Hoofdstuk 2
Rory parkeerde de ambulance voor de voordeur van de kliniek en liep het trapje op naar de houten veranda. Zijn laarzen bonsden op het stoffige hout, terwijl de wind zijn overhemd tegen zijn lichaam deed wapperen.
Nog goed herinnerde hij zich dat hij eens in weersomstandigheden als deze naar de afrasteringen van een van de ranches was gereden om vee te verplaatsen, samen met zijn vader, destijds zo’n forse man dat geen enkel paard hem kon afwerpen. De harde wind had hun gezichten gestriemd en de lucht boven hen had er uitgezien als een heksenketel.
Hij wist nog dat ze met veel respect naar de bliksemschichten aan de horizon hadden gekeken, en dat zijn vader hem had gezegd dat hij een toekomst met Kate Onslow maar liever moest vergeten. Dat ze tot een andere klasse behoorde, ver boven zijn stand.
Hoe verraden hij zich had gevoeld omdat zijn eigen vader hem ook niet goed genoeg had gevonden voor Kate, was hem bijgebleven, tot zijn vader na Rory’s vertrek was ontslagen, na twintig jaar hard werken, en de reden van zijn advies hem duidelijker was geworden.
Lyle Onslow was verantwoordelijk voor heel wat ellende. Het probleem was dat Rory altijd van Kate had gehouden. Niet alleen omdat ze hem als een held aanbeden had sinds ze naar de kleine school in Jabiru was gegaan, maar ook omdat hij het kleine vlammetje in haar hart had bespeurd dat haar eigen vader koste wat kost in de kiem had willen smoren.
Hij begreep dat ze vocht tegen onzekerheden en vrees, en dat ze had geweigerd net zo kil en harteloos te zijn als Lyle Onslow. Ze was een moedig maar eenzaam klein meisje geweest, dat vriendelijk was voor mensen die minder fortuinlijk waren, maar nooit medelijdend. Daar had haar vader haar om gehaat.
Het was niet erg hoogstaand of christelijk, maar Rory hoopte dat Kates vader voor hij kwam te overlijden nog een beetje zou lijden. Die bittere gedachten schoof hij terug naar de donkere plek waar ze thuishoorden, samen met de schuldgevoelens jegens zijn ouders.
Geen wonder dat hij na Kates brief nooit meer had willen terugkomen. Kate, die hem voor wat een eeuwigheid leek niet nodig had gehad, had hem nu wel degelijk nodig.
De bliksem flitste en er vielen een paar regendruppels die cirkeltjes van stof vormden op de weg.
‘Lekker weer voor eendjes,’ mompelde hij hardop. Dat was de lievelingsuitdrukking van zijn moeder geweest. Jarenlang had hij die niet meer gebruikt, maar het hielp wel om de mistroostige gedachten die als ijswater op zijn ziel lagen van zich af te schudden.
Hij duwde de deur open en liep via de hal naar de kliniek.
De eerste aanblik van Kate deed hem naar adem snakken. Hij voelde zich alsof hij onderweg met een van die klapperende luiken in botsing was gekomen.
Onderweg had hij meer dan eens geprobeerd zich dit moment voor te stellen. Maar ze zag er heel anders uit dan hij zich voor de geest had gehaald, en ook veel afstandelijker.
Ze was gekleed in een bruine broek die als een tweede huid om haar slanke heupen en dijbenen zat, boven rijlaarzen van zacht leer. Het witte hemd met knoopjes viel op haar slanke taille, en de weelderige welving van haar borsten piepte even uit de V-hals en viel vervolgens weer weg – evenals zijn adem – toen ze zich naar hem omdraaide. Hij sloeg zijn ogen naar haar op.
Het dikke donkere haar was nog steeds opgebonden in een paardenstaart. Er was nog geen spoortje grijs haar te bekennen. In die tien jaar was ze juist mooier geworden: de scherpere lijn van haar kaak gaf haar schoonheid extra uitdrukking. Waarschijnlijk reikte ze nu tot aan zijn kin; ze zag er niet meer zo fragiel uit als hij zich haar herinnerde.
Grote genade, wat was ze mooi.
Het liefst was hij ergens gaan zitten waar ze hem niet kon zien. Al bestuderend wilde hij de veranderingen en nuances zien bij deze Kate, die hij niet kende. De waarheid tot zich door laten dringen. Hier stond hij nu, naast haar. Hij moest bekennen dat ze hem nog steeds veel meer deed dan welke andere vrouw ook.
Toen nam zijn professionalisme het over. Dat kwam later wel.
‘Dag, Rory,’ zei ze, maar ze sprak tegen de muur achter hem. Dat was jammer, want hij hunkerde ernaar dat ze hem aankeek. ‘Bedankt dat je hebt aangeboden om te helpen.’ Ze nam amper de tijd om adem te halen, alsof ze de mogelijkheid van een ander gespreksonderwerp wilde uitsluiten. ‘Ik maak me erg bezorgd over Lucy. Hoe sneller we vertrekken, hoe beter het is.’ Haar stem klonk kalm en bedaard.
Met zijn hart was dat wel anders, hoewel hij zijn best deed om net zo kalm over te komen. ‘Ik heb de truck volgetankt en de benodigdheden voor noodgevallen ingepakt,’ vertelde hij haar. Ze knikte, maar keek hem nog steeds niet aan, en plotseling kon hij daar niet meer tegen. ‘Kate?’
‘Wat is er?’
Hoe kon ze in vredesnaam tegen die muur blijven praten?
‘Kijk me aan.’
Uiteindelijk deed ze dat, met geheven kin. Haar prachtige grijze ogen staarden in die van hem, behoedzaam maar uitdagend. Alsof ze hem wilde tarten om te trachten door haar barrières heen te breken. Dat zou hij zonder enige twijfel maar wat graag willen doen, maar hij wist dat hij niet het recht had het zelfs maar te proberen.
Tijdens dat korte moment dat ze naar hem keek, zag hij iets achter haar ogen, iets wat zinspeelde op plekjes binnen in haar die zelfs nog kwetsbaarder waren dan de delicate jonge prinses die hij achter had gelaten. Het kon echter zijn dat hij het zich enkel verbeeldde.
Hoe dan ook, hij zou er niet naar graven, want hij was hier om deuren te sluiten, niet om ze te openen. ‘De komende twaalf uur zal ik rijden. Dan kun jij je bekommeren om je patiënt en zal ik jullie beiden veilig naar Derby brengen.’ Daarna zou hij zijn zegje doen en vertrekken. ‘We praten wel op de terugweg.’
Ze knipperde met haar ogen, en hij voelde dat de spanning die om haar heen hing afnam.
Waarom voelde hij dat? Hoe kon hij zulke dingen voelen bij een vrouw die hij niet meer had gezien sinds ze tieners waren? Het was gewoonweg niet logisch.
‘Afgesproken.’ Een lang ogenblik keken ze elkaar aan, voor Kate een blik op de klok wierp. ‘Dank je wel, Rory,’ zei ze.
Toen ze zich omdraaide, leek het of hij door het verlies van oogcontact lichamelijke pijn voelde, alsof er met kracht een pleister van zijn gezicht werd getrokken. Hij had het er nog steeds te kwaad mee. En om het nog erger te maken, hij betwijfelde of zij ook maar iets voelde. Dat was echter zijn probleem, niet het hare. Door de deur keek hij naar de patiënt, die op bed lag. Ze moesten gaan.
Tot Kates opluchting had Rory ervoor gezorgd dat ze binnen enkele minuten konden vertrekken. Ze kon niets bedenken wat ze nog meer mee zou moeten nemen. Behalve dan misschien haar verstand.
De grijze massa scheen qua verwerkingssnelheid te zijn teruggelopen tot tien procent sinds Rory McIver was binnen komen lopen. Ze kon haar ogen niet afhouden van zijn soepele bewegingen, toen hij Lucy achterin van extra kussens voorzag om het voor haar zo comfortabel mogelijk te maken. Hij keek niet meer naar Kate en dat was maar goed ook, want de hemel mocht weten hoe haar gezicht stond.
Haar vriendin Sophie was binnengekomen om de kliniek te bemannen. ‘Maak je niet ongerust als je een paar dagen wegblijft. We redden ons hier prima,’ zei ze geruststellend, waarna ze Kate omhelsde.
Een paar dagen met Rory? Kate huiverde. Dat zou ze nooit overleven.
Sophie ging verder: ‘Wanneer jij weg bent, zal ik wel contact houden met de huishoudster van je vader en na mijn werk naar het huis gaan als dat nodig is. Goed?’ Fronsend keek Sophie naar Kate, die wist dat ze zag dat haar gezicht bezorgd stond. ‘Ga nou maar.’
Kate knikte weer en sloeg een laatste gekwelde blik op haar vriendin. Kate was de enige verloskundige. Ze kon niet anders dan gaan.
Al haar aandacht ging uit naar haar patiënt. Door de middelen tegen hoge bloeddruk was de bloeddruk van Lucy enigszins gezakt. Kate had zoveel spullen ingepakt als ze maar bedenken kon, met inbegrip van materiaal dat ze nodig had bij een eventuele bevalling. Vurig hoopte ze dat ze dat laatste niet nodig zou hebben.
Intussen had Rory met Lucy en haar moeder gesproken. Tegen de tijd dat hij de achterdeur van de truck sloot, zag Lucy er meer ontspannen uit, wat een goed teken was. Kate vroeg zich af of dat te maken had met de vele medicijnen die haar waren toegediend, of met de knappe man die beloofd had dat alles goed zou komen.
Hoezeer ze ook opzag tegen de trip met Rory, toch kon ze heimelijk alleen maar dankbaar zijn dat hij hier was. Nu Charlie niet meer werkte had ze zich anders tevreden moeten stellen met de oudere monteur, die zelf al bijna aan zijn pensioen toe was. Van de oude Bob, met zijn artritis en zijn gehoorapparaat dat nooit werkte, had ze weinig hulp te verwachten wanneer er zich een ernstig noodgeval mocht voordoen.
Het portier ging open en Rory klom met zijn forse gestalte achter het stuur. Meewarig schudde Kate haar hoofd over haar onredelijke voorspellingen van vanmorgen. Ze had verwacht dat Rory te dik zou zijn door het eten van te veel donuts, en dat hij chagrijnig zou zijn geworden door zijn werk. Er bestond echter geen enkele twijfel over dat deze man nog steeds prachtig was en verre van knorrig.
Opeens was ze blij dat ze achterin bij Lucy moest blijven, want Rory’s brede schouders namen zeker anderhalve stoel in beslag, en dan had ze zich tegen het portier moeten drukken om lichamelijk contact te vermijden.
Toen Rory zijn hoofd draaide om nog een keer te controleren of alles goed met hen ging, werden zijn tanden zichtbaar. Ze waren wit, een beetje zoals in zo’n verrekte tandpastareclame, bedacht Kate zuur.
Hij glimlachte niet tegen haar. ‘Ben je klaar voor je Grand Tour van de Kimberley, Lucy?’
De gebronsde spieren in zijn nek spanden zich, en op zijn sterke armen waren spierbundels te zien toen hij zich omdraaide. Kate kon niet voorkomen dat haar maag een sprongetje maakte. Ze genoot ervan om te kijken naar de man uit haar verleden. Geen wonder dat ze hem nooit had kunnen vergeten.
Wat ze zich niet had gerealiseerd, was hoezeer ze zich altijd bewust was geweest van zijn aanwezigheid. En nu was hij een echte hartenbreker geworden, die nog moeilijker te vergeten was. Ze wenste dat hij nooit terug was gekomen.
Ze zakte wat onderuit op haar stoel, blij dat het achterin donker was zodat ze haar tijdelijke zwakte kon verbergen. Maar zelfs daar snoof ze de geur op van dure aftershave, iets wat de Rory die zij kende nooit had gedragen. Onbewust leunde ze weer iets naar voren.
Hij keek naar haar. ‘Heb je nog kans gezien…’ Fronsend keek hij naar haar verschrikte gezicht. Hij aarzelde even, waarna hij vervolgde: ‘…om ze thuis te laten weten dat je weg bent?’
Zijn mond bewoog in slowmotion en hypnotiseerde haar, belachelijk genoeg. Haar hart ging als een bezetene tekeer. Pas na een paar momenten drong wat hij zei tot haar door, en ze knipperde met haar ogen. Die stomme zwakte van haar ook.
‘Ja.’ Haar antwoord was staccato geweest, dus ze verzachtte het ene woord door snel een verklaring te geven, voor het geval hij haar te kortaf vond. ‘Ik heb gezegd dat ik op zijn minst een dag later, zo niet twee, terugkom. Ze zullen het mijn vader vertellen.’
Ze wendde haar hoofd af en besloot op dat moment dat het het beste was om de bron van haar zwakte te vermijden. Niet naar Rory kijken, sprak ze zichzelf dus vermanend toe.
Bijtend op haar droge lippen gaf ze hardop uiting aan haar grootste angst. ‘Het hangt ervan af of we nog meer regen krijgen en er ergens onderweg overstromingen ontstaan.’
De weg die ze op het punt stonden op te gaan stond bekend als het laatste grote rij-avontuur in Australië. Voor haar was het avontuur al groot genoeg omdat ze op die weg zat met Rory, laat staan als ze midden in een overstroming terecht zouden komen.
Hij knikte. ‘Het is mogelijk. Laat het me weten als je wilt dat ik vaker stop, zodat je Lucy kunt onderzoeken. Ik denk dat ik niet veel harder zal kunnen rijden dan nu zonder het risico te lopen dat jullie heen en weer geslingerd worden in de truck.’
Hij draaide zich weer om. ‘We rijden door tot na de eerste grote oversteek.’ Even pauzeerde hij. Het was alsof hij nog iets wilde zeggen, maar kennelijk bedacht hij zich. ‘Daar kunnen we onze benen strekken.’ Hij startte de motor.
‘Lijkt me prima.’ Het enige waaraan ze kon denken was dat ze zo snel mogelijk wilde vertrekken. Zoveel te eerder was ze van deze martelgang met Rory af.
Ze controleerde de veiligheidsgordel van Lucy’s stretcher, forceerde een glimlachje voor haar slaperige patiënt en maakte haar eigen gordel vast. Ze zou leven bij het uur en niet denken aan het gesprek dat ze moest voeren op de terugweg naar huis.
Misschien kon ze hem in Derby achterlaten en zelf terugrijden. Dat idee leek haar wel wat, maar tenzij Rory meer veranderd was dan ze verwachtte, zou hij haar niet in haar eentje willen wegsturen.
Terwijl ze naar de verafgelegen okerkleurige woeste weidegronden reden, ranselde de wind het borstelige gras en de onvolgroeide gombomen aan de kant van de weg, en deed het rode stof dat ze losmaakten hoog opwaaien in de inmiddels grijs-zwarte lucht achter hen.
De wind zou de stofwolk tenminste sneller verplaatsen als er road trains voorbijreden, peinsde Kate. Als bij toverslag liet Rory hun voertuig langzamer rijden en stuurde zo dicht mogelijk naar de kant van de weg, om de afstand te vergroten tussen hen en een tegemoetkomende mammoettruck.
De weg was een belangrijke transportroute voor grote veefokkerijen die her en der over het land verspreid lagen. Road trains waren trucks met wel drie of vier aanhangwagens met vee, die over grote afstanden heen en terug denderden. Die wegmonsters hadden geen schijn van kans om snel tot stilstand te komen wanneer iemand voor ze opdook. Zelfs het inhalen van een road train die in dezelfde richting reed was gevaarlijk, omdat het stof dat ze deden opwaaien zo dik was dat het zicht nooit helder genoeg was om je ervan te kunnen verzekeren dat je geen tegenliggers had.
Kate herinnerde zich dat ze ooit eens was gestopt om een kop thee te maken, in plaats van achter zo’n monster aan te blijven rijden naar Derby. Ze was blij dat deze mammoettruck in tegenovergestelde richting reed. De truck vervoerde drie aanhangwagens vol geelbruin vee, zag ze door het raampje tegenover haar. Toen het stof was weggeblazen door de steeds sterker aantrekkende wind en ze weer door konden rijden, slaakte ze een zucht van verlichting.
Anderhalf uur later kwamen ze aan bij de eerste van de grote rivieren die ze moesten oversteken: de Pentecost River. Er lag maar weinig water op de weg, slechts enkele millimeters, maar daar zou verandering in komen als het menens zou worden met de storm. En dan zouden ze aan de andere kant vast komen te zitten.
Ze ving een glimp op van zilverkleurig gespetter, zo’n tien meter verwijderd van de weg, en huiverde.
Gelukkig was de hoogte van het water gemakkelijk te zien, want ze wilde Rory niet erop uit hoeven sturen om het waterpeil te controleren.
Niet dat iemand hier naar de overkant liep. De Pentecost zat vol met wilde dieren, en een zoutwaterkrokodil zou best zin hebben in een stoeipartijtje met hem. De naam zoutwaterkrokodil betekende niet dat deze wezens per se in de buurt van de zee moesten zijn. Met genoegen aten ze je een paar honderd kilometer landinwaarts op, in zoet water. Ook al zag ze als een berg op tegen het onvermijdelijke ‘gesprek’, dat was niet de manier waarop ze zich van Rory’s gezelschap wilde ontdoen.
Rory minderde vaart voor de afdaling naar de rivierbedding, zette de motor in een lagere versnelling en reed over het grind door het water. Eenmaal aan de overkant aangekomen klommen ze weer naar de weg. Al doende gutste het water dat ze onderweg hadden verzameld met stromen weer uit de truck.
Ze keek uit de voorruit om te zien waar ze waren gestopt. Haar maag draaide zich om. O nee, alsjeblieft. Niet hier!
Tien jaar geleden hadden Rory en zij hier een picknick gehouden bij zonsondergang, om te genieten van de schoonheid van de Pentecost River en de verafgelegen woeste gronden. De avond voor Rory’s vertrek had hij naar een plek willen gaan die niet toebehoorde aan haar vader. Dus waren ze hiernaartoe gegaan – een plek waar vrijwel geen andere mensen kwamen.
Onuitwisbaar stonden de herinneringen in haar geheugen gegrift. Even was het of de tijd stil was blijven staan. Die zonsondergang had de diepe kleuren van een rijpe perzik gehad, die reflecteerden op de indrukwekkende zandstenen steile wand van de Cockburn Range. Ze kreeg een hoofd als vuur bij de herinnering, want die avond had ze de bedeesde Rory verleid. Voor haar uit stond de baobabboom, met een stam als een bolle buik. Ze hoopte maar dat Rory zo fijngevoelig was om daar niet stil te blijven staan.
De truck begon langzamer te rijden en sloeg van de weg af naar de parkeerplaats. Naarstig keek ze om zich heen op zoek naar een alternatief. Het probleem was dat dit de enige parkeerhaven was met fatsoenlijke afmetingen, en hun baobabboom maakte daar deel van uit. Ze slaakte een zucht.
Wordt nou eens volwassen, sprak ze zichzelf vermanend toe. Ze moest nodig Lucy’s bloeddruk en de hartslag van haar baby controleren, maar de herinneringen van al die jaren geleden aan deze plek overweldigden haar.
Nog goed kon ze zich de avond voor Rory’s vertrek voor de geest halen. Al was het tien jaar geleden, voor haar was het als de dag van gisteren.
‘Dus je gaat weg?’ Kate kon het gewoonweg niet geloven. Rory weg? Wat moest ze in vredesnaam zonder Rory beginnen? Daar stond hij, lang en mager en enigszins terughoudend, alsof hij afstandelijk moest zijn om te zeggen wat hij te zeggen had. Dit was helemaal niet haar Rory.
Veilig in zijn armen was de enige plek waar ze zich geliefd voelde om zichzelf. Hij was de enige persoon die begreep hoe eenzaam ze was geweest sinds de dood van haar moeder. Hij kon haar aan het lachen maken en haar het gevoel geven compleet te zijn.
‘Ik vertrek morgenochtend, met het vee op de road train,’ zei hij.
De klap kwam hard aan. Hoe zou ze dat kunnen verdragen?
‘Ik kan over twee weken beginnen met mijn paramedische opleiding.’ Even later liet hij erop volgen: ‘Toen ik vroeg om met je te trouwen, wisten we allebei dat hij me zou ontslaan.’ Even pauzeerde hij, en hij wendde zijn hoofd af.
Ze wist dat hij zijn schaamte wilde verbergen, hoewel er niets was om zich voor te schamen. Ze wilde de akelige herinneringen wegkussen. Ze wist wat er was gebeurd, want ze had haar vader afgeluisterd toen hij Rory de les had gelezen en hem zijn trots had ontnomen, alsof hij een misdadiger was.
Ze had geprobeerd niet te luisteren naar de dreigementen en beschimpingen. Als haar vader had gedacht dat Rory in haar achting zou dalen, dan had hij de plank flink misgeslagen. Ze schaamde zich er in tegendeel voor dat ze Lyle Onslows vlees en bloed was.
‘Ik schaam me voor mijn vader. Sorry, Rory.’
Met een vastberadenheid die ze nooit eerder bij hem had gezien staarde hij naar de heuvels in de verte. ‘Het maakt niet uit.’ Hij stak zijn hand in zijn zak. ‘Ik heb iets voor je,’ zei hij, waarna hij een doosje openmaakte. ‘Wil je deze dragen tot ik terugkom?’ Hij haalde de ring eruit, die ze herkende als een kleine roze diamant, afkomstig uit de mijnen achter Jabiru. Het was een aandenken. Ze had geen idee had hoe hij dat had kunnen betalen. Ze schoof hem om haar vinger, waar hij tegen hen beiden leek te knipogen. Het deed er niet toe dat haar vader zijn toestemming had geweigerd.
Kijkend naar de ring – Rory’s ring – stelde ze vast dat, al was het de grootste diamant ter wereld geweest, hij haar niet dierbaarder had kunnen zijn, maar het liefst van alles wilde ze Rory troosten. Zich verontschuldigen voor haar vader en hem tonen hoeveel ze van hem hield. Impulsief trok ze zijn hoofd naar het hare en kuste hem. Ze waren helemaal alleen en weldra zou het avond worden. Hun laatste avond samen.
‘Ik wil met je trouwen. Echt waar,’ vertelde ze hem. Voor het eerst waagde ze het voorzichtig het puntje van haar tong in zijn mond te duwen. Dat deed ze enigszins onbeholpen en verlegen, maar met haar hele hart en ziel.
En plotseling waren ze in een heel nieuwe dimensie terechtgekomen, wat maakte dat ze beiden algauw in vuur en vlam stonden.
Zacht grommend kuste hij haar terug, ingaand op haar uitdaging. De een werd door de ander aangemoedigd, tot ze beiden werden verteerd door de wanhoop die zijn vertrek had veroorzaakt.
Ze hunkerde ernaar zijn huid te voelen en zijn hartslag te horen. Dus maakte ze de knoopjes van zijn hemd los en streelde met haar handen over zijn borst, op en neer, niet precies wetend wat ze moest doen. Wat ze wel wist was dat ze de harde spieren van zijn borst wilde voelen en kneden. Een borst waartegen ze niet langer met haar hoofd kon leunen als hij weg was.
Er voer huivering door zijn lichaam toen hij de lucht inzoog die hij nodig had om zich te beheersen. Terwijl hij zacht kreunde, liet ze haar hand op zijn hart rusten en liet het bonzen van zijn levenskracht tot zich doordringen.
Op dat moment realiseerde ze zich dat ze macht had. Ze kon hem zover krijgen dat hij zichzelf wat minder in bedwang hield, zoals hij altijd had gedaan. Hem naar het randje duwen; misschien zou hij haar dan meenemen naar een plek die ze tot dan toe altijd hadden gemeden.
Hij probeerde haar een stukje van zich af te duwen, maar dat liet ze niet toe. Ze drukte zich tegen hem aan en trok zijn handen omhoog, met als doel dat hij haar ook streelde. Toen veranderde alles en nam hij het initiatief van haar over.
Opeens was ze in zijn armen en werd ze naar de deken gedragen die ze had neergelegd voor hun picknick. Daar legde hij haar op het gras en ging naast haar liggen.
‘Weet je het zeker?’ fluisterde hij.
‘Ja, heel zeker.’ Er was geen sprake van twijfel. ‘Kus me.’
Vervolgens kleedden ze elkaar uit, om plekken te ontdekken die ze altijd voor elkaar geheim hadden gehouden. Onder het uiten van kreetjes van plezier en wederzijdse aanmoediging werd hun liefdesband bezegeld.
Het drong tot haar door dat haar hand tegen haar keel gedrukt was. De ader onder haar vingers klopte bij de herinneringen. De truck was gestopt, en huiverend bracht ze haar gedachten terug naar het heden.
Ze zouden hier snel weer weg zijn, net als de herinneringen die op deze plek aan haar vastkleefden als onontwarbare spinnenwebben. Ze had maar een paar minuten nodig om Lucy te onderzoeken en om te horen wat ze niet kon horen wanneer ze rammelend over de hobbelige wegen reden.
Nog slaperig bewoog Lucy zich en opende ze haar ogen. ‘Waar zijn we?’
Kate legde een hand op haar arm. ‘Het is goed. We zijn bij de Pentecost River. Hoe voel je je?’
Als een uil knipperde het meisje met haar ogen. ‘Ik kan mijn ogen haast niet openhouden,’ antwoordde ze.
‘Dat komt door de medicijnen voor je bloeddruk. Probeer nog maar wat te soezen als je kunt. Ik moet even luisteren naar je baby en controleren wat je waarneemt nu we zijn gestopt.’
Toen Lucy slaperig knikte, stopte Kate haar stethoscoop in haar oren om naar de hartslag van het meisje te luisteren. Onderwijl was ze zich ervan bewust dat Rory om de truck heen liep naar de achterdeuren. Elk moment kon ze met hem worden geconfronteerd. Dat zou niet zo gemakkelijk worden als het zou moeten zijn, met al die intieme herinneringen die haar zo levendig voor de geest stonden.
Zodra Kate klaar was, liet Lucy zich weer onder het laken glijden.
Rory opende de achterdeuren en wachtte de beoordeling af. ‘Alles goed met Lucy?’ Zijn forse gestalte blokkeerde een groot deel van het licht dat van buiten naar binnen kwam.
Kate was daar blij om, want de hitte was naar haar wangen gestegen en, helaas, ook naar andere plekken. Met het puntje van haar tong streek ze over haar droge lippen. ‘Het gaat wat beter,’ zei ze. ‘Haar bloeddruk is honderdveertig over negentig. Een hele vooruitgang. En nu maar hopen dat hij diastolisch op negentig blijft en niet hoger wordt.’
Ze strekte haar verkrampte knie en zuchtte. Het was hoog tijd dat ze de truck uit ging om haar benen te strekken. Om niet een paar keer om het voertuig heen te lopen voor ze weer verder reden, zou gekkenwerk zijn. Ze hoopte alleen dat hij een stukje achteruit zou gaan, zodat ze zich niet langs hem heen hoefde te wurmen.
Alsof hij haar gedachten kon lezen, deed hij een stap opzij. Eenmaal buiten viel het niet mee om de behoefte te onderdrukken om even te gaan kijken of hun initialen nog in die boom gekerfd stonden.
Kijkend naar de rivier realiseerde ze zich dat hij naast haar was komen staan, en zonder haar aan te raken naar haar keek. Dat was nog het ergste – hij hoefde haar helemaal niet aan te raken, want ze kon zijn aura voelen en ze kon niets doen tegen het feit dat de hitte weer naar haar hals kroop. Evenmin kon ze iets doen tegen het verlangen om zijn hand vast te pakken en die tegen haar wang te leggen. Waar was alles toch zo misgegaan tussen hen?
‘Onze initialen staan nog steeds op die boom,’ merkte hij op.
Haar hart ging als een bezetene tekeer toen ze besefte hoe gemakkelijk hij haar kon lezen. Ze was nota bene zesentwintig, veel te oud voor puberromantiek.
Eenmaal bij hem vandaan was ze dankbaar dat haar ademhaling een stuk gemakkelijker ging.
Rory wist niet goed wat hij zeggen moest. Ook hij werd hier overweldigd door herinneringen, en hij verafschuwde het dat ze slechts een achteloze blik op de boom wierp, alsof die niets te betekenen had.
‘We waren een stelletje vandalen,’ zei ze. De onverwachte pijn die haar opmerking veroorzaakte deed hem ineenkrimpen. ‘Daar geven ze je tegenwoordig een fikse boete voor.’
Wat was ze koud, dacht hij. Ze leek meer op haar vader dan hij ooit had gedacht.
Toen ze naar de rivier wees, was dat ongetwijfeld om van gespreksonderwerp te veranderen. ‘Twee weken geleden heb ik daar beneden de wonden van een reiziger gehecht.’ Beiden keken naar de bewuste plek. ‘De krokodil had zijn vingers te grazen genomen toen hij zich bukte om zijn waterfles te vullen.’
Hij floot tussen zijn tanden. ‘Dan heeft die man geluk gehad.’
Ze glimlachte grimmig. ‘Vertel mij wat.’
Nee. Hij wilde dat zij hem zou vertellen wat er tien jaar geleden was gebeurd. Waarom ze zo drastisch veranderd was. Waarom ze in vredesnaam haar belofte had verbroken en gezegd had dat ze niet van hem hield. En ze de ring had teruggestuurd.
Had haar vader daarachter gezeten? Hadden zijn eigen ouders daar iets mee van doen gehad? Die vragen kon hij enkel aan Kate stellen.
Waarom had Lyle Onslow Rory’s vader geslachtofferd? Waarom had hij hem zomaar ontslagen en had zijn moeder nergens meer mogen werken voor ze hadden moeten vertrekken? Was de oude man echt zo bang geweest dat Kate wel eens zou kunnen houden van iemand die in sociaal opzicht inferieur was, zoals Rory?
Hij deed zijn mond open en sloot hem weer. Met een zucht zei hij: ‘Ik vul de tank even bij met de jerrycans nu het niet regent.’ Vervolgens liep hij weg.
Het ging niet om wat hij wilde zegen, want dat wist ze wel. Dat was nu juist het probleem. Intuïtief hadden ze altijd aangevoeld wat de ander dacht, en dat was ook wat haar betrof nog steeds zo.
Ze keek uit over de weidse vlakten met de meanderende rivier en de dikke donkere wolken, waarnaar ze die bewuste avond ook hadden gekeken.
Dat was op de dag geweest dat ze een vrouw was geworden. Een dag die blijvend invloed zou uitoefenen op haar leven. En Rory wist er niets van. Zou hij het begrijpen? Haar erom haten? Zou hij haar de schuld geven? Medelijden met haar hebben?
‘Ben je klaar om te gaan?’ informeerde hij.
‘Zeker weten,’ antwoordde ze. Beiden wisten dat dat precies was wat ze bedoelde.
Lucy was in een onrustige slaap gevallen en werd niet wakker toen de truck weer ging rijden. Kate keek naar de verhitte wangen van haar patiënt en begon zich opnieuw een beetje ongerust te maken. De gedachten aan Rory schoof ze van zich af.
‘Er was die dag een schitterende zonsondergang.’ Zijn stem klonk kalm, en ze wist dat het niet alleen de zonsondergang was die mooi voor hen beiden was geweest.
Niet nu. Niet met al die herinneringen, nog zo fris in haar geheugen. Ze voelde de tranen prikken en wachtte tot ze naar buiten kwamen, maar dat gebeurde natuurlijk niet.
Ze wilde er niet aan denken. Denken aan die tijd van haar leven zou alle wonden openrijten. Het verdriet en de boosheid die ze zo lang had opgekropt zouden weer naar boven komen, en ze wist niet wat daaruit zou voortvloeien. Inmiddels was ze eraan gewend zich ijzig te gedragen – dat was een stuk veiliger.
Haar blik bleef rusten op het jonge meisje tegenover haar. Nu Lucy zo ziek was, moest ze zich helemaal op haar patiënt concentreren.
‘Dat kan ik me niet meer herinneren.’ Kort ontmoetten hun ogen elkaar in de achteruitkijkspiegel. Vervolgens haalde ze haar schouders op en begon de gegevens van Lucy op te schrijven.
Hij gaf geen commentaar, maar gek genoeg voelde ze tijdens het volgende uur niet een keer zijn blik in de spiegel op haar gericht, zoals ze die sinds Jabiru Township wel had gevoeld.
Toen Lucy zachtjes in haar slaap kreunde, keek Kate met vernauwde ogen naar de buik van het meisje. Ze legde haar hand voorzichtig op Lucy’s baarmoeder, die onder het laken voelbaar was. Zoals ze al had vermoed voelde de buik van het meisje strak en verkrampt aan onder haar vingers, maar gelukkig ontspande haar baarmoeder zich na enige seconden.
Waarschijnlijk was het een Braxton-Hicks-kramp en niet een echte wee, stelde Kate zichzelf gerust, maar het feit dat Lucy het zelfs in haar slaap had gevoeld verontrustte haar.
Om het juiste tijdstip te kunnen vaststellen keek ze op haar horloge. Ze hoopte maar dat Lucy niet regelmatig zou gaan kreunen, want dan moest ze echt gaan denken aan het onvoorstelbare.
Haastig deed ze een schietgebedje, biddend dat deze baby niet te vroeg geboren zou worden, mijlenver verwijderd van een ziekenhuis, achter in een ambulancetruck.
Als ze dichter bij Derby waren, zou het misschien geen probleem zijn. Een halfuur lang zou zelfs de kleinste baby het wel redden, met de warmte van de moeder en door het toedienen van zuurstof, maar duurde het langer, dan was de kans groot dat het misging. Dan konden er moeilijkheden optreden met de ademhaling, en werd het risico dat ook alle andere dingen fout gingen vele malen groter.
Ze had het werk op de Intensive Care voor kinderen nooit met veel plezier gedaan. Ongetwijfeld had dat te maken gehad met haar eigen droevige ervaring – ze wist dat te vroeg geboren baby’s van een heleboel dingen ziek konden worden en het soms niet overleefden.
Zoals met haar eigen kindje was gebeurd. Het kindje dat ze zelfs nooit had gezien. De herinneringen daaraan had ze met succes weggestopt, totdat Rory was teruggekomen en ze had toegestaan dat ze weer naar de oppervlakte waren gekomen.
Ze beet op haar lip. ‘Hoelang denk je dat de reis zal gaan duren?’ informeerde ze. Eigenlijk meende ze het antwoord al te weten, maar ze had er behoefte aan het hardop te vragen. Ook om de bezorgdheid te delen, die steeds groter werd.
‘We hebben nog vijfhonderd kilometer te gaan. Met een snelheid van vijftig kilometer per uur betekent dat tien uur, tussenstops niet meegerekend.’ Voor het eerst sinds lange tijd keek hij op en ontmoetten hun ogen elkaar in de achteruitkijkspiegel. ‘Ik kan de tijdsduur verkorten, maar dan wordt de rit wel een stuk ruiger,’ vertelde hij haar. ‘Begin je zenuwachtig te worden, Kate?’
Dat was wel heel zwak uitgedrukt. Niet als het om de bevalling ging, maar wel waar het de baby betrof. ‘Misschien hadden we toch beter in de kliniek kunnen blijven en Lucy’s baby daar geboren laten worden. Daar hadden we tenminste elektriciteit gehad en meer handen aan het bed.’
‘Maar ze zeiden dat ze per ambulance moest worden vervoerd.’
‘Weet ik, maar het probleem is dat we een hoog risico lopen als Lucy’s bloeddruk blijft stijgen.’
Om nog maar te zwijgen over het gevaar van een bloeding, dacht ze, maar dat zei ze maar niet hardop, voor het geval Lucy wakker werd.
Er zouden al bloedvaten van de placenta beschadigd zijn, die nog zwakker zouden worden door de voortdurende hoge bloeddruk. Als een van de vaten zou springen, zou er bloed gaan vloeien tussen de placenta en de baarmoeder, waardoor de moeder en baby groot gevaar liepen. Zoals bij Kate was gebeurd. Ze moest erop letten dat Lucy geen pijn kreeg die niet wegtrok.
‘Ik denk dat ze is begonnen aan de weeën,’ vertelde ze Rory kalm. ‘Weliswaar onregelmatig, maar de nifedipine schijnt niet genoeg uitwerking op haar te hebben.’
Hij fronste. ‘Wil je zeggen dat de natuur wil dat de baby eruit komt, en dat ze misschien gaat bevallen?’
‘Waarschijnlijk wel. Ik zou ervoor zijn.’ Ze trok een grimas. ‘Alleen niet onderweg.’
Weer keek hij via de achteruitkijkspiegel naar haar, en zijn gezicht stond ernstig toen hij zei: ‘Daarom ben jij bij haar. Ik heb alle vertrouwen in jou, en ik wed dat Lucy dat ook heeft. Alles zal heus wel goed komen.’
Dat was een platitude; een poging om haar op haar gemak te stellen. Hij was een paramedicus en ambulancebroeder, een professional in het kalmeren van mensen in zware en extreme situaties. Het was een zinnetje dat hij in de loop der jaren dikwijls tegen haar had uitgesproken wanneer ze het moeilijk had.
Op die eerste schooldag… Als de dochter van de baas had ze zich in de steek gelaten en eenzaam gevoeld, tot de grote Rory McIver uit het tweede jaar haar bij de hand had genomen en had aangewezen waar ze kon gaan zitten. ‘Alles komt goed,’ had hij gezegd, en de blik in zijn ogen en de geruststellende toon van zijn stem hadden haar in hem doen geloven.
In die week waren haar moeder en kleine broertje overleden. Toen ieder ander haar vermeed, omdat ze niet wisten wat ze tegen haar moesten zeggen. Toen haar vader haar verbood om afscheid te nemen op de begrafenis, was Rory naar haar toe gekomen en had hij haar omhelsd. Samen hadden ze een speciaal tuintje gemaakt met een houten kruis, waar ze naartoe kon gaan om met haar moeder te praten. Niemand had daarvan iets afgeweten.
‘Alles komt goed,’ had hij gezegd.
Honderden keren had Rory haar aangehoord, als ze weer eens in opstand kwam tegen de onverzettelijke opstelling van haar vader, omdat ze zich inliet met een ingehuurde arbeider. Hij was altijd in staat haar gerust te stellen. Belangrijke dingen werden beheersbaar als ze die aan Rory kenbaar maakte.
Nu was hij hier en deed hij dat weer. Vreemd genoeg deden zijn woorden en de herinneringen aan het verleden haar goed. Hij had gelijk. Met zich zorgen maken schoot ze niks op; ze zou alles op de juiste manier aanpakken en zo goed mogelijk voorbereid zijn.
Nu deed hij het weer, en ze vroeg zich af of hij het zich realiseerde. Haar warme glimlach had alles te maken met de vele goede herinneringen die ze met hem deelde. ‘Bedankt, Rory.’
Ze zag zijn verbazing, schok zelfs, omdat haar dankbaarheid oprecht gemeend was. Daar dacht ze even over na. Voor het eerst begon ze zich af te vragen hoe hij zich voelde nu hij haar na al die tijd weer zag. Zij was niet de enige die herinneringen had. Dat plaatste haar gedrag jegens hem in een heel ander licht, en hielp haar niet om afstand te bewaren.
Dit is niet goed, dacht ze. Ze mocht zich niet overgeven aan onmogelijke dromen, of oude gevoelens laten herleven die haar konden overweldigen. Haastig drukte ze de gedachten weg.
‘Graag gedaan,’ zei hij. Deze keer hield hij zijn ogen op de weg gericht, en daar was ze blij om.
Korte tijd later begon Lucy weer te kreunen. Voordat Kate haar hand op Lucy’s buik legde om te voelen, keek ze op haar horloge en stelde vast dat er vijftien minuten waren verstreken sinds de laatste kramp.
Een wee.