Twee gemaskerde mannen
Toen de man binnen was, liep Frank langs de etalage van de
winkel en hij keek voorzichtig de zaak in. Hij was nog juist op
tijd om te zien dat Klenger en de vreemdeling naar de achterkant
van de winkel liepen.
Ofschoon hij dolgraag wilde weten wat de mannen bespraken,
begreep hij wel dat dit niet mogelijk was. Als hij de deur van de
winkel opende, zou de bel zijn aanwezigheid verraden. De jongen
stond in twijfel of hij de winkel in de gaten zou houden en de
vreemdeling volgen, als hij naar buiten kwam, of dat hij de nieuwe
ontwikkelingen aan zijn vader moest vertellen. Hij besloot het
laatste te doen, want het leek heel waarschijnlijk dat Klenger op
de een of andere manier iets te maken had met de verdwijning van de
geleerde. En Fenton Hardy zou dat natuurlijk zo snel mogelijk
willen weten. Frank sprong in de auto en reed naar huis.
Toen meneer Hardy het verhaal van zijn zoon hoorde, was hij
het direct eens met de beslissing die hij genomen had. 'Als Klenger
en die magere man iets te maken hebben met de verdwijning van Dr.
Foster,' zei hij, 'dan zullen ze elkaar beslist nog wel eens
ontmoeten.'
'En als die ontmoeting plaatsvindt in de winkel,' viel Frank
in, 'dan hoort Callie misschien wel iets.'
Meneer Hardy beloofde dat hij in contact zou blijven met
Callie en nadat hij zijn deel van een enorm diner verorberd had,
ging Frank voor de tweede maal op weg naar de boerderij van de
Mortons. Het werd al laat en hij wilde zo vlug mogelijk terug naar
het kamp. Hij had gehoopt dat hij vlug wat kleren voor Chet had
kunnen inpakken en dan zonder verder oponthoud had kunnen
terugrijden. Maar Chet's moeder en vader en zijn zuster Iola
stonden erop te horen op welke manier Chet zijn kleren was
kwijtgeraakt.
Het werd al donker toen Frank ten slotte zijn auto in de
richting van de Schedelberg koerste. Hij draaide zijn wagen de
autoweg op en trapte het gaspedaal diep in. De naald van de
snelheidsmeter wees naar honderd en daar bleef hij. Ongeveer
vijftien minuten later verminderde Frank snelheid en hij reed de
wagen van de betonnen weg het pad op dat naar de streek van de
Tarnackrivier voerde. Hij had nog maar een klein stukje afgelegd,
toen hij in het spiegeltje het schijnsel van een enkele koplamp
zag, dat hem achterop kwam. Het licht haalde hem snel in en Frank
besefte dat het de lamp van een motor was.
De motor kwam naast de auto rijden. Er zaten twee mannen op en
ze waren beiden gemaskerd!
'Aan de kant!' beval de man die reed, terwijl hij naar de kant
van de weg wees.
Frank dacht snel na. Er was een kansje dat hij sneller kon
rijden dan de motor en dat hij op die manier zou kunnen ontsnappen.
Het leek wel of de andere man zijn bedoeling raadde, want hij
haalde een pistool uit zijn zak en richtte het wapen op de
jongen.
Frank zette zijn wagen aan de kant van de weg en draaide het
contactsleuteltje om. De motor stopte onmiddellijk naast hem en de
twee mannen stapten af. Een van hen was klein, met een breed en
gespierd postuur. Frank's hart begon sneller te kloppen. De ander —
de berijder van de motor — was lang en mager!
'Kom uit die wagen!' beval de magere man.
Frank wierp een blik naar het pistool dat de kleine man nog
steeds op hem gericht hield en gehoorzaamde.
'Wat heeft dat te betekenen?' vroeg hij.
'Jij bent er een van Fenton Hardy,' zei de magere. Toen Frank
het niet ontkende, vervolgde hij: 'Wat doet je vader aan de
verdwijning van die ouwe?'
Frank keek hem gespannen aan. 'Wie bedoel je?' vroeg
hij.
'Hou je maar niet van de domme,' beet de magere man hem toe.
'Je weet heel goed wie ik bedoel. Wat heeft Hardy over zijn
verdwijning ontdekt?'
'Ik weet niet waar je het over hebt,' zei Frank.
De man keek hem een ogenblik aan en haalde toen zijn schouders
op. 'Er zijn wel manieren om koppige jongens aan het spreken te
krijgen,' zei hij. Hij wendde zich tot de kleine man. 'Laat die
knul maar eens zien wat ik bedoel,' beval hij.
'Goed, Veger.'
Frank keek wanhopig de weg af of er een andere auto in
aantocht was. Maar er was in het donker geen enkel licht te
ontdekken.
'En nog iets,' vervolgde Veger, 'bemoei je niet meer met
andermans zaken op die berg. Er zijn daar heel wat graven, maar er
is altijd nog plaats voor twee nieuwe!'
Zijn metgezel vloekte onderdrukt. Zijn linkerhand bleef in de
zak van zijn jas haken en hij probeerde hem met de hand waarin hij
het pistool hield weer los te krijgen.
Onmiddellijk nam Frank een sprong naar de struiken langs de
kant van het pad.
'Pak hem!' hoorde hij Veger schreeuwen.
Frank dook instinctief in elkaar. Hij voelde een hevige stoot
toen hij met zijn hoofd tegen een rotsblok botste. Het volgende
ogenblik werd alles donker om hem heen!