Gevangen!
De aardverschuiving hield net zo plotseling op als hij
begonnen was. De jongens en de ingenieurs wachtten tot het laatste
rotsblok in het water geplonsd was en het stof weer langzaam naar
de omgewoelde grond was gedaald. Toen kwamen ze uit hun
schuilplaats tevoorschijn en liepen naar de tunnel.
Het begin van de tunnel, dat zo onverwachts zichtbaar geworden
was in de helling, was een bijna rechthoekig gat van ongeveer vier
meter hoog en vijf meter breed. Aan de linkerkant was de vloer van
de tunnel iets lager en door dat lagere deel vloeide kennelijk het
water weg verder de tunnel in en zo naar de Barmetbaai.
Bob keek de anderen aan. Toen liep het groepje als bij
afspraak en zonder iets te zeggen, de gang in, die vol met
rotsblokken lag. Ze gingen voorzichtig een stukje verder en zagen
dat de uitholling in de vloer langzaam dieper werd en ten slotte
een smal kanaal vormde, dat bijna twee meter dieper lag dan de rest
van de gang. Zowel de vloer van de tunnel als het kanaal liepen
schuin naar beneden. De wanden van de gang bestonden uit leisteen,
klei en kalksteen. De jongens zagen dat op verschillende plaatsen
pas gaten in de wanden waren aangebracht en op de vloer van de gang
lagen kleine hoopjes grijze klei. Frank wees er naar.
'Wat denk je dat die hoopjes betekenen?' vroeg hij fluisterend
aan Bob.
De ingenieur knielde naast een hoopje neer en bestudeerde de
klei belangstellend. Toen stond hij op en schudde zijn
hoofd.
'Ik weet het niet,' antwoordde hij. 'Misschien komen we daar
straks wel achter.'
Joe keek Bob aan en wees op een aantal diepe indrukken op een
vochtige plek op de vloer. Tussen de indrukken lagen stukjes
klei.
'Dat zijn sporen van een kruiwagen!' fluisterde de jongen. 'We
komen vast dicht bij de plek, waar de bende aan het werk is!'
Door het zonlicht dat door de opening van de tunnel
binnenstroomde, waren de jongens en de ingenieurs in staat geweest
hun omgeving goed op te nemen. Maar vlak voor hen maakte de tunnel
een scherpe bocht en daarachter lag de gang in volslagen
duisternis.
'Tjonge,' zei Dick. 'We hebben vast onze zaklantaarn bij die
richel achtergelaten, toen we dekking zochten!'
'Ik ga wel terug naar het kamp om andere te halen,' bood Frank
aan.
Joe, die voorzichtig verder was gelopen tot de bocht, kwam nu
terug en hield zijn broer tegen.
'We hebben geen zaklantaarns nodig,' zei hij zachtjes. 'De
mannen van Klenger hebben in de hele gang op regelmatige afstanden
lantaarns aangebracht!'
Bij het flakkerende licht van de lantaarns zagen ze dat het
water in het afvoerkanaal, dat bij de ingang van de tunnel nog geen
meter diep was geweest, nu bijna tot aan de rand van de greppel
stond. En toen ze voorbij een tweede bocht in de gang kwamen, zagen
ze een primitieve maar toch voor het doel bijzonder goed geschikte
sluis.
De jongens bekeken de sluis aandachtig. Het was nu duidelijk
waarom het peil van het water in het reservoir overdag steeg en 's
nachts daalde.
Ze liepen verder de gang in en het geluid van hun voetstappen
werd gedempt door de leisteen en de klei op de vloer van de tunnel.
Ze waren ervan overtuigd dat het rotsgewelf, waarin de bende zich
ophield, diep in de berg moest liggen, want anders zouden de mannen
beslist de aardverschuiving wel gehoord hebben. Toen ze op het punt
stonden weer een bocht in de gang om te gaan, hoorden ze plotseling
voetstappen. Ze liepen snel achteruit en zochten een plek waar ze
zich konden verstoppen. Er was maar een zo'n plaats en dat was de
sluis. Ze lieten zich geruisloos in de lege greppel glijden en
drukten zich tegen de wand. Even later hoorden ze voetstappen de
bocht om komen. Ze hielden alle vier de adem in, toen de man vlak
boven hen door de tunnel liep. Ze zagen zijn gezicht bij het licht
van de lantaarn, toen hij naar de sluis keek of alles nog in orde
was. Het was Hawkins de Zeeman.
Gerustgesteld liep hij weer terug de gang in. Zodra de oude
zeeman om de bocht verdwenen was, hesen ze zich uit de
greppel.
Ze gingen weer verder en keken goed uit naar het rotsgewelf
dat ergens voor hen moest liggen. Even later kwamen ze bij een
kleine holte, die in de wand van de tunnel gehakt was en Joe stak
zijn hoofd erin om eens te zien wat daar te beleven viel.
Geschrokken deed hij een stap achteruit. Op de vloer van de
grot lag een hoop menselijke schedels!
'Zeker de voorraadkamer van de kluizenaar,' fluisterde hij
zwakjes.
Eindelijk kwamen ze bij hun bestemming. Een spleet in de
rotswand van de grote gang liep van de grond af een goede meter
omhoog en verwijdde zich daar tot een diep gewelf. Aan de andere
kant van het gewelf werd de ruimte weer smaller en voerde verder
omhoog in de richting van de top van de berg. Frank wees ernaar en
zei:
'Dat is vast de schacht, die naar de splitsing leidt.'
Bob knikte.
'Ga liggen,' zei hij.
Ze gingen plat op de hellende vloer liggen, met hun hoofden
net onder het vloeroppervlak van het gewelf. Toen hieven ze
voorzichtig hun hoofd omhoog en ze keken naar de mannen die zich in
het gewelf bevonden.
In een hoek van de ondergrondse ruimte stond Hawkins handig
een plank door te zagen. Het stalen blad van de zaag beet zich snel
door het hout en de jongens zagen dat de zeeman een plank zaagde
van dezelfde afmetingen als de planken in de sluis.
'Het lijkt me toe dat Hawkins die sluis gebouwd heeft,'
fluisterde Bob zachtjes.
De jongens keken elkaar aan en grinnikten. Ze verdachten de
oude zeeman ervan dat hij hen voor de gek gehouden had, toen hij
hun vertelde dat zijn schip op de rotsen uiteengeslagen was.
'Ik wed dat hij scheepstimmerman is geweest in plaats van
kapitein!' fluisterde Joe.
Vanuit hun schuilplaats zagen ze nu ook de kluizenaar. De
magere kluizenaar strompelde door de schacht die van de top naar
beneden voerde. Hij had zijn armen vol pas gehakt hout. Hij liet
het hout op de grond vallen en liep toen naar een hoek van het
gewelf, links van de schacht.
Frank trok Bob aan zijn mouw en de ingenieur gaf het teken
door aan de anderen. Een paar meter links van de opening in de wand
van het gewelf stond een mager, enigszins gebogen en geleerd
uitziend mannetje met grijs haar voor een oven. Hij bekeek juist
een voorwerp van grijze klei, dat hij uit de oven gehaald had.
Naast de oven stond een kruiwagen met iets dat op modder
leek.
De bergbewoner naderde de ander op een onderdanige
manier.
'Dat moet Dr. Forster zijn!' zei Joe opgewonden
fluisterend.
Frank knikte.
'Wat is hij aan het doen?' vroeg hij.
Joe schudde zijn hoofd en Bob fluisterde:
'Ik weet het niet. Maar het is beslist iets belangrijks,
anders zou Klenger niet zo veel moeite doen om te zorgen dat het
water niet hoger komt dan de hellingen in het dal.'
'Denk je dat Foster lid van de bende is?' vroeg Dick.
'Dat betwijfel ik,' antwoordde Frank. 'Hij ziet er niet naar
uit als een man, die zich zou inlaten met iets misdadigs, tenzij
hij gedwongen wordt natuurlijk.'
Ze richtten hun blikken weer op de oven. De deur van de
vuurplaat stond nu open en de kluizenaar gooide vers hout op het
vuur. Een rookwolk kwam uit de ijzeren schoorsteenpijp, die van de
oven naar de schacht liep.
Hier was dus de verklaring voor de rookpluimen die ze zo
dikwijls gezien hadden. De rook van het verse hout werd uit de oven
via de schacht afgevoerd. Alleen wanneer de oven met vers hout
gestookt werd, ontsnapten dus rookwolken uit de schacht op de top
van de berg.
Terwijl ze lagen toe te kijken, kwamen er twee mannen in het
gewelf uit een kleine nis rechts van de schacht. Een van hen was
een korte, gemelijk kijkende man met rood haar, de andere was een
kleinere man gekleed in een grijs kostuum. Er ging een schok door
Frank heen.
'Die eerste man is Klenger!' fluisterde hij opgewonden tegen
de anderen. 'En die kleine kerel is de vreemdeling die bij hem was
op die avond, toen ze me in de boot op drift gezet hebben!'
De twee mannen liepen naar Dr. Foster en keken naar de
oven.
'En hoe zit het, Foster?' vroeg de vreemdeling ongeduldig. 'Is
het bauxiet of niet?'
Dr. Foster wendde zich tot de man.
'Ik heb u nu al een paar maal verteld, meneer Stoper,' begon
hij, 'dat ik meer tijd nodig heb om...'
'Tijd!' brulde Stoper. 'Als ik dat woord nog eens hoor, word
ik gek!' Hij drukte zijn wijsvinger tegen de borst van de geleerde.
'Ik wil resultaten, begrijp je dat?'
'Hou je kalm, Ben,' mengde Klenger zich erin, en hij legde
zijn hand op de arm van de kleine man. 'De oude man doet zijn
best.'
Bauxiet! Ben!
Nu vielen de stukjes van de legpuzzel op hun plaats! Bauxiet
was dus het waardevolle mineraal dat de bende uit de klei hoopte te
kunnen winnen! En Ben was degene die het telegram ondertekend had
dat Klenger ontvangen had. Hij was kennelijk de leider van de
bende!
'We moesten maar liever teruggaan en de politie waarschuwen,'
fluisterde Bob. Hij wendde zich tot Frank en Joe. 'Misschien is
jullie vader al terug uit Washington en kan hij de zaak verder in
handen nemen.'
De twee jongens en de ingenieurs stonden geruisloos op uit hun
schuilplaats en liepen naar de ondergrondse gang. Voor zij echter
tien stappen hadden kunnen doen, stonden ze tegenover een man met
een vervaarlijk uitziende revolver. Het was de vreemdeling die
Frank en Joe hadden gezien toen hij Hawkins hielp met het dragen
van de levensmiddelen.
'Lopen maar!' beval hij en met de revolver maakte hij een
gebaar naar het rotsgewelf achter hen.