Lia

Sam had gezegd dat ik hem niet van het vliegveld hoefde te halen. 'Doe geen moeite. Ik neem wel een taxi.'

'Nee,' zei ik en voelde een snik in mijn keel toen ik zijn vertrouwde, enigszins Texaanse accent hoorde. Het enige wat ik wilde, was de telefoon tegen mijn oor duwen en voor altijd naar hem luisteren. Maar ik wilde een gebaar maken, hem een teken geven. Ik wilde er zijn als hij naar Philadelphia kwam. Ik liep naar het station op Thirteenth Street en nam een trein naar het vliegveld, een uur te vroeg. Ik liep heen en weer voor het bagageophaalpunt en dacht weemoedig terug aan de dagen voor elf september, toen je gewoon naar het hek kon lopen om iemand van wie je hield te begroeten.

De tijd kroop voorbij. Ik keek naar de mensen die voorbijliepen, oude vrouwen in rolstoelen, studenten met rugzakken, afgematte gezinnen met metalen karren die uitpuilden van de koffers. Er liep een gezin langs me heen met een tweeling in een wandelwagen en een baby, pasgeboren, tegen zijn vaders borst. Toen de moeder me zag staren, glimlachte ik naar haar. 'Goede reis,' zei ik. Ik zag de donkere kringen onder haar ogen, de manier waarop haar haar snel in een paardenstaart was getrokken, hoe ze bewoog alsof haar botten pijn deden. Dat weet ik nog, dacht ik.

'Ik zal mijn best doen,' zei ze. En toen waren ze weg; ik voelde een tikje op mijn schouder en daar stond Sam.

'Hé.' Toen ik zijn stem hoorde, voelden mijn bloed en huid warmer, alsof ik het koud had gehad en het me niet was opgevallen en er eindelijk iemand was die me een trui aanbood.

'Sam!'

'Ssh’ zei hij met een scheve glimlach. 'We willen geen rel ontketenen.' Hij fluisterde. Hij bekeek me op armlengte afstand. 'Dus daar ben je.'

'Daar ben ik.'

En daar was hij, langer dan ik me hem herinnerde, met brede schouders in zijn fleecejack, een gebreide muts laag over zijn voorhoofd, het stervormige litteken midden op zijn kin van toen hij op zijn vijfde van zijn fiets was gevallen. Ik keek naar zijn voorhoofd, waar de dakloze vrouw een appel tegenaan had gegooid, en keek toen naar zijn handen, die hadden geholpen onze zoon uit mijn lichaam te halen. 'Gefeliciteerd, pa’ hadden de verpleegsters gezegd en Sam had zich voorover gebogen om mijn voorhoofd te kussen; hij had zijn lippen tegen me aan geduwd zonder een woord te zeggen.

Ik voelde mijn benen trillen toen hij een lok van mijn haar pakte en die bestudeerde in het felle vliegveldlicht.

'Je haar zit anders.'

Ik haalde mijn schouders op. 'Ja, dat is min of meer vanzelf anders geworden. Dat gebeurt als je je highlights niet bijhoudt.'

'Bedoel je...' Hij legde zijn hand op zijn hart. 'Dat je niet van jezelf blond bent?'

Ik voelde dat ik bloosde. Bloosde over zoiets onbenulligs. En over alle andere dingen die ik tegen hem had gezegd en die niet waar waren. 'Sorry dat ik je teleurstel.'

'Ik kom er wel overheen. Uiteindelijk. Het staat je goed.' Hij haalde zijn schouders op en gooide zijn tas over zijn schouder. 'Er zijn in Hollywood al genoeg blondines.'

'Ik...' Mijn handen en knieën beefden. Ik wilde hem een miljoen dingen vragen. Hoe is het met je? Vergeef je me? Begrijp je waarom ik ben weggegaan, waarom dat moest? En natuurlijk: wil je me terug? Maar het enige wat ik kon zeggen, was: 'We kunnen met de trein naar het centrum.'

'Nee. We rijden in stijl. Ik heb een auto gereserveerd.'

'Echt?' Ik wilde mijn arm door de zijne haken, hem omhelzen of zijn hand vasthouden, maar ik twijfelde of ik het recht had om dat al te doen en of ik dat ooit weer zou kunnen doen. Ik zag er misschien anders uit, maar voor mij zag Sam eruit als altijd, gebruind, sterk en zelfverzekerd. 'Wat leuk.'

'Je hoeft mij niet te bedanken, bedank de zender maar. Ik heb gezegd dat ik even naar het plaatselijke kantoor ga om mijn gezicht te laten zien en toen wilden ze ineens heel graag de reis betalen. Vliegtuig, auto met chauffeur, hotelkamer in...' Hij was even stil om een mapje met kaartjes uit zijn achterzak te pakken en een papiertje te lezen dat erin zat. 'Het Rittenhouse Hotel. Weet je waar dat is?'

Ik haalde diep adem. 'Daar woon ik vlakbij.'

'Ah,' zei hij. Dat was alles wat hij zei. Ik keek naar zijn vertrouwde gezicht en probeerde ervan af te lezen hoe hij zich voelde. Boos, dacht ik, en ik voelde de moed me in de schoenen zinken. God, hij moest zo razend op me zijn. Om in minder dan een maand je zoon en je vrouw te verliezen...

'Het spijt me,' zei ik en ik realiseerde me precies hoe ontoereikend die woorden waren.

Hij haalde zijn schouders een beetje op. Zijn ogen stonden ondoorzichtig, onleesbaar.

'Wil je...' begon ik. Toen stopte ik met praten. Ik vroeg me af waar hij woonde, of hij was verhuisd of in het huis was blijven wonen waar Caleb had gewoond, aan dezelfde gang waar hij was gestorven. Ik voelde hoe mijn hart pijn deed voor hem. Voor mijn zoon. Voor ons allemaal.

De chauffeur, met een pet en een donkere jas, had een bord in zijn handen met de woorden James Kirk. Sam hield het portier voor me open en gleed toen naast me. De chauffeur trok op.

'Leuk alias,' zei ik.

Hij knikte. 'Wat wilde je me vragen?'

Er waren heel veel dingen die ik wilde vragen - wil je bij me blijven stond bovenaan mijn lijstje - maar wat er uit mijn mond kwam, was: 'Hou je nog van me?'

'O,' zei hij. En toen nam hij me in zijn armen, dicht tegen zich aan en werd ik bevangen door de geur van zijn zeep en zijn huid, en kon ik zijn hart horen kloppen. 'O, Lia.' Ik reikte naar zijn handen, ik wilde ze vasthouden... en ik wilde een vraag beantwoorden. Hij droeg zijn trouwring nog. Ik voelde hem tegen mijn vingertoppen. Dat was tenminste iets. Dat was er tenminste.

'Je bent de moeder van Caleb,' zei hij. 'Daarom zal ik altijd van je houden.' Hij streelde over mijn hoofd. 'En dat nieuwe haar spreekt ook in je voordeel.'

Ik kuste zijn wangen, zijn lippen, zijn voorhoofd, zijn haar onder zijn muts. Hij hield me stevig vast.

'Dus je verdwijnt negen maanden, wijst dan met je vinger en zorgt dan dat ik naar je toe kom rennen?' mompelde hij in mijn haar. 'Is dit een radicale versie van een man laten werken om je te krijgen?'

Er kwamen woorden in mijn mond, maar die hield ik daar. Ik kroop bij hem op schoot en kuste hem.

Hij nam een beetje afstand van me om naar me te kijken. 'Dus je hebt me wel een beetje gemist?' Zijn stem klonk ademloos, hij hijgde bijna en ik voelde hoe hij beefde terwijl hij me vasthield. We hadden sinds de dood van Caleb niet meer gevreeën. We hadden het een keer geprobeerd, op een nacht toen we allebei niet konden slapen, maar we waren allebei in tranen uitgebarsten en waren onze goede bedoelingen kwijtgeraakt.

'Ik heb je vreselijk gemist,' zei ik voor ik mijn hoofd naar hem toe boog om hem weer te kussen. 'Heel erg veel.'

Hij drukte op een knopje en er schoof een geblindeerde glasplaat omhoog tussen ons en de chauffeur. 'We willen geen rel ontketenen,' zei hij en friemelde aan mijn jas, mijn trui, mijn sjaal. 'Wat een kleren. Jemig. Die jongens aan de oostkust moeten het vreselijk hebben.'

'Geen jongens aan de oostkust,' fluisterde ik. 'Alleen jij.' Ik leunde achterover en trok met één behendige beweging mijn jas en trui over mijn hoofd. Ik voelde hoe mijn hart tekeerging toen hij naar me keek.

'Heel behulpzaam,' zei hij. 'Wacht, laat mij...' Hij knoopte zijn eigen overhemd los. Zijn vingers beefden. Zijn huid gloeide. 'Kom eens hier,' zei hij en trok me tegen zich aan. 'Ik wil je voelen.'

Ik ging van zijn schoot en duwde mijn spijkerbroek en slipje naar mijn knieën. Ik snakte naar adem toen ik zijn vingers tegen me aan voelde. Ik wilde iets zeggen over hoe ik op hem had gewacht, hoe ik aan hem had gedacht, dat er niemand anders was geweest, maar toen trok hij me in zijn armen en hield me vast alsof ik niets woog tot we in elkaar pasten als de stukjes van een puzzel. We bewogen samen, eerst langzaam, toen sneller en sneller...

'Meneer?' klonk de stem van de chauffeur door de intercom. Ik keek uit het raam en zag de bomen, winkels en stoepen.

'We zijn er,' fluisterde ik.

'Rij maar door!' hijgde Sam. Ik kon me niet inhouden. Ik begon te lachen. 'Gewoon... doorrijden!'

De auto stopte. Toen klikte de richtingaanwijzer en reden we weer. Ik bewoog boven op hem op en neer, mijn handen grepen zijn schouders, ik keek in zijn ogen, we bewogen eerst langzaam, toen sneller, terwijl onze adem de ruiten deed beslaan. 'O,' zei Sam. Zijn oogleden trilden. 'O.'

Op het laatste moment, de laatste seconde dat we genoeg adem en controle hadden om het te vragen, hoorde ik hem de vraag in mijn oor fluisteren. 'Is het veilig?'

Ik kon tegen hem zeggen dat niets veilig was en dat hoe voorzichtig je ook was en hoe hard je ook je best deed, er toch ongelukken gebeurden, er toch verborgen valkuilen waren. Je kon omkomen tijdens een vliegtuigongeluk of als je de straat overstak. Je huwelijk kon instorten als je even niet keek; je man kon worden ontslagen; je baby kon ziek worden of doodgaan. Ik kon zeggen dat niets veilig is, dat de wereld er aan de oppervlakte mooi en gezond uitziet, maar dat er onder die oppervlakte alleen maar scheurlijnen en aardbevingen liggen te wachten. In plaats daarvan fluisterde ik alleen maar 'ja' in zijn oor. Een minuut later kreunde hij een woord dat ik niet verstond. En toen was het helemaal stil, op het geluid van onze ademhaling na.

Ayinde

Drie weken nadat Ayinde en Richard met Julian waren thuisgekomen van de cardioloog, klopte Clara op Ayindes slaapkamerdeur. 'Er is bezoek voor je,' zei ze.

Ayinde keek haar nieuwsgierig aan. 'Wie?'

Clara haalde haar schouders op. Toen tekenden haar handen een buik in de lucht. 'Embaiazo,' zei ze.

Zwanger. Ayinde voelde hoe de haartjes in haar nek overeind gingen staan. Ze tilde Julian op en liep achter Clara aan de trap af.

De vrouw stond in de deuropening met een rozewitte wikkeljurk die veel te dun was voor de winter in Philadelphia. Haar bleke benen zaten vol dikke, blauwe aderen, ze droeg hoge hakken en er hing een duur roze tasje aan een pols. Blond haar uit het gezicht gekamd, dat Ayinde van de roddelbladen herkende. Geen winterjas, want die had je in Phoenix niet nodig.

Ayindes adem stroomde uit haar alsof ze een lekke band was. 'Clara, neem jij Julian even mee,' zei ze en gaf haar zoon aan haar terwijl de vrouw - het meisje, eigenlijk, zag Ayinde - trillend in de deuropening stond.

'Wat kom je doen?' vroeg Ayinde, die het meisje van top tot teen bestudeerde, zag hoe ongemakkelijk ze zich in de kou voelde en zich realiseerde dat het haar niets kon schelen. 'Richard is er niet.'

'Dat weet ik.' Tiffany's stem klonk zacht en beefde, ze sprak met langgerekte klinkers. Haar kleding, kapsel en make-up waren te oud voor haar, maar haar stem klonk alsof ze twaalf was. 'Ik kom voor u. Ayinde.' Ze sprak de naam zorgvuldig uit, alsof ze had geoefend.

'Waarom?'

Ze sloeg haar armen om zichzelf heen en duwde haar kin tegen haar borst. 'Ik kom zeggen dat ik spijt heb van wat ik heb gedaan.'

Ayinde knipperde met haar ogen. Waar ze zichzelf ook op had voorbereid - een of andere ranzige biecht, een smeekbede om meer geld - dit zat er niet bij.

'Het spijt me,' zei het meisje nogmaals.

'Hoe ben je hier gekomen?'

'Die avond dat ik Richard heb ontmoet...' Aardig gebracht, dacht Ayinde. 'Hij viel in slaap en toen heb ik zijn mobieltje gepakt. Ik heb zijn privé-nummer gevonden en daarmee zijn adres. Dat leek me handig voor als ik hem ooit zou moeten bereiken.'

'Nou, dat is je aardig gelukt,' zei Ayinde.

Het meisje slikte moeizaam. 'Dus ik had zijn adres en toen...' Ze haalde haar schouders op, friemelde aan de rits van haar chique tasje en trok er een printje uit. 'Routeplanner.'

'Wat ben jij slim, zeg,' zei Ayinde onderkoeld. 'Je ouders zijn vast trots op je.'

Het meisje rilde. 'Nee, mevrouw, dat zijn ze niet.' Ze stak haar kin omhoog. 'U zult me vast niet geloven, maar zo hebben ze me niet opgevoed...' Ze keek naar haar buik. 'Om zo te eindigen. Ze schamen zich voor me.' Ze liet haar hoofd weer zakken en haar woorden dreven bijna weg in de wind. 'En ik schaam me voor mezelf.'

Ayinde kon nauwelijks geloven wat ze deed toen ze de deur helemaal opende. 'Kom binnen.'

Tiffany liep alsof haar benen van iemand anders waren en ze ze een dagje had gehuurd. Haar buik zwaaide bij iedere stap heen en weer terwijl ze Ayinde de woonkamer in volgde en op het puntje in de hoek van de bank ging zitten. De kokkin kwam de kamer binnen met een dienblad met thee en koekjes en haastte zich toen met gebogen hoofd de kamer weer uit.

'Wat kom je echt doen?' vroeg Ayinde.

'Ik wilde alleen zeggen dat het me spijt,' zei ze. 'Dat ik u die ellende heb bezorgd.'

'Wat weet jij nou van mijn ellende?' vroeg Ayinde.

'Ik heb gelezen dat uw kindje ziek was,' zei het meisje.

Ayinde sloot haar ogen. 'Dreumes van Towne heeft hartklachten' was de kop in de roddelbladen en ze hadden een brief van het ziekenhuis gekregen waarin werd beloofd dat er tot op de bodem zou worden uitgezocht wie het nieuws had laten uitlekken. 'Dan verliest een of andere verpleeghulp zijn baan,' had Ayinde meewarig tegen Richard gezegd. De schade was al berokkend en er stonden tenminste geen foto's in de krant. En met Julian was alles goed.

'Ik wilde het gewoon tegen u zeggen,' zei het meisje. Ze boog haar hoofd over haar theekopje, zette toen haar schoteltje neer en wreef met haar handen over haar benen, waardoor ze roze strepen op haar huid kreeg. 'Ik weet dat het gek klinkt als ik het zeg, maar uw man is een goed mens.'

Voor het bedrag dat hij je betaalt, zou je met een groot bord over Fifth Avenue moeten lopen waar dat op staat, dacht Ayinde.

'Ik vroeg hem of hij nog eens naar me toe zou komen - als hij in de stad zou zijn voor een wedstrijd - en hij zei: "Nee, ik hou van mijn vrouw.'" Ze schraapte haar keel en keek op naar Ayinde. 'Ik vond dat u dat moest weten. Ik denk dat ik wilde wat u hebt, begrijpt u dat? Hoe u er op alle foto's uitziet met hem. Zo gelukkig.'

Ayinde merkte dat ze niets kon zeggen.

'Maar hij houdt van u, en dat is de waarheid,' zei Tiffany.

'Dat weerhield hem er niet van met je te...' Neuken, wilde ze zeggen. 'Slapen,' zei ze.

'Volgens mij was hij het niet van plan,' zei Tiffany.

Ayinde voelde een hoge en wilde lachbui in zich opborrelen. 'Hoe bedoel je? Dat het hem zomaar is overkomen?'

'Min of meer,' zei het meisje zorgvuldig. 'En dat spijt me. En het spijt me ook dat ik met die journalisten heb gepraat. Dat was een vergissing. Ik was in de war.' Ze schudde haar hoofd en wreef weer over haar benen. 'Dat zegt mijn moeder.'

De mijne ook, dacht Ayinde.

'En het spijt me...' Tiffany sloeg haar armen om zichzelf heen en wiegde naar voren en achteren. Ayinde keek naar haar en vroeg zich af hoe ver ze was, of ze nog sliep of de hele nacht wakker lag, alleen, de baby schoppend. 'Ik weet dat het fout was, wat ik heb gedaan. Ik heb een heleboel fouten gemaakt en ik wil het beter doen. Voor de baby.'

'Voor de baby,' herhaalde Ayinde. Ze kon het niet geloven, maar ze voelde - kon dat? - medeleven voor de vrouw die haar zo veel ellende had bezorgd. Haar kindje zou het niet gemakkelijk krijgen: niet blank en niet zwart en dan ook nog met een alleenstaande moeder. De wereld was niet veel veranderd sinds Ayindes eigen ouders hadden gezegd dat ze een pionier was. De wereld was niet snel genoeg beter geworden.

Tiffany veegde haar ogen af. 'Ik ga weer naar school,' zei ze met een bevend stemmetje. 'Ik denk niet dat ik professioneel danseres kan worden tenzij ik naar New York of la verhuis, en nu...' Ze duwde een geborduurd kussen in haar schoot. 'Misschien ga ik wel sociologie studeren?' Haar zinnen gingen aan het einde omhoog als ondiepe schalen en haar beweringen werden vragen. Eenentwintig, herinnerde Ayinde zich. Ze was pas eenentwintig.

'Dat lijkt me een uitstekende keuze,' zei ze.

'En misschien...' Haar woorden kwamen nu snel uit haar mond en vielen over elkaar heen. 'Ik weet niet wat u daarvan vindt, maar ik zou het fijn vinden als mijn kind zijn vader kent. En zijn broer. Zijn halfbroer. Ik wil graag dat mijn kind weet dat hij die heeft.'

Ayinde zoog haar adem naar binnen.

'Zou ik u af en toe eens mogen bellen? Als de baby er is? Ik wil u en uw man niet lastigvallen, maar ik...'

Ayinde sloot haar ogen voor het bevende roze visioen dat Tiffany was. Dit was te veel. Dit was te veel om van een vrouw te vragen, te veel om van haar te vragen. Wat zou Lolo zeggen? Die zou haar potloodstreepsmalle wenkbrauwen optrekken, haar hoofd een heel klein beetje opzij houden en dan iets mompelen wat oppervlakkig vriendelijk klonk maar daaronder vernietigend was.

Ayinde hoorde Tiffany ademen, ze hoorde de bank zachtjes kraken toen ze anders ging zitten. Ze dacht terug aan haar ouders die tegen haar praatten toen ze in haar bed met baldakijnen lag, hoe ze hun gezichten naar het hare bogen en dat ze tegen haar zeiden hoe ze het had getroffen dat ze zo'n goed leven had, dat ze naar zo'n goede school ging en over de hele wereld reisde en hoe het haar plicht was, als bevoorrecht meisje, om vriendelijk te zijn tegen anderen die niet zo veel geluk hadden als zij. Ze dacht terug aan hoe ze haar hadden geïnstrueerd altijd een paar dollar bij zich te hebben voor de daklozen die naast hun appartementencomplex sliepen, dat ze als ze haar eten niet opat, dat in een bakje moest doen en dat moest achterlaten bij een metrostation omdat er altijd iemand was die arm en hongerig was en die nodig zou hebben wat zij kon missen. Je moet dapper zijn omdat je zo'n geluk hebt, had Lolo haar verteld. Ze had nog steeds geluk... maar kon ze dapper zijn?

'Het spijt me,' zei Tiffany toen de stilte te lang werd. 'Ik had niet moeten komen. Ik ben alleen zo... Nou ja, ik ben denk ik een beetje bang om een baby te krijgen... Ik weet dat ik dat van tevoren had moeten bedenken...' Haar stem ebde weg. 'Mijn moeder praat niet meer tegen me,' zei ze zacht. 'Ze zegt dat ik mijn problemen aan mezelf heb te wijten en dat ik zelf maar een oplossing moet bedenken. Ze zegt dat het mijn eigen schuld is, wat er is... Wat er is gebeurd.'

Ayinde hoorde de snik in de keel van het meisje terwijl ze slikte. Ze hoorde Julian boven tegen Clara babbelen; hij maakte geluidjes die soms net echte woorden leken; soms leek het Chinees en soms een heel eigen taal. De artsen hadden tegen hen gezegd dat zijn hart uiteindelijk zou genezen. Ayinde had hen niet geloofd. Kun je zomaar leven met een gat in je hart? Dokter Myerson had scheef zijn schouders opgehaald. 'Je hebt geen idee waar mensen allemaal mee kunnen leven,' had hij gezegd.

'Tiffany.'

'Ja?' zei de andere vrouw gretig.

'Ik denk niet dat ik wil dat je hierheen komt.'

'Dat dacht ik al,' zei ze verdrietig. 'Dat zou ik vast ook zo voelen.'

'Maar geef me je nummer maar,' zei Ayinde. 'Dan kan ik je bellen.'

'Echt? Zou u dat doen?'

'Ik bel je wel,' zei ze. 'Zorg goed voor jezelf, oké? Zorg goed voor de baby.'

'Dank u!' zei het meisje. 'Ontzettend bedankt!'

'Dat is goed,' zei Ayinde. Toen Tiffany eenmaal weg was, liep ze langzaam naar boven. Clara zat met Julian in haar armen. Ze gaf hem zonder iets te zeggen terug aan Ayinde en die wiegde hem en kuste hem op zijn wangen. 'Je krijgt een halfbroertje of -zusje,' zei ze tegen hem. Hij gorgelde en greep naar haar oorbellen. Ze sloot haar ogen. 'Je hebt geluk,' hadden haar ouders tegen haar gezegd. Ze dacht dat ze misschien wel eens gelijk hadden kunnen hebben.