Hoofdstuk 7
Het was zes uur ’s morgens, en de zon kleurde de horizon roze toen Rory wakker werd. Hij betwijfelde of Kate goed had geslapen; de stretcher had de hele nacht gekraakt, en hij durfde te wedden dat ze graag met hem had geruild van slaapplaats.
Hij rolde op zijn rug en staarde naar de takken van de boom. Hij moest een manier zien te bedenken om het gat in Kates opgetrokken muren open te houden. Misschien dat hij dan ook de last kon verlichten die ze zo lang met zich had meegedragen.
Bijna kon hij accepteren dat ze niet de rest van haar leven met hem wilde doorbrengen. Bijna.
Maar waar hij niet mee om kon gaan, was de herinnering aan de wanhoop op haar gezicht, en het besef dat ze er helemaal alleen voor had gestaan terwijl hij er had moeten zijn. Geen wonder dat ze hem niet meer had willen zien.
Hij had beslissingen genomen die haar aangingen, zonder na te denken over haar keuzes. Het deed er niet toe dat zijn besluit om weg te gaan om geld voor haar te verdienen voor haar eigen bestwil was geweest. Ze was het er niet mee eens geweest, en hij was toch gegaan.
Hij zuchtte. Was het wel voor haar eigen bestwil geweest, vroeg hij zich af. Het was niet voor het eerst dat hij zich dat had afgevraagd sinds hij was teruggekeerd naar de Kimberley. Was het niet geweest omdat hij het gevoel had dat hij onderdeed voor Kates familie, en wilde bewijzen dat hij meer kon bereiken dan zij? Waren zijn idealen – tot de top behoren, een uitzonderlijke paramedicus zijn en net zo rijk worden als de Onslows – niet enkel die van hem? Met Kate hadden ze weinig te maken.
Het was geen erg mooi plaatje dat hij zo-even had geschilderd, en hij betwijfelde of een verontschuldiging wel genoeg was voor alles wat ze te verduren had gehad.
Geen wonder dat ze hem niet had willen vertellen wat er was gebeurd. Hij moest die terughoudendheid zien te doorbreken, en dat kon hij het beste doen voor ze teruggingen naar Jabiru.
Want een ding was na gisteravond glashelder geworden: hij wilde haar nog steeds, met alles erop en eraan.
Hij stond op en rolde zijn deken op. Voor hij het vuurtje had aangestoken, stond Kate ook op.
‘Goed geslapen?’ informeerde hij.
‘Nee,’ mompelde ze, langs hem heen lopend naar de struiken. Inwendig glimlachte hij. Dus zijn Kate was nog steeds geen ochtendmens.
Nadat ze thee hadden gedronken en fruit gegeten, gingen ze met de truck aan de slag. Hij krikte hem op, en Kate rolde het reservewiel naar hem toe, gaf gereedschap aan en ruimde de boel op toen ze niet meer nodig was.
Geen slecht team, dacht hij. Onder het werken waren de glimlachjes die ze wisselden minder gespannen. Binnen een uur reed de truck weer.
Kijkend op haar horloge, vroeg ze: ‘Denk je nog steeds dat we vandaag thuiskomen?’
‘We gaan ons uiterste best doen. Het is te hopen dat het niet ergens hard heeft geregend.’
‘Deze truck kan de meeste soorten terrein goed aan.’ Ze gaf een tikje op het dashboard.
‘Mijn meisje. Zo ken ik je weer.’ Toen hij tegen haar glimlachte, fronste ze waarschuwend.
‘Bij wijze van spreken dan,’ zei hij, waarna ze enkel haar hoofd schudde. Toch had hij het vermoeden dat ze flauwtjes glimlachte. Het was een begin. Vroeger hadden ze samen wat af gelachen.
Een ding begreep hij niet. ‘Als je je vader zo vreselijk haat, hoe kun je het dan opbrengen om nu terug te gaan?’
‘Waarom moeten we het de hele tijd over mij hebben? Laten we nu eens over jou praten.’
Hoewel hij haar tegenzin wel begreep, was dit belangrijk voor hem. ‘Ik wil het graag weten, Kate. Zodra het weer het toelaat zal ik hier waarschijnlijk per vliegtuig vertrekken. Ik zal je nooit meer lastigvallen, als je dat wilt.’ Grote genade, hij hoopte van niet. ‘Maar dat ik om je geef kun je niet veranderen. En ik heb het recht te weten waarom je me uit je leven weert.’
‘O ja?’ zei ze zonder hem aan te kijken.
‘Je wist dat de brief die je me stuurde een leugen was, en toch wil je weer op goede voet staan met je vader.’
Ze streek een lok haar uit haar gezicht. ‘Begin nou niet weer, zeg. Ik heb jouw mening niet nodig.’
‘Ik denk toch van wel.’ Hij keek naar haar. ‘Bovendien kunnen er met die houding van jou niet heel veel mensen zijn die van je houden.’
Ze kon haar lachen niet inhouden, en hij lachte met haar mee. Hij was de enige geweest die het waagde de spot met haar te drijven, en hij durfde te wedden dat dat nog zo was.
Ze keek naar hem op, met duidelijke tegenzin nadenkend over zijn vraag. ‘Waarom ik terugkwam?’ Ze haalde haar schouders op. ‘Omdat hij mijn vader is en hij me vroeg om thuis te komen. Bovendien is hij stervende. En misschien moet ik zelf ook wat geesten verdrijven.’ Ze keek hem aan. ‘Net zoals jij hebt gedaan.’
Alweer een beginnetje. ‘Lijkt me redelijk.’ Even keek hij haar aan, waarna hij zijn ogen weer op de weg richtte. ‘Waarom werk je eigenlijk in Jabiru Township?’
Weer haalde ze haar schouders op. Haar houding vertelde hem dat ze zo snel mogelijk van dit gesprek af wilde zijn. ‘Ik werk in de kliniek om te laten zien dat ik doe wat ik zelf wil. Mijn vader heeft geen controle over me, maar toch zal ik met hem om blijven gaan.’ Vuil keek ze door de voorruit, alsof haar vader aan de andere kant zat.
‘Nu we toch mijn emoties grondig aan het analyseren zijn,’ vervolgde ze, ‘denk ik dat het feit dat ik er gisteren was voor Lucy veel aan het besluit heeft bijgedragen, vooral nu het zo’n mooi resultaat heeft opgeleverd.’
Hij wilde nog meer vragen stellen, maar ze verviel in gepeins en hij wilde haar gedachten niet verstoren. Uit alle macht probeerde hij te begrijpen wat voor deze nieuwe Kate belangrijk was.
Zoals hij had gehoopt ging ze verder: ‘Lucy maakte dezelfde fouten als ik, maar zij had meer geluk. Ben ik nu een slechte moeder omdat mijn baby is doodgegaan en die van Lucy niet?’ Ze keek naar Rory, die het moment zag waarop ze overwoog zichzelf enigszins te vergeven. Opgelucht schudde ze haar hoofd. ‘Ik ben dolblij dat het goed gaat met Lucy’s baby.’
‘We weten allebei dat bloedvergiftiging al snel kan ontstaan bij jonge moeders, en dat dat soms verschrikkelijke gevolgen kan hebben, maar dat kon jij niet weten toen je pas zestien was. Jij hebt vreselijk veel pech gehad.’
Hij vervolgde: ‘Je hebt er goed aan gedaan met Lucy uit Jabiru te vertrekken, Kate, en niet eerst de weersomstandigheden af te wachten. Het zou makkelijker zijn geweest om de beslissing uit te stellen tot het te laat was. Dit was de moeilijkste, maar beste weg.’
Bij de herinnering beet ze op haar lip. ‘Ik was zo bang dat we Lucy en haar kind kwijt zouden raken.’
‘Daar liet je niks van merken, ondanks je twijfels. Ik vond dat je het geweldig deed tijdens de geboorte.’
Even kneep ze haar ogen dicht, als om de herinnering van zich af te zetten. ‘Heel even was ik volledig de weg kwijt.’ Huiverend schudde ze haar hoofd. ‘In een flits kwam het allemaal weer bij me terug, weet je. Dat heb ik voordien nog nooit gehad. En hoewel alles uiteindelijk goed kwam, wil ik dat gevoel nooit meer hebben.’
‘Misschien had je dat moment nodig om door te gaan. Ik vind dat je nog steeds te hard bent voor jezelf.’
‘Misschien, misschien niet.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Een geboorte is iets heel natuurlijks en moet vanzelf gaan, zonder al te veel tussenkomst. Daar is het lichaam op ingesteld.’
‘Lucy had geluk dat jij bij haar was.’
Ze fronste, alsof het een akelige gedachte was. ‘Vleier. Je verdoet je tijd, want complimentjes betekenen niets. En je dringt nog steeds niet mijn leven binnen.’
‘Verdraaid nog aan toe!’ Hij voelde zich een spion die over de top van de muur gluurde naar een verboden stad. Even lachte hij. ‘Ik dacht juist dat ik het zo goed deed.’
Te goed, dacht ze, en dat was nou juist het probleem. Ze keek uit het raam. Ze wilde haar muren overeind houden, maar hij was begonnen ze stelselmatig een voor een naar beneden te halen. Ze zou niet tien jaar stoïcisme en onafhankelijkheid overboord gooien bij een paar aardige woorden, maar het was wel moeilijk om niet terug te glijden in die oude vertrouwdheid van zijn aanwezigheid.
Hij minderde vaart, en ze keek voor zich uit bij het naderen van de eerste rivieroversteek. Deze was onderweg met Lucy een van de diepere geweest, en de waterhoogte was nog een paar centimeter gestegen. De verharde weg was dan wel niet zo verraderlijk als een oversteek over de rivierbedding zou zijn geweest, maar de stroming was wel sterker dan voorheen.
Hij zette de truck stil en zette de motor af, waarna ze allebei uitstapten om te gaan kijken. Het was opgehouden met regenen, en het beloofde een bewolkte dag te worden.
Hij trok zijn rijlaarzen uit en rolde de pijpen van zijn broek op.
Voorbij de geplaveide weg, in het dieper gelegen deel van de rivier, leek het water in het midden sterker te stromen, en aan de kant zag ze wilde draaikolken onder de overhangende bomen.
Kate beet op haar lip. Op een ander moment zou het plezierig vertoeven zijn onder die bomen, maar nu zwiepten takken in het water waar allerlei ronddrijvend hout aan bleef hangen. De enorme hoeveelheid water die voorbijstroomde, zou alles en iedereen meedogenloos meesleuren.
‘Weet je zeker dat je er daar doorheen wilt waden?’
Hij keek naar haar op. ‘Kijk jij maar uit naar krokodillen, hoewel deze oversteek wat dat betreft niet zo gevaarlijk is als die van de Pentecost.’
‘Het water stroomt snel.’ Ze tuurde de oever af om te zien of er iets bewoog, een stuk boomschors volgend dat langs haar heen schoot en rond dwarrelde alsof onzichtbare handen er onder water mee speelden.
‘Als ik niet over de geplaveide weg kan lopen, ga ik er ook niet over rijden,’ zei hij. ‘Maar ik wil wat dichter bij huis zien te komen. Jij niet?’
Ze was het met hem eens, maar toe te kijken hoe hij zich voorbereidde op het nemen van zoveel risico, was moeilijker dan ze had verwacht.
Allebei keken ze in stroomafwaartse richting, waar de rivier breder en ondieper werd, en er in het midden van de rivierbedding bomen omhoogstaken.
Hij glimlachte geruststellend, maar Kate was er helemaal niet gerust op. Iets in haar gezicht deed hem zijn ogen vernauwen. ‘Ik ben het niet van plan, maar als ik word meegesleurd, dan kan ik er daarginds wel uitkomen,’ Hij wees voor zich uit. ‘Ik red me wel. Mocht het misgaan, kom me dan maar niet redden.’
Ze zag waar hij naar wees – en zag ook de krachtige stroming. De echte stroomversnellingen kwamen daarna; het donderende geraas ervan was hoorbaar. Als hij er niet in zou slagen zichzelf tegen te houden, dan zou hij te maken krijgen met een waterval van zo’n vijftien meter, die in een smalle ravijn stortte.
Ze zag het voor zich. ‘Laten we dat spelletje niet spelen.’
‘Beloof me dat je uit het water zult blijven, Kate,’ zei hij op scherpe toon.
In al die jaren dat ze hem kende, had ze hem een keer eerder kwaad meegemaakt: toen ze zichzelf had blootgesteld aan gevaar.
Hij had haar verteld dat ze hem niet moest volgen. Hij zou proberen de eend te redden van een wisse dood op het hakblok, maar ze mocht niet mee.
Bijna was hij betrapt door Kates vader. Toen was Kate de schuur in geslopen om de lichten uit te draaien, zodat Rory de benen kon nemen – met de eend. Haar vader had nooit geweten of een dingo de eend te pakken had genomen of dat Kate verantwoordelijk was geweest, maar Rory was des duivels geweest dat ze zichzelf in gevaar had gebracht. Dagenlang had hij niets tegen haar gezegd.
Maar ze zou het zo weer hebben gedaan als het moest.
Nu had ze dat gevoel weer. Ze kon niets garanderen.
‘Zorg dat je niet wordt meegesleurd.’
Grinnikend keek hij naar haar. ‘Kate, je maakt je echt zorgen.’
Typisch een man, om zo te lachen om gevaar. Soms waren ze zo stom. ‘Natuurlijk, maar dat zou ik ook doen als je een dier was.’ Ze deed net of ze erover nadacht. ‘Waarschijnlijk zelfs nog meer.’
Met een ietwat beteuterd gezicht antwoordde hij: ‘Goh, bedankt.’
Hij gaf zijn poging om de pijpen van zijn spijkerbroek hoog genoeg op te rollen op, en ging terug naar de truck, waar hij de broek uittrok en hem op de bestuurdersplaats gooide.
‘Kan het je echt iets schelen?’
Hij poseerde met zijn handen op de gespierde dijen van zijn gebruinde benen, de ellebogen gebogen, als een model. Ze probeerde niet te kijken naar het gespierde lichaam onder zijn zwarte boxershort en shirt. Rory was een man geworden.
‘Misschien,’ antwoordde ze schouderophalend en met afgewend hoofd. ‘Schiet op,’ zei ze toen, waarna ze zich omdraaide.
Dat deed ze om zichzelf te beschermen, want hij zag er veel te sexy en gevaarlijk uit. Toch wenste ze dat hij niet alleen zijn broek, maar ook zijn shirt had uitgetrokken. Dan kon ze tenminste zien wat ze zich nu alleen maar probeerde voor te stellen. In plaats daarvan had ze beter kunnen bedenken hoe ze hem kon redden als hij hulp nodig had.
‘Genoeg gedold,’ zei hij.
Toen hij zich omdraaide om het water in te gaan, begon haar hart tekeer te gaan en werden haar handpalmen vochtig.
‘Wees voorzichtig, Rory.’ Ze had een angstig voorgevoel.
‘Ja, ma’am.’ Voor hij het water in ging, keek hij nog een keer om. ‘Kijk jij maar uit naar mysterieuze boomstronken met ogen.’
‘Zal ik zeker doen.’ Nogmaals keek ze onderzoekend naar de oevers, voor ze hem het water in zag gaan.
Stapje voor stapje ging hij verder. Het water probeerde hem opzij te duwen, maar hij hield stand. Een keer struikelde hij bijna en kon ze nog net een gil binnenhouden, maar hij herstelde zich prima. Met een opgetrokken wenkbrauw keek hij naar haar, voordat hij weer doorliep.
Ze sloeg haar hand voor haar mond, moeizaam ademhalend tot hij eindelijk de overkant had bereikt.
De weg bevond zich op een behoorlijke diepte, maar de truck kon het wel aan. Langzaam liep Rory terug, en Kate volgde elke stap van hem. Daarom zag ze de zware tak niet tot het te laat was.
‘Kijk uit voor die boomstronk, Rory,’ schreeuwde ze. Hij draaide zich om, misschien denkend dat het een krokodil was, en verloor zijn evenwicht toen de boom hem raakte. Wankelend probeerde hij zijn evenwicht te hervinden, maar plotseling viel hij toch.
Ze schreeuwde zijn naam toen hij kopje onder ging en zijn hoofd even later weer bovenkwam. Meteen werd hij meegesleurd door het sterk stromende water. Op de oever probeerde ze wanhopig hem bij te houden, zich een weg banend door het struikgewas.
Haar hart bonsde in haar keel toen ze hem uit het oog verloor. Pas toen ze op een omgevallen boom klom die over de rivier hing, zag ze hem weer.
Een boomwortel die om hem heen krulde en zijn shirt had vastgegrepen, hield hem op een plek gevangen, met het water gutsend over zijn gezicht en hoofd. Hij verdween onder water. Niet lang daarna kwam hij hoofdschuddend weer boven en keek op naar Kate, die op de overhangende tak zat.
Hij zag wat ze wilde doen, bijna nog voor ze dat zelf wist. Als van ver weg hoorde ze hem ‘Nee, Kate!’ schreeuwen toen ze het donkere water in sprong en tegen de stroom in naar Rory’s eiland van takken waadde.
Het koude water benam haar de adem en ze vocht om zich staande te houden. Af en toe kwamen haar knieën en billen in botsing met harde voorwerpen. Morgen zou ze onder de blauwe plekken zitten – als ze het dan nog na kon vertellen.
Door de sterke stroming had ze weinig controle over de richting waarin ze liep, en ze probeerde zich vast te grijpen aan de rotsen die ze passeerde om zichzelf te sturen. Het enige resultaat was dat haar nagels braken. Toen ze naar Rory keek, zag ze dat hij zijn shirt kwijt was, hij niet langer gevangen zat en rechtop stond.
Slechts drie seconden had ze nodig om dichter bij hem te komen – anders zou ze langs hem heen schieten en in de waterval terechtkomen. Een stemmetje binnen in haar zei vermanend dat ze naar hem had moeten luisteren en op hem had moeten wachten.
Ze had geen idee waar Rory’s hand vandaan kwam, maar die hand pakte haar schouder krachtig vast en trok haar naar zich toe, in zijn armen.
Hij drukte haar zo stevig tegen zich aan dat ze bijna niet kon ademen. ‘Als we hier niet doodgaan, vermoord ik je,’ gromde hij. Zonder enige tederheid belandde zijn mond op de hare, in haar een grotere draaikolk veroorzakend dan die in het water om haar heen. Vervolgens draaide hij haar in zijn armen om en trok haar tegen zich aan.
Haar tanden klapperden van de schrik, en zijn warme lichaam achter haar deed haar beseffen hoe weinig het had gescheeld of ze was langs hem heen geschoten. Maar het meest bleef haar zijn hete gevaarlijke kus bij, en de uitdrukking in zijn ogen die haar vertelde dat hij nog lang niet klaar was met haar.
‘Loop waar ik loop,’ snauwde hij.
Ze knikte, en deed voor het eerst sinds vele jaren wat haar gezegd werd.
Zijdelings bewogen ze zich stapje voor uitputtend stapje voort, tot het water ondieper werd en ze op eigen benen kon staan. De angst om te worden meegesleurd door het water maakte geleidelijk plaats voor het besef dat hij als een donderwolk achter haar was blijven lopen, en dat zijn ijzeren greep om haar schouder geen moment was verslapt.
Niet al te zachthandig draaide hij haar om. Aan zijn opeengeklemde lippen zag ze dat hij moest vechten om zich te beheersen. ‘Een keertje maar!’ Woest schudde hij haar heen en weer. ‘Doe nou eens een keer wat je wordt gezegd!’
Ze keek weg van deze boze man die ze amper kende. Ja, ze had het mis gehad, ze had moeten luisteren. ‘Ik moest doen wat mijn instinct me ingaf.’ Kwaad keek ze naar hem.
Hij zag er nu nog kwader uit. ‘Instinct? Instinct?’ Weer schudde hij haar heen en weer. ‘Je had wel dood kunnen gaan!’
‘Het spijt me dat ik niet naar je heb geluisterd, Rory.’ Ze keek naar zijn gezicht, op zoek naar een glimp van de Rory die haar in zijn armen zou nemen en zeggen dat het goed was.
Hij keek op haar neer. ‘Je had wel dood kunnen zijn.’ Toen hij zijn hoofd schudde, zag ze wat ze hem had aangedaan.
Ze kon niet voorkomen dat haar ogen zich met tranen vulden. ‘Het spijt me,’ fluisterde ze. Ze leunde tegen hem aan en kuste zijn koude harde lippen, die niet reageerden. Nogmaals probeerde ze het, maar hij bleef onbeweeglijk staan.
Met beide handen trok ze zijn hoofd naar het hare; ze streek met haar vingers over zijn wangen naar waar hun monden samenkwamen, alsof ze alle emoties naar hun lippen wilde trekken. Uiteindelijk trok er een rilling door hem heen, en hij trok haar krachtig in zijn armen en kuste haar terug. Niet zo heftig als in het water, maar krachtig, op een manier waaruit ze afleidde dat hij meer wilde dan haar alleen maar kussen. En niet op de manier zoals hij haar tien jaar geleden had gekust. Deze man wist welke reactie hij wilde, en hoe hij die bij haar teweeg kon brengen. Ze had het gevoel alsof ze weer in een kolkende stroom was terechtgekomen, maar dit keer wilde ze niet gered worden. Ze wilde verdrinken…
Toen hij eindelijk zijn mond terugtrok, kon ze nog amper op haar benen staan.
Nogmaals omhelsde hij haar, en met gesloten ogen sloeg ze haar armen om hem heen om weer kracht in haar benen te krijgen.
‘Laten we dat niet meer doen,’ zei ze.
‘De rivier of de kus?’ Er klonk van alles door in zijn stem, maar hij liet haar toch los. ‘Kom, laten we weggaan voordat het water verder gaat stijgen.’
Met een beschermend gebaar legde hij zijn hand op haar dij. Het gebaar leek bijna een verontschuldiging te zijn voor de ruwheid van de kus. Ze merkte dat hij een beetje hijgde.
Het feit dat hij zich zo gedroeg was voor haar een teken dat hij veel om haar gaf. Nog steeds. Aan wat daaruit kon voortvloeien wilde ze nu niet denken. Ze was blij dat ze allebei veilig waren.
Eenmaal terug bij de truck gaf ze hem een handdoek en pakte er zelf ook een. Toen hij zijn boxershort uittrok, draaide ze zich snel om, om zichzelf niet te veel in verleiding te brengen. Hij moest zich snel afgedroogd en aangekleed hebben, want hij zat al in de truck toen ze weer keek.
‘Laten we eerst de rivier oversteken, daarna kun jij je verkleden,’ zei hij.
Met opmerkelijk gemak reden ze door het water. Eenmaal aan de overkant openden ze de portieren van de truck om het binnengekomen water, dat tot hun enkels reikte, er weer uit te laten lopen.
Hij floot. ‘Dat was op het nippertje. Het water had niet veel dieper moeten zijn.’
Toen hij stopte, stapte ze uit om haar natte kleren te verruilen voor een droog shirt en korte broek, die in haar weekendtas zaten.
Eenmaal weer in de truck was ze blij toen hij niet meer begon over de gebeurtenis in de rivier. Ze zou er niet over kunnen praten zonder te huiveren.
‘Het ziet er niet goed uit voor de Pentecost,’ zei ze zo kalm mogelijk.
Ze realiseerde zich dat als de rivier buiten zijn oevers was getreden, ze die avond weer een kamp moesten opslaan. En na de hoogopgelopen emoties van het afgelopen halve uur, had ze geen idee wat er dan tussen hen zou gebeuren.
Als hij maar niet dacht dat ze een gemakkelijke prooi was. Dat was ze niet en ze zou het ook niet worden. Toch?