22

“Wat is er met jou aan de hand?” Ik pakte voorzichtig een rijpe zwarte kers van de schaal die mijn zus voor me neerzette. “Je ziet eruit alsof de hondje huiswerk opgegeten heeft.”

Jane keek of Mattie nog steeds met Dave in de keuken bezig was. Ze waren samen bezig met een verrassingsdessert voor het diner. “Ik moet met je praten. Ik heb het voor me uitgeschoven, maar het kan niet langer wachten.”

“Praat maar.” Ik keek mijn zus vriendelijk aan. Ik zie de hele week alles al door een enorme roze bril, omdat ik bijna duizelig ben van geluk. Ik zweef op wolkjes van hoop en bid en plan hoe het zal zijn als Adam ziet wat hij mist in zijn leven. Ik ben er zo mee bezig welke rol God wil dat ik speel in het terugbrengen van Adam in de familie – de familie van God – dat het een groot deel van mijn stille tijd in beslag neemt.

Het is logisch. Adam weet wat het geloof in God is en heeft het in zijn eigen familie gezien. En hij geeft om me, dat weet ik. Ik denk de hele week al na over ‘ze leefden nog lang en gelukkig’, nadat God Adam aanraakt en hem laat zien wat hij mist, dus zelfs Janes bezorgde blik en hangende mond doen me weinig.

Ik kan er niets aan doen dat Jane niet degene is die verliefd is. Ik giechelde bijna, maar dat zou haar nog meer van streek maken.

Het is eindelijk mijn beurt op het romantische vlak. Ik had er geen idee van hoe geweldig dat kon zijn.

“Je zweeft hier rond als een rubber eendje in een bad, je niet bewust van het feit dat je ieder moment naar de afvoer gezogen kunt worden.”

“O, wat eng.” Ik pakte nog een kers en knabbelde eraan. “Vreselijk als dat gebeurt.”

“Zus! Word wakker!”

Ze zag eruit als een donderwolk en ik wilde de regen niet over me heen krijgen. “Jane, ik heb er geen zin in.”

“Nou, dan maak je maar zin. Dit is belangrijk.”

“Ik word er moe van, zus. Zeg eens, wat is er zo belangrijk dat je me niet eens van mijn geluk kunt laten genieten?”

Even zag mijn zus er gekwetst en bang uit.

“Jane, is alles goed met je?”

Blijkbaar niet. Ze zag eruit alsof ze ieder moment in tranen kon uitbarsten. Toen jammerde ze: “Nee, het gaat niet goed met me, en met jou ook niet!”

Mijn roze mist loste op. “Je laat me schrikken. Wat is er aan de hand? Heeft het iets met pappa en mamma te maken? Het gaat toch wel goed met hen, hè? Misschien moet ik bellen…”

Voordat ik kon opspringen, greep Jane me beet. “Er is niets met pappa en mamma aan de hand. Er is met niemand iets aan de hand…zo ongeveer. Met iedereen behalve Adam Cavanaugh, tenminste. Ik moet je iets vertellen, Cassia.”

Mijn hart bonsde zo hard in mijn borst dat het zeer deed.

“Stella kwam gisteren naar me toe. Het is een slimme, schrandere vrouw, Cassia, en achterdochtiger dan de meesten.”

“Dat is geen nieuws, Jane. Ik denk dat mooie vrouwen zoals zij wel argwanend moeten zijn. Ik zou het niet weten.”

“Omdat jij niet mooi bent? Cassia, je bent prachtig en je weet het niet eens!”

“Dank je wel, denk ik. Maar wat heeft dat met Stella te maken?”

Jane stak haar hand in haar zak, haalde er een visitekaartje uit en gaf dat aan mij.

Discreet en accuraat

Helen Cross, privédetective

Bereikbaar op 888-555-1212

“Dus?” Ik gaf het kaartje terug.

“Je kent die naam dus?”

“Natuurlijk. Stella heeft me over haar verteld. Het zijn kennissen, vriendinnen zelfs. Stella zegt dat ze mevrouw Cross vaak gebruikt sinds ze de loterij gewonnen heeft. Ze laat alles onderzoeken, van liefdadigheidsinstellingen tot potentiële vriendjes. Belachelijk, hè?”

“Misschien is dat wel slimmer dan je denkt.”

“Mensen bespioneren? Vast niet.” Op fluistertoon ging ik verder: “Ik ben bang dat Stella nogal een hoge pet van zichzelf op heeft, en dat geld heeft het alleen maar erger gemaakt. Ik houd van haar…”

“Cassia, Stella had een naar voorgevoel over je buurman.”

“En over Randy en over ieder ander tweebenig wezen op aarde.” Ik zei niet dat Stella met Adam geflirt had en genegeerd was. Geen wonder dat ze achterdochtig was. Dat was haar waarschijnlijk nog nooit overkomen.

“Dus ze heeft mevrouw Cross gevraagd Adam eens na te trekken.”

Er liep een rilling over mijn rug. Mijn maag draaide zich om, en ik kreeg een bittere smaak in mijn mond. “Ze heeft Adam bespioneerd?”

“Ze noemde het ‘onderzoeken’.”

“Dat is gewoon spioneren!” Ik denk dat ik nog nooit zo boos en verontwaardigd ben geweest. Ik liep naar mijn jas en mijn tas. “Ik moet met Stella praten.”

“Ze had gelijk, Cassia. Ik denk dat je vriend Adam niet helemaal eerlijk is.”

“Hoe bedoel je?” Ik ging weer zitten. Ik moest wel. Mijn benen begaven het.

“Weet je wat Adam Cavanaugh voor werk doet?”

“Vaag. Hij reist voor zijn werk en is schrijver of redacteur. Ik heb niet naar details gevraagd.” Ik droomde weer weg en dacht aan alle niet-serieuze dingen waarom we gelachen hadden. “We hebben zo veel andere dingen te bespreken…”

“Hij is journalist.” Jane sloeg een tijdschrift open en duwde dat mijn kant op. Daar stond Adam, met een sportjasje over zijn shirt en gebleekte spijkerbroek, lachend en handenschuddend met een belangrijk uitziende man.

Adam Cavanaugh, journalist en winnaar van de Pulitzer-prijs, ontmoet het hoofd van de jury, door wie hij geprezen werd vanwege zijn fantastische werk over humanitaire inspanningen. Cavanaugh zei, toen hem gevraagd werd hoelang hij zijn keiharde en emotioneel uitputtende werktempo nog zou voortzetten: “Binnenkort vind ik wel een minder heftig verhaal om te schrijven, maar tot die tijd heb ik het gevoel dat dit de plaats is waar ik moet zijn en waar ik het meeste goed kan doen.” Cavanaugh, die hierna naar Burundi gaat, zal met het Rode Kruis en enkele humanitaire instanties in het gebied rondtrekken.

Journalist? Net als de vele verslaggevers die me belaagd hadden sinds de loterijwinnaars bekendgemaakt waren? Ze waren allemaal teruggekomen toen Bobs gokblunders aan het licht gekomen waren – ongetwijfeld in de hoop dat een van de andere loterijwinnaars net zo’n sappig verhaal had en snel weer arm zou zijn. Was Adam net als de anderen die zich in allerlei bochten wrongen om mijn ‘verhaal’ te krijgen?

“Je bent toch niet te dicht bij hem in de buurt gekomen, hè, zus? Ik weet dat jullie buren zijn, maar je kent hem nog niet zo lang…”

Ik had het gevoel alsof mijn lichaam ontplofte, terwijl mijn hart en gevoelens als stof uiteenvielen. Ik had hem vertrouwd. Ik was bereid geweest van hem te houden. Ik had me nog nooit zo gekwetst en verraden gevoeld.

Geen wonder dat hij zo attent geweest was en zo goed naar me had geluisterd. Dit was de reden waarom hij zo bezorgd, geduldig en vriendelijk was geweest. Ik dacht dat ik de media vermeed, terwijl ik die al die tijd om me heen gehad had!

Onwillekeurig ging mijn hand naar de plek op mijn gezicht waar Adam me aangeraakt had. Hoe kon iemand die zo liefdevol en teder leek, zo…onoprecht zijn?

Op dat moment wist ik dat ik nooit eerder verliefd geweest was voordat ik Adam had leren kennen. En hoe wist ik dat? Omdat ik nog nooit eerder zo gebroken geweest was.

En toen deed ik wat mijn normale reactie op zo’n schok is, ik viel flauw.

Ik maakte Jane enorm aan het schrikken. Toen ik bijkwam, hoorde ik de paniek in haar stem, en ik wenste dat ik langer bewusteloos gebleven was. Ook al wist ik dat het beter was nu te ontdekken dat Adam een leugenaar en een hypocriet was dan later, nam ik het zowel Jane als Stella kwalijk dat ze zich met mijn leven bemoeid hadden. Ik hield mijn ogen gesloten en bleef heel stil liggen, omdat ik haar nog niet wilde aankijken.

Toen haastte mijn oma zich de kamer in en zwaaide met iets, waarschijnlijk een handdoek, in mijn gezicht. Ondertussen vertelde Jane wat er zojuist gebeurd was.

Slim als hij is, kondigde Dave aan dat hij een wandeling met Winslow ging maken. Een lange wandeling.

Het kostte me al mijn kracht niet te lachen toen Mattie zei: “Jane, je hebt je hier al net zo mee bemoeid als Stella. Als Stella het zo belangrijk vond dat je zus deze dingen wist, waarom heeft ze het Cassia dan niet zelf verteld?”

“Ik heb het niet uit nieuwsgierigheid gedaan, oma. Ik houd van Cassia. Ik wil niet dat ze gekwetst wordt.”

“Maar ze is nu toch gekwetst.”

“Stella kwam bij me en vroeg zich af wat ze moest doen. Ik dacht dat het misschien beter was als ze het van mij hoorde…” Jane huilde bijna, en hoewel ik wist dat het niet goed was, had ik er geen behoefte aan haar te redden, en dus bleef ik volkomen stil liggen.

“U wilt toch ook niet dat ze omgaat met iemand die haar probeert te misleiden?” Jane klonk oprecht en een beetje verontwaardigd.

De stem van mijn oma was geduldig en lankmoedig. “Cassia is een slimme en voorzichtige meid. Als die man niet is wat hij zegt, zou ze daar zelf wel achter zijn gekomen. Het is haar leven – laat haar dat zelf leiden en ervan leren.”

“Maar ze is gek op hem! Dat konden we niet aanzien…”

“We?”

“Oma! U probeert toch niet te zegen dat ik haar gewoon verliefd had moeten laten worden en haar had moeten laten kwetsen?” Jane wendde zich van me af en richtte haar aandacht op onze oma.

“Ik weet nog dat je ook bang was dat ze verliefd zou worden op Ken, en al zijn ‘onvolkomenheden’ niet zou zien.”

“Daar heb ik me buiten gehouden…meestal. We hoeven het niet altijd met vallen en opstaan te leren, toch?”

“Soms is dat de enige manier waarop we leren, schat. Bovendien staat Cassia altijd in contact met de Heer. Denk je niet dat zij het ook over Adam gehad hebben?”

“Ja, maar…”

“Er is bij God geen ‘ja, maar’, Jane. Houd op met dat staren naar mij en breng je zus bij. Jemoet je verontschuldigingen aanbieden.”

Ondanks Matties kleine preek was mijn zus lang niet zo berouwvol als ik gewild had, maar ik begon stijf te worden van het liggen op de grond. Ik maakte een hele show van het langzaam bijkomen – met knipperende ogen, gekreun en alles. Ik zou me er schuldiger over gevoeld hebben als mijn zus – zodra ze wist dat ik geen hersenbeschadiging of iets dergelijks opgelopen had – er niet meteen weer over doorgegaan was.

“Je zult Stella en mij op een dag dankbaar zijn, Cassia. Ze geeft om je. Ik geef om je.”

“En daarom mag je je met mijn leven bemoeien?”

“Ik ben je zus. Dat is mijn taak.” Ze sloeg haar armen over elkaar en haar kin ging omhoog, hetgeen me deed denken aan Pepi, een kleine bulterriër die we als kinderen gehad hadden. Als hij dapper probeerde te zijn, legde hij zijn kop op zijn schouder, gromde en kefte. En als we het niet meer grappig vonden, pakte een van ons hem op, kriebelde hem onder zijn kin en deed iets geks met hem, zoals hem rondrijden in onze poppenwagen. Maar ik was nog niet klaar om Jane op te tillen en onder haar kin te kriebelen.

“Dit is iets tussen Adam en mij,” hield ik vol.

“Waarom heeft hij je dan niet verteld dat hij journalist is?”

“Hij heeft iets gezegd over schrijven, maar ik ben er nooit dieper op ingegaan.”

“Je wilde het gewoon niet weten, hè?”

“Hoe weet je trouwens dat hij een verhaal over mij aan het schrijven is?”

Maar ik wist wel beter. Waarom zou hij anders zo geïnteresseerd geweest zijn in mijn gedachten, mijn vrienden en mijn familie? Hij zou wel gek zijn als hij van een sukkel als ik geen profijt zou proberen te trekken.

De medelijdende blik van mijn zus was meer dan ik aankon.

“We wilden je niet kwetsen.”

Ik wist dat ze ervan overtuigd was dat ze het goede gedaan had. Ze is ook onverbeterlijk.

“Wat ga je nu doen?”, wilde ze weten.

“Jouw rommel opruimen, bedoel je?”

“Het is niet mijn rommel als Adam Cavanaugh degene is die die rommel gemaakt heeft.”

Voelde ik me maar zo kalm als ik klonk. Ik had het gevoel alsof ik moest overgeven. Waarom had Adam dit gedaan? Hij heeft duidelijk prijzen en geld genoeg om van te leven. Dit deed pijn en was gewoon gemeen. Ik dacht dat we vrienden waren…en meer.

“Je gaat hem hier toch wel mee confronteren? Hem om een uideg vragen?”, hield Jane vol.

Ik zuchtte. Hoe, vroeg ik me af, kon zelfs iemand die verbaal zo sterk was als Adam Cavanaugh, dit uideggen?

Toen ik na het eten thuiskwam, voelde ik me gebruikt. Hoewel Mattie geprobeerd had om me op te vrolijken, had het niet gewerkt. Als ik de loterij niet gewonnen had, zou Adam me dan ook maar aangekeken hebben? Waarschijnlijk niet. Overal om me heen hielden mensen hun handje op – voor mijn geld, mijn bekendheid, mijn verhaal.

Ik vroeg me af hoe God zich voelde. Mensen vroegen Hem altijd dingen, probeerden het met Hem op een akkoordje te gooien en wilden succes, gezondheid en rijkdom. Hij moest zich wel een hemelse pinautomaat voelen, waar mensen kwamen om te halen, halen, halen en nooit iets terug te geven. Ik kon met hem meevoelen.