De geheimzinnige aanval

’Wat is dat?’

Frank zat rechtop in bed en luisterde gespannen.

’Joe, word wakker! Hoor je dat gekreun?’ riep hij tot zijn broer.

’Ik hoor niks,’ zei Joe geeuwend.

”t Is in ieder geval tijd om op te staan. Zeven uur!’ vertelde Frank hem.

Joe stond op en begon zich aan te kleden. Plotseling stond hij stokstijf. ’Frank! Nu hoor ik ook iets. Luister eens!’

Een vaag gekreun drong door tot in hun kamer. Joe liep naar het raam en keek naar buiten.

’Daar is ’t niet, Frank.’

’Ik denk dat ’t uit het huis komt, Joe. Hoor, daar heb je het weer. ’t Is een gekerm, dat hoor je duidelijk.’

Gehaast kleedden de jongens zich verder aan en slopen de lange gang in. Daar konden ze het geluid beter onderscheiden. Keer op keer klonk een zacht, kermend gezucht.

De jongens begonnen zich nu werkelijk bezorgd te maken. ’Laten we de butler waarschuwen, Frank. Ik zal ’em wel even halen. Wacht jij hier.’ Enige ogenblikken later kwam Joe met de neger terug en vond Frank aan het eind van de gang bezig een deur open te breken.

’Dat is meneer Webster’s kamer,’ riep de bediende uit, angstig met zijn ogen rollend. ’Hij ziek? O, sta ons bij!’

De man was zo zenuwachtig dat hij de jongens alleen maar voor de voeten liep en van geen enkel nut bleek te zijn.

Joe haastte zich zijn broer te helpen.

’We zullen de boel moet forceren,’ hijgde Frank. ’Klaar?’

’Eén, twee, drie!’

Met vereende krachten wierpen de jongens zich tegen de deur, die echter geen duimbreed week. Erachter klonk het gezucht en gekerm steeds luider.

’Zo lukt ons het niet,’ mopperde Frank. ’Laten we het via een van de ramen proberen.’

Ze luisterden nogmaals aan de deur. Steeds luider en angstwekkender geluiden klonken er naar buiten.

’Wat er ook gebeurd is, Frank, meneer Webster moet er niet erg best aan toe zijn. Tjonge, de rillingen lopen me over de rug als ik die kreten hoor.’

Ze probeerden opnieuw de deur open te breken, doch het lukte hun niet. Het gekreun hield intussen maar niet op.

’Meneer Webster!’ riep Frank zacht. ’Meneer Webster - wat is er met u aan de hand?’

Er kwam geen antwoord.

’Als we maar niet te laat zijn,’ zei Frank ernstig. ’Laten we een van de ramen proberen.’

De broers renden naar beneden.

’Daar moet zijn kamer zijn,’ zei Joe even later en wees naar boven.

’Het raam is dicht. Dat is vreemd. Je zou toch denken dat hij het met dit zachte weer wel open moest hebben.’

’Misschien heeft hij het dicht gedaan toen hij zich aan wilde kleden. We zullen ergens een ladder vandaan moeten halen, Frank.’

’Daar is de garage, laten we maar eens kijken.’

Gelukkig was de deur niet op slot en na enig zoeken vonden zij een lange ladder. Snel droegen de jongens hem onder het bewuste raam. Angstig keek Joe toe, terwijl Frank omhoog klom.

’Zie je iets, Frank?’

’Nog niet. Ik probeer naar binnen te klimmen.’

Er klonk een knarsend geluid toen Frank het raam openmaakte.

Joe hoorde zijn broer naar adem happen.

’Frank! Wat is er?’

’Vlug Joe! Ga naar binnen, dan zal ik de deur voor je openmaken.’

Snel stapte Frank op de vensterbank en belandde met een sprong in de kamer. Hij deed de deur van het slot en tegelijkertijd weerklonken op de trap Joe’s voetstappen. Even later bogen de jongens zich over de languit op de grond uitgestrekte meneer Webster.

’Hij leeft nog, maar zijn pols is erg zwak,’ fluisterde Frank.

’Roep gauw een dokter. Vraag ’t maar aan de butler, misschien weet hij er een.’

De neger draaide onrustig rond in de gang en durfde niet in de kamer te komen kijken. Joe liep op hem toe. ’Weet je wie meneer Webster’s dokter is?’ vroeg hij.

’J-ja, ik weet well, m-maar ik kan niet denken. O, als meneerrr Webster toch dood zou gaan en die verschrikkelijke jongen overbleef!’

Joe wachtte niet langer, maar stormde naar beneden om te telefoneren. Hij draaide het nummer van de telefooncentrale. ’Zend onmiddellijk een dokter naar het huis van Axel Webster,’ beval hij de telefoniste en smeet de hoorn weer op de haak. Daarna rende hij naar boven terug om Frank te helpen die inmiddels begonnen was het voorhoofd van de patiënt met een natte doek te betten.

’Hij is nog steeds bewusteloos,’ zei de jongen gedempt, ’Ik denk dat hij een hartaanval heeft gehad. Ik zie nergens iets dat lijkt op geweldpleging. Jij wel?’

Er klonken voetstappen op de trap. Een lange man met een zwarte tas kwam gehaast de kamer binnen.

’Wat is er aan de hand?’ vroeg hij en nam de situatie in ogenschouw. Frank wees op de roerloze gestalte van de miljonair. De dokter begon hem te onderzoeken. Toen hij het hart van de oude man beluisterde, kreeg zijn gezicht een grimmige uitdrukking.

’Niet best, niet best,’ mompelde hij. ’De patiënt is er zeer slecht aan toe, maar ik geloof niet dat het alleen zijn hart is.’

’Hebt u enig idee wat de oorzaak kan zijn, dokter?’ vroeg Frank bezorgd.

De arts schudde zijn hoofd, ’Ik vraag ’t me ook af. Ik begrijp ’t niet. Ik zal hem in ieder geval direct een injectie geven.’

Toen de dokter even later naar beneden ging om te telefoneren, riep Frank, die al enige tijd uit het raam hing, fluisterend zijn broer.

’Joe, kom eens hier!’

’Wat zie je?’

’Kijk eens naar die wingerd! Hier en daar zijn de takken gebroken, net of iemand nog kort geleden erlangs omhoog is geklommen. Laten we ook eens beneden gaan kijken.’

Toen de dokter terugkeerde, haastten de jongens zich naar de plaats onder het raam, waar de voet van de wingerd was. Tot hun grote opwinding ontdekten ze daar in de zachte aarde verse voetafdrukken.

’Misschien is meneer Webster wel vergiftigd,’ riep Frank uit.

’Je gelooft toch niet dat Narvey...,’ begon Joe.

’O nee,’ antwoordde Frank snel. ’Vast niet. Zelfs niet onder invloed van Gordon. Maar zeg, ’t zou Gordon zelf wel eens geweest kunnen zijn.’

’Wat voor reden zou hij daarvoor hebben,’ wierp Joe tegen.

’Hij kreeg z’n geld, dus waarom zou hij dat spelletje bederven?’

De jongens besloten weer naar binnen te gaan. Toen ze de voordeur bereikt hadden, zei Frank plotseling: ’Ik vraag me af of Narvey alles erft, als meneer Webster zou sterven.’

”t Is natuurlijk mogelijk dat Gordon dan zal proberen zoveel mogelijk van hem los te krijgen, zolang de jongen nog onder zijn invloed verkeert.’

’Je bedoelt dat als de jongen zijn geheugen terugkrijgt, hij niets meer met die Gordon te maken zal willen hebben? En dan zou-ie dus niet meer kunnen profiteren van meneer Webster’s dood.’

’Precies. Laten we eens aan de dokter vragen of er vergiftiging in het spel kan zijn.’

De broers wilden juist naar binnen gaan, toen er een taxi voor het huis stopte, waar Fenton Hardy uitstapte.

’Vader!’ klonk het als uit één mond.

’Wat is hier aan de hand?’ vroeg de detective snel. ’Toen tante Gertrude me vertelde dat jullie het circus verlaten hadden om naar ’High Point’ te gaan begreep ik dat jullie iets belangrijks op het spoor waren gekomen.'

Toen de zoons hun vader de hele geschiedenis verteld hadden, prees deze hen en zei enthousiast: ’Jullie hebben een mooi stukje werk verricht! Ik ben geweldig trots op jullie. Later zullen we ’t nog weleens vieren, maar laten we nu gauw verder op zoek gaan naar de twee andere boeven.’

’En naar dat laatste stukje van de degen, waar ’EDOUARD’ op moet staan,’ voegde Frank eraan toe. ’Ik wil nu eenmaal dat wapen in zijn geheel aan meneer Barker terugbezorgen.’

’En vergeet ook niet dat degene die de estoque aan Castillo verkocht hem een weekloon schuldig is,’ grinnikte Joe.

’Laten we eens naar boven gaan en kijken hoe het met meneer Webster is,’ stelde hun vader voor. ’Vragen jullie de dokter hoe hij over vergiftiging denkt, ’t Is best mogelijk dat...’

Op dat moment klonk een doordringende gil door het huis, die de Hardy’s onmiddellijk op deed vliegen.

”t Kwam van boven,’ schreeuwde Frank de kamer uitstormend.

De jongens renden de trap met twee treden tegelijk op.

’Au, au,’ kreunde een stem. Narvey kwam op hen afgehinkt, ’Ik ben door een slang in mijn enkel gebeten,’ riep hij en zakte toen ineen.