33
“Je blijft nu toch wel contact met me houden, hè?”
Kens gezicht bevond zich vlak bij het mijne toen hij door de autoruit keek. Ik rook zijn aftershave en de frisse geur van zeep. Zijn blik was ernstig.
Het was vrijdagochtend, en Mattie en ik zaten in een auto en Jane in een andere om gezamenlijk terug te rijden naar Minneapolis. Matties kofferbak zat vol ingeblikte etenswaren en dingen die de buren haar meegegeven hadden – Estelles brownies, Helens twaalfgranenbrood en drie potten van Tulips eigen watermeloenaugurken. Ze had nogal een buit verzameld na slechts een week in Simms te zijn geweest. Mattie had ook nog een deken en haar naaimachine ingepakt. En Winslow bezette natuurlijk de achterbank.
“Dat zal ik doen.” Ik tikte hem op zijn wang. “Dat beloof ik.”
“En je denkt na over ons ritje?”
“Voortdurend.”
Ik voelde me verwarmd en bemoedigd door de verschuiving in onze relatie. Ken liet zich van een kant zien die ik erg leuk vond.
“Ik houd van je, schat.”
Ik hief mijn hand en legde die tegen zijn wang. “Ik weet het. Ik voel het.”
Er verscheen een glimlach op zijn gezicht. “En blijf het voelen wanneer je terug bent in die drukte waar je in woont. Er wacht hier een open prairie en een open hart op je.”
∗
De tijd verstreek snel onderweg terug naar Minneapolis. Dat is altijd zo wanneer mijn oma naast me in de passagiersstoel zit. Haar favoriete tijdverdrijf is zingen, dus we zongen mee met alle gouwe ouwe – ‘Aan een ruwhouten kruis’, ‘Wat bent U goed’, ‘Jezus houdt van me’ en, gewoon voor de lol, een stel kerstliedjes.
We waren op een uur afstand van haar huis toen oma me ineens met argusogen aankeek. “Wat ga je eigenlijk doen met die mannen in je leven? Ze cirkelen als aasgieren om je heen, lieverd.”
“Dat klinkt lekker. Wat ben ik, een beest dat doodgereden is?”
“Je weet best wat ik bedoel. Ken is stapelgek op je, en als ik me niet vergis, loop jij ook een beetje warmer voor hem. Randy lijkt me een aardige jongen – lief en verlegen.”
“Het is een vijfendertigjarige accountant,” kaatste ik terug. “Geen tiener.”
Ze schoof in haar stoel en verstelde haar gordel een beetje zodat ze me kon aankijken. “En dan is er natuurlijk nog die ene op wie je verliefd bent.”
“U bedoelt dat onderkruipsel en die bedrieger in wie ik misschien een heel klein beetje geïnteresseerd was totdat hij me voorloog, gebruikte en dumpte voor een artikel in een tijdschrift?”
“Die, ja.”
“Die is niets voor mij, oma. Dat zou u heel goed kunnen weten.”
“Zeg het dan alsof je het meent, schat.”
Ik heb er een hekel aan als Mattie dat doet – mijn eigen woorden tegen me gebruiken en mij laten horen luisteren hoe ze klinken. Het was een zielig protest, in ieder geval. Ik voelde de tranen in mijn ogen prikken.
“Het gaat niet om Adam. Het gaat erom waarom iemand dat iemand anders aandoet en denkt dat het doel de middelen heiligt. Het klopt niet! Als hij een christen was geweest, zou dit allemaal niet gebeurd zijn.” Ik voelde de woede in me opborrelen door er alleen maar aan te denken. Hij had tegen me gelogen en mij en mijn loterij vriendinnen gebruikt en gemanipuleerd. Ik heb er een hekel aan als ik misbruikt word en, nog erger, als mijn gevoelens vertrapt worden.
Waar ik me nu echter aan kon vasthouden, was het feit dat ik een doel begon te ontdekken. Mijn eigen plannen en ideeën begonnen te vervagen.
Voed mijn schapen.
Daaraan besteedde ik nu mijn aandacht. Al het andere, inclusief mannen – en vooral Adam – zou moeten wachten.
∗
Het was bijna negen uur toen ik Mattie bij haar appartement had afgeleverd en een pak melk gekocht had. Winslow keek uit het raam en jankte omdat hij zo graag naar wat hij nu als zijn ‘thuis’ beschouwde, wilde.
“Misschien moeten we wat dichter bij Mattie of Jane gaan wonen,” zei ik tegen Winslow. Hij hield zijn kop schuin en keek me geïnteresseerd aan. “En het wordt tijd om serieus op zoek te gaan naar een nieuwe baan.”
Ik heb overwogen in het najaar naar school te gaan en mijn studie af te ronden. Nu heb ik geen smoesjes meer – behalve natuurlijk dat ik geen geld wil uitgeven.
Dus hier ben ik, een werkloze studente pedagogiek, miljonair, die zichzelf uit haar vertrouwde omgeving heeft weggerukt en geen mens vertrouwt die ze ontmoet. Ik heb nooit gedacht dat ik mezelf ooit op deze manier zou omschrijven.
De mensen in Simms hebben gelijk. Naar de stad verhuizen brengt niet altijd wat je ervan verwacht.