De verdwijning van Hawkins

'Frank, het is de eend!'
'Het ziet er dus naar uit dat er toch ergens een tunnel is, Joe!'
De Hardy's keken elkaar grinnikend over het water aan en een ogenblik later sprongen de vier jongens vol vreugde in de boten op en neer. Toen bekeken ze de namaakeend. Het ding had kennelijk een ruwe reis gehad, want de verf was er op verschillende plaatsen afgeschuurd.
De jongens hadden nu weer nieuwe moed gekregen en nadat ze hun plaatsen in de twee boten weer hadden ingenomen, voeren ze nogmaals de inham rond. Maar ze vonden niets meer.
'De rest is vast ergens in de tunnel blijven steken,' veronderstelde Joe.
'Of de andere spullen zijn naar zee afgedreven,' zei Frank, terwijl hij over het donkere water van de baai keek.
'Er moet hier ergens een stroming onder water zijn,' merkte Biff op. 'Kijk maar eens hoe troebel het water hier is.'
'Tjonge, ik zou hier wel eens willen duiken, om te zien wat er aan de hand is!' riep Joe uit.
'Daar is morgen nog tijd genoeg voor, als het licht is!' zei Frank. Hij drukte op de startknop van de Speurder en de motor kwam zoemend tot leven. Voor Frank de twee boten voorzichtig uit de inham voer, haalde hij een stuk wit krijt uit zijn zak en schreef een grote X op een rotsblok, een flink stuk boven de vloedlijn.
'Dan hoeven we later niet weer de hele kreek af te zoeken,' legde hij uit.
Hij wenkte naar Joe en Chet, dat ze bij hem op de Speurder moesten komen en ze klauterden de kajuit in. Toen schoot de Speurder met brullende motor in de richting van Bayport, terwijl de lege roeiboot erachter over het water danste.
Al heel vroeg de volgende ochtend gingen Joe en Frank terug naar de kreek. Chet had weer de wacht betrokken bij de loodgieterswinkel en Biff had iets te doen in de stad.
Terwijl de jongens zich gereedmaakten om in het water te duiken op de plek waar ze de vorige avond de eend hadden gevonden, zagen ze een voorwerp naar de oppervlakte schieten. Het was de rood-wit gestreepte duig!
Joe leunde over de zijkant van de Speurder, die voor anker lag en greep het stuk hout, dat zojuist van zijn ondergrondse reis was opgedoken.
'Nou, dat is toch zeker wel het bewijs,' zei Frank. 'Als die tunnel hier niet uitmondt, ben ik een boon.'
De jongens trokken hun zwembroekjes aan, doken samen overboord en zwommen naar de bodem van de kreek.
De bodem bestond uit rotsen, bedekt met zand. Maar op de plek waar de jongens gedoken hadden, wervelde de modder omhoog, alsof hij door een geweldige kracht van de bodem werd opgestuwd! Frank wees ernaar en de jongens zwommen dichter naar de wervelende modder toe.
Een sterke stroming dreef hen naar de oppervlakte. De jongens hesen zich, hijgend door de inspanning, in hun boot. Ze trokken hun kleren weer aan en koersten de Speurder weer naar Bayport. Toen de jongens op de steiger liepen op weg naar hun auto, greep Frank plotseling zijn broer bij de arm.
'Zie je wat ik zie?' vroeg hij fluisterend, terwijl hij Joe meetrok achter een leeg vat.
Op de steiger liep Hawkins de Zeeman!
De zeeman liep met zijn rug naar de jongens toe, maar ze herkenden hem direct door zijn korte, brede postuur en zijn schommelende gang.
'Wat zou hij in Bayport doen, denk je?' vroeg Joe.
Frank schudde zijn hoofd.
'Eén van ons kan hem beter achternagaan,' zei hij. 'Misschien is hij wel op een karweitje uit voor Veger.'
'Ik ga wel,' zei Joe.
Frank liep naar de auto en Joe ging Hawkins achterna. De oude zeeman scheen geen haast te hebben en bleef af en toe even staan om nieuwsgierig, maar zonder enthousiasme naar de verschillende motorboten te kijken die langs de kant gemeerd lagen. Hij liep in de richting van de pakhuizen, waar kisten met handelsgoederen en machineonderdelen aan boord van vrachtschepen worden geladen met bestemming Europa en Azië.
Joe hield zijn ogen strak op de zeeman gevestigd en ontweek tegelijkertijd de havenarbeiders, die op de pier heen en weer liepen met wagens en kisten.
'Kijk uit!' riep plotseling een van de havenarbeiders.
Joe keek snel omhoog. Er was een kabel, die om een paar kisten had gezeten, gebroken en de zware lading kwam recht op hem af!
Joe gooide zich snel opzij en de kisten vielen op de pier, op nog geen twee meter afstand vanwaar de jongen gelopen had!
Er klonk een geroezemoes van opgewonden stemmen, toen een aantal mannen over de reling van het vrachtschip naar beneden keek en op hem toe rende.
Een havenarbeider hielp de jongen overeind.
'Ben je gewond?' vroeg hij.
Joe schudde zijn hoofd en veegde het stof van zijn kleren. Hij keek naar de plek waar hij Hawkins voor het laatst had gezien, maar de zeeman was verdwenen!
Teleurgesteld ging de jongen een armoedige winkel binnen en liep naar de telefoon.
'Ik kan beter Frank opbellen en naar het kamp gaan,' besloot hij.
Een van de telefooncellen was vrij en Joe glipte erin en deed de deur achter zich dicht. Hij wilde juist een geldstuk in de gleuf laten glijden, toen hij door de dunne wand de stem hoorde van een man in de aangrenzende telefooncel.
Hij kon zich in die stem niet vergissen. Het was Hawkins de Zeeman.
'Jawel, maat,' zei de zeeman, 'ik wacht op je bij het pakhuis. En zorg dat je niet te laat bent, schavuit, want anders kielhaal ik je.'
Hij hing de hoorn op de haak en ging de cel uit. Joe wachtte even en glipte toen ook zijn cel uit en volgde de man. Ditmaal zou hij Hawkins niet laten ontsnappen!
De oude zeeman liep naar het laadperron van een vervallen pakhuis. Het pakhuis stond vol met kisten, maar er waren geen arbeiders te zien. Hawkins ging zitten en stak de brand in een oude pijp.
Joe glipte achter een grote kist en wachtte op de dingen die komen gingen. Korte tijd later hoorde hij een onregelmatige stap in de richting van het pakhuis komen. Vanuit zijn schuilplaats zag Joe een kleine, schichtige man het pakhuis inkomen, een man die mank liep! Joe trilde van opwinding.
Terwijl ze op zoek waren naar de uitgang van de ondergrondse tunnel de vorige avond, had Chet verteld dat hij een man in gezelschap van Veger had gezien, wiens beschrijving klopte met het uiterlijk van de man die nu was binnengekomen. Het ziet er naar uit dat Hawkins en onze nieuwe vriend ook iets te maken hebben met Klenger, zei hij in zichzelf.
De manke man liep rechtstreeks naar de zeeman en ze wisselden een paar woorden. Toen haalde de kleine man een paar bankbiljetten uit zijn zak, hij telde ze zorgvuldig en gaf het geld aan Hawkins. Op dat moment kwam een havenarbeider met een steekwagen door de deur van het pakhuis. Hij kwam recht op de kist af waarachter Joe zat. De arbeider kantelde de kist en schoof de ijzeren onderkant van de steekwagen eronder.
Joe keek hulpeloos naar de dichtstbijzijnde plek waar hij zich kon verbergen. Dat was de stapel kisten, waarnaast Hawkins en de manke onbekende stonden.
Bijna op hetzelfde moment zag de arbeider de jongen.
'Hé!' zei hij. 'Wat voer jij hier uit?'
Hawkins en de vreemdeling draaiden zich snel om.
'O, ben jij het!' brulde de oude zeeman, terwijl hij dreigend op Joe toestapte. 'Jij verdraaide kleine spion!'
De manke man greep hem bij zijn arm.
'Nee, niet doen, Hawkins!' riep hij uit.
Hij fluisterde snel iets in het oor van de zeeman. Toen gingen de beide mannen uit elkaar; Hawkins rende de voordeur van het pakhuis uit, terwijl de manke man naar een achteruitgang liep.
Joe rende achter Hawkins aan. De korte benen van de zeeman ontwikkelden een verbazingwekkende snelheid, maar als hardloper won Joe het toch. Hij zag de zeeman een andere deuropening inschieten. Joe dook snel achter een vrachtwagen. Even later zag hij Hawkins voorzichtig uit zijn schuilplaats gluren. In de overtuiging dat hij zijn achtervolger had afgeschud, liep de man rustig langs de rij winkels en ging bij een kruidenier naar binnen.
Joe liep naar de etalage en keek voorzichtig de winkel in. Hawkins stond bij de toonbank en bestelde wat levensmiddelen. Daar is hij denk ik wel een tijdje mee bezig, dacht Joe. Hij ging weer naar de telefooncel in de drogisterij en belde Frank op.
'Kom zo vlug mogelijk naar me toe,' zei Joe tegen zijn broer. Hij vertelde in het kort van de ontmoeting tussen Hawkins en de manke man en beschreef in welke winkel hij zich bevond.
Frank hing de hoorn op de haak.
'Dat was Joe,' zei hij tegen meneer Hardy. 'Hij is Hawkins gevolgd naar een kruidenier bij de haven. Joe gelooft dat de zeeman een grote voorraad levensmiddelen inslaat.'
'Die zijn waarschijnlijk voor Klenger en zijn bende op de berg,' concludeerde meneer Hardy, nadat Frank hem had verteld wat hij zojuist zelf gehoord had.
Frank knikte en deed zijn jasje aan.
'Ik wou dat u met ons meeging naar de Schedelberg, vader,' zei Frank. 'Ik wed dat we het mysterie van Dr. Foster's verdwijning in minder dan geen tijd opgelost hebben als we samenwerken.'
Zijn vader glimlachte.
'Ik verwacht een belangrijk telefoongesprek uit Washington,' zei hij. 'Ik kom zo gauw ik uitgesproken ben wel naar jou en Joe toe.'
Frank pakte de mand met eten, die tante Gertrude had klaargemaakt op en holde de veranda af naar de auto. Joe stond ongeduldig voor de drogisterij op hem te wachten.
'Hawkins heeft vijf minuten geleden de bestelling in een oude auto geladen en is er vandoor gegaan,' zei hij tegen Frank, terwijl hij naast hem op de bank sprong.
'Geeft niet,' zei Frank. 'Misschien halen we hem op de grote weg wel in. Ik vraag me af van wie die auto was.'
Een paar kilometer buiten Bayport op de autoweg naar de Schedelberg, zagen de jongens een gammele auto voor zich rijden.
'Dat is 'em,' riep Joe uit.
Een paar kilometer verder draaide de auto het onverharde pad op dat rechtstreeks naar de berg leidde. Frank en Joe reden op veilige afstand achter de andere wagen aan.
Aan het begin van het smalle en bochtige pad dat langs de helling liep, stopte de oude wagen.
Frank reed hun eigen wagen snel achter een groepje bomen en stopte ook.
Een man, die de jongens nog nooit eerder gezien hadden, kwam uit de struiken en hielp Hawkins de kist uit de auto te tillen. De jongens wachtten tot Hawkins en zijn hulp een flink eind het pad op waren en gingen hen toen achterna. De tocht naar de top van de berg duurde drie maal zo lang als de jongens er anders over deden, want de mannen moesten dikwijls rusten.
Ten slotte bereikten Hawkins en de vreemdeling de top van de berg en ze verdwenen achter een rug van rotsblokken. Frank en Joe beklommen snel het laatste steile deel van de helling en keken over de richel.
De steviggebouwde zeeman en zijn hulp waren verdwenen, en wel zo volkomen dat het was alsof ze door de aarde verzwolgen waren.