23

‘“Dorothea, die zich heel erg moe voelde, belde en vroeg Tantripp om haar enkele kledingstukken te brengen. Ze had enkele minuten stilgezeten, maar zich niet meer beziggehouden met het eerdere conflict: ze voelde eenvoudigweg dat ze ja zou gaan zeggen tegen haar eigen ondergang; ze was te zwak, ze was te bevreesd bij de gedachte haar man een grote slag toe te brengen, om iets anders te doen dan zich volledig onderwerpen. Ze zat roerloos en liet Tantripp haar haar muts opzetten en haar sjaal om doen, in een passiviteit die ongebruikelijk voor haar was…”’

‘Oké,’ onderbrak Janine het verhaal. ‘Meer kan ik op één dag echt niet aan. Ik vrees dat Dorothea's passiviteit me op de zenuwen begint te werken. Zullen we onze aandacht dus maar eens richten op iets pittigers, zoals de nieuwe Vogue die ik héél toevallig bij me heb?’ Het geluid van voorwerpen die van plaats veranderden, het geritsel van bladzijden. ‘Wist je dat de hippielook – gadver, nee, toch? – in de herfst aan een comeback zal beginnen? In de herfst! Kun je het je voorstellen? Het is nog maar net zomer en dan beginnen ze alweer over de herfst. Ik kan daar niet tegen!’ Ze legde het tijdschrift op het bed, waarbij haar hand langs die van Casey streek.

Heel langzaam en behoedzaam strekte Casey haar vingers naar Janine uit.

‘We hebben bezoek,’ kondigde Warren aan, die de kamer binnenliep.

‘Rechercheur Spinetti,’ zei Janine. Aan haar stem was te horen dat ze erg verrast was.

Rechercheur Spinetti? Goddank dat u er bent.

‘Mevrouw Pegabo,’ begroette de politieman, ‘Fijn u weer te zien.’

Heeft Drew u opgebeld? Bent u daarom hier?

‘Zijn er nieuwe ontwikkelingen?’

‘Nee, ik vrees van niet.’

Maar dan zit u ernaast. Er zijn een heleboel nieuwe ontwikkelingen geweest. Ik heb u zoveel te vertellen.

‘Hoe is het afgelopen met Richard Mooney?’ vroeg Janine.

‘De conciërge van het gebouw waarin zijn moeder woont, heeft zijn alibi bevestigd. Hij herinnerde zich dat hij hem rond het tijdstip van Caseys ongeluk heeft gezien.’

‘Caseys óngeluk?’ vroeg Warren nadrukkelijk.

Nee, het was geen ongeluk. Helemaal niet.

‘We zijn er nog steeds niet helemaal van overtuigd…’

Ik zeg jullie dat het geen ongeluk was.

‘… maar we hebben geen bewijs kunnen vinden dat het iets anders dan een ongeluk was.’

‘Jullie hebben de auto die haar heeft aangereden nooit gevonden?’ vroeg Janine.

‘We zijn er nog altijd naar op zoek. Maar we moeten reëel zijn, waarschijnlijk is hij allang gesloopt.’

‘Ik neem aan dat u geen nieuwe verdachten op het oog hebt?’ vroeg Warren.

Ik zou eerst nog maar eens goed kijken naar de óúde verdachten. De man die voor je neus staat bijvoorbeeld.

‘We blijven onze ogen openhouden.’

Nee, niet waar. Je staat oog in oog met degene die dit allemaal op touw heeft gezet, maar hem ook zien, ho maar. Is iedereen dan net zo blind als Dorothea? Kan niemand zien wat ‘volstrekt duidelijk’ is?

‘We willen niet dat u de indruk krijgt dat we de zaak verder laten schieten, want dat is niet zo. Soms vragen dergelijke zaken veel tijd en moeten we geduld hebben en hopen op een doorbraak.’

‘Waarom bent u dan hier, rechercheur?’ vroeg Warren.

‘Ik hoorde dat mevrouw Marshall uit het ziekenhuis ontsla gen was en ik dacht: ik ga eens even langs om te kijken hoe ze het maakt.’

‘Dat is erg attent van u,’ zei Warren, en hij slaagde erin het te doen klinken alsof hij het nog meende ook. ‘Zoals u ziet, is er niet veel verandering opgetreden.’

Integendeel, er is een heleboel veranderd. Kijk naar me, rechercheur Spinetti. Kijk naar me.

‘En hoe gaat het met u?’

‘We redden ons wel. Casey heeft ons een paar keer laten schrikken. Haar bloeddruk is een paar keer aan de hoge kant geweest. Ze is blijkbaar nog erg fragiel.’

Ik ben helemaal niet fragiel. Pak mijn hand vast, rechercheur Spinetti, dan zal ik u eens laten voelen hoe fragiel ik ben.

‘Maar Casey wordt heel goed verzorgd. Ze heeft een verpleegster en er komt een fysiotherapeut. En bijna iedere dag komen haar vriendinnen langs.’

‘En haar zus?’

‘Hoezo haar zus?’

‘Is die hier al langs geweest?’

‘Ja. Waarom?’

‘Ik vraag het alleen maar.’

U vraagt naar de verkeerde. Drew had hier niets mee te maken.

‘Nou, ik ga maar weer eens. Ik wilde alleen maar even gedag zeggen.’

‘Ik waardeer erg wat u allemaal gedaan hebt, rechercheur.’

Nee, niet weggaan. Kijk naar me. Pak mijn hand.

‘Ik zal rechercheur Spinetti wel even uitlaten,’ zei Patsy.

Hoe lang stond Patsy daar al, vroeg Casey zich af. De geur van laven del drong plotseling haar neusgaten binnen.

‘Het allerbeste, Casey,’ zei rechercheur Spinetti.

Pak mijn hand vast. Alsjeblieft, pak mijn hand.

Zijn vingers raakten de hare even, en ze voelde haar lichaam in beroering komen.

‘Tot ziens, rechercheur,’ zei Janine.

‘Tot ziens, mevrouw Pegabo, meneer Marshall,’ zei rechercheur Spinetti, die zijn hand terugtrok en toen snel de kamer verliet.

Nee! Kom terug! Kom terug!

‘Waarom zou hij gekomen zijn?’ vroeg Janine, toen de deur beneden open en weer dicht was gegaan.

‘Ik weet het niet.’

‘Het lijkt erop dat hij Drew nog steeds als verdachte beschouwt.’

‘Ja, hè?’ zei Warren instemmend. Hij slaagde er niet helemaal in zijn tevredenheid te verhullen.

‘Wat denk jij?’

‘Ik weet onderhand niet meer wat ik moet denken.’ Warren slaakte een zeer diepe zucht. ‘Hoe gaat het trouwens met je werk? Ik heb het idee dat je de laatste tijd niet erg aan werken bent toe gekomen.’

‘Nee, ik heb het er een beetje bij laten zitten.’

‘Niemand verwacht van je dat je iedere dag hier komt, hoor.’

‘Dat weet ik.’ Weer een zucht, gevolgd door een langdurige stilte.

‘Je hoeft je nergens schuldig over te voelen,’ zei hij.

‘Wie zegt dat ik me schuldig voel?’

‘Dat doe je niet?’

‘Jij wel?’

Waar hebben jullie het over?

‘Het leven is te kort om spijt te hebben,’ zei Warren. Op dat moment keerde de geur van lavendel terug.

Spijt waarvan?

‘Kan ik iets voor iemand halen?’ vroeg Patsy. ‘Koffie of misschien een kop kruidenthee?’

‘Ik dacht dat je voor dat soort dingen een huishoudster had,’ merk te Janine op.

‘Die werkt niet in het weekend.’

‘Patsy wel?’

‘Voorlopig wel, ja.’

‘Ik doe het met plezier,’ zei Patsy.

‘Nee maar, een echte kleine heilige Theresia,’ zei Janine.

‘Wie?’

‘Niks.’

De bel ging.

‘Ik doe wel open,’ zei Patsy.

‘Een drukke ochtend,’ zei Janine. Even later ging de voordeur open; meteen klonk het hoge stemme tje van een kind. ‘Tante Casey! Hier ben ik!’

‘Nog meer vrolijkheid en vermaak,’ zei Warren.

Luid gestommel op de trap, gevolgd door opgewonden geroep.

‘Tante Casey, kijk eens wat ik voor je heb gemaakt!’

‘Hola, even rustig, Lola,’ zei Warren, toen het meisje de kamer binnen kwam gehuppeld.

Casey stelde zich haar nichtje voor in een wit jurkje met ruches en een roze haarband in haar lange, fijne haar, al was het veel waarschijn lijker dat ze een shortje en een T-shirt droeg, en haar haar in een hoge paardenstaart zat: het evenbeeld van haar moeder toen die zo oud was.

‘Ik heb een tekening voor tante Casey gemaakt. Wil je hem zien?’

‘Nou, maar wat graag,’ zei Warren. ‘Wauw, wat is het?’

‘Een zebra.’

‘Ik dacht dat zebra's zwart met wit waren.’

‘Dit is een heel speciale zebra. Hij is zwart met wit en oranje en rood.’

‘Wat prachtig,’ zei Janine. ‘Ik weet zeker dat tante Casey er heel blij mee is.’

‘Mag ik hem aan haar laten zien?’ Casey voelde dat het meisje tegen de kant van het bed opbotste.

‘Ze kan nu helemaal niets zien, lieverd,’ zei Warren. ‘Maar ik zal hem hier met plakband aan de muur plakken, goed? Dan ziet ze hem meteen als ze wakker wordt.’

‘Oké.’

‘Ik ga even plakband halen.’

‘Voor mij hoef je niet weg te gaan, hoor,’ zei Drew, die net de kamer in kwam.

‘Ik ben zo weer terug.’

‘Hij haalt plakband voor mijn tekening,’ legde Lola uit. Ze klom intussen op het bed en nestelde zich bij Caseys voeten.

Casey voelde een tinteling in haar tenen.

‘Hoi, Janine,’ zei Drew. ‘Leuk je te zien.’

‘Je bent rechercheur Spinetti net misgelopen.’

‘O? Wat kwam hij doen?’

‘Blijkbaar wilde hij alleen maar even zien hoe Casey het maakt.’

Drew liep naar het bed en raakte de dij van haar zus aan. ‘Interessant. En hoe maakt ze het vandaag?’ Ze trok haar hand terug juist op het moment dat Casey haar rechterenkel begon te buigen.

‘Ongeveer hetzelfde.’

‘Lees je haar nog steeds voor uit dat boek?’

‘Het is een geschenk dat maar doorschenkt.’ Drew lachte. Casey wiebelde onder haar lakens met haar tenen.

Kijk naar mijn voeten, Drew. Alsjeblieft, kijk naar mijn voeten.

‘Ik heb ook een boek,’ riep Lola. ‘Mama, waar is mijn boek?’

‘Het zit ergens in mijn tas. Maar die tassen zijn tegenwoordig zo groot, dat je er zo'n beetje je hele hebben en houden in kwijt kunt. Het probleem is dat ze zo zwaar zijn, ze zijn de pest voor je schouders. Jemig…’

Zag je het? Zag je mijn tenen bewegen?

‘Bedriegen mijn ogen me niet?’ vroeg Drew. ‘Heb je daar echt de nieuwe Vogue?’

‘Vers van de pers.’

‘Ik wist niet dat hij al uit was. Mag ik 'm inkijken?’

Kijk naar mij, verdorie!

‘Voorzichtig. Hij is bijna net zo zwaar als je tas.’

‘Ik wil mijn boek,’ eiste Lola.

‘Sorry, Lola. Ik geloof dat ik het toch vergeten ben. Kun je niet een verhaaltje uit je duim zuigen?’

‘Wat is uit je duim zuigen?’

‘Dat je zelf een verhaaltje verzint,’ zei Drew. Ze liet zich op de dichtstbijzijnde stoel vallen en begon door de Vogue te bladeren. ‘O, wat goed! De hippiemode komt weer terug. Te gek.’

‘Oké, ik zuig het uit mijn duim,’ zei Lola giechelend. ‘Omdat tante Casey slaapt zal ik haar het verhaaltje van de Schone Slaapster vertellen.’

‘Hoe toepasselijk,’ zei Janine.

‘Er waren eens een koning en een koningin die heel veel van elkaar hielden,’ begon Lola. ‘Zo is het toch goed, hè, mama?’

‘Wat?’

‘Je luistert niet.’

‘Mama wil nu even een tijdschrift lezen, oké? Maar tante Casey luistert, en daar gaat het om. Toe maar, ga maar door. Vertel haar het verhaaltje maar.’

‘De koning en de koningin hadden pas een kindje gekregen en daarom besloten ze een heel groot feest te geven,’ vervolgde Lola. Haar stem werd steeds levendiger, terwijl ze het verhaal uit haar hoofd vertelde. ‘En ze nodigden iedereen uit het koninkrijk uit, en de feeën kwamen ook. Maar de koning was vergeten een van de feeën uit te nodigen en die was zo kwaad! Ze kwam toch naar het feest en toen het haar beurt was om een zegen over de baby uit te spreken, sprak ze een vloek uit. Ze zei dat als de prinses zestien jaar was ze haar vinger zou prikken aan een spinnenwiel en zou doodgaan. Het was heel gemeen van haar om ziets te doen, hè, mama?’

‘Nou, dat was het zeker,’ antwoordde Janine, omdat Drew geen antwoord gaf.

‘Maar gelukkig,’ vervolgde Lola – ze struikelde met haar tong over dat laatste woord – ‘kon een van de goede feeën de vloek van de boze fee nog veranderen, zodat de prinses niet dood zou gaan. Ze zou alleen maar honderd jaar slapen.’

‘Kijk eens wat ik gevonden heb,’ zei Warren die de kamer weer binnen kwam. ‘Toverplakband.’

‘Kan het echt toveren?’ vroeg Lola, een en al verwondering.

‘Dat moeten we maar eens uitvinden. Geef je tekening maar.’

‘Mag hij bij tante Caseys hoofd?’

‘We hangen hem zo dicht mogelijk bij haar. Zullen we hem hier doen?’

‘Goed. Denk je dat ze hem mooi vindt?’

‘Dat weet ik wel zeker,’ zei Warren.

‘Lola heeft ons onderhouden met het verhaal van de Schone Slaap ster,’ zei Janine.

‘Mama was mijn boek vergeten en dus zuig ik het uit mijn duim,’ lichtte Lola toe.

De bel ging alweer.

‘Ik doe wel open,’ riep Patsy naar boven.

‘Wat is ze toch gedienstig,’ zei Janine.

‘Dus om de boze betovering te bezweren,’ reciteerde Lola uit haar geheugen, de draad van het verhaal weer oppakkend alsof er helemaal geen onderbrekingen waren geweest. ‘Wat is bezweren?’

‘Dat is voorkomen,’ zei Janine, ‘zorgen dat het niet gebeurt.’

‘O. Oké. Dus om de boze betovering te bezweren,’ herhaalde Lola, ‘liet de koning alle spinnenwielen in het land vernietigen. Maar hij vergat er eentje.’

‘Eerst vergat-ie om een van de feeën uit te nodigen en toen vergat hij een spinnenwiel. Wat een slordige koning,’ merkte Janine op.

‘Hallo, allemaal,’ zei Gail vanaf de drempel.

‘Hallo, vreemdelinge,’ zei Janine met nadruk. ‘Ze heeft het zo druk met haar nieuwe vriendje dat ik haar nooit meer zie.’

‘Dat is helemaal niet waar,’ protesteerde Gail, verlegen giechelend.

‘Hoe gaat het met Casey?’

‘Best wel goed,’ zei Warren. ‘Je kent Caseys zus toch nog wel, hè?’

‘Natuurlijk. Hoe gaat het met je, Drew?’

‘Heel goed. Ik verdiep me in de nieuwe mode.’ Casey stelde zich voor dat Drew het tijdschrift omhooghield om het Gail te laten zien.

‘Ik ben Lola,’ verkondigde Drews dochter.

‘Hé, Lola, leuk je te zien. Jij lijkt precies op je moeder.’

‘Ik vertel tante Casey het verhaal van de Schone Slaapster.’

‘Wat een goed idee.’

‘Ik ben nu waar het baby'tje een heel mooie prinses wordt,’ legde Lola uit. ‘En toen de prinses zestien jaar werd, vond ze een kamertje helemaal boven aan de trap en daar stond een spinnenwiel.’

‘En wat gebeurde er toen?’ vroeg Gail. Ze slaagde erin oprecht nieuwsgierig te klinken.

‘Nou, ze wist niet wat een spinnenwiel was en dus liep ze ernaartoe en ze kwam er steeds dichter en dichterbij en toen… toen raakte ze het aan.’

‘Nee, toch?’

‘En ja hoor, toen prikte ze zich en toen viel ze op de grond in een héél diepe slaap.’

Casey voelde de tenen van haar beide voeten krullen om greep op het laken te krijgen. Ze begon ze op en neer te bewegen.

‘En toen vielen de koning en de koningin ook in een diepe slaap. En toen de bedienden en alle mensen in het hele koninkrijk. En toen begonnen er doornstruiken om de kasteelmuren heen te groeien en weldra waren er zoveel doornentakken dat niemand er nog doorheen kon. Er gingen honderd jaar voorbij en…Hé!’

‘Wat is er, lieverd?’ vroeg Warren.

‘Tante Casey gaf me een por.’

O mijn god.

‘Wat?’ riepen vier stemmen in koor. Met z'n allen stormden ze op het bed af, terwijl Casey haar adem inhield.

‘Waar gaf ze je een por?’ vroeg Warren.

‘In mijn bips,’ zei Lola.

Lola werd meteen van het bed getild en Caseys laken werd opzijgeduwd.

‘Gisteren pakte ze mijn hand,’ zei Drew.

‘O ja?’ vroegen Janine en Gail tegelijk.

‘Het was waarschijnlijk gewoon een spiertrekking,’ zei Warren.

‘Casey,’ zei Drew dringend, ‘beweeg je tenen als je ons kunt horen.’

Casey wist niet wat ze moest doen. Belangrijker was wat Warren zou doen als hij besefte dat ze aan het bijkomen was. Het zou nog weken of zelfs maanden kunnen duren voordat ze haar ledematen weer volledig zou kunnen gebruiken. Als Warren wist dat ze weer controle over haar spieren begon te krijgen, dat ze op het punt stond te gaan communiceren, zou hij zijn plan dan niet versneld uitvoeren, zodat ze een weerloos slachtoffer zou zijn? Ze had tijd nodig, tijd om sterker te worden, tijd om te besluiten wat ze moest doen.

‘Kun je ons horen, Casey?’ vroeg Drew. ‘Toe, beweeg je tenen.’

Sorry, Drew. Dat risico kan ik niet nemen. Nog niet. Niet terwijl hij in de buurt is.

‘Er gebeurt niets,’ zei Warren na verscheidene seconden.

‘Weet je zeker dat je niet gewoon op haar tenen bent gaan zitten?’ vroeg Drew op beschuldigende toon aan haar dochter.

‘Ik weet het niet,’ zei Lola met een dreinerig stemmetje.

‘Casey, kun je je tenen even voor ons bewegen?’ vroeg Janine.

‘Nog steeds niets,’ zei Gail nadat er weer enige seconden verstreken waren.

‘Weet je wat ik denk?’ zei Warren, terwijl hij het laken weer over Caseys voeten legde. ‘Ik denk dat dit een goed moment is voor melk en koekjes.’

‘Wat voor koekjes?’

‘Pindacrunch.’

‘Ja! Die vind ik het lekkerst.’

‘Dat dacht ik wel. Zullen we samen naar beneden gaan en Patsy om een paar koekjes vragen?’

‘Breng er ook maar wat mee hiernaartoe,’ zei Drew, die weer op haar stoel ging zitten.

‘Fijn dat de toestand van je zus je eetlust niet heeft beïnvloed,’ zei Warren, terwijl hij met Lola de kamer uitging.

Casey slaakte inwendig een diepe zucht van verlichting. Ze zou voorzichtiger moeten zijn. Ze moest een manier verzinnen om de anderen te laten weten hoe het met haar was zonder het aan Warren te laten merken.

‘Vertel op, hoe gaat het met jou?’ vroeg Janine aan haar vriendin.

‘Hoe gaat het tussen jou en je Stanneman?’

‘Goed, het gaat goed,’ zei Gail verlegen.

‘Wanneer krijg ik hem te zien?’

‘Binnenkort.’

‘Dat zegt ze nu al weken,’ zei Janine tegen Drew. ‘Pas een paar dagen geleden heeft ze me eindelijk verteld hoe hij heet. Ik ben er zelfs niet geheel en al van overtuigd dat deze Stan van haar bestaat.’

‘Hij bestaat,’ zei Gail, nerveus giechelend.

‘Bewijs het maar dan.’

‘Ik hoef helemaal niets te bewijzen.’

‘Laten we met z'n allen volgende week zaterdag gaan eten. Jij ook, Drew.’

‘Ik kan niet,’ zei Gail haastig.

‘Waarom niet?’

‘Volgend weekend ben ik er niet.’

‘Hoezo ben je er niet? Jij gaat toch nooit ergens heen?’

‘Volgend weekend ben ik weg.’

‘Met Stan?’

Gails adem trilde in de lucht. ‘Ja.’

‘Ik geloof er niets van. Hoe lang ga je al met hem naar bed? Kan hij er wat van?’

‘Moet je haar horen,’ zei Gail. Een beschaamd gelach verving het nerveuze gegiechel.

‘Nou?’ vroeg Drew.

‘God, jullie tweeën zijn…’

‘Nou?’

‘Ik weet niet,’ antwoordde Gail. ‘Ik ben nog niet… We zijn nog niet…’

‘Tjemig,’ zei Janine snauwerig. ‘Waar wachten jullie op?’

‘Het volgende weekend?’ was Gails reactie.

Waarop ze allemaal begonnen te lachen.

Later, toen iedereen weg was, kwam Warren naar Caseys bed toe. ‘Wat een drukke dag,’ merkte hij op, terwijl hij het laken van haar voeten weg trok. ‘Je zult wel uitgeput zijn. Al die opwinding. Al die inspanningen.’

Casey voelde zijn vingers kietelen onder haar voetzool. In een reflex trok ze met haar voet.

‘Zo, vertel me eens, Doornroosje, was dat nog zo'n onwillekeurige spiertrekking?’ Hij kneep in haar tenen, heel hard, voordat hij het laken weer op haar voeten legde. ‘Wat jammer nou dat rechercheur Spinetti alle opwinding heeft gemist.’

Hij komt terug. Je kunt hem heus niet voor de gek blijven houden.

‘Mij hou je niet voor de gek, weet je,’ zei hij. ‘Ik weet dat je vooruitgaat. Ik weet dat je elk woord dat ik zeg verstaat. En ik weet ook dat je niet echt slaapt. Schone slaapster slaapt niet, hè?’ zei hij en gaf haar een kus op haar voorhoofd.

Zijn woorden bleven in de kamer hangen tot lang nadat hij was weggegaan.

Schone slaapster slaapt niet, fluisterden de muren. Schone slaapster slaapt niet.