Op drift

Frank had de achtervolging van Veger's snelle boot ingezet. Hij stuurde de Speurder behendig over de Barmetbaai en ontweek de grote schepen en de kleinere bootjes, terwijl hij de snelheid van de boot zo hoog mogelijk hield om de afstand tussen hemzelf en Veger te verkleinen.
De motorboot van de magere man koerste naar open zee — en op veilige afstand om het wantrouwen van de man niet gaande te maken, volgde de Speurder.
De twee boten bleven ongeveer een half uur op gelijke afstand van elkaar. Toen zag Frank dat de boot van Veger een bocht maakte in de richting van Merriam Eiland.
Hij draaide aan het stuurwiel van de Speurder en het ranke, snelle vaartuig maakte een wijde, schuimende boog toen het de andere boot volgde.
Recht voor hem was de vuurtoren van Barmet, een hoge, witte toren, die de schepen waarschuwde voor klippen en zandbanken. Aan de voet van de toren strekte zich het rotsachtige Merriam Eiland uit. Veger verminderde snelheid en de boot beschreef voorzichtig een cirkel om het eiland.
Ik zou wel eens willen weten, waarom hij daarheen gaat, peinsde Frank.
Frank wachtte tot het vaartuig achter een uitstekende rotsformatie verdwenen was en toen schakelde hij de motor van de Speurder uit en liet de boot in de richting van een kleine steiger drijven, die aan een smal stukje strand lag. Toen de boot langs de steiger schuurde, sprong Frank eruit en maakte het vaartuig vast. Hij keek naar de vuurtoren, maar nergens was enige beweging te ontdekken.
'Ik denk dat de vuurtorenwachter slaapt,' mompelde hij.
De veronderstelling van de jongen was juist. Overdag, behalve als het mistte, was de vuurtoren op zichzelf al een waarschuwing voor de inkomende en uitgaande schepen. Maar 's nachts hield de vuurtorenwachter de wacht en hield het oog op het water dat verlicht werd door het langzaam ronddraaiende licht. De waakzaamheid van de oude man had al menig schip van de klippen gered.
Hij bleef langs de waterlijn lopen, klauterde over scherpe rotsblokken en rende over de korte stukken vlak strand naar de plek, waar hij de boot van Veger had zien verdwijnen. Hij kwam al spoedig bij een kleine inham en zag het vaartuig op korte afstand van de kust zachtjes op en neer deinen. Veger liep op het strand heen en weer, terwijl hij een sigaret rookte en herhaaldelijk in de richting van de zee staarde. Frank dook weg achter wat keien.
De minuten verstreken. Het werd een uur. Frank zag dat Veger eerst ongeduldig werd en toen kwaad. Hij liep met korte driftige stappen op het zand heen en weer, en bleef van tijd tot tijd even staan om naar de zee te turen.
Ten slotte trok hij zijn schouders op, gooide zijn sigaret in het water, rolde toen zijn broekspijpen op en waadde snel naar de boot. Op dat moment klonk helder en duidelijk het geluid van een motorboot over het water. Veger bleef staan en hield zijn hand boven zijn ogen. Frank keek ook. De boot kwam recht op het strand af. Maar in plaats van naar de inham te varen, bleef de boot een eind voor de branding liggen. De man aan het stuurwiel frommelde aan iets dat hij in zijn hand hield en toen gooide hij een blikken bus in het water. Hij wuifde naar Veger, wees naar het blik en draaide de boot weer in de richting van Bayport.
Wat is dat nou? dacht Frank verwonderd.
Hij zag het blik op de golven op en neer dansen. Toen werd het voorwerp door de branding gegrepen en een witte schuimkop nam het mee naar het strand.
Veger waadde in de schuimende branding en viste het blik uit het water op. Hij haalde het deksel eraf en trok er een stuk papier uit. Langzaam las hij het briefje. Toen maakte hij woedend een prop van het papier en gooide het in het water. Hij waadde naar de motorboot en maakte hem los. Een paar seconden later voer de boot langzaam uit de inham en koerste toen met brullende motor door de golven van Bayport.
Frank stond van achter de keien op en rende naar het strand. Hij waadde door de branding en viste de prop uit het woelige water. Toen hij op het strand terug was, vouwde hij voorzichtig het doorweekte papier open. De inhoud luidde als volgt:
'Bijeenkomst uitgesteld tot negen uur vanavond. Ontmoet je bij de boei bij de vuurtoren.' De ondertekening ontbrak.
Frank keek over het water. Een goede honderd meter uit de kust lag een boei, waarvan de bel zachtjes klepperde.
Dat moet de boei zijn, die in het briefje bedoeld wordt, peinsde hij. Hij keek op zijn horloge. Er was nog tijd genoeg om terug te keren naar Bayport, om dan later naar het eiland terug te komen om de ontmoeting, waarop in het briefje gezinspeeld werd, bij te wonen. Fluitend liep Frank langs het water terug in de richting van de Speurder.
Hij gooide de lijn van de boot los en nadat hij in de kajuit geklommen was, drukte hij op de startknop. Maar de motor sputterde alleen wat; hij sloeg niet aan. Frank keek snel naar de benzinemeter. De benzinetank was leeg!
Frank overwoog of hij Joe en meneer Hardy een boodschap zou sturen via de kortegolfzender aan boord van de motorboot, maar dit plan bracht hij na enig nadenken niet tot uitvoering. Ze zouden natuurlijk wel ongerust worden door zijn wegblijven. Maar als hij hen van zijn plan vertelde, dan zouden Joe of zijn vader er misschien op staan om met hem mee te gaan en als er meer dan één Hardy luistervink speelde bij de ontmoeting, dan zouden ze wel eens ontdekt kunnen worden. Frank keek over het water naar de boei. Vanaf de pier was de afstand ongeveer honderdvijftig meter, maar de jongen was ervan overtuigd dat hij dat stuk wel kon zwemmen, als de tijd daartoe rijp was.
Hij ging in de kajuit zitten en keek op zijn horloge. Hij zou nog lang moeten wachten, voor het tijd was.

Aanvankelijk hoorde Frank het geluid niet. Het vervelende wachten had hem eerst hongerig gemaakt en daarna slaperig. Hij doezelde vredig met zijn kin op zijn borst.
Toen klonk het geluid weer; het was onmiskenbaar het gebrom van een motor.
Frank's hoofd schoot omhoog. Hij vond de verrekijker, die in een kastje van de boot lag en richtte het instrument op het water. Door de sterke glazen zag hij de kleine rode en groene navigatielichten van een naderende, maar zich toch nog op flinke afstand bevindende motorboot.
Frank keek op zijn horloge. Het was twintig minuten voor negen.
'Tjonge!' zei hij. 'Ik moet opschieten!'
Hij nam een vel papier en een potlood en schreef een briefje voor Joe en zijn vader. Hij wilde hun vertellen dat hij zich zou verstoppen in de boot van Veger om te proberen af te luisteren wat er bij de ontmoeting tussen de mannen werd besproken. 'Stap over op Veger's...,' schreef hij haastig. Op dat moment brak de punt van zijn potlood.
Frank keek er woedend naar. Hij zocht zonder succes in de boot naar een ander potlood of een pen en toen probeerde hij een mes te vinden om het potlood te kunnen slijpen.
Hij gaf het ten slotte maar op en klemde het briefje tussen de knoppen van de kortegolfzender. Hij deed zijn jasje en zijn schoenen uit en stapte op het dek van de Speurder. Toen dook hij behendig in het water en begon naar de boei te zwemmen.
De branding was nog onstuimiger dan hij verwacht had en toen de golven over zijn hoofd sloegen, hapte hij naar adem. Hij paste een langzame borstslag toe en zwom gestaag naar de boei. De jongen kon de motorboot nu duidelijker zien en hij voelde een tinteling van verwondering en opluchting toen zijn oog op een sloep viel, die achter de motorboot was vastgemaakt. Het zou nu makkelijker voor hem zijn om zich te verbergen, dan hij aanvankelijk gedacht had. De minuten verstreken en het woelige water eiste een zware tol van Frank's krachten.
Eindelijk was hij bij de boei en hij greep de ijzeren ketting beet, die onder water verdween. Het drijvende baken dobberde op de golven op en neer en spattend schuim vloog in het gezicht van de jongen. Enige minuten later maakte de motorboot een bocht om de boei heen en kwam toen tot stilstand. De boot lag nu rustig op het water met de sloep achter zich en Frank zag hoe Veger aan boord kwam en het duister in staarde.
De jongen wist dat de man hem door de boei niet kon zien en zijn kans afwachtend zwom hij voorzichtig naar de sloep. Frank zwom erheen, hees zich voorzichtig in de sloep, en trok een dekzeil over zich heen.
Even later naderde de motorboot, die Frank en Veger al eerder hadden gezien, ook de boei.
Frank hoorde het geluid van schurend hout, toen de twee boten langszij kwamen. Hij tilde een hoek van het dekzeil op en staarde naar de laatstaangekomen motorboot.
Er kwamen twee mannen uit de kajuit en ze stapten aan boord van Veger's vaartuig. De een was een onbekende voor de jongen. De ander was Klenger!
De twee mannen namen samen met Veger plaats in de kajuit van de motorboot en het drietal begon ernstig te praten. Frank luisterde ingespannen, maar het geluid van hun stemmen ging verloren in het klotsen van de golven tegen de boten en het klingelen van de bel.
Daar moet ik iets op vinden! zei hij vastbesloten in zichzelf. Hij kroop naar de voorkant van de sloep en terwijl hij zich voorzichtig oprichtte, voelde hij naar de kabel. Zijn tastende vingers vonden het touw en haast onmerkbaar trok hij de sloep dichter naar de motorboot toe.
Frank kon de stemmen nu duidelijk horen en hij gleed weer geruisloos onder het dekzeil.
De vreemdeling was aan het woord.
'Uitvluchten!' schamperde hij. 'Dat is het enige wat ik te horen krijg! Ik wil actie!'
'Die krijg je ook,' beloofde Klenger. 'Je moet ons alleen wat meer tijd geven.'
'Waarom?' beet de eerste man hem toe. 'Om die ingenieurs de gelegenheid te geven de vallei met water te vullen en onze plannen in de war te sturen?'
'Maak je nou maar geen zorgen over Carpenter en Ames,' raadde Veger hem aan. 'Tot dusver hebben ze ons geen moeilijkheden bij ons werk bezorgd en dat zal niet gebeuren ook!'
'Zorg daar dan maar voor!' zei de eerste man. 'Klenger, ik geef je nog eens vierentwintig uur! Als Foster tegen die tijd niet met zijn proeven klaar is, dan zal ik...' Hij brak plotseling af, toen hij het geluid van een ratelend blik hoorde.
'Wat was dat?'
Frank kon zich wel voor zijn hoofd slaan. Hij had een olieblik omver geschopt en dat rolde nu met elke golfslag in de boot heen en weer.
'Het lijkt wel een blik,' merkte Klenger op.
'Ik maak het wel in orde,' zei Veger. 'We kunnen met die herrie niet praten.'
Frank tastte wanhopig met zijn voet en klemde het olieblik tegen de zijkant van de boot. Het ratelen hield op.
'Laat maar, Veger,' zei de onbekende. 'Het is al opgehouden.'
Frank slaakte opgelucht een zucht. Maar zijn opluchting duurde maar kort.
'Ik weet het nog zo net niet,' hoorde hij de magere man zachtjes zeggen. Het leek wel of hij recht boven de jongen stond. 'Ik heb de sloep niet helemaal tegen de boot getrokken. En dat dekzeil heb ik ook niet over de hele bodem uitgespreid!'
Hij trok het canvas met een ruk opzij.
'Mooi zo, knul,' zei hij. 'Sta maar op.'
De vreemdeling staarde de jongen aan en Klenger klemde zijn lippen woedend op elkaar.
'Ik ken die jongen,' zei hij hees. 'Hij is een beetje te handig voor zijn eigen welzijn. Ik zal meteen met hem afrekenen.'
De hand van de vreemdeling schoot uit en hij trok Klenger achteruit.
'Geen geweld,' beval hij. 'De vader van die jongen is detective. Je hebt me al moeilijkheden genoeg bezorgd.'
'Laten we dat jong op drift zetten,' stelde Veger voor. Hij wees naar het water. 'Het is nu vloed en het water stroomt naar zee. Tegen de tijd dat hij wordt opgepikt, zijn wij al klaar met ons werk.'
Frank staarde naar het water en het hart zonk hem in de schoenen. Terwijl de man sprak, waren de boten verder zeewaarts gedreven en de afstand tot het Merriam Eiland was nu te groot geworden om te kunnen zwemmen.
'Dat is een goed idee,' zei de vreemdeling. 'Maak de kabel maar los, Veger!'
De magere man overtuigde zich ervan dat er geen roeispanen in de boot lagen en stapte toen weer op het dek van de motorboot. Hij maakte de sloep los en het bootje dreef snel weg.
Frank staarde hulpeloos naar het water, terwijl het getij hem langzaam maar zeker naar de oceaan trok. Hij rolde het dekzeil op en onderzocht de boot zorgvuldig in de hoop dat hij iets zou vinden dat hij als roeispaan zou kunnen gebruiken of als roer. Maar hij had zich de moeite kunnen sparen. Ontmoedigd ging hij zitten.
'Daar heb je je mooi ingewerkt,' zei hij bitter tegen zichzelf. 'Geen riemen, geen eten, geen drinkwater; en als ik maar een beetje kijk op het weer heb, dan is er een storm op komst!'
Zijn vermoeden was inderdaad juist. Zwarte wolken verzamelden zich in de lucht en de golven werden steeds hoger opgezweept door de aanwakkerende wind. Toen viel zijn oog op de gekrulde ijzeren pinnen voor de roeiriemen en er rijpte een plan in zijn hoofd. Hij ontrolde het dekzeil en een van de hoeken rolde hij zo op dat het net een dik stuk touw werd, dat hij door het gat van de roeipin wurmde. Hij legde er een stevige knoop in en trok er hard aan om er zeker van te zijn dat het canvas niet meer los kon schieten. Toen herhaalde hij de hele behandeling met de andere hoek van het canvas en de tweede roeipin. Toen ging hij op de zitbank van de roeiboot staan en hield met uitgestrekte armen de overblijvende hoeken van het dekzeil omhoog.
Door de plotselinge kracht van de wind tegen het gespannen canvas schoot Frank bijna overboord, maar hij zette zijn kiezen op elkaar en plaatste zijn voeten stevig op het bankje.
Veger had er niet op gerekend, dat ik een zeil zou kunnen spannen! zei hij grinnikend in zichzelf.
Geholpen door het geïmproviseerde zeil schoot de sloep door de golven in de richting van het eiland. Plotseling flitste er een bliksemschicht door de lucht. Er klonk een donderslag en de regen viel bij stromen neer.
De golven, die door de storm werden gegeseld, kwamen steeds hoger.
Toen gebeurde het. Een windvlaag trok een hoek van het zeil uit zijn handen. Frank graaide snel naar het wapperende canvas en toen verloor hij zijn evenwicht.
Een enorme golf deed de boot overhellen en gooide de jongen voorover. Frank graaide wanhopig naar het bankje, miste en schoot voorover de zee in!
Hij worstelde zich naar de oppervlakte en schudde het water uit zijn ogen. De sloep was bijna vijf meter van hem vandaan en terwijl hij toekeek, dreef het vaartuigje, voortgestuwd door de krachtige wind, snel weg.
Hij was nu alleen in de woelige zee.