De geheime tunnel
Het begon al dag te worden op de Schedelberg, toen Frank en
Joe het eind van het smalle pad bereikten.
Bob en Dick stonden op de richel op hen te wachten.
De jongens zwaaiden de gasmaskers van hun schouders en gaven
er ieder een aan de ingenieurs, terwijl ze er zelf ook een
hielden.
'Hebben jullie je vader nog gezien?' vroeg Bob, terwijl hij de
lus van het gasmasker om zijn hals deed.
'Vader was niet thuis,' antwoordde Frank. 'Maar we hebben een
boodschap achtergelaten dat hij zodra hij thuiskomt direct hierheen
moet komen.'
Hij vertelde de ingenieurs van hun avontuur met Chet in
Klenger's winkel. Bob en Dick moesten hartelijk lachen toen ze
hoorden, hoe Chet de commissaris uit zijn slaap gehaald had. Het
was nu inmiddels klaarlichte dag geworden.
'Zo, zijn we allemaal klaar?' vroeg Bob.
In koor gaven ze te kennen dat dit inderdaad zo was en de
lange ingenieur liep met grote passen naar het groepje struiken,
waar de spleet in de bergtop verborgen lag.
Even later was het langwerpige stuk steen opgetild en werd de
nauwe opening van de spleet zichtbaar. Bob wendde zich tot de
jongens.
'Ik denk dat jullie beter voor kunnen gaan, jullie kennen de
weg,' zei hij.
De jongens stemden toe en terwijl Joe een zaklantaarn uit zijn
zak haalde, liet hij zich in de opening glijden en perste zich door
de nauwe doorgang, die zich even verder zou verwijden tot een wat
aflopende schacht.
Frank volgde hem — en toen Bob en Dick. Op handen en knieën
kruipend ging het viertal omlaag de berg in.
Ze kwamen bij de splitsing en daalden toen verder de gang in,
die naar de ondergrondse stroom voerde. De gang was nu hoog genoeg
om rechtop te kunnen lopen.
Plotseling daalde de gang niet verder af, maar liep
horizontaal verder. De jongens gingen sneller lopen toen ze de
kleine open ruimte zagen. Ze wisten dat even voorbij de kleine
vloer de gang steil naar beneden voerde, naar de tunnel waardoor de
ondergrondse beek stroomde. Uit de diepte klonk geen enkel
geluid.
Joe knielde op de rotsachtige vloer en scheen met zijn
lantaarn naar beneden. Duidelijk zichtbaar bij het schijnsel van de
lantaarn lag de smalle tunnel, waar de jongens de avond tevoren een
snelle stroom hadden gezien. De tunnel was nu wel vochtig en in het
licht glinsterden kleine plasjes, maar er stroomde geen
water!
'Dat is het bewijs!' verklaarde Frank, met schitterende ogen.
'Het is de tunnel, die bij het reservoir begint!'
Bob knikte.
'Daar is geen twijfel meer aan,' zei hij bedachtzaam. Hij
staarde omlaag naar het vochtige kanaal. 'Er kan maar één
verklaring zijn, waarom het water wel 's nachts uit het reservoir
loopt en niet overdag. En dat is een sluis! Die sluis is
waarschijnlijk dicht bij het begin van de tunnel — daar is de
doorgang breder,' besloot hij.
Dick grinnikte.
'Wat ons nu alleen nog maar te doen staat,' zei hij, 'is wat
we al die tijd al proberen, namelijk het begin van de tunnel in het
dal te vinden en de opening af te sluiten!'
Bob trok een lelijk gezicht.
'Jij bent ook een lekkere optimist,' zei hij tegen zijn
vriend.
'Misschien kunnen we de tunnel hier afsluiten,' zei Joe
gretig, terwijl hij naar de doorgang beneden aan de schacht wees.
Bob schudde zijn hoofd.
'De dam zou het in zo'n smal gedeelte niet uithouden tegen dat
snelstromende water,' antwoordde hij.
Joe richtte de straal van zijn zaklantaarn op het ongelijk
gevormde gat in de rotsen, waar de tunnel zich door slingerde naar
het dal.
'Als het water overdag toch tegengehouden wordt,' zei hij
hoopvol, 'zou een van ons wel door die tunnel kunnen kruipen naar
het begin.'
'Geen sprake van!' zei Frank prompt tegen zijn jongere broer.
'Dat gat is al klein genoeg en misschien wordt de doorgang verderop
nog wel nauwer!'
'Frank heeft gelijk, Joe,' zei Bob. 'Het klinkt me als een
heel mooie manier om zelfmoord te plegen!' Hij zuchtte. 'Er zit
niets anders op dan naar het begin van de tunnel te blijven zoeken,
tot we die vinden.'
'Ik denk dat we wel meer te weten komen als we die rechter
gang onderzoeken,' zei Frank.
Maar toen ze bij de splitsing kwamen, besloten ze toch maar
helemaal terug te gaan naar de top en eerst in het kamp het
middagmaal te gebruiken, voor ze de rechter gang aan een onderzoek
zouden onderwerpen.
Het was al in de middag toen de jongens en de ingenieurs weer
op weg gingen naar de richel. Maar net toen ze bij het pad kwamen
dat langs de steile helling van de Schedelberg omhoog voerde,
hoorden ze een donderend geluid boven zich. Een kolossale steen- en
grindmassa kwam over het pad aangerold. Het klonk als het donderen
van een grote waterval.
'Een rotsverschuiving!' gilde Bob. 'Zoek dekking!'
Gedurende een afschuwelijk moment stonden ze als aan de grond
genageld. En toen, glijdend en wegglippend over het onder hun
voeten wegrollende grind en de losse stenen, klauterden ze naar een
veilige plek.
Enorme, puntige rotsblokken sprongen langs de jongens heen en
plonsden het water in.
'Achter die richel, vlug!' schreeuwde Bob boven het lawaai
uit. Hij wees naar een massieve stenen richel, die iets overhing,
op een goede drie meter van het reservoir.
De twee jongens en de ingenieurs zaten gehurkt achter de
beschermende richel. Vanwaar ze zich bevonden leek het wel of de
hele kant van de berg in beweging was.
En toen, alsof een hand ruw een gordijn opzij trok, scheurde
de rotsverschuiving de donkergroene plek weg, vlak bij de plaats
waar de verschrikte toeschouwers zich bevonden.
Waar de groene plek was geweest zagen ze een gapend gat in de
helling, bijna aan de rand van het water.
Het was het begin van de tunnel, de ondergrondse gang, die de
Tarnackrivier eeuwen geleden door de berg gegraven had, om naar zee
te kunnen ontsnappen!