U – Z

Elk meent zijn uil een valk te zijn

Iedere moeder denkt dat haar kind het mooiste, slimste en liefste is en iedere kattenbezitter meent het leukste, meest eigenwijze en aaibare huisdier te bezitten. Ja, elk meent zijn uil een valk te zijn, zoals het ietwat archaïsche spreekwoord luidt. De valk was het zinnebeeld van kracht, behendigheid en dapperheid, terwijl de uil als minderwaardig werd gezien; denk maar aan het scheldwoord uilskuiken, leder kent aan zijn uil de eigenschappen van een valk toe. In de klassieke Oudheid zei men al: suum cuique pulchrum est (‘voor ieder is het zijne mooi’). Elck dunct dat syn uyl een valck is (‘iedereen denkt dat zijn uil een valk is’), luidt het spreekwoord in de zestiende eeuw. Een Zuid-Nederlandse variant is: iedere uil meent dat zijn jongen valken zijn. Het spreekwoord met de uil komt in vele talen voor, maar ook andere vergelijkingen worden gemaakt. In het Engels zegt men: everyone thinks his own geese swans (‘iedereen meent dat zijn eigen ganzen zwanen zijn’) en in het Spaans: grumos de oro llama el escarabajo a sus hijos (‘goudklompen noemt de mestkever zijn jongen’).

Van uitstel komt afstel

Als je iets uitstelt, komt het er meestal helemaal niet meer van. Dus niet uitstellen, maar doen, is het devies. In de Historie van Mejuffrouw Cornelia Wildschut van Betje Wolff en Aagje Deken, uit het einde van de achttiende eeuw, komt het spreekwoord in deze vorm voor. Ook in het Fries en het Afrikaans wordt het op deze manier verwoord, respectievelijk: fan uitstellen komt öfstellen (‘van uitstellen komt afstellen’) en van uitstel kom afstel (‘van uitstel komt afstel’). In het Engels zegt men: one of these days is none of these days (‘een dezer dagen is geen dezer dagen’) en dat vinden de Fransen ook: un de ces jours c’est aucun de ces jours (‘een dezer dagen is geen dezer dagen’). Maar wat in het vat zit verzuurt toch niet?

Al regent het varkens, jan salie krijgt er geen borsteis van

Zelfs onder de gunstigste omstandigheden bereik je niets als je lui bent en geen wilskracht hebt. Vissenregens en kikker-regens worden weleens waargenomen, maar dat de varkens uit de lucht kwamen vallen, dat heeft nog nooit iemand meegemaakt. Ware het wél gebeurd, dan had de borstelmaker er wel raad mee geweten, want van varkensharen werden borstels gemaakt. Jan Salie was het prototype van de lamlendige sul. De naam Salie is afgeleid van saliemelk, dat een flauwzoete smaak heeft. In 1622 verscheen een klucht van W.D. Hooft met de naam Jan Saly. De hoofdpersoon van deze klucht is een droge, saaie en stille vent. Over hem wordt onder andere gezegd: een slechte sul, men mach hem wel wat loeren (‘een domme sul, je kunt hem wel een loer draaien’) en een slaep’rigen bloet,…Datblijckt wel aen sijn naem (‘een passieve sukkel, dat blijkt wel uit zijn naam’). Ook in een werk van Potgieter uit 1842 komt een Jan Salie voor: Den langen slungel…, die ginder slemp schenkt, en ginder slemp lept: welke doffe oogen!welk een meelgezigt!welk eene houding van slierislari!-…de patroon aller slaapmutsen, aller soepjurken, aller sloffen te onzent! hij, Jan Salie! (‘De lange slungel die daar drank schenkt en daar drank drinkt: wat een doffe ogen! – wat een meelgezicht! – wat een slepende houding! – de beschermheer van alle slaapmutsen, alle soepjurken, alle sloffen in ons land! hij, Jan Salie!’). Van deze Jan Salie werd dus weinig activiteit verwacht, zelfs wanneer het geluk hem in de schoot geworpen zou worden. In andere talen is dit spreekwoord niet bekend.

Veel varkens maken de spoeling dun

Als je met veel mensen moet delen, krijgt iedereen weinig. Spoeling is varkensvoer dat gemaakt wordt van etensresten aangelengd met water. Hoe meer varkens ervan moeten eten, hoe meer water, dus hoe dunner de spoeling. Hoe meerder verekens, hoe dunner spoeling (‘hoe meer varkens, hoe dunner de spoeling’) heette het dan ook in een zestiende-eeuws spreekwoordenboek. Het spreekwoord is in verschillende talen bekend. In bult bargen makket it drinken krap (‘veel varkens maken het drinken krap’), zeggen de Friezen bijvoorbeeld. En where the hogs are many the wash is poor (‘waar veel varkens zijn is de spoeling armoedig’), luidt een Engelse variant. Ook in het Duits wordt dit beeld gebruikt: Viele Schweine machen den Trank dünn (‘veel varkens maken de spoeling dun’). Een ander veelgebruikt beeld is het delen van een erfenis. In het Fries kent men de variant: dêr’t folie bern binne, smellet de eker (‘waar veel kinderen zijn, wordt de akker smaller’ – dit heeft betrekking op het delen van het land als de ouders overlijden), iets wat door de Duitsers en Fransen ook wordt ervaren: viele Erben machen schmale Teile (‘veel erfgenamen maken kleine porties’) en a grand partage petit héritage (‘bij grote deling, kleine erfenis’).

Vieze varkens worden niet vet

Het zijn niet de ongewassen, modderige varkentjes die hier een veeg uit de pan krijgen, maar de kieskeurige. Vies is een verouderd woord voor ‘overdreven kieskeurig’. Varkens die te kieskeurig zijn bij het eten, worden niet dik. Het spreekwoord is een aansporing om niet te moeilijk te doen met eten. In deze vorm is het spreekwoord vrij jong. Harrebomée signaleert het voor het eerst in zijn spreekwoordenboek van 1861. Een oudere variant is: een varken sterft niet van een vuile, maar wel van een lege trog, bijvoorbeeld in de zestiende eeuw: ten sterf noyt soch van onreynen troch (‘er sterft nooit een zeug door een vuile trog’). Ein sauberes Ferkel wird selten fett (‘een schoon varken wordt zelden vet’), zeggen de Duitsers. De Friezen kennen het spreekwoordenboek ook: fize bargen wurde net iet (‘vieze varkens worden niet vet’) en in het Spaans zegt men: puerco melindroso engorda poco (‘een kieskeurig varken komt weinig aan’). Een variant in deze taal is: gato con guantes no caza ratones (‘een kater met handschoenen vangt geen muizen’). Die versie kennen de Fransen ook: chat ganté n’a jamais pris de souris (‘een kat met handschoenen heeft nog nooit een muis gevangen’).

Holle vaten klinken het hardst

Als je met een stok op een leeg vat slaat, maakt dat veel meer herrie dan wanneer je op een gevuld vat slaat. Dit staat symbool voor leeghoofden, die veel meer lawaai maken, dat wil zeggen veel meer praatjes hebben dan verstandige mensen. Het spreekwoord kwam al voor in het Latijn: vacuüm vas altius pleno resonat (‘een leeg vat klinkt luider dan een vol’). Die vaten die der vol sijn en geuen ghienen clanck van sich, mer die ledighe vaten clincken seer (‘de vaten die vol zijn geven geen klank, maar de lege vaten klinken luid’), staat in een spreekwoordenboek uit 1550. Het spreekwoord wordt in veel talen gebezigd. Het Engels kent daarnaast een variant met een andere beeldspraak: shallow streams make the most noise (‘ondiepe beken maken het meeste lawaai’).

Wat in het vat zit, verzuurt niet

Al zeggen sommigen dat van uitstel afstel komt, als je een afspraak wilt uitstellen, kun je er altijd geruststellend bij melden: wat in het vat zit, verzuurt niet. Het komt wel goed, uitstel is geen afstel. Toen er nog geen vacuümverpakkingen of conserveblikken bestonden, werd bederfelijke waar ingemaakt in vaten, zodat het voedsel langer goed bleef. Wat in het vat zat, bedierf dus niet. Zo is het ook met uitgestelde afspraken: ze worden goed bewaard en niet vergeten. In een tekst uit 1612 wordt het spreekwoord al aangehaald: dat int vat is, dat suert niet (‘wat in het vat zit, verzuurt niet’). In het Fries en het Duits komt hetzelfde spreekwoord voor: wat yn ‘t iet is, bedjert net (‘wat in het vat zit, bederft niet’) en was in einem guten Fass ist, sauert nicht (‘wat in een goed vat zit, verzuurt niet’). In het Frans zegt men: ce qui est différé n’estpas perdu (‘wat uitgesteld is, is niet verloren’) en zo luidt het Spaanse spreekwoord ook: lo que se difiere, no se pierde (‘wat uitgesteld wordt, gaat niet verloren’).

Verandering van spijs doet eten

Elke avond boerenkool, daar wordt een mens niet gelukkig van. Als er eens iets anders op tafel verschijnt, heb je ineens veel meer eetlust. Zo is het ook met andere dingen, want altijd maar hetzelfde is zo saai. In de klassieke Oudheid dacht men er ook zo over: varietas delectat (‘afwisseling valt in de smaak’). Het spreekwoord doet denken aan het bijbelverhaal van de uittocht uit Egypte van het joodse volk onder leiding van Mozes. Om het volk te voeden, doet God dagelijks manna neerdalen. Na verloop van tijd begint het volk echter te morren: Wij denken terug aan de vis, die wij in Egypte aten om niet, aan de komkommers en de meloenen, het look, de uien en het knoflook. Maar nu drogen wij uit, er is in het geheel niets, wij krijgen allen dit manna te zien (Numeri 11:5-6). Dan antwoordt Mozes namens God: Heiligt u tegen morgen, dan zult gij vlees eten; gij hebt immers ten aanhoren des Heren gejammerd: Wie zal ons vlees te eten geven? wij hadden het zo goed in Egypte. – De Here zal u vlees geven en gij zult eten. Gij zult het niet één dag eten en geen twee dagen, geen vijf dagen, geen tien dagen en geen twintig dagen, maar een volle maand lang, totdat het uw neus uitkomt en gij ervan walgt – omdat gij de Here hebt veracht (Numeri 11:18-20).

In een vijftiende-eeuws spreekwoordenboek wordt het als volgt verwoord: Also langhe eetmen wit broot datmen bruynen begheert (‘men eet zo lang witbrood dat men bruin begeert’) en in een zeventiende-eeuws spreekwoordenboek staat te lezen: Veranderingh van praet en kout, De menschen in vermaecking houdt. De nieuwe spijs tot sausse streckt, Die ons den appetijd verweckt (‘Verandering van praat en kout zorgt dat de mensen vermaakt worden. De nieuwe spijs dient als saus die onze eetlust opwekt’). Een variant op dit spreekwoord is verandering van weide doet de koeien goed. Ook dit spreekwoord kwam al in de zeventiende eeuw voor: Van wey’ verandert al te met, Dat maeckt de kalvers goed en vet (‘Verander van tijd tot tijd van wei; dat maakt de kalveren goed en vet’).

Je vangt meer vliegen met stroop dan met azijn

Als je vriendelijk en beleefd blijft, bereik je meer dan wanneer je op hoge poten je gelijk komt halen. Deze gedachte werd in de klassieke Oudheid als volgt verwoord: dextera praecipue capit indulgentia mentes asperitas odium saeva-que bella movet (‘gepaste zachtheid is bij uitstek geschikt om de harten te winnen; ruwheid brengt slechts haat teweeg, voerend tot oorlogsgeweld’). In een woordenboek uit 1764 is te lezen: Men kan geen vliegen met asyn vangen. Spreekwoord, willende seggen, dat men de menschen met soetigheyd moet aenhaelen. En in een negentiende-eeuwse tekst staat: Een klein, goed woord breekt groote gramschap. En wilt gij het beter hebben, gedenkt, dat het moeielijk is met azijn vliegen of met trommelen hazen te vangen. De Friese variant van dit spreekwoord luidt: mei sjerp kin men better miggen fange as mei jittik (‘met stroop kan men beter vliegen vangen dan met azijn’). Wie bij lezing van het Fries denkt dat de Friezen proberen muggen te vangen, komt bedrogen uit. Het Friese woord mich (meervoud miggen ) betekent ‘vlieg’. Het Friese woord voor ‘mug’ is neef.

Beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht

Je kunt beter weinig hebben en daar zeker van zijn dan veel op het oog hebben dat wellicht onbereikbaar is. In een spreekwoordenboek uit de vijftiende eeuw staat het al: Beter eenen voghel ondert net dan x. in de lucht (‘beter één vogel onder het net dan tien in de lucht’). En ook in de Middellatijnse versie van het verhaal van Reinaert de Vos komt het spreekwoord voor: una avis in laqueo plus valet octo vagis (‘een vogel in de strik is meer waard dan acht rondvliegende’). Het idee wordt in verschillende talen op verschillende manieren uitgebeeld. Vaak zijn er in een taal meerdere spreekwoorden met deze strekking. Een kleine greep: a bird in the hand is worth two in the bush (‘één vogel in de hand is er twee in het struikgewas waard’, Engels), better a bare foot than none (‘beter een blote voet dan geen’, Engels), un moineau dans la main vaut mieux que la grue qui vole (‘een mus in de hand is beter dan een kraanvogel die vliegt’, Frans), un tiens vaut mieux que deux tu l’auras (‘één ‘je hebt’ is beter dan twee ‘je zult hebben’’, Frans), better in lape as gjin seil (‘beter een lap dan geen zeil’, Fries) en better in lus yn ‘e koal as hielendal neat (‘beter een luis in de kool dan helemaal niets’, Fries). Vergelijk ook een half ei is beter dan een lege dop.

Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is

De een houdt speeches van minstens een halfuur, de ander mompelt iets en maakt zich snel weer uit de voeten, kortom: ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Iedereen uit zich op zijn eigen manier. Gebekt betekent simpelweg ‘voorzien van een snavel’, zoals gevederd ‘voorzien van veren’ betekent en gerimpeld ‘voorzien van rimpels’, leder vogeltje heeft zijn eigen zang, die bij zijn snavel past. Het spreekwoord kwam al voor in het Middellatijn: qualis avis, talis cantus (‘zoals de vogel is, is zijn zang’). In een zestiende-eeuws spreekwoordenboek staat: Elck vogelken singht also tghebeckt is (‘elk vogeltje zingt zoals het gebekt is’). Het spreekwoord is in veel talen bekend.

Voorkomen is beter dan genezen

Zoals je beter kunt voorkomen dat je ziek wordt dan dat je ervan moet genezen, is het beter ervoor te zorgen dat iets vervelends niet gebeurt dan om achteraf de schade te herstellen. Het spreekwoord is vrij jong. In het spreekwoordenboek van Harrebomée uit 1861 komt het nog niet voor. Ook het Woordenboek der Nederlandsche Taal, dat het Nederlands van circa 1550 tot 1921 beschrijft, maakt geen melding van het spreekwoord. Het is echter wel bekend in andere talen. In het Engels zegt men prevention is better than cure (‘preventie is beter dan genezing’), in het Duits is het vorbeugen ist besser als heilen (‘voorkomen is beter dan genezen’) en in het Frans eveneens: mieux vaut prévenir que guérir (‘voorkomen is beter dan genezen’).

Voorzichtigheid is de moeder van de porseleinwinkel

Door voorzichtig te zijn, kun je een hoop onheil voorkomen. In een porseleinwinkel kun je een hoop schade aanrichten als je niet voorzichtig bent, maar waarom voorzichtigheid nu juist de moeder van de porseleinwinkel genoemd wordt…dat wordt verklaard door de oudere vorm van dit spreekwoord. Oorspronkelijk zei men voorzichtigheid is de moeder van de wijsheid. Hier is sprake van een eenvoudige personificatie: twee eigenschappen worden voorgesteld als twee personen waarbij de een de moeder is van de ander, wat wil zeggen dat wijsheid niet zonder voorzichtigheid kan. In de negentiende eeuw is wijsheid echter vervangen door de porseleinkast en ook wel porseleinwinkel, waarmee benadrukt wordt dat er een heleboel breekbare, kwetsbare zaken zijn die bij voorzichtigheid gebaat zijn. Het volgende citaat stamt uit het eind van de zestiende eeuw: Voorzichticheid, is de moer van alle wijsheid (‘voorzichtigheid is de moeder van alle wijsheid’). Uit de negentiende eeuw stamt: De wijze prudentius (zegt): Wacht u, om slapende honden wakker te maken, of oude koeijen uit de sloot te halen: want de voorzigtigheid is de moeder van de porseleinkast, en die zijne rekening buiten den waard maakt, rekent tweemaal. Het spreekwoord komt in verschillende talen voor.

Een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken

Sinds de klassieke Oudheid staat de vos al bekend als een sluw dier. Bekend is dit beeld vooral geworden door de volksverhalen over Reinaert de Vos, waarin de vos alle andere dieren te slim af is met zijn streken. In Der Naturen Bloeme van Jacob van Maerlant, in een dertiende-eeuws handschrift, wordt de vos als volgt beschreven: Wlpes hetet de uos in latijn scalker beeste mach niet sijn (‘Vulpes heet de vos in het Latijn, een slechter dier is er niet’). Volgens het spreekwoord verliest een oude vos wel zijn haren, maar blijft hij altijd sluwe streken uithalen. Zo is het ook bij de mensen: ook al worden ze ouder, ze verliezen hun aangeboren aard niet. In het Latijn luidt het spreekwoord: vulpes pilum mutat, non mores (‘een vos verandert wel van haren, maar niet van zeden’). Een variant is: lupus pilum mutat, non animum (‘een wolf verandert wel van haren, maar niet van aard’). In een zestiende-eeuws spreekwoordenboek komt de variant met de wolf voor: de wolf verandert zijn haer maer niet zijnen aert (‘de wolf verandert wel zijn haar, maar niet zijn aard’). Eveneens uit een zestiende-eeuwse tekst is het volgende fragment afkomstig: (…) want den Vos al veranderdt hy sijn haer, hy en’ verandert zijn natuere niet

(‘want de vos, al verandert hij zijn haar, hij verandert zijn natuur niet’). Beide varianten, zowel met de vos als met de wolf, komen in veel talen voor.

Gedeelde vreugd is dubbele vreugd

Wanneer je je vreugde met iemand kunt delen, kun je er nóg meer van genieten. En als je dan ook nog bedenkt dat gedeelde smart halve smart is, kun je wel concluderen dat je in je eentje altijd slechter af bent. Het spreekwoord is niet erg oud en niet erg wijdverspreid. In het Duits en het Afrikaans is het wel bekend: geteute Freude ist doppelte Freude (‘gedeelde vreugde is dubbele vreugde’, Duits) en gedeelde vreugde is dubbele vreugde (Afrikaans’) en in het Frans zegt men iets soortgelijks: Il n’y a de vraie joie que la joie partagée (‘er is geen ware vreugde dan de gedeelde vreugde’).

Een vrouw zonder man is als een vis zonder fiets

Dit spreekwoord is het jongste spreekwoord dat in dit boek wordt behandeld. De strekking is duidelijk: vrouwen hebben mannen helemaal niet nodig. Het spreekwoord is tijdens de tweede feministische golf, in de jaren zeventig, bedacht door Amerikaanse feministes. Het maakt korte metten met spreekwoorden van het type een vrouw zonder man is als een schip zonder roer, die uitdrukten dat vrouwen niet zonder mannen konden. En dan vooral niet zonder de leiding van mannen. Het spreekwoord is dankbaar overgenomen in verschillende talen. De Engelse oervorm luidt: a woman needs a man as a fish needs a bicycle (‘een vrouw heeft een man zo dringend nodig als een vis een fiets’).

Zo de waard is, vertrouwt hij zijn gasten

Hoe mensen anderen beoordelen, verraadt meestal iets over henzelf. Mensen vertrouwen anderen soms niet omdat ze zélf in de situatie waarin de ander verkeert, niet te vertrouwen zouden zijn. In een tekst uit 1704 staat al: Gelyk de waard is, betrouwt hy zyne gasten. Dat wil zeggen, elk neemt een anders hert af by het zyne, en neemt dat yder is als hy (‘Gelijk de waard is, vertrouwt hij zijn gasten. Dat wil zeggen: ieder beoordeelt het hart van een ander naar het zijne en neemt aan dat ieder is als hij’). Het spreekwoord zelf komt in andere talen niet voor. Wel de gedachte; die wordt op verschillende manieren uitgedrukt. Enige malen komt het beeld voor dat een dief anderen niet vertrouwt, bijvoorbeeld in het Engels: a thief believes everyone else also a thief (‘een dief denkt dat alle andere mensen ook dieven zijn’), in het Frans: Il semble a larron que chacun lui est compagnon (‘de dief denkt dat iedereen zijn metgezel is’) en in het Spaans: piensa el ladrón que todos son de su condición (‘de dief denkt altijd dat iedereen van zijn slag is’). Het Afrikaans heeft er ook een mooie beeldspraak voor: as jy self agter die deur staan, dan soek jy ander ook daar (‘als je zelf achter de deur staat, dan zoek je anderen ook daar’).

Wie niet waagt, die niet wint

Als je niets durft te proberen, zul je ook niets bereiken. In de klassieke Oudheid wist men al dat de durvers beloond werden: audentes fortuna juvat (‘de fortuin begunstigt hen die wagen’). In een zestiende-eeuwse tekst is te lezen: waghen gewint (‘wagen wint’) en in een spreekwoordenboek uit diezelfde periode: die niet en waeget die net en heft (‘wie niet waagt, die niet heeft’). Een variant, ook in de zestiende eeuw aangetroffen, betrekt de gedachte op de liefde: bloode herten en sliepen noit by schone vrouwen (‘laffe harten sliepen nooit bij mooie vrouwen’), wie de stoute schoenen niet aantrok, zou nooit de vrouw van zijn dromen krijgen. Jamais honteux n’eut belle amie (‘nooit zal een beschaamde man een mooie geliefde hebben’), weten ook de Fransen, want wer den Wurm nicht wagt, wird den Fisch nicht fangen (‘wie de worm niet waagt, zal de vis niet vangen’), zoals men het in het Duits verwoordt.

Stille wateren hebben diepe gronden

Dit spreekwoord kan op twee manieren gebruikt worden. In de bekendste betekenis gaat in stille mensen meer om dan je zou denken. Maar een negatieve interpretatie is dat degenen die het minst willen opvallen, vaak het meest te verbergen hebben. In ieder geval wil het spreekwoord zeggen dat de schijn van rust bedriegt. Het beeld is ontleend aan rivieren: ondiepe rivieren bruisen en kolken, terwijl diepe rivieren rustiger ogen. Altissima quaeque flumina minimo sono labuntur (‘juist de diepste rivieren stromen met het minste geruis’), zei men dan ook in het Latijn. In het volgende Middelnederlandse fragment is duidelijk de negatieve betekenis van het spreekwoord bedoeld: Die ghene die zwighen ende lettel spreken, Si conen vele quader treken; Men seit: die vloet die stille staet, Soe es dieper dan die harde gaet (‘Degenen die zwijgen en weinig spreken, die kennen veel kwade streken. Men zegt: de stroom die stilstaat, is dieper dan die hard stroomt’). Waarschijnlijk is dit de oudste betekenis van het spreekwoord. Ook in diverse andere talen wordt expliciet voor stille wateren gewaarschuwd. In het Frans zegt men: Il n’est pire eau que l’eau qui dort (‘er is geen slechter water dan stilstaand water’), in het Spaans luidt het spreekwoord: guardate del agua mansa (‘wees op je hoede voor stil water’) en in het Afrikaans: stille waters, diepe grond, onder draai die duiwel rond (‘stille wateren, diepe grond, daaronder waart de duivel rond’). In het Engels is het spreekwoord neutraal: still waters run deep

(‘stille wateren stromen diep’), evenals in het Duits: stille Wasser sind tief (‘stille wateren zijn diep’).

De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens

Goede voornemens worden vaak gemaakt, maar zelden uitgevoerd, zodat men ondanks alle goede voornemens uiteindelijk tóch in de hel terechtkomt. Dit spreekwoord is ontleend aan het Engels, waar het waarschijnlijk door de letterkundige Samuel Johnson in de achttiende eeuw geïntroduceerd is. In het Engels luidt het spreekwoord: the road to heil is paved with good intentions (‘de weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen’). Ook in andere talen is het spreekwoord overgenomen.

De wens is de vader van de gedachte

Net als bij voorzichtigheid is de moeder van de porseleinwinkel, is bij de wens is de vader van de gedachte sprake van een personificatie. Dat men in het verleden meer gevoel had voor woordgeslacht dan wij nu hebben, blijkt wel uit de keurige m⁄v-verdeling in deze spreekwoorden: voorzichtigheid is een vrouwelijk woord en wordt dus als een moeder voorgesteld, terwijl wens een mannelijk woord is en daarom als vader gepresenteerd wordt. De wens is de vader van de gedachte wil zeggen dat de gedachte veeleer voortkomt uit de wens dan dat het een zeer waarschijnlijke gedachte is: je gelooft graag in iets wat je graag wilt. Julius Caesar zei het al in zijn De bello Gallico: libenter homines id, quod volunt, credunt (‘de mensen geloven graag wat ze zelf willen’). In Henry IV, van William Shakespeare, komt de formulering dat de wens de vader van de gedachte is het eerst voor: Thy wish was father, Harry, to that thought (‘Je wens was de vader, Harry, van die gedachte’). Ook in het Duits wordt de wens de vader van de gedachte genoemd: der Wunsch ist der Vater des Gedankens (‘de wens is de vader van de gedachte’). In andere talen wordt veelal gezegd dat men graag gelooft wat men wenst, bijvoorbeeld in het Frans: chacun croit aisément ce qu’il désire (‘ieder gelooft gemakkelijk wat hij wenst’).

Als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan

De beeldspraak van dit spreekwoord laat aan duidelijkheid niets te wensen over: als je te veel gedronken hebt, weet je niet goed meer wat je doet. Ook in de klassieke Oudheid stroomde het vruchtennat al rijkelijk en wist men: dum vinum intrat, exit sapientia (‘als de wijn ingaat, gaat de wijsheid uit’). Als die dranc comt so is die reden wt (‘als de drank komt, is het verstand uit’), meldt een vijftiende-eeuws spreekwoordenboek ons. In de Middeleeuwen werd naast wijn ook veel bier gedronken. Een variant luidde dan ook: alst tbier int hooft dimt soe ist alleens (‘als het bier in het hoofd klimt, is het onverschillig’). Bier of wijn, het is allemaal één pot nat, want in dezelfde periode zei men ook: als de wyn in gaet soo gaet die wijsheit wt (‘als de wijn ingaat, gaat de wijsheid uit’). Vondel noemde juist weer bier als boosdoener, maar het spreekwoord begint bij hem al meer op de ons bekende versie te lijken: Alst bier is in de man. Dan is al zijn verstand, en weysheyd in de kan.

Goede wijn behoeft geen krans

Voor goede waar hoef je geen reclame te maken. Het spreekwoord verwijst naar de vroegere verplichting voor herbergen waar wijn getapt werd, om een krans buiten te hangen. Later verviel deze verplichting, maar sommige herbergiers bleven de krans gebruiken om klanten te werven. De herbergen waarin goede wijn geschonken werden, hoefden dit niet te doen. De klanten vonden immers hun weg, uit eigen goede ervaring of via mond-tot-mondreclame, vanzelf wel. Men derf geenen wis wtsteken, daer goeden wijn te coope is (‘men hoeft geen krans uit te steken waar goede wijn te koop is’), staat in een zestiende-eeuws spreekwoordenboek; terwijl een ander spreekwoordenboek uit die tijd meldt: Gueden wijn behoeft ghienen crans (‘goede wijn behoeft geen krans’). Ook in ons omringende landen kende men het gebruik. In het Duits zegt men daarom: guter Wein bedarf keines Kranzes (‘goede wijn behoeft geen krans’), en in het Engels: good wine needs no bush (‘goede wijn behoeft geen krans’). In het Frans luidt het spreekwoord: a bon vin, point d’enseigne (‘voor goede wijn geen uithangbord’) en in het Spaans zegt men: el buen vino no ha menester pregonero (‘goede wijn heeft geen uitroeper nodig’), of, met een ander beeld: el buen paho en el arca se vende (‘goed brood verkoopt men in de kist’).

Waar een wil is, is een weg

Als je iets echt wilt, vind je altijd wel een manier om het te bereiken. Het spreekwoord is niet in oude bronnen aangetroffen. Wel bestond er in de zeventiende eeuw een spreekwoord ‘t Willen gaet voor het kunnen. Om iets te kunnen, moet je het eerst willen. In het Engels en het Duits kent men waar een wil is, is een weg wel: where there’a a will, there’s a way (‘waar een wil is, is een weg’, Engels) en wo ein Wille ist, da ist auch ein Weg (‘waar een wil is, daar is ook een weg’, Duits). In het Frans zegt men: a bonne volonté ne faut la faculté (‘met goede wil is men in staat iets te doen’). De Friezen hebben echter het leukste spreekwoord waarmee dit idee uitgedrukt wordt: in baarch kin altyd wol troch in hage komme (‘een varken kan altijd wel door een heg komen’).

Wie wind zaait, zal storm oogsten

Wie onrust veroorzaakt, krijgt de gevolgen ervan dubbel zo hard terug. Dit spreekwoord is afkomstig uit het bijbelboek Hosea 8:7, over de naderende ondergang van de stam van Efraïrm: Want wind zaaien zij en storm oogsten zij (…). In een bijbel uit 1526 staat het als volgt: Si sullen wint saeyen, ende onweder maeyen (‘Ze zullen wind zaaien en noodweer maaien’). In een zeventiende-eeuwse tekst wordt het daadwerkelijk als spreekwoord gebruikt: Als hy arbeydt om goet, eer en staten te bekomen, hy saeyt wint, ende hy maeyt storm wint, (‘als hij [de mens] zich inspant om goed, eer en aanzien te krijgen, dan zaait hij wind en maait hij stormwind’). Zoals de meeste spreekwoorden die aan de bijbel ontleend zijn, is dit spreekwoord internationaal bekend.

Zo de wind waait, waait zijn jasje

Van mensen die hun mening steeds maar veranderen, naargelang het beter uitkomt, wordt wel gezegd dat ze met alle winden meewaaien. Zo de wind waait, waait zijn jasje wil zeggen dat iemand zijn mening makkelijk verandert, om er voordeel van te hebben. In de klassieke Oudheid zei men al: utcumque est ventus, exin velum vertitur (‘naargelang de wind waait, wordt het zeil gedraaid’). Een andere Nederlandse uitdrukking, de huik naar de wind hangen, hangt nauw samen met het spreekwoord. Een huik was een lange kapmantel zonder mouwen, die zowel door mannen als vrouwen gedragen werd. Door de huik naar de wind te hangen, was je tegen de wind beschut. Figuurlijk betekende het dat je je indekte door van partij te veranderen als de omstandigheden dat vroegen. Deze uitdrukking kwam al in de Middeleeuwen voor: Men sal die heuke na den wynt hanghen (‘men zal de huik naar de wind hangen’). Pieter Bruegel de Oude beeldde het idee uit op zijn spreekwoordenschilderij van 1559. In het Duits zegt men: wer den Mantel tragt nach dem Wind, der kommt ans Ziel geschwind (‘wie de mantel naar de wind hangt, bereikt zijn doel gezwind’). Men moat it seil nei de wyn hingje litte (‘men moet het zeil naar de wind laten hangen’), weten de Friezen, en van iemand die met alle winden meewaait, zeggen ze: hy sylt mei stream en wyn (‘hij zeilt met stroom en wind’).

Gedane zaken nemen geen keer

Wat gebeurd is, kan niet meer ongedaan gemaakt worden. Factum fieri infectum non potest, (‘wat gedaan is, kan niet meer ongedaan gemaakt worden’), zei men in het Latijn. In een Middelnederlandse tekst uit de veertiende eeuw komt deze wijsheid eveneens voor: ghesciede saken en machmen onghesciet niet maken (‘geschiede zaken kan men niet ongeschied maken’). Het woord keer in het spreekwoord gedane zaken nemen geen keer is afkomstig van het werkwoord keren ‘in de tegenovergestelde richting draaien’. Keer nemen betekent ‘veranderen in tegengestelde richting’. Ce qui est fait, est fait (‘wat gedaan is, is gedaan’), zeggen de Fransen berustend. Geschehene Dinge haben keine Umkehr (‘gebeurde zaken nemen geen keer’), weten de Duitsers. Ook in het Engels wordt er geen drama van gemaakt: it’s no use crying over spilt milk (‘het heeft geen zin om te huilen om verspilde melk’) en in het Fries is men minstens even nuchter: it bern is der en it moat ret wurde (‘het kind is er en er moet voor gezorgd worden’).

Hoe meer zielen, hoe meer vreugd

Hoe meer mensen er zijn, hoe gezelliger het is. Vooral een lachende uitroep als zich ergens waar het al erg druk is, nog nieuwelingen melden: ‘Kom er maar bij, hoe meer zielen, hoe meer vreugd!’ Zielen is uiteraard een metoniem voor mensen. Deze metafoor wordt pars pro toto genoemd, wat ‘deel voor het geheel’ betekent. De ziel als deel van de mens wordt als beeld voor het geheel gebruikt. Hetzelfde doe je als je zegt even neuzen tellen, terwijl je bedoelt dat je de aanwezige personen telt. Ook de uitdrukking alle hens aan dek bevat een pars pro toto: alle hens zijn alle handen (van het Engelse all hands ), maar bedoeld worden alle personen, net als bij het spreekwoord vele handen maken licht werk. De vreugde die meer zielen verwacht worden te brengen, spat eraf in een roman van Betje Wolff en Aagje Deken, uit 1795: Tusschen ons, lief, wy zullen beiden, denk ik, zalig worden door veele Kinderen te hebben. Kostelyk, hoe meer zielen, hoe meer vreugd! Kostelijk.

Spreken is zilver, zwijgen is goud

Dit bekende spreekwoord, met de strekking dat het soms maar het beste is om niets te zeggen, is relatief jong. Het is waarschijnlijk in de eerste helft van de negentiende eeuw ontleend aan het Duits. In een tekst van de Duitse dichter J.G. Herder, uit 1792, staat: Lerne schweigen, O Freund. Dem silber gleichet die Rede, aber zu rechter Zeit schweigen is lauteres Gold (‘Leer zwijgen, o vriend. Het spreken is als het zilver, maar op de juiste tijd zwijgen is puur goud’). De oorsprong van deze vergelijking is oosters. Het spreekwoord is ook in andere talen overgenomen. Speech is silver, silence is golden (‘spraak is zilver, stilte is van goud’), is de Engelse versie en de Fransen zeggen: la parole est d’argent et Ie silence est d’or (‘de spraak is van zilver en de stilte is van goud’).

Voor niets gaat de zon op

Een echt handelaarsspreekwoord: niets is voor niets. Ja, de zon gaat voor niets op, maar dan heb je het ook wel gehad. Verder kost alles gewoon geld. Het wekt dan ook geen verbazing dat dit spreekwoord uit de twintigste eeuw stamt. De nada no se hace nada (‘niets voor niets’), lacht een Spanjaard je uit als je denktdat je iets gratis krijgt. Für nichts gibt man nichts (‘voor niets geeft men niets’), weet ook de Duitser. Rien pour rien (‘niets voor niets’, Frans), you don’t get something for nothing (‘je krijgt iets niet voor niets’, Engels), in geen enkel land hoef je je illusies te maken, want umsonst ist der Tod (‘voor niets is de dood’, Duits).

Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen

Als je zuinig leeft en hard werkt, zul je rijk worden. Spaarzaamheid werd al in de klassieke Oudheid gepropageerd: magnum vectigal est parsimonia (‘spaarzaamheid is een belangrijke bron van inkomsten’). ‘Zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kasteelen,’ heet het overal: maar als het kruid verschoten is, eten velen, uit gebrek van brood, korsjes van pastijen, zo luidt een tekst uit 1819. Het Duitse spreekwoord lijkt op het onze: Sparsamkeit und Fleili machen kleine Hauser groll (‘spaarzaamheid en vlijt maken kleine huizen groot’). In het Engels zegt men: industry is fortune’s right hand, and frugality her left (‘vlijt is de rechterhand van de fortuin en zuinigheid haar linker’). El trabajo y la economia es la mejor loteria (‘arbeid en zuinigheid zijn de beste loterij’), is het Spaanse equivalent. In joligheid overtreft echter niemand de Nederlandse toevoeging: zuinigheid met vlijt bouwt huizen als kastelen, maar luiheid mettertijd geeft luizen als kamelen.

Één zwaluw maakt nog geen zomer

Uit één gunstig feit kun je nog geen optimistische conclusies trekken. Zwaluwen zijn trekvogels die als het koud wordt naar het zuiden trekken en als de zomer nadert weer terugkomen. Maar wanneer er één zwaluw aan de vroege kant terugkeert, wil dat nog niet zeggen dat het alweer zomer is. Het spreekwoord is ontleend aan een fabel van Aesopus, over een man die zijn jas verkoopt, omdat hij de eerste zwaluw gezien heeft en denkt dat het lente wordt. Het wordt echter koud, de zwaluw vriest dood en de man die zijn jas verkocht ook bijna. Hij heeft zijn lesje geleerd: una hirundo non efficit ver (één zwaluw maakt nog geen lente’, Latijn). De vergissing van de man is begrijpelijk, want het was een bekend gegeven dat zwaluwen de lente aankondigen. In Der naturen bloeme schrijft Jacob van Maerlant in de dertiende eeuw over zwaluwen: si varen wech uoer des winters cracht jn warmen lande dar bi naturen ne gheen winter can gheduren, al dar vintmense plumeloes. hare compsts bodescapt altoes den inganc vanden lentine (‘ze gaan weg voor de strengheid van de winter, naar wame landen, waar van nature geen winter voorkomt; aldaar vindt men ze zonder veren. Hun komst kondigt altijd het begin van de lente aan’). Dat de zwaluwen in de winter hun verenpakjes uittrekken, is ook voor ons opmerkelijk nieuws, maar dat hun komst de lente aankondigt, is nog steeds bekend. In een zestiende-eeuwse tekst komt het spreekwoord al voor: een swaluwe en maeckt den somer niet (‘één zwaluw maakt de zomer niet’). Het spreekwoord is in veel talen bekend.

Wie zwijgt, stemt toe

In het Romeinse recht was wat wij nu als spreekwoord kennen, een rechtsregel: qui tacet, consentire videtur (‘wie zwijgt, wordt geacht toe te stemmen’). Wie niets anders te kennen geeft, stemt in met het gezegde. Der swygt, der volget (‘wie zwijgt, die volgt’) luidt het spreekwoord in een vijftiende-eeuws spreekwoordenboek en in een zeventiende-eeuwse variant: Die niet en spreeckt, op dat men vraeght, Ghenoegsaem daer consent in draeght (‘wie niet spreekt op wat men vraagt, stemt daar genoegzaam in toe’). Ook in andere talen kent men dit principe. Wer schweigt, bejaht (‘wie zwijgt, bevestigt’), zegt men in het Duits. Silence means consent (‘stilte betekent toestemming’) luidt de Engelse versie en de Fransen weten: qui ne dit mot consent (‘wie niets zegt, stemt toe’). Stilswijen seit ja (‘zwijgen zegt ja’) zeggen de Friezen en deze opsomming zou verder kunnen gaan, maar misschien is het beter er het zwijgen toe te doen, want spreken is zilver en zwijgen is goud. Goed?…Wie zwijgt, stemt toe.

EOF

Al regent het varkens…: De herkomst van Nederlandse spreekwoorden
Cover.html
Txt_001.html
Outline.html
Txt_002.html
Txt_003.html
Txt_004.html
Txt_005.html
Txt_006.html
Txt_007.html
Txt_008.html