Hoofdstuk 6
Rory stapte uit om de hachelijke situatie in ogenschouw te nemen en begon toen te fluiten, alleen maar om haar te plagen. Hij had wel erger meegemaakt, en de oude Kate was nooit lang chagrijnig gebleven. Dat was een van de dingen die hij zo in haar had gewaardeerd.
De weg was een uitdaging, maar omdat ze goed geëquipeerd waren, zou het slechts een kwestie van tijd zijn voor ze eroverheen waren. Iets wat ze niet veel meer hadden voor het donker zou worden. Hij keek om zich heen, op zoek naar een goede plek om te kamperen.
Enige minuten later liep ze schuchter naar hem toe en zei zonder hem aan te kijken: ‘Het spijt me, Rory. Ik ben een rund.’
Grinnikend keek hij op haar neer. Deze Kate herinnerde hij zich nog goed. Ze had altijd lef genoeg gehad om toe te geven wanneer ze iets verkeerd had gedaan. ‘Nou, Daisy,’ teemde hij. In hun kindertijd had een van de koeien in de stal aan huis Daisy geheten. ‘We kunnen het best een eindje van de weg af kamperen. Morgen zal ik de banden wel verwisselen.’
Toen ze voorzichtig terug glimlachte, voelde hij zich beter dan hij zich de hele dag had gevoeld. Daar was maar een glimlachje voor nodig geweest. Het was verdraaid moeilijk om Kate te weerstaan. In dat opzicht was er niet veel veranderd.
De daaropvolgende veertig minuten werkten ze stevig door, terwijl het steeds donkerder werd. Uiteindelijk hadden ze de truck losgekregen en hem op de hogere grond van de aardwal gezet, zodat hij geen gevaar vormde voor eventuele nachtelijke reizigers.
‘Goed van je dat je wist te voorkomen dat de truck omsloeg toen we in de modder terechtkwamen.’ Ze schudde haar hoofd toen ze hem het portier zag openmaken om uit te stappen. Fronsend keek ze naar het beschadigde wiel. ‘Dat is nog eens een lekke band.’
Rory sprong naar beneden. ‘Alleen aan de onderkant,’ antwoordde hij schertsend, en hij keek om zich heen. ‘Ik repareer hem morgen. Laten we ons opfrissen en het kamp in orde brengen.’
‘Ik heb een kom en de waterzak op die boomstronk gezet. Als je je wilt wassen, dan haal ik hout voor een vuur.’
Met opgetrokken wenkbrauwen nam hij haar van top tot teen op. ‘Dus je bent niet alleen decoratief.’
Met vernauwde ogen, op de manier zoals Sybil had gedaan, keek ze naar hem. ‘Zoek je problemen, McIver? Wees dan maar op je hoede. En ik ga vannacht op de stretcher achter in de truck slapen, voor het geval het regent. Jij mag er morgenavond op slapen.’
Hij zette grote ogen op. ‘Nou zeg, bedankt. Dan zijn we al terug in Jabiru.’ Toen hij haar achteloos haar schouders zag ophalen, slaakte hij een zucht. ‘Ik red me wel.’
Ze knikte en begon aanmaakhout te verzamelen. Hij keek toe hoe ze zich bukte om nog een twijg op te rapen. Ze leek wat tot bedaren te zijn gekomen na haar slechte bui. Meer ontspannen, maar waarom wist hij niet. Het deed hem in elk geval goed het te constateren.
Hij keek op naar de lucht, die ietsje leek op te klaren. Vurig hoopte hij dat het vannacht niet zou gaan regenen.
Een halfuurtje later brandde er midden op een open plek een knetterend kampvuurtje in de vorm van een kleine indianentent. Kate zat op de grond, op Rory’s bundel. Haar knieën had ze opgetrokken, en ze leunde met haar rug tegen een boomstronk die bedekt was met een deken. Leunend tegen een boom overzag Rory hun campingplek. Het zag er goed uit.
Ze aten sandwiches met dik gesneden koud rundvlees en zelfgemaakte mierikswortel uit het Rainbow’s End Station.
‘Mmm.’ Kate kon zich niet herinneren wanneer ze voor het laatst zo van eten had genoten. De avondlucht was koel, het vuur knetterde met oranje vlammen en in de openingen tussen de wolken waren twinkelende sterren zichtbaar nu het donker was. Ze waren heel alleen onder de grootse hemel.
Ze keek naar hem; lichtfitsen van het vuur verlichtten de donkere plekken op zijn gezicht. Hij keek naar haar. Ze besefte dat hij dat al een tijdje deed, en opeens vond ze het niet meer zo prettig dat ze alleen waren.
Over vandaag wilde ze niet praten, en al helemaal niet over het onderwerp dat haar zo van streek had gemaakt. ‘Vertel me eens hoe het is gekomen dat je zo snel beroemd bent geworden, Mr. McIver. Hoe kan een plattelandsman zoals jij zo snel carrière maken in de genadeloze wereld van de stad?’
Omdat hij niet meteen antwoord gaf, dacht ze even dat hij erop aan zou dringen het in plaats daarvan over haar te hebben. De seconden tikten voorbij; de krekels en kikkers leken een steeds luidere keel op te zetten terwijl ze wachtte.
Toen begon hij uiteindelijk te praten.‘Al eerder had ik besloten dat als ik op de ambulance bleef werken, ik veel zeggenschap zou hebben over de manier waarop dingen werden geregeld in de dienst.’ Hij keek naar haar. ‘Dus toen ik jouw brief kreeg…’ Hij pauzeerde.
Toen hij zijn blik van haar afwendde, vermoedde ze voor het eerst hoe diep ze hem gegriefd had. ‘Ik had het niet meer,’ ging hij verder. ‘Ik kon niet teruggaan naar Jabiru om met je te praten, ik kreeg je telefonisch niet te pakken en zat een jaar zonder geld. Ik heb je de ene na de andere brief geschreven, en toen je niet terugschreef, heb ik me op mijn werk gestort. Ik ben daar niet mee opgehouden voor ik bereikt had wat ik wilde.’
Dus haar vader had de brieven niet aan haar doorgestuurd. Dat verbaasde haar niet zo, maar het speet haar dat ze het niet gemakkelijker had kunnen maken voor Rory. ‘Ik heb niet één brief ontvangen,’ deelde ze hem mee.
‘Als je er niet was, is het niet verbazingwekkend dat je vader ze niet doorstuurde.’
Ze dacht terug aan de dag voor hij was vertrokken, en de spot van haar vader jegens Rory. Ook dat was ze vergeten, samen met alles wat er was gebeurd na Rory’s vertrek. Zou ze andere keuzes hebben gemaakt als ze er eerder aan had gedacht – en aan alle redenen waarom Rory was weggegaan?
‘Het spijt me. Ga door.’
‘Er valt niet veel meer te vertellen. Ik werkte non-stop, volgde talloze cursussen; ik werkte zo veel mogelijk over en het maakte me niet uit waar ze me heen stuurden. Tussen de bedrijven door deed ik nog schriftelijke cursussen.’ Hij haalde zijn schouders op.
Door al dat werk was er niet veel tijd over geweest voor leuke dingen. Eigenlijk had voor haar precies hetzelfde gegolden; ook zij had weinig tijd genomen om van haar leven te genieten.
Ze wendde haar hoofd af en zei: ‘Zoals ik al eerder zei, klinkt het heel gedreven.’
‘Dat was ik ook, denk ik.’
Ze keek naar hem op, haar ogen afschermend van het felle licht van het vuur zodat ze zijn gezicht goed kon zien. ‘Waarom ben je nu eigenlijk hier, Rory?’
‘Omdat ik nu zover ben dat ik helder moet zien te krijgen wat er nu precies tussen ons was, voordat ik verder kan gaan.’
Ze verfrommelde het stuk papier waarin de sandwiches verpakt hadden gezeten tot een bal en gooide die in het vuur. Er volgde een stilte. Ze keek naar de vlammen die zich om het stuk papier krulden en het zwart maakten tot het papier vlam vatte en werd verteerd.
Dat zou er ook met haar gebeuren als ze haar emoties zou laten zien.
‘Ik vraag het nog een keer,’ zei hij aan de andere kant van het vuur. ‘Waarom ben je niet getrouwd, Kate?’
Met afgewend gezicht zei ze het eerste wat haar inviel: ‘Ik heb nooit de juiste man gevonden.’
‘Ik was er toch?’ Hij stond op en ging zo staan dat hij op haar neer kon kijken.
Zonder dat ze naar hem keek, voelde ze zijn dreigende blik. Even later bevond hij zich naast haar en raakte zijn heup de hare. Zijn dijbeen was nog heter dan het papier dat ze zojuist had verbrand.
Ze reikte naar voren om nog een stuk hout op het vuur te gooien. Toen ze weer achteroverleunde, zorgde ze ervoor dat er tussen hen in een kleine ruimte ontstond, waardoor ze plotseling weer kon ademhalen.
Fronsend keek hij naar haar. Toen drukte hij met een zetje zijn heup weer tegen de hare, alsof hij wilde zeggen: hier blijf ik. ‘Hoe kun je nou zeggen dat je hem nooit hebt gevonden? Ik was er toch?’ zei hij nogmaals.
‘Jij bent weggegaan.’ Ze voelde zijn blik op haar gericht, als vuur. Aan deze Rory viel niet te ontsnappen. Hij bleef volhouden en zou niet van wijken weten, zoals de meeste mensen deden wanneer ze in de verdediging schoot.
Hij slaakte een diepe zucht. ‘Ik ben om ons beiden weggegaan. Was het maar zo simpel.’
Heel even keek ze hem aan, waarna ze snel haar blik afwendde. ‘Zo simpel was het.’
Daar had je die muren weer, dacht hij, maar ze praatte nu tenminste. Ze moesten hier uitkomen en de lucht zuiveren, zodat hij uit kon kijken naar de toekomst. ‘Je schreef me dat je niet van me hield en je stuurde zelfs mijn ring terug. Waarom deed je dat?’
Ze draaide haar hoofd om. ‘Er zijn dingen gebeurd waardoor ik ben veranderd.’
Wat voor dingen? Ze maakte hem stapelgek. Hij ging zo verzitten dat hij beter haar gezicht kon zien. ‘Heb je er eigenlijk wel enig idee van wat die brief met me deed? Ik studeerde als een gek, we schreven elkaar iedere week en toen, als een donderslag bij heldere hemel, vergooide je onze dromen.’ Hij haalde zijn leren portefeuille tevoorschijn en opende die. ‘Met deze brief.’
Hij haalde hem eruit en hield het stuk papier, verschoten en met ezelsoren, beschuldigend in zijn hand. Toen keek hij naar haar op.
Hij zag dat ze haar hand uitstak, de brief uiterst voorzichtig aanraakte en haar hand vervolgens terugtrok. Hiervoor was hij teruggekomen. Voor dit antwoord. Om haar.
Hij leunde achterover en keek weer naar haar gezicht. Zijn stem klonk zo zacht dat hij amper verstaanbaar was boven het geknetter van het vuur uit. ‘Wat is er gebeurd, Kate? Vertel het me alsjeblieft.’
Toen ze naar hem keek, zag hij weer diezelfde pijn in haar ogen die hem in Rainbow’s End zo bang had gemaakt. Hij hunkerde ernaar te weten wat haar zo diep had getroffen, maar hij wist dat hij heel voorzichtig te werk moest gaan.
‘Dat wil ik niet,’ antwoordde ze.
‘Toe nou, Kate, alsjeblieft.’
Met haar handen streek ze door haar haren, en ze keek met iets van wanhoop om zich heen.
Het liefst wilde hij haar in zijn armen nemen en haar stevig vasthouden om haar pijn te verlichten. Het was echter beter om haar niet aan te raken, voor het geval hij nog meer schade zou berokkenen.
Uiteindelijk begon ze toch te praten. ‘Herinner je je die avond nog voor je vertrek, Rory?’ vroeg ze.
Hij knikte. Die zou hij nooit meer vergeten. Kate en hij onder die oude boom bij de Pentecost, na die afschuwelijke dag. Hij had ergens heen moeten rijden om met haar te praten, ver uit de buurt van haar vaders grondgebied. De dingen die hij wilde zeggen had hij niet kunnen zeggen onder Lyle Onslows sterrendak. Hij was toen nog zo jong geweest.
Hij vermande zich en duwde het mes in de boom om er ‘4 ever’ in te kerven.
‘Ik zal terugkomen.’ Dat meende hij met heel zijn hart, want hun liefde was net zo groots en indrukwekkend als de uitgestrekte rimboe waarin ze beiden waren opgegroeid. Maar ook was het net zo vergeven van tragedies als de wildernis.
Hij hield zoveel van zijn Kate dat het pijn deed en hij zou voor haar willen sterven, maar hoeveel schade zou zijn toekomst en die van zijn eigen familie daarbij oplopen? Hij dacht dat ze een kans hadden als hij weg zou gaan.
‘Hij heeft me ontslagen.’ Rory schudde zijn hoofd toen hij medelijden bij haar bespeurde. ‘We wisten dat hij dat zou doen.’ Haar medelijden wilde hij niet. Hij wilde alleen weggaan en een toekomst voor hen beiden opbouwen, ver weg van haar verfoeilijke, gehate vader, zodat hij hem op een dag kon tonen hoe Rory McIver werkelijk in elkaar zat.
‘Allebei onze vaders hebben tegen me gezegd dat ik nooit meer met je moest praten,’ vervolgde hij, ‘maar dat was geen verrassing. Geef me drie jaar. Op mijn eenentwintigste verjaardag kom ik bij je terug. Na het eerste jaar kan ik mijn diploma halen en zal ik elke verdiende cent voor jou opsparen. Wacht op me. Ik kom terug, dat beloof ik.’
Op dat moment zag hij dat ze zich realiseerde dat hij niet op zijn besluit terug zou komen. Om zichzelf ervan te van weerhouden haar vast te pakken, zette hij zijn handen in zijn zij.
‘Geld is niet alles.’ Ze keek naar hem alsof hij haar had geslagen. ‘Neem me met je mee.’
Hij legde zijn hand onder haar kin zodat hun ogen elkaar ontmoetten en hij haar kon blijven aankijken. Hij moest proberen het haar te laten begrijpen. ‘Ik moet dit doen, het kan niet anders. Je kunt pas met me mee wanneer ik je iets te bieden heb. En dat moet heel wat meer zijn dan dit.’
Uit zijn zak haalde hij een ring, een kleine roze diamant uit de mijnen achter Jabiru, en schoof hem aan haar vinger. De ring was de vorige dag aangekomen met het postvliegtuig, was te goedkoop voor haar maatstaven en leek in niets op wat hij echt voor haar wilde kopen, maar hij wilde dat ze hem droeg zodat die in elk geval bij haar kon zijn als hij dat niet zelf kon.
‘Wil je hem dragen tot ik terugkom?’ Hij wist zeker dat hij er goed aan deed om te vertrekken. Ze was nog zo jong. En hij ook. Kate Onslow was de enige met wie hij kon dromen, en die droom betrof hen beiden.‘Ik moet weggaan, juist omdat ik zo zoveel van je hou.’
Ze hief haar gezicht naar hem en kuste hem. Haar zoete vurigheid en de gedachte maandenlang bij haar vandaan te zijn, trokken hem mee onder de boom. En toen ze hem weer kuste, met een wanhoop waarop hij niet voorbereid was, was het een beetje uit de hand gelopen. Nee, heel erg uit de hand gelopen.
‘Neem me met je mee,’ smeekte ze nogmaals.
Achteraf gezien had hij dat moeten doen.
‘Ik herinner me alles nog,’ zei hij haar.
Ze hief haar hoofd op. Haar prachtige ogen, gevuld met de donkerste schaduwen uit het verleden, staarden in de zijne. ‘Goed dan, Rory, misschien wordt het tijd. Maar je hebt er zelf om gevraagd.’
Na een tijdje naar hem gekeken te hebben zei ze, zo zachtjes dat hij haar bijna niet kon verstaan: ‘Zeven maanden later verloor ik jouw kind.’
Hij knipperde met zijn ogen. ‘Wat voor kind?’
Ze beet op haar lip. ‘Het onze!’ riep ze uit. Kort keek ze naar hem om te zien of hij het begreep. Toen wendde ze haar blik af. ‘Dat van jou en mij. Dat we hebben verwekt tijdens onze laatste avond samen.’
Zonder dat het tot hem doordrong, staarde hij haar aan. Hij had voorzorgsmaatregelen genomen, of dat althans gedacht, maar het was voor hem ook de eerste keer geweest.
‘Het zoontje over wie ik nooit met iemand had gesproken, net als Lucy, totdat het te laat was en ik te ziek.’
De schok trof hem als een mokerslag. Had Kate een kind gekregen? Eerst kreeg hij het ijskoud en daarna heet. Toen dacht hij niet meer aan zichzelf en de nutteloze dromen; het was te pijnlijk om daar op dit moment aan te denken. Nu dacht hij alleen nog aan Kate.
Zijn Kate was zwanger geraakt toen ze zestien jaar was, en hij was weggegaan en had haar aan haar lot overgelaten. Met Lyle Onslow. Het koude zweet brak hem uit toen hij dacht aan de manier waarop haar vader haar behandeld zou hebben.
‘Je had het me moeten vertellen,’ zei hij.
Haar stem klonk vlak toen ze antwoordde: ‘Mijn vader heeft me naar Perth laten vliegen, naar een privékliniek. Ik kende daar niemand en onze baby is met een keizersnee geboren. Ik was alleen.’
De schoft! Hij trilde toen hij de volgende vraag stelde. ‘Hoe ging het met de baby?’
Ze zuchtte. ‘Zoals ik al eerder zei, was ik een week lang erg ziek, en toen ik bijkwam was het te laat. Mijn baby was weggehaald.’ Diep bedroefd keek ze hem aan. ‘Als ik mijn vader eerder op de hoogte had gebracht, zou het misschien heel anders zijn gegaan, maar daar was ik veel te laf voor. Wellicht zou mijn kind dan nog hebben geleefd.’
Dus Kate was dat jonge meisje geweest over wie ze had gesproken. De arme jonge weerloze Kate, en hij was er niet voor haar geweest. Hij probeerde zich het scenario voor te stellen.
‘Wie vertelde je dat hij was gestorven?’
‘De een of andere verpleegster. Ik zal nooit het moment vergeten waarop dat afschuwelijke mens binnenkwam. Ze zei dat het maar goed was ook, omdat ik nog zo jong was. Eerder was er een andere, jongere en vriendelijker verloskundige bij me geweest. Die had gezegd dat ik hem vast mocht houden, maar ze kwam niet terug.’ Ze begon nog zachter te praten. ‘Ze zei dat ze een foto van hem zou maken, een lokje haar zou afknippen en een handafdruk maken, maar ik denk dat ze haar daarvan hebben weerhouden.’
Ze haalde diep adem en vervolgde nadrukkelijker: ‘Dat rotmens zei dat hij was gestorven aan de complicaties van de te vroege geboorte en de losgeraakte placenta. Ik heb hem zelfs niet één keer gezien.’
Met intens verdriet in haar ogen keek ze naar hem. Tien jaar lang had ze deze verschrikkelijke gebeurtenis met zich mee gedragen.
Op dat moment kon hij degene die dit Kate had aangedaan wel vermoorden.
‘Ik heb nooit kunnen zien hoe onze baby eruitzag. Wat voor kleur haar hij had, hoe de vorm van zijn oortjes was of hoe zijn handjes eruitzagen… helemaal niks.’ Starend in het vuur ging ze verder: ‘Ik denk dat ik het beter had kunnen verwerken als ik afscheid van hem had kunnen nemen.’
En dat kwam door de monsterachtige daden van een man die voor haar had moeten zorgen. Inwendig kookte hij. ‘Je vader had niet het recht om jou aan je lot over te laten.’
Ze haalde haar schouders op en maakte draaiende bewegingen met haar schouders om de spanning in haar nek wat te verlichten. ‘Lange tijd heb ik gesmeekt om te mogen weten wat er was gebeurd. Hij bleef zeggen: “Er is niks gebeurd. Vergeet het. Er is nooit een baby geweest”.’
Meewarig schudde ze haar hoofd. ‘Tegen de tijd dat ik van de kostschool kwam, was ik sterk genoeg om hem aan te kunnen,’ ging ze verder. ‘Ik eiste het adres van de begraafplaats. Ik had nog de stille hoop dat de baby helemaal niet gestorven was, maar dat hij hem had laten adopteren. Ik heb gezocht in Perth. Daar vond ik Fairmont Gardens en daar was een gedenkplaat. Die heb ik gevonden. Baby van Kate Onslow, leefde een dag, stond er op, en de datum.’
Hij voelde zich misselijk worden. ‘Welke datum stond erop, Kate?’
Nog steeds starend in het vuur antwoordde ze: ‘Drie augustus. Hij was acht weken te vroeg geboren, en ik heb nooit de kans gekregen om hem een naam te geven.’
Hij keek naar haar, niet wetend wat hij doen of zeggen moest. Dit zou ze hem nooit vergeven. Het was geen wonder dat ze hem haatte. ‘Ik vind het heel erg voor je, Kate.’
‘Ik neem jou niks kwalijk.’ Haar stem klonk vlak en gebroken, en zijn hart ging uit naar deze vrouw die ooit alles voor hem betekende; nog steeds alles voor hem betekende.
Hij probeerde zich voor te stellen wat een jong meisje zonder moeder, zonder iemand die haar wilde vasthouden, kon doen om die pijn enigszins draaglijk te maken. Hij veronderstelde dat ze niet veel had kunnen beginnen zonder steun, behalve het wegdrukken en proberen er niet meer aan te denken. ‘Ben je nog wel eens naar huis gegaan?’
‘Nee.’ Heftig schudde ze haar hoofd. ‘Waarom zou ik? Ik ging in Perth in een pension wonen en studeerde me suf om vooruit te komen. Toen heb ik besloten om voor verloskundige te gaan studeren, dan kon ik jonge moeders helpen.’ Ze keek hem aan. ‘Dit was de eerste keer dat ik terug was in Jabiru. En natuurlijk kwam jij toen opduiken.’
Met geen mogelijkheid kon hij begrijpen dat ze hem had buitengesloten toen ze hem het hardst nodig had. ‘Er is sindsdien tien jaar verstreken, en je hebt het me nooit verteld.’
Toen ze naar hem keek, zag hij geen enkele uitdrukking op haar gezicht. Hoe was dat mogelijk, na wat ze zo-even allemaal had verteld? Dat maakte hem nog het meest bang.
‘Wat had ik dan moeten doen volgens jou? Je schrijven en zeggen: o, tussen twee haakjes, raad eens wat er is gebeurd? Jouw leven ook ruïneren?’
‘Mijn leven was al geruïneerd toen je me schreef dat ik nooit meer terug moest komen.’
Ze schudde haar hoofd. Dat wilde ze niet horen. ‘Ik was bang. Bang voor wat mijn vader je aan zou doen. Hij waarschuwde me dat hij je kapot zou maken als ik contact met je opnam. Dat gold ook voor je familie, die nog voor hem werkte. En ik was bang dat als ik het je vertelde, je nooit de dingen zou doen die je wílde doen. Ik weet hoe belangrijk het voor je was om hogerop te komen in het leven, Rory. Ik wilde niet dat je verbittering en teleurstelling mijn schuld zouden zijn als je was teruggekomen om voor me te zorgen.’ Ze wendde haar hoofd af. ‘Ik wilde er niet over praten, en dat wil ik nog steeds niet.’
‘Jij was veel belangrijker voor me dan mijn carrière.’ Nu was het zijn beurt om te ontkennen. Maar, in alle eerlijkheid, had hij dat altijd gevonden? ‘Ik zou je nooit de schuld hebben gegeven. Op de een of andere manier zouden we het gered hebben.’ Hij stak zijn hand naar haar uit. ‘Kate, ik zou er voor je zijn geweest. Ik ben er nu.’
Zijn uitgestoken hand negerend, antwoordde ze: ‘Het is nu te laat voor ons, Rory. Ik wil geen echtgenoot. Wanneer mijn vader sterft, verkoop ik Jabiru Station en ga ik terug naar Perth. Het wordt tijd om terug te gaan. Daar wil ik een opvanghuis openen voor zwangere vrouwen, overal mensen erop attent maken dat de opvang bestaat en jonge vrouwen mogelijkheden geven die ze anders niet krijgen.’
Maar dat hoefde niet het einde tussen hen te betekenen. ‘Dat kun je doen en toch met mij omgaan.’
Ze keek hem aan alsof hij een kind was en schudde haar hoofd. En naast haar en haar harde waarheden, begon hij zich een kind te voelen.
‘Je bent nog steeds verliefd op iemand die niet meer bestaat, Rory. Het zestienjarige meisje dat je hebt verlaten. Dat meisje ben ik niet en zal ik ook nooit meer worden.’
Het kon hiermee niet afgelopen zijn. Niet na het sprankje hoop dat hij had gekregen toen hij ontdekte dat ze nooit was getrouwd. Niet na de goede verstandhouding die ze vandaag zo nu en dan hadden gehad. Zo kon het vaker zijn.
‘Ik zou kunnen houden van de vrouw die ze is geworden.’
Beslist schudde ze haar hoofd. ‘Dat denk ik niet.’ Vervolgens hief ze haar kin en zei iets heel verdrietigs. ‘Want als ik niet eens van mezelf kan houden, hoe zou jij dat dan wel kunnen?’
O, Kate! Wat had hij gedaan?
‘Je was nog veel te jong om dat alles zelfstandig de baas te kunnen. Ik was onvoorzichtig en niet voorbereid op wat er die middag gebeurde, en ik had terug moeten komen om na te gaan of alles goed met je ging. Het spijt me dat ik je in de steek heb gelaten, Kate.’
‘Ik wil er niet meer over praten, Rory. Je moet alleen weten…’ Toen ze even pauzeerde, wist hij dat hij niet graag zou horen wat ze ging zeggen. ‘…dat ik machteloos was. Het ergst van alles was dat ik niet heb kunnen zorgen voor mijn eigen veiligheid en dat van mijn kind, en dat zal me nooit meer gebeuren. Voortaan ben ik verantwoordelijk voor mijn eigen lot.’ Ze wendde haar gezicht af naar het vuur. ‘Ik ga mijn eigen leven leiden, en niets of niemand kan daar verandering in brengen.’
Dat kwam keihard bij hem aan, maar het maakte hem ook boos. Het was niet eerlijk. Fronsend zei hij: ‘Ik probeer je niet te veranderen, Kate, maar ik ben ook niet zomaar iemand die jou wil kwellen. Ik ben jouw vriend, de man die met je wilde trouwen, iemand die jou door en door kent – of kende, tien jaar geleden. Ik hield van je, Kate, zoals je toen was, en ik zou van je kunnen houden zoals je nu bent. Ik probeer alleen maar om er voor je te zijn. Hier en nu.’
Hij pakte haar hand vast, en toen ze er niet op reageerde, sloeg hij zijn arm om haar heen en trok haar naar zich toe. ‘Het is niet mijn bedoeling om druk op je uit te oefenen. Dat zal ik nooit doen. Maar misschien kunnen we een soort wapenstilstand sluiten en iets van het verdriet delen dat we beiden hebben.’
Na haar aanvankelijke stijfheid begon ze zich langzaam maar zeker tegen hem aan te ontspannen, terwijl ze erover nadacht. Het ging hen allebei aan. Dat was nieuw voor haar. En ze had zich misschien te veel begraven in haar eigen ellende om er eerder over na te denken.
Ze had zich niet gewonnen gegeven, maar… Ja, wapenstilstand was een goed woord. Het delen van herinneringen uit die tijd met Rory – de enige met wie ze die ooit had gedeeld – was weliswaar pijnlijk, maar vreemd genoeg ook helend. Voor het eerst dacht ze aan hem als de vader van haar kind. En aan haar mogelijk egoïstische veronderstelling dat het hem niet uitmaakte of hij het nu wel of niet wist. Misschien moest ze zich bij hem verontschuldigen.
‘Kate…’ Hij gaf een kneepje in haar hand. ‘Is het te laat om onze zoon een naam te geven? Het is zo triest dat we hem niet bij naam kunnen noemen. Dan kunnen we hem erkennen als een echt iemand, die altijd een deel van ons leven zal blijven.’
Bij zijn opmerking schoten er ongewild tranen in haar ogen. Direct knipperde ze ze weg. Ze wenste dat ze in zijn armen in tranen uit kon barsten, al was het maar voor een keertje. Waarom kon ze toch niet huilen?
Een naam? Voor hun zoon die tien jaar geleden zomaar opeens was verdwenen? Ze keek naar Rory, wiens ogen zo bezorgd stonden dat ze besefte dat hij bang was dat zijn vraag haar wellicht pijn had gedaan. Het ijs binnen in haar smolt nog een beetje meer.
‘Ik heb Cameron altijd een heel mooie naam gevonden,’ zei ze zachtjes, waarna ze hem op haar beurt een kneepje in zijn hand gaf.
‘Cameron Onslow McIver.’ Hij bracht haar hand naar zijn mond, draaide hem om en kuste haar handpalm. ‘Onze zoon.’
Terwijl het vuur langzaam uitging, praatten ze wat, maar de meeste tijd leunden ze stil tegen elkaar aan. Geleidelijk aan werd de zware last die ze al die eenzame jaren had moeten torsen, wat minder zwaar. De pijn zou nooit helemaal weggaan, maar Rory had gelukkig niet gedaan waarvoor ze boven alles bevreesd was geweest: hij had niet gezegd dat haar kind er niet toe deed.