14

 

De basisregels van een spirituele relatie

 

 

 

 

 

 

 

Elke volwassene heeft zich tijdens zijn jeugd af en toe afhankelijk en behoeftig gevoeld, zwak en onwetend, om de simpele reden dat we dat toen ook echt waren. Omdat we als volwassene dit pijnlijke ‘zelfgevoel’ nooit meer willen ervaren, ontwikkelen we een scala aan automatismen. Deze zijn erop gericht om liefde en erkenning van anderen binnen te halen als toedekking van dat pijnlijke ‘kind-gevoel’. Dat is ego: het voortdurende streven om ons goed en waardevol te voelen, en om afwijzing en zelf-afwijzing te vermijden. Telkens als dat niet lukt, en het afgewezen kind in ons zich laat voelen, reageren we met verzet en zelf-afwijzing. In de mate waarin we tijdens onze jeugd zijn afgewezen, zullen we als volwassene het gekwetste kind in ons afwijzen en proberen te onderdrukken. Wat vroeger onze ouders met ons deden: afwijzen als we niet aan de opvoedingsvoorwaarden voldeden, dat doen we als volwassenen zélf met ons innerlijke kind. De erkenning en de liefde die we dit innerlijke kind onthouden, maakt ons afhankelijk van erkenning en liefde van anderen. Vandaar dat de gebruikelijke liefdesrelatie die we vanuit ons ego aangaan maar zeer ten dele een relatie tussen volwassen mensen is. Voor een groot deel wordt die relatie bepaald door het miskende en gekwetste kind in ons. Dat voelt zich onweerstaanbaar aangetrokken tot iemand die de indruk wekt het onvoorwaardelijk te zullen liefhebben. Maar dat alleen is niet voldoende. Die ander moet ook bepaalde eigenschappen gemeen hebben met de ouder waardoor je je in je jeugd het meest afgewezen hebt gevoeld. Het is deze – soms verborgen – overeenkomst met de afwijzende ouder die in ons dat diepe behoeftige afhankelijke kind-gevoel opwekt dat met verliefdheid samengaat. De combinatie van het opwekken van dit behoeftige gevoel plus de belofte dit gevoel voor altijd te zullen vervullen, levert die onweerstaanbare verliefdheid op: hier lijkt goedgemaakt te worden wat altijd fout was, hersteld wat verbroken was, genezen wat gewond was. Het kind in ons heeft eindelijk een niet-afwijzende ouder gevonden. Althans zo voelt het: als eindelijk thuiskomen. Ten onrechte.

 

DORIEN (33):

Ik geloof in vrijheid, wil dat een man bij mij wil zijn omdat hij dat zelf wil, zonder gemanipuleer en/of controlerend gedrag. Maar het is steeds weer mijn eigen onzekerheid en angst (voor afwijzing) die me parten speelt. Als ik dan weer eens een leuke man ontmoet, verander ik al snel in iemand die haar gemoedstoestand laat afhangen van het gedrag van de ander. Het zijn ook altijd de mannen die eigenlijk helemaal niet geschikt zijn om me kwetsbaar bij op te stellen. En juist bij die mannen doe ik dat altijd weer, de man die geen relatie kan of wil aangaan. Om welke reden dan ook, juist bij zo’n man ga ik me ‘veilig’ voelen en wil ik hem ‘voor me winnen’.

Ik ben me ervan bewust dat het komt uit mijn opvoeding, omdat ik zeer streng gelovig ben opgevoed en ik niet voor mezelf mocht denken. Dat werd voor me gedaan door mijn ouders.

Alles wat ik wilde was verkeerd, slecht en van de ‘wereld’. Maar dit is al lang geleden en nu wil ik af van die neurotische patronen, vooral op het gebied van mannen. Ik ben nu inmiddels al tweeënhalf jaar vrijgezel, voel me alleen aangetrokken tot mannen die (emotioneel) afstandelijk zijn en voor wie ik ‘moeite moet doen’. De lieverds die wel voor me willen gaan en me geweldig vinden, zie ik niet eens staan…

 

Zo zoeken we telkens weer de vervulling van onze kinderlijke behoeftigheid bij de liefdespartner die deze juist opwekt! Illustratief hiervoor is dat verliefde mensen het vaak prettig vinden elkaar met verkleinwoordjes aan te spreken: schatje, liefje, scheetje, snoepje, liefst nog met het bezittelijk voornaamwoord ‘mijn’ ervoor, precies zoals we onze kleutertjes aanspreken. Dit ego-verliefdheidsmechanisme is zó sterk dat het niet te bestrijden is, en gelukkig hoeft dat ook niet om je ervan te bevrijden. Sterker nog: je ertegen verzetten zou een vorm van dissociatie zijn die veel verharding en eenzaamheid met zich meebrengt. De spirituele benadering maakt van het nadeel een voordeel: juist de liefdespartner die op je diepste knoppen van afhankelijkheid drukt, kan je ook helpen deze diepe behoeftigheid te benutten voor spirituele groei. Zodra beide partners het ego-mechanisme beginnen te herkennen en bereid zijn elkaar te helpen bij het overstijgen ervan, ontstaat er een spirituele liefdesrelatie. Het belangrijkste kenmerk van zo’n relatie is de verschuiving van je prioriteiten. Niet het in stand houden van de relatie is het hoogste doel in je leven, maar je spirituele ontplooiing. Niet het toegedekt houden van je negatieve zelf-overtuiging, maar het elkaar helpen deze negatieve overtuiging in jezelf te leren ervaren zonder identificatie ermee, zodat ze kan oplossen in je natuurlijke staat van Zijn. Zo’n relatie kent geen vaste regels: alles wat bijdraagt aan spirituele groei is welkom, zowel leuke als pijnlijke ervaringen. Het is wel prettig als je het eens bent over enkele basisregels die van een liefdesrelatie een spirituele relatie maken. Het zijn niet zozeer regels waar je je per se aan moet houden, dat lukt toch niet. Het zijn meer richtingaanwijzers die een intentie aangeven. Het zijn spirituele aspiraties die de ruimte creëren waarbinnen een ego-relatie kan opbloeien tot een spirituele liefdesrelatie. Dit zijn ze:

 

Beide partners zijn zelfstandige volwassen mensen die geen enkel recht op elkaar hebben.

In de meeste standaard relaties ontstaat naarmate de relatie langer duurt steeds meer het gevoel dat je recht hebt op elkaar en op de veiligheid en vertrouwdheid van de relatie. Hierin herken je het innerlijke kind dat zich koestert in de vanzelfsprekendheid van de ouder-kindrelatie. Het is tevens een flagrante ontkenning van de werkelijkheid, waarin mensen en hun voorkeuren immers kunnen en zullen veranderen. Als je partner zijn interesse in je verliest, doet dat natuurlijk pijn, maar het is eigenlijk ook volstrekt normaal. Een volwassen c.q. spiritueel ontwikkeld mens is in staat om de pijn van het scheiden te ervaren zonder zelf-afwijzing en zonder afwijzing van of hunkering naar de vertrokken partner. Het bijzondere is dat als je de tijdelijkheid van de relatie van het begin af aan incalculeert, de kans op uit elkaar gaan juist kleiner wordt. Iedereen weet hoe de liefde stroomt en bruist in het begin van een liefdesrelatie, wanneer je de ander nog ziet als een ander, als een zelfstandig mens. Hoe bizar dat we vervolgens dit gevoel vasthouden en veiligstellen, en daardoor de ander steeds meer gaan zien als een verlengstuk van onszelf waar we recht op hebben. En hoe wonderlijk dat als je erin slaagt elkaar telkens weer opnieuw te zien als een zelfstandig mens, de liefde inderdaad blijft stromen en bruisen zoals in het begin van de relatie, zij het met steeds meer diepte en dankbaarheid.

 

Beide partners zijn zelf verantwoordelijk voor al hun gevoelens, zowel de leuke als de pijnlijke.

In een ego-relatie beschouw je de geliefde als bron van je geluk: hij of zij is de liefde van je leven, de helder schijnende zon in je duistere bestaan, de verlosser van je eenzaamheid, de toedekker van je diepste gevoelens van zelf-afwijzing. Vandaar ook dat we er zo op gericht zijn de ander aan ons te binden; dit geluk willen we koste wat kost vasthouden. En dat maakt weer dat de liefde geleidelijk verdwijnt achter een muur van veiligheid en vertrouwdheid. Beide ego’s raken steeds beter ingespeeld op het vermijden van elkaars pijnlijke knoppen van verlatingsangst en zelf-afwijzing. En als het dan toch af en toe gebeurt dat je partner iets doet of nalaat wat bij jou een pijnlijk gevoel aan de oppervlakte brengt, dan stel je je partner verantwoordelijk voor jouw ongemak. Vanuit ons ego zijn we ervan overtuigd dat de ander vervolgens zijn gedrag moet veranderen om deze ongemakkelijke toestand te beëindigen. In feite maken we ons zo tot slachtoffer van de knoppendrukker.

In een spirituele relatie probeer je dit mechanisme te overstijgen door zoveel mogelijk zelf verantwoordelijkheid te nemen voor al je gevoelens. De ander is slechts de aanleiding, de trigger van een pijnlijk of plezierig gevoel; wij zijn het zelf die deze trigger interpreteren als een beknelling of een vreugde. Vooral als het gedrag van je partner aanleiding is tot pijnlijke, zelf-afwijzende gevoelens, kun je er enorm veel baat bij hebben deze gevoelens te beschouwen als je eigen verantwoordelijkheid, als een manifestatie van het gekwetste kind in jou. In plaats van te zoeken naar liefde en erkenning van de ander om de behoeftigheid van dit gekwetste kind te vervullen, kun je nu leren dat zelf te doen. Zodra je er enigszins in begint te slagen deze oude gekwetstheid te genezen met je eigen liefdevolle gewaarzijn, ga je zelfs dankbaarheid voelen voor je partner die deze oude gekwetstheid weer toegankelijk voor je heeft gemaakt. En je partner zal steeds meer respect voor je ontwikkelen omdat je het knoppendrukken niet hebt beantwoord met aversie en afwijzing, maar met openheid en vriendelijkheid.

 

Je bent alleen verantwoordelijk voor je eigen geluk en lijden, en niet voor dat van je partner.

Vanuit identificatie met ons ego hebben we doorgaans een sterke behoefte om onze partner gelukkig te maken en voelen we ons tekortschieten als de partner het moeilijk heeft, ook als we zelf niet de aanleiding hiervan zijn. Deze drang om de ander gelukkig te maken wordt weleens aangezien voor onvoorwaardelijke liefde. Dat is een vergissing die onmiddellijk aan het licht komt zodra de partner gelukkig wordt van iets wat je zelf niet leuk vindt. De voorbeelden zijn legio: je geliefde wil een halfjaar in retraite in een klooster hoog in de Himalaya, zij wil een tantraworkshop gaan doen zonder jou, hij ontmoet iemand met wie hij ‘wat wil uitzoeken’, de ander wil toch liever een latrelatie dan samenwonen, enzovoort. Binnen een ego-relatie zijn dit stuk voor stuk aanleidingen tot een fikse relatiecrisis, omdat we vinden dat de ander het recht niet heeft zoiets pijnlijks te willen. Maar binnen een spirituele relatie gaan we ervan uit dat we zelf verantwoordelijk zijn voor ons geluk en ons lijden, en niet voor dat van de ander.

Het lijkt op het eerste gezicht een verschraling dat je niet verantwoordelijk bent voor het geluk van je partner; het klinkt een beetje koel en zakelijk. In werkelijkheid geeft het juist veel meer ruimte om je geluk met elkaar te delen. Immers, als je je niet langer schuldig hoeft te voelen als je partner het ergens moeilijk mee heeft, en er op jou geen verplichting rust de moeilijkheden van de ander op te lossen, wordt het ook veel leuker om elkaar te verwennen. Vanuit autonomie en zelfverantwoordelijkheid ontstaat pas echt onvoorwaardelijke liefde. Dat is liefde die in staat is zowel fijne als pijnlijke gevoelens er te laten zijn, en deze te omhelzen vanuit de natuurlijke staat van Zijn.

 

Het is heel belangrijk om je oude relatiepatronen niet te gaan beschouwen als ego-fouten die bestreden moeten worden. De intenties van een spirituele relatie dienen juist om die oude patronen te leren overstijgen met vriendelijk gewaarzijn. Zo is het dus beslist niet verboden om je veilig te voelen bij je partner, of de ander te gebruiken als steun of troost. Het is wel belangrijk dat je je daar dan bewust van bent en de ander eerst vraagt of je even op hem of haar mag leunen. Je laat dan zien dat je de aandacht van de ander niet als vanzelfsprekend beschouwt maar heel erg waardeert. Ook als je partner op een pijnlijke ego-knop drukt, en je een sterke neiging voelt om terug te slaan, kun je dat gevoel beter niet veroordelen want dan sla je juist nog harder terug. Het is beter om te leren kijken naar al je grappige en venijnige ego-patroontjes zonder ze te veroordelen. Zodra je ze bewust kunt zijn zonder veroordeling, hoef je ze niet meer uit te leven. In plaats van terug te slaan kun je dan de ander vertellen dat je de neiging voelt om terug te slaan. Zonder veroordeling kunnen alle pijnlijke gevoelens oplossen in vriendelijk gewaarzijn. In plaats van de relatie te belasten, dragen ze dan zelfs bij aan steeds meer openheid, liefde en respect voor elkaars autonomie.

 

Terug kwetsen omdat je je gekwetst voelt:

hoe kinderlijk en vertederend is die neiging,

hoe onpraktisch daarentegen het uitvoeren ervan:

als het slikken van vergif en hopen dat de ander erdoor zal sterven.

Alleen liefdevol omhelzen kan het gekwetste kind kalmeren.