindelijk buiten het gedrang waren, liepen we een eindje voort op zoek naar een geschikte wagen. Na een paar kilometer vonden we er een - een bestelauto. Waarschijnlijk was deze bruikbaarder dan een gewone auto voor het plan dat zich vaag in mij begon te vormen. In Clerkenwell maakte men sedert twee of drie eeuwen fijne precisie-instrumenten. De kleine fabriek, waarmee ik in mijn beroep soms te maken had gehad, was erin geslaagd de oude vakbekwaamheid aan nieuwe behoeften aan te passen. Ik vond haar zonder veel moeite en het was ook niet moeilijk er in te breken. Toen wij weer wegreden, voelden we ons gerustgesteld bij de gedachte  aan de verscheidene uitstekende triffid-geweren, de enkele duizenden stalen boemerangs, die als projectielen dienden, en de helmen van gevlochten ijzerdraad die wij achterin hadden geladen.  . 'En nu - kleren?' opperde josella, terwijl ik startte. 'Een voorlopig plan dat nog vatbaar is voor kritiek en verbetering, ' antwoordde ik. 'Eerst wat je een pied-a-terre zou kunnen noemen, dat wil zeggen een gelegenheid waar we op verhaal kunnen komen en de dingen bespreken. '  'Geen café meer, ' protesteerde ze. 'Ik heb voor vandaag meer dan genoeg van cafés. '  'Ik ook - hoe onwaarschijnlijk mijn vrienden het ook zouden vinden nu alles gratis is, ' gaf ik toe. 'Waar ik over dacht, was een lege flat. Die moet niet moeilijk te vinden zijn. We zouden daar even kunnen uitrusten en het voorlopige plan de campagne opstellen. Het zou ook geschikt zijn om de nacht door te brengen - tenzij je vindt dat de boeien van de conventie nog altijd sterker zijn dan de bijzondere omstandigheden. Dan zouden we twee flats kunnen nemen. '  'Ik geloof dat ik het prettiger zou vinden als ik wist dat er iemand dicht bij mij was. '  'Goed, ' stemde ik in. 'Operatie nummer twee zal dus dames- en herenkleding betreffen. Daarvoor kunnen we misschien beter ieder onze eigen weg gaan, als we allebei maar heel goed onthouden welke flat we hebben gekozen. '  'Ja-a, ' zei ze, ietwat weifelend.  'Het komt wel in orde, ' verzekerde ik haar. 'Neem als stelregel dat je tegen niemand spreekt, dan zal niemand raden dat je kunt zien. Alleen door dat je volkomen onvoorbereid was ben je in de knoei geraakt. In het land der blinden is eenoog koning. '  'O ja - heeft Wells dat niet gezegd? Maar in het verhaal bleek het niet uit te komen. '  'Het essentiële verschil ligt erin wat je onder het woord ! "land" verstaat -patria in het oorspronkelijke gezegde, ' antwoordde ik. Caecorum in patria luscus rex imperat omnis.  Een klassieke heer, Fullonius genaamd, heeft dat het eerst gezegd. Dat is alles wat men van hem schijnt te weten. Maar er is hier geen georganiseerde patria, geen staat - alleen maar chaos. Wells stelde zich een volk voor dat zich aan blindheid had aangepast. Ik geloof niet dat dat hier zal gebeuren - ik zou niet weten hoe. ' 'Wat denk je dan dat er zal gebeuren?' 'Mijn veronderstelling hoeft niet juister te zijn dan de jouwe. We zullen het trouwens gauw genoeg merken. We kunnen ons beter met de dingen van het ogenblik bezighouden. Waar waren we gebleven?' 'Bij het uitzoeken van kleren. '  'O ja. Nu, dat betekent alleen dat we een winkel binnenglippen, een paar dingen pakken en weer naar buiten glippen. In het centrum van Londen zul je geen triffids ontmoeten - nog niet tenminste. ' 'Je praat zo luchthartig over het wegnemen van dingen, ' zei ze.  'Ik denk er niet zo luchthartig over, ' gaf ik toe. 'Maar ik geloof niet dat dat deugdzaamheid is, het is waarschijnlijk louter gewoonte. En een hardnekkige weigering om de feiten onder ogen te zien zal niets aan de zaken veranderen of ons van nut kunnen zijn. Ik geloof dat we moeten proberen ons niet te beschouwen als rovers van dit alles, maar meer als wel, als erfgenamen tegen wil en dank. '  'Ja, ik geloof dat het zoiets is, ' gaf zij schoorvoetend toe. Zij zweeg even. Toen zij weer sprak, kwam zij op het vroegere probleem terug. 'En na de kleren?' vroeg zij.  'Operatie nummer drie, ' antwoordde ik, 'is zonder enige twijfel het diner. '  Zoals ik had verwacht, leverde de flat geen moeilijkheden op. We lieten de wagen afgesloten midden op de weg voor een welvarend uitziend huizenblok staan en klommen naar de derde verdieping. Waarom we juist de derde kozen, kan ik niet zeggen, behalve dat zij een beetje verder weg scheen te zijn. De keuze voltrok zich eenvoudig. We klopten of we belden en als er iemand antwoordde, liepen we door. Nadat we driemaal waren doorgelopen, vonden we een deur waar we geen antwoord kregen. Het slot schoot bij één flinke stoot met de schouder los en we waren binnen. Ik was zelf niet iemand die gewend was in een flat met een huur van ongeveer tweeduizend pond per jaar te wonen, maar ik merkte dat er stellig iets voor te zeggen viel. De mensen die het interieur hadden ingericht, waren naar ik vermoedde jong en elegant geweest en bezaten het zo kostbare talent smaak te combineren met zin voor het hypermodieuze. Gevoel voor wat mode was, vormde het voornaamste kenmerk van de woning. Hier en daar vond je enkele onmiskenbare derniers cris, sommige ongetwijfeld bestemd - als de wereld haar normale loop had vervolgd - om de rage van morgen te worden; andere daarentegen leken de kiem der mislukking bij hun geboorte te hebben meegekregen. Het geheel maakte door zijn verwaarlozing van de menselijke zwakheden de indruk van een jaarbeurs. Kon boek dat een paar centimeter te veel opzij lag of een verken de kleur op de omslag had, bedierf de hele zorgvuldig uitgedachte compositie. Hetzelfde zou gebeuren als iemand achteloos met de verkeerde kleren op een der luxueuze stoelen of sofa's zou gaan zitten. Ik wendde me tot Josella die het geheel met grote ogen bekeek.  'Zou deze kleine hut goed zijn - of gaan we verder?' vroeg ik.  'O, ik denk dat we het er wel mee kunnen doen, ' zei ze. En samen waadden wij door het elegante roomkleurige tapijt om het terrein te verkennen. Het was volstrekt geen berekening van mij, maar ik had geen betere methode kunnen vinden om haar aandacht van de gebeurtenissen van de dag af te leiden. Onze tocht ging vergezeld van een reeks uitroepen waarin bewondering, jaloezie, verrukking, verachting en, ik moet het toegeven, boosaardigheid, alle hun aandeel hadden. Josella bleef staan op de drempel van een kamer stikvol met de meest uitdagende kenmerken van een vrouwelijke sfeer.  'Hier wil ik slapen, ' zei ze.  'Mijn hemel!' riep ik uit. 'Nou ja, ieder zijn smaak. ' 'Doe niet zo flauw. Dit is waarschijnlijk mijn laatste kans om decadent te zijn. Bovendien, weet je niet dat er in ieder meisje iets van de meest stompzinnige filmster steekt? Daar wil ik me nog eenmaal aan overgeven. ' 'Je doet maar, ' zei ik. 'Maar ik hoop dat ze hier ook iets rustigers hebben De hemel beware me om in een bed te slapen meteen spiegel erboven. '  'Er is er ook een boven het bad, ' zei ze, terwijl ze in de aangrenzende kamer keek  'Ik weet niet of dat het zenit of het nadir van decadentie is, ' zei ik. 'Hoe dan ook, je zult het niet kunnen gebruiken. Geen warm water. '  'O, dat was ik helemaal vergeten. Wat vervelend!' riep ze teleurgesteld uit  We voltooiden onze inspectie van de flat en constateerden dat de rest minder sensationeel was. Toen ging ze de deur uit om de kwestie van de kleren af te handelen. Ik onderzocht nauwkeurig over welke hulpmiddelen het huis beschikte en wal je ermee kon doen. Vervolgens ging ik ook op expeditie.  Toen ik naar buiten liep, ging er een deur verderop in de gang open. Ik bleef onbeweeglijk staan. Een jonge man kwam naar builen. Mij hield een blond meisje bij de hand. Toen zij over de drempel stapte, liet hij haar los. 'Eén minuut, lieveling, ' zei hij.  Hij deed drie of vier stappen op het geluiddempende tapijt. Zijn uitgestrekte handen vonden het raam achter in de gang. Zijn vingers gingen rechtstreeks naar het handvat en openden het raam. Ik ving een glimp op van een brandtrap buiten. 'Wat doe je, Jimmy?' vroeg zij.  'Ik wil even de situatie precies verkennen, ' zei hij. Hij liep snel terug en tastte weer naar haar hand. 'Ga mee, lieveling. ' Ze stribbelde tegen.  'Jimmy - ik wil hier niet weg. In onze eigen flat weten we tenminste waar we zijn. Hoe komen we aan eten? Hoe moeten we leven?' 'In de flat, liefste, kunnen we helemaal niet eten en dus niet lang in leven blijven. Kom mee, liefste. Wees maar niet bang. '  Ze klemde zich aan hem vast en hij sloeg een arm om haar heen.  'Het komt wel goed, lieveling. Ga mee. '  'Maar, Jimmy, dit is de verkeerde kant -'  'Je hebt de zaak omgekeerd voor je. Het is de goede  kant. '  'Jimmy - ik ben zo bang. Laten we teruggaan. ' 'Het is te laat, lieveling. '  Bij het raam bleef hij staan. Met één hand bepaalde hij zeer zorgvuldig zijn positie. Toen sloeg hij allebei zijn armen om haar heen en hield haar tegen zich aan. 'Het is misschien te heerlijk om duurzaam te zijn, ' zei hij zacht. 'Ik hou van je, mijn lieveling. Ik hou zo verschrikkelijk veel van je. '  Ze hield haar mond omhoog om gekust te worden. Terwijl hij haar optilde, draaide hij zich om en stapte uit het raam...  'Je moet je een dikke huid aanmeten, ' zei ik tegen mezelf. 'Het moet. Anders moet ik zorgen dat ik voortdurend dronken ben. Dergelijke dingen gebeuren natuurlijk overal om me heen en ze zullen blijven gebeuren. Ik kan er niets aan doen. Stel dat ik ze eten gaf om nog een paar dagen in leven te blijven. En daarna? Ik moet het leren aanvaarden, me ermee verzoenen. Anders rest alleen de vlucht in de alcohol. Als ik niet worstel om ondanks alles mijn eigen leven te leiden, zal ik het niet redden... Alleen zij die zich zo verharden dat ze er tegen kunnen, zullen het halen...  Het kostte me meer tijd dan ik had gedacht om bij elkaar te zoeken wat ik nodig had. Er waren ongeveer twee uren verlopen toen ik terugkwam. Bij het morrelen aan de deur liet ik een of twee voorwerpen vallen. Josella's stem riep met een zenuwachtige klank uit die hyper-vrouwelijke kamer.  'Ik ben het maar, ' stelde ik haar gerust, terwijl ik met mijn vracht door de gang liep.  Ik deponeerde de spullen in de keuken en keerde terug naar wat ik onderweg had laten vallen. Voor haar deur bleef ik staan.  'Je kunt niet binnenkomen, ' zei ze.  'Dat was ik ook niet van plan, ' protesteerde ik. 'Wat ik  wil weten is of je kunt koken. '  'Eieren koken en zo, ' zei haar gedempt klinkende stem. 'Daar was ik al bang voor. We zullen ontzettend veel dingen moeten leren, ' antwoordde ik. Ik ging weer naar de keuken. Ik zette het petroleumstel op de onbruikbare elektrische kookplaat en ging aan de slag. Toen ik klaar was met het dekken van de kleine tafel in de zitkamer kreeg ik van het geheel een behoorlijke indruk. Ik haalde een paar kandelaars en kaarsen om het te completeren. Van Josella was nog steeds niets te zien, ofschoon ik een tijdje geleden hel geluid van stromend water had gehoord. Ik riep haar. 'Ik kom zo!' antwoordde ze.  Ikliep naar het raam en keek naar buiten. Volkomen bewust begon ik alles vaarwel te zeggen. De zon stond laag. Torens en gevels van Portland-steen waren wit of roze tegen de verblekende lucht. Er waren hier en daar nog meer branden uitgebroken. De rook steeg op in dikke, zwarte kolommen, soms met een lekkende vlam eronder. Zeer waarschijnlijk zou ik na morgen geen van deze bekende gebouwen ooit terugzien. Misschien zou ik eenmaal terug kunnen komen, maar niet naar dezelfde plaats. Vuur en weer zouden hun werk hebben gedaan; het zou een dode en verlaten plaats zijn. Maar nu, uit de verte, kon het nog voor een levende stad doorgaan.  Mijn vader vertelde me eens dat hij vóór de oorlog van Hitler gewoon was door Londen rond te lopen, de ogen wijder open dan ooit te voren. Hij ontdekte een schoonheid van gebouwen die hij nooit had opgemerkt - en zei haar vaarwel. Nu had ik een soortgelijk gevoel. Maar dit was erger. Die oorlog had ik overleefd. Dit echter was een vijand die je niet zou overleven. Het was geen moedwillig vernielen en opzettelijk verbranden waarop je deze keer wachtte; het was eenvoudig het lange, trage, niet te weerhouden proces van verval en ineenstorting. Toen ik daar zo stond, verzette mijn hart zich nog tegen wat mijn hoofd mij zei. Zelfs toen had ik nog het gevoel dat het alles te groot was, te onnatuurlijk om echt te kunnen gebeuren. Toch wist ik dat het volstrekt niet de eerste keer was dat het gebeurde. Het overschot van andere grote steden ligt begraven in woestijnen of is uitgewist door de wildernissen van Azië. Sommige ervan zijn zo lang geleden verdwenen dat hun namen met hen zijn vergaan. Maar de mensen die daar leefden vonden hun ondergang net zo onwaarschijnlijk als mij het volkomen verval van een moderne grote stad toescheen... Het is, zo dacht ik, een van de hardnekkigste en meest vertroostende waandenkbeelden van het mensenras zijn dat 'het hier niet kan gebeuren' - dat de eigen kleine tijd en plaats gevrijwaard zijn voor rampen. En nu gebeurde het hier. Tenzij er een wonder geschiedde, was ik bezig het begin van het einde van Londen te aanschouwen. En het leek zeer waarschijnlijk dat andere mensen, ongeveer zoals ik, bezig waren het begin te aanschouwen van het einde van New York, Parijs, San Francisco, Buenos Aires, Bombay en alle verdere steden die bestemd waren de weg te gaan van die onder de wildernissen verdwenen steden.  Ik keek nog naar buiten toen ik achter mij een beweging hoorde. Ik keerde me om en zag dat Josella de kamer in was gekomen. Ze droeg een lange, aardige jurk van heel lichtblauwe georgette, met een klein jasje van wit bont. In een hanger aan een eenvoudige ketting schitterde een paar blauwwitte diamanten. De stenen die in haar oorhangers blonken waren kleiner, maar even mooi van kleur. Naar haar haar en haar gezicht te oordelen, had zij zo uit een schoonheidssalon kunnen komen. Ze liep de kamer door met een flits van zilveren schoentjes en een glans van zeer fijn geweven kousen. Terwijl ik haar sprakeloos bleef aanstaren, verdween het glimlachje om haar mond.  'Vind je het niet leuk?' vroeg ze, met een soort kinderlijke teleurstelling.  'Het is verrukkelijk - je bent mooi, ' zei ik. 'Ik - nou ja, ik had zoiets niet verwacht... '  Er moest nog iets volgen. Ik wist dat deze pracht weinig  of niets met mij te maken had. Ik voegde eraan toe:  'Kom je goedendag zeggen?'  'Dus je begrijpt het. Dat had ik al gehoopt. '  'Ik geloof het wel. Ik ben blij dat je het hebt gedaan. Het  zal een heerlijke herinnering zijn, ' zei ik.  Ik stak mijn hand naar haar uit en bracht haar naar het  raam.  'Ik was ook goedendag aan het zeggen - aan dit alles. ' Wat er in haar omging toen we daar naast elkaar stonden, is haar geheim. In mij was een soort kaleidoscoop aan het werk van het leven en de gewoonten waarmee het nu gedaan was. Of misschien had het meer van het snelle doorbladeren van een dik boek met foto's, met één alomvattend 'weet je nog?'  Lange tijd bleven wij kijken, in gedachten verloren. Toen keek zij omlaag naar haar jurk en betastte de fijne zijde.  'Een dwaasheid? Terwijl Rome brandt?' zei ze met een berouwvol glimlachje.  'Nee - lief, ' zei ik. Dank je dat je het gedaan hebt. Een gebaar en een herinnering aan het feit dat er bij alle fouten zoveel schoonheid was. Iets lievers had je niet kunnen doen, zomin als je er liever had kunnen uitzien. ' Haar glimlach had niets berouwvols meer. 'Dank je, Bill. ' Ze zweeg even. Toen vervolgde ze: 'Heb ik al eerder dank je tegen je gezegd? Ik geloof van niet. Als jij me niet had geholpen -'  'Zonder jou, ' antwoordde ik, 'zou ik nu waarschijnlijk stomdronken in een kroeg liggen te huilen. Ik moet jou net zo goed bedanken. Dit is geen tijd om alleen te zijn. ' Toen, om van onderwerp te veranderen, ging ik verder: 'Over drank gesproken, er is hier een uitstekende Amontillado en er zijn verder nog een paar heel behoorlijke dingen. Deze flat is een heel goede vondst. '  Ik schonk de sherry in en we hieven onze glazen. 'Op onze gezondheid, kracht - en geluk, ' zei ik. Zij knikte. Wij dronken.  'Stel je voor, ' zei Josella, terwijl we aan een duur smakende pastei begonnen, 'dat de eigenaar van dit alles plotseling terugkomt. '  'In dat geval zullen we de zaak ophelderen. Hij of zij zou niet dankbaar genoeg kunnen zijn dat er hier iemand is om te vertellen wat er in de verschillende flessen zit enzovoort. Maar het is niet erg waarschijnlijk dat dat gebeurt. ' 'Nee, ' stemde zij peinzend in. 'Nee. Ik vrees dat het niet erg waarschijnlijk is. Ik vraag me af-' Ze keek de kamer rond. Haar ogen bleven rusten op een gegroefd wit kastje.  ' Heb je de radio geprobeerd - ik geloof dat dat ding een radio is, niet?'  'Het is ook een televisie, ' antwoordde ik. 'Maar hij werkt niet. Geen stroom. '  'Natuurlijk. Ik was het vergeten. Ik vermoed dat we zulke dingen nog heel vaak zullen vergeten. ' 'Ik heb er een geprobeerd toen ik uit was, ' zei ik. 'Eén met een batterij. Niets aan de hand. Alle golflengten zo stil als het graf. '  'Betekent dat, dat het overal net als hier is?' 'Ik ben er bang voor. Er was wat vaag gepiep-piep in de buurt van de tweeënveertig meter. Verder niets. Zelfs geen draaggolven. Ik vraag me af wie en waar hij was, de arme kerel. '  'Het - het gaat nogal erg worden, hè Bill?' 'Het - nee, ik ben niet van plan mijn diner te laten bederven, ' zei ik. 'Eerst plezier, dan zaken - en de toekomst is louter zaken. Laten we over iets interessants praten. Bijvoorbeeld hoeveel liefdesaffaires je hebt gehad en waarom iemand niet al lang geleden met je is getrouwd - of is het wel gebeurd? Je ziet hoe weinig ik weet. Je levensgeschiedenis, alsjeblieft. ' 'Goed, ' zei ze. 'Ik ben ongeveer vier kilometer hier vandaan geboren. Mijn moeder vond het indertijd erg akelig-'  Ik fronste mijn wenkbrauwen.  'Ja kijk, ze was vastbesloten dat ik Amerikaanse zou worden. Maar toen de auto kwam om haar naar het vliegveld te brengen, was het net te laat. Ze zat vol ideeën; ik denk dat ik er een paar van heb geërfd. ' Ze praatte verder. Er was niet veel merkwaardigs aan haar kinderjaren, maar ik denk dat ze het prettig vond om ze op te halen en even te vergeten waar wij waren. Ik vond het prettig haar te horen babbelen over vertrouwde en vermakelijke dingen die alle van het wereldtoneel waren verdwenen. We gingen met snelle stappen door haar prille kindertijd, haar schooljaren en haar eerste optreden in de grote wereld.  'Toen ik negentien was, ben ik bijna getrouwd, ' gaf zij toe, 'en ik ben nu blij dat het niet is gebeurd. Maar toen dacht ik er anders over. Ik heb vreselijke ruzie met vader gehad, die de affaire kapotmaakte, omdat hij dadelijk merkte dat Lionel een soort kruising lussen een zwarthandelaar en een gigolo was. Toen verliet ik het huis en ging met een meisje samenwonen dat een flat had. Mijn familie hield mijn toelage in, wat een grote dwaasheid was, want het had precies het omgekeerde gevolg kunnen hebben van wat zij wilden. Dat het niet gebeurde, kwam doordat ik de indruk kreeg dat alle meisjes die zich er zo doorsloegen een erg afmattend leven leidden. Niet veel pret, ontzettend veel jaloezie om je heen - en zoveel berekening. Je hebt geen idee hoeveel berekening erbij komt kijken om een of twee troeven van mindere kwaliteit achter de hand te houden. Of bedoel ik twee of drie reserve troeven -?' peinsde ze. "t Doet er niet toe, ' zei ik. 'Ik begrijp wat je bedoelt. Je wilde de troeven helemaal niet. '  'Je hebt een goede intuïtie. Maar natuurlijk kon ik niet  klaplopen op het meisje dat de flat had. Ik moest wat  geld hebben en daarom schreef ik het boek. '  Ik dacht dat ik het niet goed had gehoord.  'Heb je een boek gemaakt?' vroeg ik.  'Ik heb het geschreven. ' Ze keek me aan en glimlachte. 'Ik  moet er wel vreselijk stom uitzien - zo keken ze me allemaal aan als ik vertelde dat ik een boek aan 't schrijven was. Nou ja, je begrijpt wel dat het niet zo'n erg goed boek was - ik bedoel geen Aldous of Charles of iets van dat soort, maar het had resultaat. ' Ik hield de vraag in, welke van de vele mogelijke Charlesen ze bedoelde. Ik vroeg alleen: 'Bedoel je dat het gepubliceerd werd?'  'O ja. En het heeft werkelijk een heleboel geld opgebracht. De filmrechten -'  'Wat was dat voor een boek?' vroeg ik benieuwd. 'Het heette De liefde is mijn lust en mijn leven. ' Ik staarde haar even aan en sloeg mij toen voor het hoofd. 'Josella Playton, natuurlijk. Ik begreep al niet waaraan die naam mij voortdurend herinnerde. Heb jij dat boek geschreven?' voegde ik er ongelovig aan toe. Ik begreep niet waarom me dat niet eerder te binnen was geschoten. Haar foto was in de hele stad verspreid geweest - geen zeer goede foto, nu ik het origineel kon bekijken - en het boek was ook overal verspreid geweest. Twee grote bibliotheken hadden het; uitgebannen, waarschijnlijk alleen op grond van de titel. Daarna was het succes verzekerd geweest en de verkoop schoot omhoog tot in de honderdduizenden. Josella grinnikte. Ik was blij het te horen.  'O hemel, ' zei ze. 'Je kijkt precies zoals mijn familie. ' 'Ik kan het ze niet kwalijk nemen, ' antwoordde ik. 'Heb je het gelezen?' vroeg ze. Ik schudde mijn hoofd. Ze zuchtte. 'De mensen zijn zo grappig. Alles watje ervan weet is de titel en het rumoer dat het heeft verwekt, en toch ben je verontwaardigd. En het is nog wel zo'n onschuldig boekje. Een mengeling van groen-wereldwijs en roze-romantisch, met streepjes schoolmeisje-purper. Maar de titel was een goed idee. '  'Het hangt er maar van af wat je goed noemt, ' zei ik. 'En je hebt er ook je eigen naam op gezet. ' 'Dat was een fout, ' gaf ze toe. 'De uitgevers beweerden dat het beter voor de verkoop zou zijn. Vanuit hun standpunt hadden ze gelijk. Ik werd een poosje heel beroemd. Ik moest inwendig lachen als ik mensen in restaurants en openbare gelegenheden weifelend naar me zag kijken. Ze schenen het moeilijk te vinden verband te leggen tussen wat ze zagen en wat ze dachten. Een massa mensen waar ik niets om gaf, begon geregeld in de flat te verschijnen. Om van ze af te zijn en omdat ik bewezen had dat ik niet naar huis hoefde te gaan, ging ik naar huis terug.  'Toch bedierf het boek het een en ander voor mij. De mensen namen die titel zo letterlijk. Sindsdien schijn ik steeds een afwerende houding te hebben aangenomen tegen mensen die ik niet mag. En de mensen van wie ik wel wilde houden, waren óf bang óf verontwaardigd. Het ergerlijke is dat het niet eens een slecht boek was, alleen maar dwaas-uitdagend. Verstandige mensen hadden dat moeten begrijpen. '  Ze zweeg en verzonk in gepeins. De gedachte kwam bij mij op dat de verstandige mensen waarschijnlijk hadden uitgemaakt dat de schrijfster van De liefde is mijn lust en mijn leven ook dwaas-uitdagend moest zijn, maar ik hield deze gedachte voor mij. We hebben allen onze jeugdige dwaasheden waaraan we niet graag herinnerd worden -maar om de een of andere reden vinden de mensen het moeilijk iets dat toevallig een financieel succes heeft opgeleverd als een jeugdige dwaasheid af te doen. 'Alles scheen erdoor uit het lood geraakt, ' klaagde ze. 'Ik begon een ander boek te schrijven om te proberen de zaken weer in evenwicht te brengen. Maar ik ben blij dat ik het nooit zal afmaken - het was nogal bitter. ' 'Had het net zo'n verontrustende titel?' vroeg ik. Ze schudde haar hoofd. 'Het had Hier rust de verlatene moeten heten. '  'Hm - dat is zeker niet zo pakkend als die andere, ' zei ik. 'Een citaat?'  'Ja. ' Ze knikte. 'Congreve: "Hier rust de verlaten  maagd uit van de liefde". '  'O ja, juist, ' zei ik en dacht daar even over na.  'En nu, ' hernam ik, 'wordt het geloof ik tijd dat we een  plan de campagne gaan uitstippelen. Zal ik eerst een paar opmerkingen ten beste geven?' Wij lagen achterover in twee volmaakt geriefelijke armstoelen. Op de lage tafel voor ons stonden de koffiepot en twee glazen. Het kleine met de Cointreau was van Josella. De plutocratische ballon met de plas onschatbare cognac was van mij. Josella blies een dunne rookwolk uit en nam een teug van haar drankje. Terwijl zij van de smaak genoot, zei ze: 'Ik ben benieuwd of we ooit nog verse sinaasappelen zullen proeven. Nu ja, zand erover!'  'Het heeft geen zin de ogen te sluiten voor de feiten. We kunnen beter gauw verdwijnen. Zo niet morgen, dan toch overmorgen. Je kan nu al zien wat er hier gaat gebeuren. Op 't ogenblik is er nog water in de tanks. Aanstonds niet meer. De hele stad zal gaan stinken als een groot riool. Er liggen al wat doden in het rond. Er zullen er iedere dag bij komen. ' Ik zag haar huiveren. Ik had even, in het algemeen sprekend, de bijzondere betekenis die dit voor haar moest hebben uit het oog verloren. Snel ging ik verder: 'Dat kan tyfus betekenen of cholera of de hemel weet wat. Het is zaak weg te komen voor er iets van dien aard gebeurt. ' Ze knikte instemmend. 'De volgende vraag schijnt te zijn: waar gaan we heen? Heb jij daar bepaalde gedachten over?' vroeg ik haar. 'Nou, ik had gedacht: ergens een flink eind uit de buurt. Een plaats, waar we op een goede watervoorziening kunnen rekenen, een bron misschien. En ik geloof dat we het beste zo hoog mogelijk moeten gaan - ergens waar een flinke, zuivere wind staat. ' 'Ja, ' zei ik. 'Ik had aan die zuivere wind niet gedacht, maar je hebt gelijk. Een heuveltop met behoorlijk water, dat vind je niet zo één twee drie. ' Ik dacht even na. 'Het Merendistrict? Nee, te ver. Wales misschien? Of Ex-moor of Dartmoor - of meteen maar naar Cornwall? Bij Lands End zouden we de zuidwestenwind hebben die onbesmet van de Atlantische oceaan komt. Maar dat zou een hele reis zijn. We zouden afhankelijk zijn van steden als je ze weer veilig zou kunnen bezoeken. ' 'Wat denk je van de heuvels van Sussex?' opperde Josel-la. 'Ik ken een alleraardigste oude boerderij aan de noordkant. Je kijkt uit in de richting van Pulborough. Het is niet boven op de heuvels, maar wel een eind op de helling. Er is een waterpomp met een windmotor en ik denk dat ze hun eigen elektriciteit opwekken. Het is helemaal veranderd en gemoderniseerd. ' 'Een aanlokkelijk verblijf, inderdaad. Maar het is nogal dicht bij de bewoonde wereld. Vind je niet dat we verder weg moeten gaan?'  'Ja, dat heb ik me ook afgevraagd. Hoe lang denk je dat het kan duren voor we weer veilig naar de steden kunnen gaan?'  ' Ik weet het niet precies, ' gaf ik toe. ' Ik had zoiets als een jaar in mijn hoofd. Dat lijkt me wel een veilige afstand. ' 'Juist. Maar als we te ver weggaan, wordt het later niet gemakkelijk om aan eten te komen. ' 'Daar is veel van waar, ' gaf ik toe. Voorlopig lieten we de vraag rusten waar we ten slotte naartoe zouden gaan en begonnen de details voor onze verhuizing uit te werken. We besloten dat we in de morgen allereerst een vrachtauto zouden oppikken - een ruime vrachtauto en we maakten samen een lijst op van de noodzakelijkste dingen die we erin zouden laden. Als we met het laden gereed kwamen, zouden we morgenavond vertrekken. Zo niet en de lijst groeide aan tot een lengte die deze mogelijkheid veel waarschijnlijker maakte - dan zouden we nog een nacht in Londen riskeren en de daaropvolgende dag vertrekken. Het was al bijna middernacht toen we aan onze lijst van eerste levensbehoeften ook de minder noodzakelijke hadden toegevoegd. Het resultaat leek op de catalogus van een warenhuis. Maar als het onze gedachten alleen maar een avond had afgeleid, dan was het al de moeite waard.  Josella gaapte en stond op.  'Ik heb slaap, ' zei ze. 'En zijden lakens wachten op een extatisch bed. '  Ze scheen over het dikke karpet te zweven. Met haar hand op de deurknop bleef ze staan en keerde zich om  ten einde zich ernstig in een lange spiegel te bekijken. 'Sommige dingen waren leuk, ' zei ze en wierp haar spiegelbeeld een kushand toe. 'Goede nacht, jij vluchtig, zoet visioen, ' zei ik. Ze draaide zich met een glimlachje om en verdween toen door de deur als een mist die wegdreef. Ik schonk een laatste glaasje van de kostelijke cognac in, warmde het in mijn handen en nam er een teug van. 'Nooit - nooit meer zul je een beeld als dat aanschouwen, ' zei ik tegen mezelf. 'Sic transit... ' En voordat ik tot volslagen somberheid zou vervallen, begaf ik mij naar mijn bescheidener bed.  Ik lag behaaglijk in bed, op het punt in slaap te vallen, toen er op de deur werd geklopt. 'Bill, ' zei Josella's stem, 'kom vlug. Er is een licht!' 'Wat voor licht?' vroeg ik, terwijl ik me uit bed werkte. 'Buiten. Kom maar kijken. '  Ze stond in de gang, gehuld in het soort gewaad dat alleen maar aan de eigenares van die merkwaardige slaapkamer kon hebben toebehoord. 'Goeie God!' zei ik nerveus.  'Stel je niet aan, ' zei ze geprikkeld. 'Kom mee kijken naar dat licht. '  Er was inderdaad een licht. Toen ik uit haar raam keek in, naar ik vermoedde, noordoostelijke richting, zag ik een heldere streep als van een zoeklicht onbeweeglijk omhoog wijzen.  'Dat betekent dat daar ook iemand moet zijn die kan zien, ' zei ze. 'Inderdaad, ' gaf ik toe.  Ik trachtte de plaats van de lichtbron te bepalen, maar door de omringende duisternis kon ik niet tot een conclusie komen. Het was niet ver weg, daar was ik zeker van, en het scheen midden in de lucht te beginnen. Dat betekende waarschijnlijk, dat het op een hoog gebouw stond. Ik aarzelde.  'We zullen het maar tot morgen laten rusten, ' besloot ik. Het denkbeeld om er door de donkere straten op af te  gaan, was verre van aanlokkelijk. En het was niet geheel onmogelijk - hoogst onwaarschijnlijk, maar toch niet geheel onmogelijk - dat het een val was. Zelfs een blinde die schrander en wanhopig genoeg was, zou in staat kunnen zijn op de tast zo'n sein uit te zenden. Ik vond een nagelvijl en hurkte neer met mijn gezicht vlak boven de vensterbank. Met de punt van de vijl trok ik zorgvuldig een streep in de verf en legde de juiste richting van de lichtbron vast. Toen ging ik terug naar mijn kamer. Ik lag een uur of langer wakker. De nacht maakte de stilte van de stad indrukwekkend en de geluiden die haar  verbraken des te troostelozer. Van tijd tot tijd stegen er  stemmen van de straat op, hysterisch scherp en snel vervagend. Eenmaal klonk er een huiveringwekkende gil die zich gruwelijk scheen te verheugen in zijn uitzinnigheid Ergens, niet ver weg, klonk eindeloos, hopeloos snikken. Tweemaal hoorde ik de scherpe knal van een pistoolschot..... Ik voelde me dankbaar jegens het lot dat Josella en mij| samen had gebracht. Volkomen eenzaamheid was de ergste toestand die ik me op dat ogenblik kon voorstellen. Alleen zou men niets waard zijn. Gezelschap betekende een doel, en een doel hield de dodelijke angsten in bedwang. Ik trachtte de geluiden buiten te sluiten door aan al de dingen te denken die ik de volgende dag, de daaropvolgende dag en de dagen daarna moest doen. Ik probeerde te raden wat die lichtstraal betekende en in hoeverre wij er iets mee te maken konden krijgen. Maar het snikken op de achtergrond duurde voort en herinnerde me aan wat ik die dag had gezien en morgen zou zien... Ik schoot ineens ontsteld overeind doordat de deur openging. Het was Josella met een brandende kaars in de hand. Haar ogen waren groot en donker; zij had gehuild.  'Ik kan niet slapen, ' zei ze. 'Ik ben bang - afschuwelijk bang. Kun je ze horen - al die arme mensen? Ik kan er niet tegen... ' Ze kwam als een kind om getroost te worden. Ik weet niet zeker of haar behoefte daaraan groter was dan de mijne.  Ze viel eerder dan ik in slaap, met haar hoofd op mijn schouder.  De gebeurtenissen van de dag wilden me nog niet met rust laten. Maar ten slotte val je altijd in slaap. Mijn laatste herinnering was aan de lieve, droevige stem van het meisje dat de ballade van Byron had gezongen.