Lia
Ik zat in het park met de blauwe koffer van mijn moeder en de lunch die Sarah voor me had klaargemaakt bij mijn voeten. Mijn vriendinnen zaten om me heen: Kelly, die met Oliver in een nieuwe rode wagen was gekomen; Becky met Ava in een rugdrager en Ayinde, lang, streng en mooi, alsof ze was gebeeldhouwd, haar gezicht een kleimasker dat in de hitte van een oven was afgebakken, met Julian in haar armen. De hemel was leisteengrijs, de temperatuur iets boven nul, maar de wind droeg iets zachts in zich en ik zag de knoppen in de kornoelje en kersenbomen, strakke knopjes rood en roze, het teken dat de lente er aankwam. Sam was twee weken daarvoor teruggevlogen naar Californië om het huis dat hij had uitgezocht in te gaan richten en ik was in Philadelphia gebleven om in te pakken, mijn flatje op te zeggen en afscheid te nemen. Sam zou me die middag komen halen.
'Je realiseert je toch wel dat je het hart van Dash de afwasser breekt, hè?' vroeg Becky.
'Daar komt hij wel overheen,' zei ik.
'We zullen je missen,' zei Kelly, die klein en verloren klonk. 'Moet je echt terug?'
'Sam is daar,' zei ik. 'En mijn werk, als ik ooit nog werk vind. En...' Ik wist niet zeker of ik mijn stem kon vertrouwen. 'En Caleb ligt er begraven. Ik denk dat ik altijd in de buurt wil wonen om ernaartoe te kunnen gaan.'
Ze knikten alledrie. Becky schraapte haar keel. 'Ik heb nieuws.'
'Goed nieuws?' vroeg Kelly.
'Ik denk het wel. Ik hoop het.' Ze tilde Ava op, die een roze fleece-jasje en een roze trainingsbroek aanhad, en ging rechtop staan. 'Ik, eh, eh, ben een beetje zwanger.'
'O mijn god, meen je dat?' gilde Kelly. 'Je hebt zeker seks gehad, hè?'
'Ik kan voor jou ook niets verborgen houden,' zei Becky met een glimlach.
'Je hebt seks gehad en nu ben je zwanger!'
'En wie ben jij, de biologielerares uit de tweede?' gromde Becky, maar ze glimlachte. Ze straalde zelfs. 'Het is een beetje overweldigend, maar we zijn er blij mee. Het grootste deel van de tijd.' Ze keek naar Ava, die haar neus optrok en giechelde. 'Ik weet niet wat zij ervan zal vinden.'
'Wat zei Mimi?' vroeg Kelly.
Becky rolde met haar ogen. 'We hebben het haar nog niet verteld. En de wapenstilstand houdt nog stand, hoewel ik tot nu toe zo vaak op mijn tong heb moeten bijten dat het me verbaast dat die er nog aan zit.' Ze haalde haar schouders op. 'Maar dat zal wel moeten, als ik wil dat mijn huwelijk werkt.'
We wendden ons allemaal onbewust naar Kelly en we wendden ons alledrie net zo snel weer van haar af. Maar ze had het gezien. 'Ik denk,' zei ze met een iel stemmetje en haar hoofd over de wandelwagen gebogen, 'dat het wel goed komt met ons.' Ze zat op het bankje en duwde Oliver naar voren en achteren in zijn rode wagentje. 'Ik denk dat Steve en ik allebei een bepaald plaatje in ons hoofd hadden toen we trouwden, een plaatje van hoe het eruit zou zien.'
'Dat hebben we allemaal,' zei Ayinde zacht.
'Maar dat gaat er dus anders uitzien. We gaan kleiner wonen,' zei ze met een glimlach. 'Ergens met echte meubels. Steve gaat als invaldocent werken en hij gaat solliciteren naar een vaste baan voor in de herfst en...' Ze schraapte haar keel. 'Ik ga weer studeren. Binnenhuisarchitectuur aan Drexel. Ze hebben een geweldig programma.' Ze keek ons verlegen aan. 'Jullie vonden Olivers kinderkamer toch leuk, hè?'
'O, die is echt geweldig,' zei Becky. 'Wat een perfecte keuze!'
Kelly nam Oliver in haar armen en kuste hem bovenop zijn hoofd. 'Perfect kan me niet meer schelen. Ik ga voor goed genoeg.'
'O, Kelly,' zei ik. Ik legde mijn hand op haar arm en kneep erin. En toen, niet in staat mezelf in te houden, greep ik een dijbeen van Oliver. 'Hé, Oliver.' Ik zag de rollen waaraan ik gewend was - sinds ik hem kende, had Oliver beentjes als platte broden - maar het leek nu alsof er een paar waren verdwenen. Ik inspecteerde hem nauwkeurig.
Hij was langer geworden en zijn gezicht was smaller. En hij had meer haar gekregen. En toen drong het ineens tot me door: hij ontgroeide zijn baby-zijn en werd een jongetje.
Ik knipperde met mijn ogen om niet te gaan huilen. Ze waren allemaal zo veranderd. Ava had zes tandjes en tot Mimi's grote opluchting eindelijk wat haar. Julian was met zijn tien maanden lang en oplettend, met een serieuze blik over zich, als een bankier die nadenkt of hij een hypotheekaanvraag zal goedkeuren. Ik kon niet voorkomen dat ik me bedacht dat ik dit met Caleb zou missen: het opgroeien, het invullen, het veranderen, de groei van flesje naar babyvoeding naar echt eten, van rollen naar kruipen naar lopen naar rennen.
'Kijk nou eens,' zei Kelly met een mengeling van trots en spijt in haar stem. 'Hij wordt dunner.'
'Hij wordt groot.'
'Het is zo ongelooflijk,' zei Kelly. 'Ik denk dat toen het echt slecht ging - je weet wel, toen Steve de hele dag thuis was en ik het nauwelijks volhield - dat ik toen dacht dat het altijd zo zou blijven. Dat hij altijd een klein jongetje zou blijven. Nou ja, een grote kleine jongen, dan. Maar hij verandert,' zei ze en drukte Oliver tegen haar borst. 'En ik ook.'
'Wij allemaal,' zei Becky. 'Dat is het wonder van het moederschap.' Ze rolde met haar ogen.
Kelly keek me aan. 'Je komt in juli toch wel terug, hè? Voor de verjaardagen van Oliver en Ava?'
'En dan zul je in de herfst weer moeten komen,' zei Becky. 'Voor mijn verjaardag.'
'Natuurlijk,' zei ik.
Ayinde schraapte haar keel. 'Lia,' zei ze. 'Volgens mij is je moeder er.'
Ik zag Sam en mijn moeder die arm in arm door Walnut Street aan kwamen lopen. Er zullen altijd wonderen zijn, dacht ik en stond op. 'Ik ben ontzettend slecht in afscheid nemen,' begon ik.
'Onzin,' zei Becky, die me omhelsde. 'We zullen je missen.'
'Ik zal jullie ook missen,' zei ik en nu deed ik niet eens meer mijn best te doen alsof ik niet huilde. 'Meiden... jullie weten het niet eens, maar jullie hebben mijn leven gered.'
'Volgens mij hebben we allemaal elkaars leven gered,' zei Becky.
Ik omhelsde hen allemaal even - Becky, Kelly, Ayinde, Oliver, Julian en Ava. 'Dag, dag, dag mammies,' zong ik.
'Hou op met dat kloteliedje’ zei Becky; die met een mouw haar ogen afveegde.
'Dag, dag, dag, kindjes,' zei ik.
Ava staarde me aan. Oliver kauwde aandachtig op zijn duim. 'Da!' zei Julian, die zijn vuistje opende en weer dichtdeed. 'Da da da da da.'
'O mijn god,' zei Kelly met grote ogen. 'Hoorden jullie dat?'
'Zijn eerste woordje!' zei Becky. 'Snel, Ayinde, heb je je Succes met Baby's.'-succesverhalenboekje bij je om dat op te schrijven?'
'Nee, dat ligt thuis, ik... o, laat ook maar.'
Dames,' zei Sam mijn vriendinnen begroetend. 'En heren, natuurlijk,' zei hij tegen Oliver en Julian.
'Da da da da da,' babbelde Julian en zwaaide met zijn vuistje door de lucht.
'Kom,' zei ik, 'voor ik instort.' En ik pakte de arm van mijn man.
'Lia?'
'Hmm,' zei ik. Sam had me de stoel aan het raam gegeven en ik zat tegen hem aan met een deken over mijn benen en mijn wang tegen het koele glas. We vlogen ergens boven Midden-Amerika. De hemel was donker van wolken en ik sliep bijna.
'Wil je iets drinken?'
Ik schudde mijn hoofd, sloot mijn ogen en kreeg, bijna meteen, de oude droom, de droom die ik al had sinds ik naar Philadelphia was gekomen. Ik stond in de kinderkamer die van mijn zoon was geweest, wit tapijt en crèmekleurige muren met een ragfijn gordijn dat voor een open raam wapperde. Ik liep op blote voeten door de kamer en ik voelde hoe de wind het gordijn tegen mijn wang blies: warm en zacht, als de belofte aan iets moois, het soort wind dat alleen 's nachts in Californië voorkomt.
Maar deze keer was de droom anders. Deze keer kwam er geen geluid uit de wieg. Geen gehuil, wat waarheidsgetrouw zou zijn, maar zacht gekir, gebrabbel dat bijna als woorden klonk, 'la la la' en 'ba ba ba'. Geluidjes die ik Ava, Oliver en Julian had horen maken sinds ik hen kende.
'Ssh, kleintje,' zei ik en ging sneller lopen. 'Ssh, ik ben er al.' Nu kijk ik in de wieg en dan is hij leeg, dacht ik, terwijl ik over de spijlen boog zoals ik dat al honderd keer in honderd dromen had gedaan. Nu kijk ik en dan is hij weg.
Maar de wieg was niet leeg. Ik leunde voorover en keek erin en daar was Caleb, in zijn blauwe pyjama met de eend erop, Caleb zoals die op deze leeftijd zou zijn geweest, met heldere ogen, zijn huid roze en stralend, wangen en benen en armen bol en stevig, roodbruin haar op zijn hoofd en er niet langer uitziend als een kwade, ondervoede oude man maar als een kind. Mijn kind.
'Caleb,' fluisterde ik en nam hem in mijn armen, waarin hij paste als een sleutel in een geolied slot. Hij voelde bekend, zoals Ava, zoals Oliver, zoals Julian, maar toch heel anders. Als een eigen identiteit. Mijn eigen identiteit. Mijn kind. Mijn zoon.
Op dat moment was ik tegelijkertijd binnen en buiten de droom,- in de kinderkamer en in het vliegtuig, en ik zag alles, ik voelde alles: mijn man naast me, zijn hand warm op mijn knie, het raampje tegen mijn wang koel van de lucht die ertegenaan blies, vol regendruppels, het gewicht van het kind in mijn armen.
Bye and bye, bye and bye,
My darling baby, don't you cry.
The moon is still above the hill.
The soft clouds gather in the sky.
'Caleb,' zei ik. Het land spreidde zich onder me uit als een lappendeken, stukken bruin en groen aan elkaar genaaid met vergevingsgezindheid, hoop en liefde. Ik hoorde de wind door het open kinderkamerraam blazen. Naast me voelde ik hoe mijn man zijn lichaam naar me toe draaide, ik voelde zijn zachte adem tegen mijn wang en zijn warme hand over de mijne. In mijn droom, in mijn armen, opende mijn baby zijn ogen en glimlachte.