26

“Meen je dat? Wil je echt dat ik je help een auto uit te zoeken?” Randy klonk als een kind op zijn verjaardag.

“Zo opwindend is het niet,” verzekerde ik hem. Het is eigenlijk een wanhoopsdaad van mij. Ik heb iets nodig om me af te leiden van Adams afwezigheid. Adam is pas twee dagen weg, en ik voel nu al een enorm gat in mijn leven.

“Voor jou is het misschien niet opwindend, maar voor mij wel.”

Het gaat niet alleen om de auto. Randy is minder overduidelijk geweest dan Ken over verkering – Matties woord – met mij, maar als hij net zo’n succesvolle zakenman als Ken was geweest, zou ik waarschijnlijk twee keer zoveel bloemen in mijn appartement hebben staan.

“Zal ik je komen halen? Wanneer we klaar zijn bij de dealer, kunnen we misschien ergens iets gaan eten.”

Dat riekte naar een ‘afspraakje’, maar ik besteedde er geen aandacht aan. Ik moet mijn achterdocht toch eens laten varen, en Randy heeft me niet bedrogen…tot nu toe.

“Ik wacht buiten op je.”

Het voelt goed ergens heen te moeten. Ik schep niet veel plezier in het kluizenaarschap, maar het is tegenwoordig wel makkelijker. Als ik iemand tegenkom die me herkent, moet ik hetzelfde gesprek voeren dat ik al honderden keren gevoerd heb. “Nee, ik heb nog niet besloten wat ik met het geld ga doen…Nee, ik ben niet van plan het te houden…Nee, ik ben niet gek geworden…Nog een fijne dag…”

Ik pakte een zonnebril voordat ik naar buiten liep, in de hoop onherkenbaar te zijn.

Onder aan de trap bleef ik bij Adams voordeur staan. Het was stil in het appartement. Had ik het me verbeeld dat ik Pepto binnen hoorde? Nu kwam er geen enkel geluid achter de deur vandaan.

Randy was er snel, duidelijk blij met de gang van zaken. Hij sprong uit de auto, rende naar me toe en hield galant de deur voor me open.

“Dit is geweldig, Cassia. Dank je dat je me om hulp hebt gevraagd.”

“Je roept al zo lang dat ik een nieuwe auto nodig heb. Hoe zou ik er een kunnen uitkiezen zonder jou?” Ik stapte in en zag een kaart op het dashboard liggen. Er stonden cirkels op bij, naar ik vermoedde, de vestigingen van autodealers.

Ik draaide me om om mijn gordel te pakken, en toen ik over mijn rechterschouder keek, zag ik beweging achter het raam van Adams lege appartement. Ik keek nog eens goed en toen viel mijn mond open. Pepto zat voor het raam naar me te kijken. Zijn gezicht stond boos en knorrig, zoals gewoonlijk.

Waarom had Adam de kat alleen gelaten? Helaas was dat mijn zaak niet meer.

Hoe langer ik in de stad woon, des te mysterieuzer wordt die. Aangezien veel van de autohandelaars die Randy uitgekozen had, zich in de voorsteden bevonden, reden we door Oak Street, Cherry Boulevard, Elm Lane en Pine Avenue. Wat ironisch – mensen hakken bomen om om ruimte te maken voor hun huizen en noemen vervolgens, als eerbetoon aan die bomen, die straten ernaar.

“Ik verveel me.”

Randy keek me aan alsof ik gek geworden was. “Hoe kan dat nou? We zijn pas een uur aan het winkelen.”

“Er stond een leuke auto bij die eerste dealer waar we geweest zijn. Een rode.”

“Van welk merk en type?”

“Rood. Met vier wielen.”

Randy schudde verbijsterd zijn hoofd. “Het kan je echt niets schelen, hè?”

“Alleen het belangrijkste – doet hij het, is hij veilig en is hij goedkoop? Verder maakt het me echt niets uit.”

Randy pakte mijn hand en trok me naar een andere rij auto’s. Terwijl we liepen, ving ik vanuit mijn ooghoek een glimp van iets op – een Hummer, zoals die van Adam. Ik struikelde en was blij dat Randy er was om me op te vangen toen ik dreigde te vallen.

Na die vernederende consternatie die ik in de garage veroorzaakte, had ik te lang geaarzeld en liep ik het gevaar mezelf enorm voor schut te zetten door mijn tegenzin bij het kopen van een nieuwe auto. Toen ik eenmaal besloten had het gewoon maar te doen, duurde de aankoop van een auto helemaal niet meer zo lang.

“Het gaat tussen deze twee. Vind je rood of groen mooier?” Ik deed een stap naar achteren en bekeek de twee personenwagens waarmee ik een proefrit gemaakt had en die samen voor de dealer geparkeerd stonden.

“Het gaat niet om de kleur, het gaat om wat er onder de motorkap zit,” zei Randy geduldig.

“Kies jij er dan maar een uit. Jij hebt eronder gekeken.”

Hij rolde met zijn ogen en begon de voor- en nadelen van beide auto’s op zijn vingers op te sommen.

“Minder kilometers, schoner, versleten banden…”

Nadat ik geduldig gewacht had totdat hij was uitgesproken, zei ik: “Welke zou jij dus kopen?”

Vermoeid wees hij naar de linker auto.

“Mooi zo. Dan neem ik die.” Ik was blij met zijn keuze. Ik vond de rode toch mooier.

“Ik heb gereserveerd voor het diner,” zei Randy nadat we de auto voor mijn huis afgeleverd hadden. Ik zou al tevreden geweest zijn met een boterham, maar Randy had iets bewerkelijks gepland.

In het restaurant renden meer obers om ons heen dan katten om een schoteltje melk. En genoeg tafelzilver om hersenchirurgie mee uit te voeren. “Ik voel me net een prinses, Randy. Je had me niet naar zo’n chique tent hoeven mee te nemen.” Ik legde mijn hand op de zijne en kneep erin. “Dank je wel.”

“Jij bedankt, Cassia, dat je mee wilde.” Hij glimlachte verlegen en boog zijn hoofd. “Dat je me de kans geeft.”

“Houd daarmee op. Ik moet ervan blozen.” Ik stond op en haastte me naar het damestoilet voordat Randy kon zeggen wat ik verwachtte dat hij wilde gaan zeggen.

“Ik blijf maar denken dat ik straks wakker word en dat deze avond alleen maar een droom is geweest,” zei hij toen ik terugkwam. De blik in zijn ogen werd zacht en warm. “Ik vind het heerlijk bij je te zijn. Ik zou willen dat hier geen einde aan komt. Ik weetdat je nu op je hoede bent, maar dat kan niet eeuwig blijven duren, en ik zal op je wachten totdatje er eindelijk klaar voor bent.”

Hij moest iets in mijn ogen gezien hebben wat ik niet wilde tonen, want hij pakte mijn hand vast en zei: “Maak je geen zorgen. Ik zal je nu niet onder druk zetten. Ik moest het gewoon zeggen, zodat je weet hoe ik me voel.”

Oké, geen druk, nee hoor – behalve een soort ‘nog-lang-en-gelukkig’-belofte.

Ik voelde wrevel in me opborrelen. Dat geld verpest alles. Ik durf de mannen die om me geven, niet eens te vertrouwen.

En nog erger, ik geef om de man die ik niet vertrouw.

Op een kleine kermis die zich op de parkeerplaats van een van de winkelcentra bevond, won Randy een enorme roze flamingoknuffel voor me en een teddybeer die het formaat had van Rhode Island.

“Je hebt mijn kinderdroom laten uitkomen,” zei ik terwijl ik over Mingo’s – als in flamingo’s – kop heen keek. “Ik zou er alles voor overgehad hebben om deze vroeger in mijn slaapkamer te hebben gehad.”

“Ik ben blij dat je daar de kans niet toe hebt gekregen en dat je alles nog hebt.” Hij stopte de teddybeer in de kofferbak en zette Mingo op de achterbank.

“Ik heb het vanavond ontzettend naar mijn zin gehad, Randy. Dank je wel.”

Nee, jij bedankt. Je hebt ook een van mijn dromen uit laten komen.”

Gelukkig kwamen we bij mijn huis aan, en hoefde ik niet te antwoorden. We hadden onze handen vol aan de vogel en de beer.

“Weet je zeker dat je niet wilt dat ik met je mee naar binnen loop?”

“Maak je geen zorgen. Ik red me wel. Ik heb een veiligheidskussen waartegen ik iedere avond boks. Wacht maar totdat ik binnen ben.”

Hij keek teleurgesteld. Ik wist dat Randy graag binnen wilde komen, maar daar maakte ik geen gewoonte van. Bovendien moest ik op onderzoek uit. Het zat me de hele avond al dwars. Waarom was Pepto nog steeds in Adams appartement? Ik zag dat er een zwak licht brandde – de kleine lamp die Adam op een van zijn boekenkasten had staan. Ik werd steeds nieuwsgieriger.

Ik sleepte de enorme knuffels naar boven en zette mijn twee nieuwe vriendjes naast de deur. Toen liep ik weer naar beneden en keek naar Adams deur. Pepto had er niet uitgezien alsof hij ondervoed was toen hij voor het raam zat, maar zelfs als hij te eten had, moest hij wel ontzettend eenzaam zijn…

Wacht eens even. Ik maak me zorgen om Pepto. En hij houdt niet eens van mensen.

Maar hij vindt mij wel aardig. Misschien heeft hij me nodig.

Ik had mezelf moeten laten nakijken in plaats van als een inbreker naar Adams deur te sluipen en mijn oor tegen de deur te leggen. Er klonk geen gemiauw en geen geschraap in de kattenbak. Ik boog mezelf nog iets dichter naar de deur toe, totdat mijn oor ertegenaan lag.

En daardoor viel ik Adams appartement binnen toen de deur onverwachts openging. Ik lag aan de voeten van een knappe, vaag bekend ogende man met donkerblond haar en betoverende blauwe ogen.

Dit was Adam niet, maar in lichamelijk opzicht was hij zeker van Adams kaliber. Hij droeg een karamelkleurige broek, een donkerblauw shirt met openstaande kraag en een crèmekleurige en blauwe stropdas die losjes om zijn nek geknoopt was. Hij had, zo merkte ik doordat ik zo dicht bij zijn voeten was, geen schoenen aan.

Ik vroeg me af waarom ik niet meteen door de grond kon zakken. Wat vernederend.

“Ik…eh…Sorry. Ik luisterde alleen maar naar Pepto. Ik zag hem voor het raam toen ik vandaag wegging, en de huisbaas zei dat Adam de stad uit was…” Zo, wat een zwak excuus.

Toen kwam er een prachtige vrouw met donker haar en een vriendelijke glimlach uit wat volgens mij Adams slaapkamer is. Ze dee al lopend de ceintuur van haar badjas om haar middel. Haar haar zat in de war en ze had geen make-up op haar prachtige gezicht.

“Chase? Wat is er aan de hand?” Even keek ze me aan. Dan hervond ze haar kalmte en zei: “Hallo, kunnen we iets voor je doen?”

“Laten we haar eerst maar eens overeind helpen,” zei de man die Chase genoemd werd. Hij tilde me van de grond alsof ik een veertje was en zette me op mijn wankele benen. “Alles in orde?”

“Prima. Behalve dat ik me geneer. Ik voel me een idioot.” Mijn wangen gloeiden. Als ik me schaam, word ik vuurrood. Geen mooi gezicht.

Hoewel ik het liefst uit het appartement was geslopen om er nooit meer terug te komen, herinnerde ik me mijn goede manieren. Ik stak mijn hand uit. “Ik ben Cassia Carr. Ik woon hierboven. De huisbaas zei tegen me dat Adam weg was. Ik hoorde Pepto eerder vandaag en zag hem voor het raam zitten toen ik vanmiddag wegging. Ik wilde alleen maar zeker weten dat alles in orde was met hem.” Ik voelde mijn wangen nog harder gloeien. “Het was niet mijn bedoeling, nou ja, zo binnen te komen vallen.”

“Ik ben Adams neef Chase Andrews.”

Daarom ziet hij er dm zo bekend uit. Familietrekken.

“En dit is mijn vrouw, Whitney. Het kantoor van mijn vrouw is niet ver hiervandaan, dus in plaats van Pepto uit zijn huis te halen, hebben we besloten hier bij hem te blijven.” Hij glimlachte naar zijn vrouw en keek haar aan alsof er geen andere vrouw op de wereld bestond. Ik voelde een zweempje jaloezie.

“Het is een soort minivakantie voor ons,” voegde Whitney er opgewekt aan toe. “Ik eet deze week iedere avond buiten de deur.”

Ik mocht haar meteen. Er was een gloed en een…iets…aan haar wat bijzonder aanvoelde.

Op dat moment kwam Pepto de slaapkamer uit, zag mij en sprong in mijn armen. We vielen allebei bijna om, maar ik wankelde tegen de muur aan en hij stak al zijn nagels in mijn shirt en huid en klemde zich stevig vast. Zodra ik mijn evenwicht hervonden had, begon ik hem te aaien en hij begon te spinnen als een bestelwagentje. Tot ieders verbazing likte hij me in mijn nek.

“Ik snap nu waarom je bezorgd om hem was. Jullie zijn goede vrienden,” zei Chase vriendelijk. “Hij is ook dol op Whitney. Voor een kat heeft Pepto een goede smaak, wat vrouwen betreft.”

“Wil je gaan zitten?”, vroeg Whitney. “Ik heb net thee gezet.” Zonder op mijn antwoord te wachten liep ze naar de keuken, zette een extra kopje op het dienblad en nam dat mee naar de woonkamer.

“Eigenlijk wilde ik niet…” Maar ik wil wel.

Mijn eenzaamheid, mijn verlangen de spinnende Pepto nog even vast te houden en het impulsieve verlangen meer over Adams familie te weten te komen zorgden ervoor dat ik me in een stoel liet zakken.

De schemering van de kamer die vol boeken stond, verlicht door kaarsen en kleine lampjes die me nauwelijks opgevallen waren toen Adam hier was, was knus en uitnodigend. Bovendien voelde ik me getroost te midden van zijn persoonlijke eigendommen. Het was vaak net geweest alsof we elkaar al een eeuwigheid kenden, zo op ons gemak waren we wanneer we samen stonden te koken, over de dieren praatten of over wat ik met het loterijgeld moest doen.

Ah, het loterijgeld. Spreuken 23:5. Zodra je op rijkdom af vliegt, is die al verdwenen. Hij krijgt vleugels, plotseling, en vliegt als een arend weg.

Waar was die arend nu ik hem nodig had?

“Waar werk je, Cassia?”, vroeg Whitney. Haar ogen straalden alsof ze verheugd zou zijn met ieder antwoord dat ik haar gaf.

“Ik ben werkloos op dit moment,” waagde ik te zeggen. “Er is iets tussengekomen, en ik ben nu niet in staat te werken.”

“Gaat het om je gezondheid?”, vroeg Chase. “Ik ben dokter. Ik zou je naar een van mijn collega’s kunnen doorverwijzen. Ik ken de beste artsen in de stad.”

“Dank je wel, maar ik ben niet ziek, hoewel ik me soms behoorlijk belabberd voel hierdoor.” Ik keek naar hun vragende gezichten. “Door mijn geld, bedoel ik.”

“Je kunt niet werken vanwege je geld?” Whitney keek nog steeds vragend.

“Een aantal collega’s en ik hebben de loterij gewonnen. Misschien heb je er wel over gehoord.” Dat heeft iedereen.

“Ben je een van hen?” Whitney en Chase schoten allebei in de lach. “Serieus?”

“Ik ben bang van wel – al zou ik willen van niet.”

“Je lijkt er niet erg blij mee,” merkte Chase op.

Ik legde de omstandigheden uit, en dat gokken tegen mijn geloof indruiste.

“Christen zeker?” Whitney klakte verbijsterd met haar tong. Toen grijnsde ze en klaarde ze op. “Welkom bij de club.”

“Jij ook? Dan snap je het!” Er ging een gevoel van opluchting door me heen.

“Chase en ik hebben het erover gehad, hè? Wat wij zouden doen met zo’n bedrag als we dat in de schoot geworpen kregen.”

“Ik heb geprobeerd ervan af te komen, maar dat is nog niet zo gemakkelijk. Ik heb gesproken met de voorganger van de kerk waar ik heen ga en met twee instanties voordat ik het idee begon te krijgen dat dit geld niet alleen voor mij een probleem is. Niemand wil de indruk wekken dat ze enige vorm van gokken goedkeuren – inclusief de loterij – , omdat het tot verslaving kan leiden of tot gevolg kan hebben dat mensen meer uitgeven dan ze hebben. Het gaat om het stellen van een voorbeeld. Dat begrijp ik.” Ik zweeg even en voegde er toen met een snik aan toe: “Maar ik wil ook een voorbeeld zijn!”

Ik liet me ontmoedigd achterover in de stoel zakken. “Ik zou willen dat Hij opschoot en zijn geld uitgaf.”

“Weet Adam hiervan?” vroeg Chase.

De haren in mijn nek gingen recht overeind staan. “Ja…”

“Hij is een geweldige filantroop – iemand die strijdt voor mensenrechten, kinderen en walvissen. Je zou er eens met hem over moeten praten.”

Dat weet ik.

“Maar ik moet praten met iemand die niet alleen mijn situatie kent, maar ook begrip heeft voor mijn geloof. Het is voor de meeste mensen nauwelijks te bevatten dat ik het geld niet als mijn eigendom beschouw.”

“Met een christen, bedoel je? Adam is…was…nou ja, ik denk dat we niet echt weten waar hij op dit moment staat. Adam en ik zijn in een christelijke familie opgegroeid. We dachten tijdens onze jeugd ongeveer hetzelfde over het geloof, maar…” Chase fronste. “Adam heeft tijdens zijn werk als journalist afschuwelijke dingen gezien en ervaren. Het heeft hem veranderd, hem zelfs aan het twijfelen gebracht of er wel een God bestaat. Na zijn laatste reis hebben we gemerkt dat hij anders praat en denkt. De dingen die hij ziet en ervaart, vreten aan zijn ziel.”

Was dat wat er aan de hand was? Was Adams ziel beschadigd? Had hij besloten mijn omstandigheden ten gunste van zichzelf te gebruiken omdat hij er niet langer in gelooft dat er goed en kwaad op deze wereld bestaan…alleen maar kwaad? Het is net zo logisch als een kruiswoordpuzzel zonder omschrijvingen.

“Ik ken Adam nog niet zo erg lang,” voegde Whitney eraan toe. Ze glimlachte verlegen naar haar man. “Chase en ik zijn nog maar een paar maanden getrouwd. Maar ik weet wel dat hij een van de meest fatsoenlijke, eerlijke, betrouwbare en respectabele mannen is die ik ooit ontmoet heb. De familie van Chase is erg trots op wat Adam met zijn leven doet. Dat maakt de veranderingen die we bij hem zien, zo moeilijk.”

Moeilijk? Ze hadden geen idee van moeilijk. Hoe kon ik wat Adam me had aangedaan, rijmen met wat zijn familie en vrienden in hem zien?

Terwijl Pepto tegen mijn schouder lag te snurken, leunde ik achterover en luisterde ik naar Chase, die Whitney en mij vermaakte met verhalen over zijn en Adams jeugd.