41
“Hoi, Chase, met Adam. Ik ben net terug. Kan ik een paar daagjes bij jullie logeren?”
“Hé, jongen. Natuurlijk, kom maar hierheen. Whitney en Pepto zullen het geweldig vinden je te zien.”
“Whitney misschien wel. Maar Pepto? Dat denk ik niet.”
“Je weet maar nooit. Al die vrouwen in zijn leven hebben hem zachter gemaakt.”
“Vrouwen?”
“Whitney en Cassia. We hebben je buurvrouw ontmoet en ontdekt dat die misantroop in kattenkleding stapelgek op haar is. Het is een fantastische meid, hè?”
“Ja, echt geweldig.” En de reden waarom ik bij jullie moet blijven totdat ik alles op een rijtje heb.
Cassia dook overal op, als een strandbal in een zwembad, dacht Adam. Hij kon haar op de ene plaats uit zijn gezichtsveld duwen, maar dan dook ze ergens anders weer op.
“Is alles goed met je? Je klinkt vreemd.”
“Gewoon moe. En mijn taxi rijdt trouwens inmiddels vlak bij je huis.”
“Je weet in ieder geval dat je altijd welkom bent. Ik zal tegen Whitney zeggendat je onderweg bent. Ze zal je wel te eten willen geven.”
Adam voelde iedere bot, iedere spier en iedere pees in zijn lichaam toen hij zijn koffer naar de voordeur van Chase sleepte. Er was geen plek die niet zeer deed, tot en met zijn hersencellen.
“Kijk eens aan!” Chase stond in de deuropening en begroette zijn neef. “Is die baard de nieuwe mode?”
“Alleen maar zolang ik nog geen scheermes heb gevonden.” Adam zette zijn koffers neer, en de twee omhelsden elkaar.
“Kom binnen. Whitney is een omelet en verse koffie aan het klaarmaken. Ik denkdat je ons een heleboel te vertellen hebt.”
∗
Na vier of vijf koppen koffie, de omelet, bacon, een stapeltje toast, twee stukken taart met ijs en een half dozijn zelfgebakken koekjes had Adam eindelijk zin om te praten.
Pepto, die hem geen blik waardig gunde als straf omdat hij hem verlaten had, vergaf hem in ruil voor een stuk bacon en zette toen als welkom zijn nagels in Adams broek.
Whitney en Chase kozen ervoor Adam alles te vertellen over de manier waarop ze bevriend geraakt waren met Cassia.
Hier duikt ze weer op. Ik kan niet weg, zelfs hier niet.
“Je bent nogal stil,” merkte Whitney op. “Je vindt je buurvrouw toch wel net zo aardig als wij?”
“Ja hoor, ik mag haar graag.” Adam schoof op zijn stoel en zuchtte. “Ik durf haar alleen niet onder ogen te komen.” Toen hij de blik in de ogen van zijn gastheer en -vrouw zag, vertelde hij het hele verhaal.
Whitney en Chase zwegen toen hij uitgesproken was.
Ten slotte floot Chase. “Een ethische puinhoop, hè? Een morele misstap?”
“Je pakt in ieder geval de koe meteen bij de hoorns,” gromde Adam. Hij streek met zijn vingers door zijn haar. “En ik weet niet eens waarom het zo erg is. Ik ben niet de eerste journalist die met zijn ellebogen werkt voor een verhaal, en ik zal ook niet de laatste zijn. Het is niet dat ik iets slechts over haar gezegd heb. Ze komt geweldig voor de dag – als een heldin eigenlijk.”
“Je hebt gelijk. Helemaal niet erg,” stemde Chase vrolijk in.
“Ik bedoel, ik heb dit echt enorm opgeblazen allemaal.”
“Absoluut. Het stelt niets voor als je het grote geheel bekijkt. Wat maakt het uit of er één vrouw boos is als je een heleboel kinderen kunt helpen? Ze komt er wel weer overheen. Wil je nog een kopje koffie?”
“Ja, ik…”Adam keek met een scherpe blik op. “Wat ben je aan het doen?”
De ogen van Chase twinkelden. “Niks. Ik geef je alleen gelijk dat de meeste mensen er niet van wakker zouden liggen, Adam.” Hij pakte de koffiepot en schonk Adam nog een kopje in.
“Ik dacht dat ik dat nooit te horen zou krijgen van jou, deugdzame, rechtvaardige, godvrezende burger.”
“Ik zou het natuurlijk nooit gedaan hebben, niet zonder haar toestemming. Maar dat zal wel de reden zijn waarom ik dokter ben. Mijn verantwoordelijkheid is altijd duidelijk – de patiënt.”
“Nou, zo erg is het helemaal niet, Chase!”
“Pardon? Wie maakt zich nu zo druk over de keuze die hij gemaakt heeft? Adam, als het zo erg is, zeg dan dat het je spijt!”
“Dat heb ik gedaan.”
“Heeft ze je vergeven?”
“Dat denk ik wel.”
“Heb je jezelf vergeven?”
Adam trok een grimas. “Blijkbaar niet.”
“Heeft God je vergeven?”
“Wat heeft dat ermee te maken?”
“Het had er altijd alles mee te maken.” Chase ging achteroverzitten in de stoel, sloeg zijn armen voor zijn borst over elkaar en grijnsde. “Die God in wie jij besloot niet te geloven, die je in Burundi kwijtgeraakt bent, zal nog steeds wel belangrijk zijn. Anders zou het je niet kunnen schelen of Cassia boos was of niet.”
“Ik kan wel ethisch zijn en niet geloven!”
“Natuurlijk kan dat. Maar er schuilt meer in jou dan ethiek, Adam. Dat is geweten. En dan heb je ook nog die irritante, maar effectieve vriend van ons, de heilige Geest.”
“Laat dat erbuiten, Chase. Maak niet overal een preek van.”
“Oké, oké,” stemde Chase in, nog steeds overdreven vrolijk. “Ontdek het zelf maar. Maar ik durf te wedden dat de heilige Geest op alle mogelijke manieren probeert tot je door te dringen. Hij is niet zo gek op verharde harten, weet je.”
“Je zou met me durven te wedden? Chase, gokken is de primaire oorzaak van al deze ellende!”
∗
Adam stond onder de douche en liet het hete water over zijn huid stromen. Hij draaide aan de douchekop totdat het water eruit kwam als pijnlijke kleine hagelkorrels. Terwijl hij daar stond, schrobde hij zich met een stuk zeep en een washandje alsof hij probeerde zijn frustratie weg te wassen.
Chase had gelijk. Dit was niet erg. Cassia nam het hem niet meer kwalijk. Zoiets had ze gezegd. Tijdens de vlucht naar huis had ze tegen hem gezegd dat het goed was de artikelen te publiceren, aangezien ze gebruikt werden ten behoeve van ‘ons doel’. Ze had zelfs gezegd dat hij, als hij dacht dat er iemand dom genoeg zou zijn om een boek over haar, de loterij en Burundi te kopen, dat zou moeten schrijven – met haar goedkeuring, natuurlijk. Het enige waar ze op stond, was dat de rol die haar geloof in dit alles speelde, er duidelijk in vermeld moest worden, en ook dat God haar geleid had naar de plaats waar ze zijn moest.
Adam zette de douche uit en schudde zijn hoofd als een grote, natte hond, waardoor de druppels door de badkamer vlogen. Hij gaf Chase niet graag gelijk. God was belangrijker voor hem dan hij wilde laten blijken.
God was degene die Adams geweten deed spreken. En Adam kwam erachter dat God, als Hij iemands aandacht wil, zichzelf erg gezaghebbend en opvallend kon maken.