Boeventaal

Willy Teeples greep voorkwam dat Angans vuist naar zijn doel zeilde: Chets kaak. De voorman rukte zijn hand los en haalde naar Willy uit. Op hetzelfde ogenblik schoot Bond Deemer toe en drong zich tussen de twee in.
'Waarom moet jij tussenbeide komen, Teeple?' donderde Deemer. 'Angan gaat over de mannen hier.'
De boerenjongen krabbelde terug, zonder enige wrok op zijn gezicht.
'Oké, meneer Deemer,' zei hij.
Intussen had Chet er half wezenloos bij gestaan, verbluft als hij was door de plotselinge heftigheid van de voorman. Zijn vrienden hadden zich met moeite kunnen inhouden hem te hulp te schieten. Tot hun verwondering keerde Angan zich verontschuldigend naar Chet.
'Sorry, Ball,' zei hij. 'Ik had me niet zo mogen laten gaan. Maar we zitten er hier lelijk in, en ik ben op van de zenuwen.'
'O, oké, meneer Angan,' zei Chet opgelucht.
'Je weet wat er gebeurt als het zo door blijft gaan,' zei Angan, om zich heen ziend alsof hij een beroep deed op de toekijkende arbeiders. 'Bouwmaatschappij Prito krijgt vijfhonderd dollar boete voor elke dag die het extra kost om het werk af te maken.'
'Dat doet meneer Prito dan zeker zo'n beetje de das om, hè?' zei Tony.
'Ik ben bang van wel,' antwoordde Angan, 'en Prito is een fijne vent.'
'Oké, genoeg gekletst, weer aan 't werk!' beval Deemer ongeduldig.
Eén voor één schuifelden de arbeiders met hun zware laarzen de keet uit. Chet bedankte Willy onderweg voor zijn hulp. De lange slungel knikte kort en liep een andere kant uit. Spoedig puften de grijpers en denderden de bulldozers over de ruwe, onafgewerkte weggedeelten. Frank en Joe werkten samen en waren zo in de gelegenheid onder elkaar over de arbeiders te praten.
'Het is moeilijk uit te maken wie vriend of vijand is,' zei Joe. 'Het is ook nog wat vroeg om nu al iemand te verdenken.' Angan, daar waren ze het over eens, was wel heetgebakerd, maar leek een eerlijke kerel.
'Hij had echt met meneer Prito te doen,' merkte Frank op.
'Deemer is ook niet bepaald een van de zachtmoedigsten,' zei Joe, 'maar wel oké, geloof ik.'
De rest van de dag hadden de Hardy's met hun vrienden maar heel kort en heimelijk contact.
'Nog wat nieuws?' vroeg Frank toen hij eens dicht langs Chet liep.
'Nee.'
Dezelfde vraag, in het voorbijgaan fluisterend aan Phil, Biff en Tony gesteld, werd eveneens met nee beantwoord.
Na het avondeten nam Frank zijn broer apart. 'Vanavond moeten we op onderzoek uit.'
Ze slenterden tussen de rondhangende arbeiders die rokend of pratend voor de slaapcaravans zaten. Frank installeerde zich op een boomstronk en Joe plofte er vlakbij op een grasheuveltje neer. Algauw kwam Tony 'toevallig' langs.
'Hallo,' zei hij met luide stem. 'Hoe vinden jullie 't, hier te werken?' En daarop, fluisterend: 'Waarom zijn jullie zo lang weggebleven?'
Achteloos, maar met gedempte stem, vertelde Frank dat ze eerst het stadje Boonton eens goed hadden bekeken.
'We dachten jullie allemaal eerst een kans te moeten geven om te worden aangenomen, vóór wij onze neuzen lieten zien,' zei Joe. 'We konden ons nog net bij Losi melden voor hij vanmorgen vroeg naar Bayport terugging; en er werkt hier niemand die Felix heet,' voegde hij eraan toe.
'We hebben al onze spullen, de verrekijker, een nylonkoord en ons mini-zendertje in een hol betonblok onder onze slaapcaravan verstopt,' vertelde Frank.
'Mooi,' zei Tony lachend, 'wij moeten het alleen met onze spieren doen, en we zullen ze hard nodig hebben ook.'
Het werd donker. Van de heuvels kwam een kilte omlaag en de vermoeide mannen braken langzamerhand op om hun kooien op te zoeken. Frank en Joe waren in een andere caravan dan hun vrienden ingekwartierd,
Frank lag boven Joe. Heel voorzichtig om hun slapies niet te wekken slopen de Hardy's tegen middernacht naar buiten en zochten onhoorbaar hun weg naar de naburige caravan, waarin Angan en Deemer huisden. Binnen klonken stemmen.
Joe stond op zijn broers schouders en gluurde door een van de ramen. Angan lag te slapen. Deemer zat met gekruiste benen op de vloer en speelde kaart met twee mannen. Willy Teeple keek slaperig toe. Toen een van de arbeiders zijn hoofd omdraaide dook Joe weg en sprong op de grond. De Hardy's drukten zich dicht tegen de metalen wand van de caravan en luisterden gespannen. Het taaltje van de kaartspelers was doorspekt met woorden die de jongens nog nooit eerder hadden gehoord. Het jargon van het lyceum in Bayport was het zeker niet! De jeugdige speurders probeerden een paar van die vreemde uitdrukkingen te onthouden.
Brilletje; olieman; tippelaar; clubkeet; lange neet; baden in het kanaal; tweetje; baron.
'Wat voor taaltje is dat?' fluisterde Joe.
Opeens hoorden ze voetgeschuifel, en Deemer zei met zijn schreeuwstem: 'Willy, jij bent morgen lange neet.'
'Ze breken op!' mompelde Joe. De jongens gingen haastig naar hun eigen caravan en klommen zachtjes naar binnen.
De volgende morgen onder het aankleden fluisterde Frank: 'Joe, ik geloof dat ik erachter ben. Vader had het over bargoens, herinner ik me, en sommige woorden gisteravond klonken als boeventaal.'
'Goeiemorgen,' riep Joe uit. 'Wie weet zitten we in een horzelnest vol ex-gevangenisboeven!'
De werkdag begon vroeg en Angan had de Hardy's aangewezen, planken aan te slepen voor de timmerlui, bezig met de bekisting van de kolommen waarop de brug zou komen te rusten. In het voorbijgaan zagen ze wel hun vier vrienden, maar Willy Teeple bleek nergens te bekennen. Halverwege de ochtend werd er koffiepauze gehouden, wat Frank de kans gaf waarop hij had gewacht. Hij holde naar zijn caravan, kroop eronder en haalde het zendertje op. Het onder zijn hemd verborgen houdend rende hij naar Joe en speelde hem het apparaat in handen.
'Vlug!' fluisterde Frank. 'Er werkt nu niemand op de brug. Onder het landhoofd heb je een goeie schuilplaats. Neem contact op met Radley en vraag hem naar dat rare taaltje.'
Hij ging op een afstandje op wacht staan en Joe stapte achteloos op de brug af. Hij overtuigde zich ervan dat niemand oplette, dook omlaag, zette het zendertje aan en riep Radley in Bayport op. Na een paar spannende minuten wachten kreeg Joe zijn vaders waarnemer door. Vlug informeerde hij naar de vreemde woorden die ze de avond tevoren hadden gehoord.
'En of dat boeventaal is!' zei Radley. 'Extra uit je doppen kijken, Joe.' Hij vertaalde de woorden die Joe zorgvuldig in zijn geheugen had geprent:
brilletje - verrekijker
olieman - inbreker die zachte zeep gebruikt
tippelaar - zwerver
clubkeet - speelhol
lange neet - wachtpost
baden in het kanaal - verdrinken
tweetje - gevangenisstraf van twee jaar
baron - ex-gevangene met contacten in en buiten de gevangenis

Joe bedankte Radley en seinde af.
'Dus daarom is Willy vandaag niet op het werk,' dacht hij verrast — 'hij staat voor dat stelletje boeven op de uitkijk.'
Joe verstopte het zendertje onder zijn hemd en wilde net onder de brug vandaan klimmen toen hij stokstijf bleef staan. Halfverborgen achter een lege cementzak lagen drie staven dynamiet! Joe bekeek ze behoedzaam. Ze waren nog niet met een of ander ontploffingsmiddel verbonden.
'Het volgende punt op hun lijstje... de brug opblazen!' dacht hij. Hij raapte de staven op. Juist op dat ogenblik hoorde hij het vertrouwde vogelfluitje dat de Hardy's gebruikten om elkaar te waarschuwen. Voor hij ook maar een stap kon doen klauterde Robert Angan de helling af. Verbolgen staarde hij Joe aan.
'Dus jij bent één van de kerels die hier de zaak in 't honderd sturen!' zei Angan en graaide de dynamietstaven uit Joes handen. 'Waar heb je die vandaan?'
Joe trok een onschuldig gezicht. Hij was in schafttijd onder de brug wat koelte gaan zoeken en had daar de explosieven zien liggen, legde hij uit.
'Ja, je zuster op een houtvlot,' brieste de voorman. Hij stopte de staven onder zijn hemd zodat niemand ze zou zien, en bracht Joe dadelijk naar de bouwkeet. Daar zat Bond Deemer met allerlei papieren voor zich.
Angan haalde de explosieven te voorschijn. 'Betrapte Jensen hier met dit...'
Een ogenblik was Deemer sprakeloos, toen raasde hij: 'Jij lelijke gluiperd, daar draai je de bajes voor in!'
'Ik weet van dat dynamiet niks af,' protesteerde Joe. 'Hoe kan dat nou? Ik ben gisteren pas komen werken. Iemand anders heeft die staven onder de brug gelegd.'
'Luister 's, Jensen,' zei Angan. 'Je was nog geen minuut hier of ik wist al dat ik moeilijkheden met je zou krijgen.'
Deemers boosheid was wat afgezakt. Hij zat met zijn potlood te tikken en keek Joe peinzend aan. 'We kunnen ons niet permitteren op dit werk mensen te verliezen, Angan. Volgens mij spreekt de jongen de waarheid over die explosieven.'
'Oké,' zei Angan zenuwachtig heen en weer benend. 'Op jouw verantwoording, Deemer. Maar één verdachte beweging,' — hij schudde zijn vinger voor Joes gezicht — 'en je bent er vies bij!'
Angan wees Joe aan om een graafmachine te leren besturen. 'Dan kan ik je tenminste in de gaten houden,' zei hij.
Later op de dag kwam de voorman naar Frank toe.
'Hee, Teller!' riep hij. 'Ga jij maar eens kijken hoe je met dat ding daar moet omspringen.' Hij knikte naar een ander enorm graafwerktuig op hoge wielen, dat opzij van de weg stopte. 'Yancy, laat jij die jongen 's zien hoe hij zo'n tractor moet behandelen, dan kan hij je aflossen,' riep hij de bestuurder toe.
Frank klom op het reuzengevaarte. De rubberbanden reikten tot boven zijn hoofd. Yancy leek hem een rondborstige vent, met een door de zon gebruind gezicht, puilende armspieren en een breed gezicht. De machine zette zich hobbelend in beweging en Yancy legde de werking aan Frank uit. Het gevaarte had een lading zand aan de kant van de weg gestort, en Yancy wendde zich tot zijn nieuwbakken assistent. 'Je hebt maar een makkelijk baantje, jô. Je kent de baron zeker?'
'Wie?' Frank had zijn tong wel kunnen afbijten. Van dat ogenblik af zei Yancy geen woord meer en was het alleen maar werken en niet praten. Verschillende keren probeerde Frank een vriendelijk gesprek te beginnen, maar zonder succes.
Aan het eind van de werkdag troffen de Hardy's elkaar bij de snelstromende rivier om hun boeltje af te wassen. Frank vertelde zijn broer dat Yancy na zijn vraag over de baron meteen was dichtgeklapt.
'Weet jij waar Yancy slaapt, Joe?'
'Ja, in Deemers caravan.'
'Dan denk ik vanavond daar m'n oren eens even de kost te gaan geven,' zei Frank.
Een paar los gewisselde woorden met de andere vier jongens bewezen dat zij die dag niets ongewoons hadden ontdekt. Laat in de avond schoof Frank ongemerkt naar Yancy's caravan en legde zijn oor tegen de wand vlak bij de deur. De stemmen binnen klonken gedempt, maar duidelijk genoeg voor de jonge detective om die van Yancy en Deemer te herkennen. Hij hield zijn adem in, luisterde gespannen en ving bepaalde woorden op, waarvan hij absoluut zeker was dat ze tot de boeventaal behoorden.
Frank hoorde Deemer Joes naam noemen in verband met de ontdekking van het dynamiet.
'En die Frank Teller?' vroeg Yancy. 'Ik hield hem voor een van de onzen, maar ik heb me blijkbaar vergist.'
'Die Teller moet een tweetje hebben opgeknapt,' zei een derde stem.
Er liep een koude rilling langs Franks rug. Dus ze versleten hem voor een ex-gevangene! 
'Daarom meende Yancy natuurlijk dat ik de baron kende!'
Frank knarste met zijn tanden. 'Had ik maar niet gevraagd: wie?'
Plotseling hoorde hij vlakbij een geluid. In elkaar gedoken rende hij om de caravan heen en drukte zich tegen de wand, toen een lichtstraal van een zaklantaarn de duisternis doorpriemde.