Tussen de varkens
Joe hield zijn vaart net bijtijds in om niet in een diepe kuil
te vallen. Biff lag op de bodem van het gat te kreunen.
Frank en Tony schoten toe om samen met Joe Biff eruit te
trekken.
'Au! m'n linker enkel. Hij is gebroken!'
Dadelijk onderzocht Frank de verwonding. 'Het kan zijn, maar
naar mijn idee is hij alleen lelijk verstuikt. Hier, probeer 's te
staan.'
Biff deed een poging, kromp ineen van pijn en viel bijna
om.
'Iemand heeft een vuile streek uitgehaald,' zei Joe.
De kuil was zichtbaar pas gegraven en met takken en een stuk
asfaltpapier bedekt; er overheen waren dennennaalden
gestrooid.
'Waarschijnlijk zitten we vrij dicht bij Rosy en hebben ze de
val gezet om nieuwsgierigen op een afstand te houden,' opperde
Frank.
Na haastig beraad werd besloten Biff zo spoedig mogelijk naar
Bayport terug te sturen.
'We zullen je van het vliegveld Boonton laten ophalen,' zei
Joe. 'Phil kan met je meegaan. Hier, Biff, sla je arm maar om m'n
schouder.'
Met Frank en Joe ieder aan een kant van hun gewonde vriend
hinkte Biff zo snel hij kon. Tony loste hen om beurten af tot ze de
weg naar Boonton bereikten, een grindweg, nauwelijks breed genoeg
voor twee elkaar passerende wagens.
'Misschien staan we hier wel de hele dag op een lift te
wachten,' zei Biff moedeloos.
Frank bekeek de gekwetste enkel nog eens. Hij was zo opgezet
dat Frank Biffs hoge schoen uitdeed. Hij was er juist mee bezig
toen het geluid van wielen om een bocht in de weg hoorbaar werd; er
kwam een paard in zicht dat een wagen vol varkens voorttrok. De
jongens riepen de voerman aan, een lange, schrale man met een boers
uiterlijk en een mager, verweerd gezicht onder een breedgerande
hoed. Dadelijk hield hij zijn paard in.
'Gaat u naar Boonton?' vroeg Joe.
'Mmm.'
'Kunt u ons een lift geven? Biff hier is gewond. Enkel
verstuikt.'
'D'r is geen plaats.'
'Alstublieft, meneer... eh...'
'Teeple is de naam.' De man schoof zijn hoed naar achteren en
wees met een duim op zijn varkens. 'Ik ga naar de markt. Met een
volle bak.'
'Bent u de vader van Willy Teeple?' vroeg Frank. Het was een
gok, maar je kon nooit weten.
De vraag was een volkomen verrassing. 'Kennen jullie m'n zoon
dan?' vroeg de man.
'En of, hij werkt voor de baron!'
'Zijn jullie ook bij die bende?' vroeg de boer angstig, en
Frank zag dat hij op het punt stond de zweep over het paard te
leggen.
'Wacht nou even, meneer Teeple. Nee, wij werken niet voor de
baron, maar hoorden bij de wegenbouw over hem. Weet u wie de baron
is en waar hij zich schuil houdt?'
De boer werd zenuwachtig. 'Alles wat ik zeggen kan is dat de
baron een slecht mens is. Ik weet niet wat hij met m'n Willy heeft
uitgehaald. Maar er zijn vreselijke dingen gebeurd. Oké, jullie
drieën gaan achterin bij de varkens; die met de verstuikte enkel
kan bij mij komen zitten.'
Frank, Joe en Tony hesen Biff op de bok naast Willy's vader.
Daarna sprongen zij achterin en de wagen reed verder, richting
Boonton.
'Wat voeren jullie hier uit?' vroeg de boer. 'Een gevaarlijk
oord, dit.'
'Dat vertelde Willy, ja,' zei Frank. 'We zoeken Rosy.'
'Vuur van de duivel zelf!' riep de boer uit. Op hun vragen
vertelde hij dat verscheidene mensen die zich in de buurt ervan
hadden gewaagd, waren verdwenen. 'Er was zelfs een detective
bij!'
Vóór Frank verder kon vragen verscheen in de verte een jeep op
de top van een golvende heuvel. Vliegensvlug bracht Joe de kijker
naar zijn ogen.
'Onheil in aantocht! Vier ruige bonken, mannetjes van de
baron, wed ik.'
'We zullen tussen de varkens moeten duiken!' zei Frank. Hij
pakte Biff bij zijn schouders en trok hem achterin de wagen. De
vier vrienden lagen plat op hun buik, terwijl snuivende, knorrende
dieren met hun gespleten hoeven over hen heen krioelden.
'Niet bepaald een parfumfabriek,' merkte Joe op.
'Stil,' fluisterde Frank. 'Daar heb je de jeep.'
Met piepende remmen kwam de auto naast de boerenkar tot
stilstand. 'Hee! We zijn op zoek naar vier jongens. Heb jij ze soms
gezien?'
'Wablief?'
'We zoeken vier lui van de werkploeg bij de wegenbouw. Ze zijn
er met de loonzakjes vandoor!'
'Hè? Wat?'
'O, hij is doof,' gromde er een. 'Rije maar.'
De jeep raasde weg en zodra hij uit het gezicht was, kropen de
jongens onder de varkens vandaan.
'Bedankt, meneer Teeple!' zei Frank. 'Dat was op 't nippertje.
En we zijn geen dieven, hoor!'
'Weet ik wel.'
De wagen stak een beekje over en stond stil: daar konden de
jongens zich wassen en Biffs gezwollen enkel in het koude water
dompelen. Toen ze eindelijk bij het vliegveld aankwamen, bedankten
de Hardy's en hun vrienden de boer hartelijk.
'Geen zorgen, meneer Teeple,' zei Frank. 'Uw zoon is oké. We
zullen proberen hem te helpen! Maar zeg vooral tegen niemand iets
hierover.'
De boer beloofde het en zijn lifters gingen huns weegs.
Voorzichtig hielpen ze Biff het stationsgebouw in. Joe belde
dadelijk Phil op, vroeg hem in het hotel af te rekenen en zo
spoedig mogelijk naar het vliegveld te komen.
Daarop gingen de uitgehongerde jongens wat eten. Tegen de tijd
dat ze elk drie hamburgers achter de knopen hadden, stapte Phil
Cohen uit een taxi en rende armzwaaiend op hen af.
'Ik heb ook nieuws,' zei hij, toen hij hun verhaal had
aangehoord. 'Bij mij in het hotel logeerden vier kerels. Ze deden
nogal verdacht en daarom heb ik ze in de gaten gehouden. Op een
gegeven moment hoorde ik ze het wachtwoord 'helix' gebruiken tegen
de portier.' Hij haalde een schetsje uit zijn zak met de gezichten
van de vier mannen erop.
'Zijn dat die knapen uit de jeep niet?' vroeg Joe. Voor alle
zekerheid stak hij de schets maar bij zich.
Toen Phil te horen kreeg dat hij met Biff naar Bayport terug
zou vliegen, vroeg hij: 'En wie betaalt die grap?'
'Je laat 't maar op de lat zetten,' grinnikte Frank. Hij holde
weg om de charterpiloot te verzekeren dat Radley de vlucht wel in
Bayport zou afrekenen.
Na het vertrek van de beide jongens gingen Frank, Joe en Tony
linea recta naar het politiebureau van Boonton, waar ze navraag
deden of Yancy in het ziekenhuis nog bezoek had ontvangen. Een
inspecteur, Murphy geheten, vertelde dat Yancy maar één enkele
bezoeker had gehad — een sjofele kerel, maar vrij ongevaarlijk van
uiterlijk. 'Beweerde dat hij een verre neef was,' besloot de
inspecteur.
'Hebt u 'm laten schaduwen?' vroeg Tony.
'Ja, door iemand van de patrouilledienst,' zei Murphy, 'tot
aan een hut, ergens even buiten Boonton. Voor ons het bewijs dat we
met een of andere zwerver te doen hadden. Daarom vielen we 'm
verder maar niet lastig.'
De jongens bedankten de inspecteur, kregen aanwijzingen waar
de hut stond en haastten zich erheen. Hij lag niet ver van de grote
vuilnisbelt en was van oude planken en houten pakkisten in elkaar
gezet. Het van gegolfd blik in elkaar geflanste dak zat vol
gaten.
'Niet bepaald het Hiltonhotel,' grinnikte Tony. De hut was
bezaaid met lege flessen, blikjes en stapels oude kranten.
Frank en Joe begonnen dadelijk tussen de rommel te scharrelen,
op zoek naar een spoor van de geheimzinnige man. Onder een
beschimmelde matras op de vloer stak het handvat van een aktetas
uit. Net bukte Joe om hem op te rapen, toen buiten voetstappen
klonken.
'Hij komt terug. Weg wezen!' fluisterde Frank.
De jongens verborgen zich achter een stapel kartonnen dozen en
luisterden. De voetstappen kwamen nader, gingen om de hut heen.
Eindelijk werd de deur langzaam opengedaan.
'Vandaag is-ie er niet, jô!' riep een kinderstem.
'Dan kunnen we weer detectivetje spelen,' zei een tweede
stem.
Frank, Joe en Tony stapten achter de dozen vandaan en zagen
twee knulletjes naar binnen loeren. Ze schreeuwden het uit van
schrik, draaiden zich om en namen de benen.
'Hee, kom eens hier. We doen jullie niks!' riep Joe. Ze bleven
staan, kwamen toen aarzelend terug.
'Jullie zijn toch geen rovers of zo?' vroeg de oudste van een
jaar of tien.
'Welnee,' zei Joe. 'Hoe heten jullie?'
De oudste was Andy Pulaski; de andere, drie jaar jonger,
heette Rick. 'We zijn broertjes en wonen hier dichtbij in de
Kerkstraat,' vertelde Andy. 'We zitten dikwijls in de hut, maar een
enge vent heeft ons al een paar maal weggejaagd.'
'Ja, een echte landloper!' zei Rick, heftig met zijn hoofd
knikkend. 'Kan je zo zien, hij scheert zich nooit.'
'Nou, jullie kunnen hier net zoveel spelen als je wilt,' zei
Frank. Hij bukte en trok de aktetas onder de matras uit. De jonge
detectives maakten dat ze wegkwamen en lieten de knapen aan hun
spel over. In de afzondering van een groepje bomen bleven Frank en
Joe staan om de aktetas te inspecteren; Tony keek toe.
Het ding was aan beide kanten geschroeid en verkoold, en op de
plaats waar gewoonlijk de beginletters van de eigenaar gedrukt
staan, zat modder vastgekoekt.
Frank haalde zijn zakmes te voorschijn en schraapte de korst
vuil eraf. Toen kwamen de initialen duidelijk te zien — F.H.!