Hoofdstuk 1
Dankbaar en opgelucht stapte Rory McIver uit het vliegtuigje van de Royal Flying Doctors waarin hij was meegelift. Het was een nogal turbulente vlucht geweest. Misschien had hij beter in Perth de auto kunnen nemen, maar na een paar hectische weken had hij erg opgezien tegen een rit van drieduizend kilometer.
Hij bukte zich om een beetje van de rode aarde op te rapen die hij vanuit het vliegtuigraampje urenlang onder zich had gezien, en liet het tussen zijn vingers door glijden. Hij keek om zich heen en bedacht dat hij nooit had verwacht hier ooit nog terug te keren.
Ook al was het nog vroeg in de ochtend, de hitte viel als een elektrische deken op de hoogste stand op hem neer, zoals alleen de hitte van de Kimberley in West-Australië dat kon. Tien jaar lang had hij die niet meer gevoeld en hij genoot er nu van.
Onwillekeurig ging zijn hand naar het borstzakje van zijn overhemd, waarin zijn portefeuille zat. Het was een gewoonte geworden, sinds ze hem al die tijd geleden die verrekte brief had gestuurd.
Niet aan denken!
Terwijl het vliegtuigje over de onverharde landingsstrook weg hobbelde, begon er een hond te blaffen. Zijn slungelige baas tikte bij wijze van begroeting tegen zijn hoed. ‘G’day, Rory. Lang niet gezien.’
De man was geen spat veranderd. ‘Smiley,’ zei Rory tegen de cowboy die tegen de gehavende truck geleund stond. ‘Fijn dat je er bent.’ Nadat ze elkaar een hand hadden gegeven, gooide Rory zijn tas achter in de auto, waar hij rood stof deed opwaaien. Met een zuur glimlachje maakte hij het portier tegen de harde wind in open en klom op de passagiersstoel.
Smiley nam plaats achter het stuur en startte de motor. ‘Ik vroeg me al af hoelang het zou duren voor jij zou komen opdagen nadat Kate was teruggekeerd,’ teemde Smiley op zijn geheel eigen manier.
Rory trok een grimas. Nou, kennelijk niet lang. ‘Ik las in de krant dat haar vader ziek is. Dus zij is ook lang weg geweest?’
‘Ze vertrok in hetzelfde jaar als jij. Ging in Perth naar school.’ Hij liet de handrem los. ‘Ze is terug om bij hem te zijn, maar een paar keer per week vliegt ze naar de stad om Sophie te ontlasten.’
Smiley keek naar een kleine auto met vierwielaandrijving, die onder een afdak in de hoek van de paddock stond en waarvan Rory veronderstelde dat die van Kate was. ‘Ze werkt in de kliniek, waar ze helpt bij bevallingen en noodgevallen.’ Smiley schudde zijn hoofd. ‘Ik hoor dat de oude man helemaal niet blij is dat ze hier werkt.’
Dan zag het ernaar uit dat Lyle Onslow nog steeds een boosaardige ouwe kerel was; geen snars veranderd.
‘Haar vader was nooit blij.’
‘Hij is stervende.’ Smiley keek naar hem, waarna beiden daarover nadachten. Lyle was een harde man en niet altijd eerlijk, maar daar zou de heilige Petrus weldra raad mee weten.
Smiley stak een lucifer in zijn mond om erop te kauwen. Zijn lippen bewogen amper, maar de lucifer danste op het randje van zijn lippen. Die vaardigheid had hij van zijn vader geleerd. Het bracht talrijke goede herinneringen bij Rory naar boven.
‘Heb je haar verteld dat je kwam?’ informeerde Smiley.
Nee, dacht Rory. Hij had er een slapeloze nacht aan gewijd om te proberen een manier te vinden om dat te doen. ‘Probeer het nieuws nog even voor je te houden, maat, tot ik de kans krijg.’
Smiley snoof. ‘Nieuws voor me houden? Hier?’ Hij haalde de lucifer uit zijn mond en wees ermee naar Rory. ‘Het gonst al van de geruchten sinds je vliegtuig opsteeg in Perth.’
In zijn achterhoofd wist hij dat allang, maar hij had het genegeerd. Zodra hij haar zou zien, moest hij zien om te gaan met het feit dat hij zijn belofte had gebroken.
Zodra hij haar zou zien. Hoe zou hij zich voelen wanneer hij de vrouw zag die hem had gedumpt, hoewel ze had beloofd op hem te zullen wachten? Die zijn brieven nooit had beantwoord. Die vermoedelijk zijn ouders leed had berokkend, hoewel die juist zo lief voor haar waren geweest toen haar moeder stierf?
Hij had meer tijd nodig. Nu hij bijna zijn doel in het leven had bereikt, besefte hij dat hij niet verder kon voordat hij had afgerekend met het verleden.
‘Hoe gaat het met Sophie?’
Smileys zus was de tegenpool van haar broer. Bruisend en extravert als ze was speelde ze genadeloos de baas over Smiley, die er zijn schouders over ophaalde. Vroeger deden ze van alles en nog wat met zijn vieren op het enorme land van Jabiru Station. Ook al iets wat Kates vader absoluut niet aanstond: zijn dochter, scharrelend met een arbeider.
‘Zanikend als altijd,’ antwoordde Smiley, maar er klonk trots door in zijn stem. Ongebruikelijk voor zijn doen – alsof hij aanvoelde dat Rory behoefte had aan verandering van gespreksonderwerp – begon hij uit te weiden. ‘Ze werkt nu in de kliniek met…’ Snel keek hij even naar hem.
Met Kate, bedacht Rory.
‘Hoe dan ook, met die hulp kan Sophie tenminste eens vrij nemen,’ ging hij voort. ‘Dus het gaat wel goed. Ze krijgt tips voor het baby vangen, zoals zij het noemt, en denkt erover om verloskunde te gaan studeren.’ Hij keek voor zich uit. ‘Wanneer ga je terug?’
Kate, de lerares van Sophie? Natuurlijk was ze veranderd. Wat had hij dan verwacht?
‘Ik heb een weekje vrij genomen en logeer in het Hilton tot de Flying Doctors me over een paar dagen op komen halen.’
Het Hilton was de ironische naam voor het op instorten staande pension in de stad, dat in handen was van een stoere ex-legerverpleegkundige, Betty Shultz. Shultzie zwoer dat ze dat verdomde Jabiru Township nooit zou verlaten. Maar ja, Shultzie zwoer en vloekte veel en vaak.
Haar Hilton leek in niets op de keten exclusieve hotels met dezelfde naam. De bedoening werd bij elkaar gehouden door stukken hout die waren gespijkerd over andere stukken hout.
‘Hoe was Charlies afscheidsfeestje?’
‘Lekker eten,’ antwoordde Smiley. ‘Ik neem niet aan dat jij zijn baantje wil overnemen?’
Nadat hij zich zo omhoog had weten te werken? Vrijwillige ambulancebroeder in de rimboe in plaats van plaatsvervangend hoofd van dienst van de hele staat? Maar het was eigenlijk best aantrekkelijk: terug op de weg in plaats van budgetvergaderingen en troubleshooting.
‘Nou… nee.’
Ze spraken niet meer voordat ze stopten tegenover het armzalige pension in de hoofdstraat van Jabiru Township, met een bevolking van honderdvijftig mensen door de week, en driehonderd – voornamelijk schaapscheerders en cowboys – in het weekend.
Het ging er hier wel heel anders aan toe dan in Perth, stelde hij vast, om zich heen kijkend.
Toen Rory zijn tas uit de truck haalde, werd hij weer verrast door een wervelwind. Hij keek naar de lucht, maar zag nog geen wolkje.
Hij gaf een klap op het dak, waarna Smiley zijn hand opstak en wegreed. Terwijl Rory de truck nakeek tot die in een stofwolk verdween, overwoog hij even om terug te gaan naar de landingsstrook. Nooit eerder was hij een uitdaging uit de weg gegaan. Vreemd dat dat hem nu zo aantrekkelijk leek.
Maar dat duurde maar kort. Hij was nu hier en moest zich niet zo druk maken over dit bezoek. Hij had hier geen familie meer. De bitterheid die hij daarover voelde drukte hij weg. De rest – zijn reactie op Kate – zou zich vanzelf wel oplossen.
Hij keek naar de met planken dichtgetimmerde winkels in de verlaten straat. Sinds hij hier voor het laatst was geweest, was er niet veel veranderd.
Behalve dan de schade die hij zijn familie had berokkend door zijn liaison met Kate.
Kate Onslow was een geboren pilote. Gelukkig maar, want dat maakte de afstand die ze moest overbruggen een stuk korter.
Twee uur was ze kwijt als ze van Jabiru Homestead naar Jabiru Township moest rijden, maar vliegend duurde het maar twintig minuten. Haar overgrootvader had de ranch honderd jaar geleden in gebruik genomen. Toen de township exponentieel was gegroeid, had haar grootvader een nieuw huis gebouwd, ver weg van de gekmakende menigte. Ofschoon honderd mensen Kate niet als gekmakend voorkwam, kon ze de wens om de families positie te verbeteren wel begrijpen.
De nieuwe Jabiru Homestead, met de vele gevelspitsen en omgeven door veranda’s, tezamen meer dan vierduizend vierkante meter, was genesteld tegen de okerkleurige bergen die grensden aan de Timorzee. In de naaste omgeving van het huis bevond zich een weelderig regenwoud.
In de oude hofstede, die ze nu in de verte vanuit de lucht kon zien, waren de kliniek, de apotheek, de bibliotheek van gedoneerde boeken en de garage voor de enige vierwielaangedreven ambulancetruck van de stad gevestigd.
Bij het naderen van haar bestemming zag ze het vliegtuigje van de Royal Flying Doctors opstijgen van de landingsstrook. Een misselijkmakend gevoel maakte zich van haar meester. Over de radio had ze al drie keer gehoord dat Rory McIver naar Jabiru kwam om haar te ontmoeten.
Het was vorige maand al moeilijk genoeg geweest om terug te komen en geconfronteerd te worden met haar ruziezoekende vader en diens ziekte, maar dat was niets vergeleken met het onverwachte bezoek van Rory.
Ze had er niet erg tegen opgezien om naar huis te gaan, omdat ze wist dat haar vader haar nooit meer op andere gedachten kon brengen. Maar Rory? Ooit had hij alles voor haar betekend.
Ook dit moest ze zien te overleven. Daar zou haar onafhankelijkheid haar bij helpen. De dreiging van plotseling opkomende tranen negeerde ze – die kwamen toch nooit naar buiten. Na alles wat er tien jaar geleden was gebeurd, na alle leugens, had ze niet meer gehuild. Toch was ze emotioneel diep geraakt, en ze had hem nog niet eens gezien! Inmiddels was ze een grote meid en geen puber meer, hevig verliefd op de zoon van de bedrijfsleider.
Na een diepe zucht rechtte ze haar schouders. Te vaak had ze zichzelf verteld dat ze op eigen benen moest staan, op zichzelf moest vertrouwen, sterk moest zijn, en dat vaste voornemen mocht niet worden ondermijnd door een man die al een hele tijd uit haar leven was verdwenen. Waarom wilde hij haar eigenlijk zien?
Ze bande hem uit haar gedachten om zich te concentreren op de landing, want dat was haar kracht: doelbewuste concentratie op datgene wat gedaan moest worden. Maar zodra het vliegtuigje was geland en er ruimte was voor afleiding, kwamen de gedachten terug.
Onderweg naar de stad in haar auto bleef ze zich zorgen maken. Dat deed ze ook nog tijdens het eerste halfuur dat ze in de kliniek werkte, tot de zestienjarige Lucy Bolton zich aandiende met het ergste geval van indigestie dat ze ooit had meegemaakt.
De kliniek bediende voornamelijk de ver uit elkaar liggende gemeenschappen van aboriginals en kampbewoners. Indien noodzakelijk kon er eens per week een dokter worden ingevlogen – maar helaas was die gisteren net hier geweest.
Eén blik op Lucy was genoeg om haar naar een van de vier bedden te sturen. ‘Onder de dekens, jongedame. Niet tegensputteren. Waar is je moeder?’
Lucy was een potig hardwerkend meisje wier moeder een van de vier pubs in de stad pachtte van Kates vader. Kate kende haar als een doorgaans vrolijke meid die nooit klaagde. Kinderen kregen hier noodzakelijkerwijs een harde opvoeding.
‘Mama is moe.’ Lucy ging op de rand van het bed zitten en schopte haar schoenen uit. ‘Het was gisteren heel druk in de stad en ik wilde haar niet wakker maken.’ Met een zucht legde ze haar hoofd op het kussen en sloot haar ogen. ‘Het gekke is, Kate,’ fluisterde ze, ‘ik heb helemaal niks gegeten omdat ik me zo rot voel, dus hoe kan ik nou indigestie hebben?’
‘Dat klinkt niet goed.’ Kate keek neer op het jonge meisje en zag in een plotselinge herinnering zichzelf daar liggen. ‘Arme meid.’ Ze streek over haar haren en zag dat haar ogen ietwat gezwollen waren. Ook bespeurde ze vermoeidheid. Toen zag ze haar een beschermende moederlijke hand over haar buik strijken. Zacht vroeg ze: ‘Bestaat er een kans dat je zwanger bent, Lucy?’
De ogen van het meisje vlogen open. De plotselinge angst op het jonge gezicht was genoeg bevestiging. Inwendig slaakte Kate een zucht om het verlies van Lucy’s jeugd dat eraan leek te komen, en ze voelde een tikkeltje jaloezie. Was zij maar net zo verstandig geweest om hulp te vragen, zoals Lucy had gedaan.
Hoewel… In Kates tijd was Mrs. Schultz misschien niet zo gemakkelijk te benaderen geweest als Kate of Sophie, als Kate al in staat was geweest helemaal naar de stad te gaan.
Ze streelde Lucy’s schouder. ‘Alles komt goed. Ik zal even je bloeddruk opnemen, lieverd. Ik vind je er ook niet zo best uitzien.’
Tegen de tijd dat ze een uitgebreid lichamelijk onderzoek had gedaan, kletterden de raamluiken tegen de buitenmuren. Het gieren van de wind was duidelijk hoorbaar. Amper merkte ze het op; haar bezorgdheid over de jonge vrouw voor haar werd met de minuut groter.
De dokter moest maar met het vliegtuig terugkomen om haar op te halen, want hier kon ze Lucy met geen mogelijkheid adequaat verzorgen. En ze wilde koste wat kost wel dat dat gebeurde, omdat ze wist wat de gevolgen konden zijn als het misliep.
De zwangerschapstest bleek positief te zijn, maar eigenlijk had Kate die niet nodig gehad. Ze kon duidelijk de hartslag horen van Lucy’s kindje. Waar ze zich bezorgder over maakte was de gevaarlijk hoge dosis eiwit die ze in Lucy’s urine had aangetroffen.
Lucy’s baarmoeder was voelbaar tussen haar navel en de onderkant van het borstbeen. Dat hield in dat ze haar geheim ongeveer zeven maanden lang verborgen had gehouden. Als de baby goed groeide, zou die best eens over acht weken geboren kunnen worden. Nog acht weken te gaan!
Kate sloot haar ogen toen allerlei herinneringen probeerden de kop op te steken. De situatie was gelijk aan toen zijzelf in ernstige moeilijkheden was gekomen, al die jaren geleden. Ze schudde de ongewenste gedachte van zich af, want wat ze per se niet wilde was Lucy onnodig bang maken.
Tenzij ze de plank faliekant missloeg, wees Lucy’s bloeddruk erop dat de bevalling niet lang meer op zich zou laten wachten, en ze wist hoe fragiel te vroeg geboren baby’s waren. Daar hadden ze hier niet veel ervaring mee, en Perth bevond zich drieduizend kilometer hiervandaan.
Het was echter mogelijk dat Lucy al aan het bevallen was zonder het te weten.
‘Je hebt toch geen pijn in je buik, hè, Luce?’
Langzaam schudde het meisje haar hoofd. ‘Ik heb alleen veel last van hoofdpijn en van die akelige indigestie.’
Het is geen indigestie, dacht Kate. Je lichaam vertelt je dat er iets goed mis is. Gelukkig had Lucy geluisterd.
Om de ongemakken iets te verlichten, gaf Kate haar een geneesmiddel tegen maagzuur. ‘Neem hier kleine slokjes van, Luce, dan ga ik over de radio met de dokter praten.’
Vijf minuten later haalde Kate de koptelefoon van haar oren en keek ernaar. Dat konden ze toch niet maken! Ze plaatste hem weer terug. Vreemd genoeg had die handeling haar enigszins gekalmeerd. ‘Wil je het nog eens herhalen?’ vroeg ze, maar er was weinig hoop dat ze deze keer iets anders te horen zou krijgen.
‘Medicatie en overplaatsing. Als ik jou was zou ik de overplaatsing vandaag nog laten uitvoeren. De storm is hevig. Vervoer is alleen mogelijk over de weg. Als je besluit om te gaan, zul je met haar de weg op moeten gaan voor het weer gaat regenen. Dan vliegen wij haar vanuit Derby verder. Het enige andere wat je kunt doen is haar nog vierentwintig uur met die symptomen laten liggen en bidden.’
Even deed Kate haar ogen dicht. ‘Het is zeshonderd kilometer rijden. Stel dat haar toestand tijdens de rit verslechtert, wat dan?’ Opeens kwam er een schrikbarende gedachte bij haar op. ‘Stel dat onderweg de bevalling begint? Dan zijn we nog verder van huis.’
‘Dan kun je alleen maar hopen dat dat niet gebeurt.’
Mac Dawson was aankomend verloskundige geweest toen Kate in het Perth General afgestudeerd was. Nu was Mac zelf in Perth verloskundige, en ze wist dat hij haar kundigheid respecteerde en zich bekommerde om haar hachelijke situatie. Maar hij kon verder niets voor haar doen. ‘Je had bij mij in Perth moeten blijven,’ voegde hij er nog aan toe.
Kate sloeg haar ogen ten hemel, blij dat hij haar niet kon zien. Een paar keer had hij haar mee uit gevraagd, en Kate wist dat hij hun relatie graag zou hebben verdiept als ze daarin geïnteresseerd was geweest. Dat had ze eigenlijk moeten zijn, maar het was niet zo. Macs jacht op haar was een factor geweest bij haar keuze om na haar afstuderen in een van de kleinere ziekenhuizen te gaan werken, in een buitenwijk van Perth.
‘Het is haar eerste baby, Kate,’ vervolgde Mac. ‘Je moet het zelf weten, maar ik weet zeker dat je een te vroege bevalling zou verkiezen boven pre-eclampsie daar. Het slechte weer kan gemakkelijk dagenlang aanhouden en dan zal jullie landingsstrook wegspoelen. Het zal lastig worden als ze zo onstabiel is als jij denkt en de wegen onbegaanbaar zijn.’
Mac had gelijk, ze had het alleen voor de tweede keer willen horen. Over de weg dan maar. ‘Bedankt voor je advies, Mac. Ik neem weer contact met je op zodra ik met haar ouders heb gesproken.’
‘Dan hoor ik dus gauw van je. Vergeet me niet te bellen wanneer je bent aangekomen, dan weet ik dat je het gered hebt.’
Langzaam haalde ze de koptelefoon van haar hoofd, waarna ze terugliep naar haar patiënte. Onderweg haalde ze uit de medicijnkast wat ze nodig had. Samen met een bakje met intraveneuze canules zette ze dat op het tafeltje naast het bed.
Lucy lag onrustig te dutten; af en toe bewoog ze krampachtig haar arm in haar slaap.
Kate mat nogmaals haar bloeddruk op en de uitslag deed haar ineenkrimpen. ‘Lucy.’ Ze pakte de pols van het meisje vast om haar hartslag te horen. ‘Ik moet een infuus in je arm inbrengen, lieverd, en je medicijnen toedienen om je bloeddruk omlaag te brengen. Daarna zal ik je moeder opbellen. De dokter zegt dat je sowieso naar Derby moet en nog liever naar Perth.’
Het meisje sperde haar ogen wijd open. Toen Kate de ongeruste blik zag, gaf ze een bemoedigend kneepje in Lucy’s hand. Ze zag er ontzettend bang uit. Net zo bang als Kate was geweest.
‘Het is goed, ik zal zo lang mogelijk bij je blijven, maar je zult daar moeten blijven tot je baby is geboren.’
‘Mama weet niet dat ik een kind krijg.’ Beiden keken neer op Lucy’s buik, waaraan je amper kon zien dat ze in verwachting was.
Maar al te goed herinnerde Kate zich dit alles, behalve dan dat zij geen moeder had gehad. Enkel een tierende vader, met een wilde blik in de ogen, die haar had weggebonjourd naar volslagen vreemde mensen voordat iemand anders erachter kon komen dat ze zwanger was.
‘We zullen het haar vertellen, maar verder hoeft niemand het nog te weten. Je moet dit heel ernstig opvatten, Lucy. Je kunt doodziek worden, jij en je baby. Ik maak me ernstig zorgen om je, dus we hebben geen andere keus.’
Het meisje liet zich terugvallen op het bed en deed haar ogen dicht. Twee grote tranen biggelden over haar wangen. ‘Ik begrijp het,’ zei ze met een snik. ‘Wil jij het mama vertellen?’
Neerkijkend op Lucy’s ronde wangen hief Kate haar hand om een lok haar van haar voorhoofd te vegen. Arme Lucy. ‘Als je dat graag wilt, zal ik het natuurlijk doen.’
Het volgende halfuur ontdekte Kate hoe gelukkig sommige mensen wel niet waren. De moeder van Lucy liet aanvankelijk de schouders hangen bij het nieuws, maar ze veerde even later al weer op met een vastberaden glinstering in haar ogen. ‘Mijn arme schat. Te bedenken dat ze zich zorgen maakte over wat ik zou vinden, terwijl ik me juist zorgen maakte om haar. Ik zat aan allerlei vreselijke dingen te denken, maar nu begrijp ik waarom ze de laatste tijd zo stil was. En zei je dat ze ziek is?’ Mary Bolton keek Kate strak aan. ‘Hoe ziek?’ wilde ze weten.
‘Pre-eclampsie. Vroeger noemden ze dat zwangerschapsvergiftiging. Haar bloeddruk is te hoog, wat gevaarlijk is, zowel voor haarzelf als voor haar baby. Ze kan last van stuipen krijgen als de bloeddruk te hoog wordt, of een beroerte. Ze willen dat ze naar Perth wordt gevlogen.’
Een ogenblik staarde Mary uit het raam. Vervolgens keek ze weer naar Kate. ‘Ik had ook last van dat stuipengedoe. Ik heb mijn man doodsangst aangejaagd toen hij wakker werd, het bed hevig schokte en ik naar hem staarde als een bang konijn, zonder iets te kunnen zeggen.’ Mary haalde haar schouders op. ‘Zoiets zei hij tenminste, net voordat Lucy werd geboren,’ vertelde ze nuchter.
Kate voelde een knoop in haar buik. Dus haar moeder had er ook last van gehad. Ze sloot haar ogen. Dat betekende dus dat Lucy nog meer risico zou lopen om het ook te krijgen.
Nogmaals keek Mary uit het raam. Ze zei fronsend: ‘De dokter zal niet in staat zijn om in dit weer te vliegen.’
Ook Kate keek uit het raam, om te zien wat ze al wist: de lucht was zwaarbewolkt en werd purperkleurig. ‘Ik weet het. We zullen haar over de weg moeten vervoeren naar Derby. Tenzij het weer in het westen verder opklaart en ze ons vliegend tegemoet kunnen komen om elkaar te treffen bij een van de ranches onderweg.’
Mary keek neer op haar dochter en vervolgens naar Kate. ‘Je moet je wel ernstig zorgen maken, Kate, als je hier niet nog een dag of twee wilt wachten.’
‘Dat doe ik ook.’
Mary trok een grimas. ‘We mogen van geluk spreken dat jij hier bent. Ik moet ervoor zorgen dat iemand anders mijn werk in de pub overneemt en voor de andere kinderen zorgt. Daarna zal ik jullie zo snel mogelijk volgen. Mijn zus woont in Derby. Wanneer moet Lucy weg?’
‘Vandaag. Nu. Zodra ik het heb geregeld.’
Op dat moment realiseerde ze zich pas wat daar allemaal bij kwam kijken. Zoals de ambulance. De chauffeur daarvan, Charlie, was met pensioen gegaan en net vertrokken voor de vakantie waarvan hij zijn hele leven al had gedroomd. Er was niemand anders met de nodige ervaring en opleiding om met haar mee te gaan, en ondersteuning tijdens deze trip was onontbeerlijk…
Sophie was hier hard nodig. Verder was er niemand met enige medische kennis – behalve de op een na hoogst gekwalificeerde paramedicus in de staat, over wie ze had gehoord dat hij de plaatsvervanger van de allerhoogste was geworden. De man uit haar verleden, die vanmorgen per vliegtuig was aangekomen om haar te ontmoeten.
Maar Rory was wel de laatste persoon met wie ze vierentwintig uur opgesloten wilde zitten in een ambulancetruck.
Ze draaide zich om en keek de kamer in waar Lucy lag. Misschien zou het toch niet zo heel erg zijn. Wellicht zou het nu heel anders zijn dan toen ze zestien jaar was, en zo dolverliefd dat ze hem praktisch had gedwongen om met haar naar bed te gaan.
Natuurlijk was dat zo. Inmiddels was hij tien jaar ouder en achtentwintig jaar. Het leven onderweg deed ieder mens verouderen, dus hij was waarschijnlijk behoorlijk veranderd. Door het werken in de stad was de kans groot dat hij een flink stuk zwaarder was geworden en er veel ouder uitzag. Het zou wel goed gaan.
Net toen Rory klaar was met het uitpakken van zijn spullen, kwam de oproep. Betty klopte als een machinegeweer op zijn deur, wat Rory ineen deed krimpen. In de stad had hij vaak meegemaakt dat hij op deze manier werd opgeroepen voor een spoedgeval en hij schrok elke keer weer. Misschien had hij deze onderbreking van zijn werk wel nodig.
Betty, gekleed in een camouflageshirt en een ontzettend gekreukelde lange broek, zag er angstaanjagend uit, nu ze daar met een streng gezicht en kaarsrecht voor zijn deur stond. Even vroeg hij zich af of hij moest salueren.
Hij deed de deur een stukje verder open, heel voorzichtig, omdat de deurknop aanvoelde alsof hij elk moment uit de deur kon vallen. Alles stond hier op instorten. ‘Ja, ma’am?’
‘Kate Onslow voor je aan de telefoon. Ga hem als de gesmeerde bliksem opnemen in de hal.’
Hij liep er zo snel naartoe dat zelfs Shultzie tevreden kon zijn.