Elf

Tokio

-

Op de derde verdieping van Hitasura's geheime pand bij metrostation Hammacho lag Tori Nunn, buiten bewustzijn. Ze droomde van een gebeurtenis uit haar wilde j aren. Het gebeurde negen jaar geleden, een jaar nadat ze Hitasura tegen het lijf was gelopen, die haar zijn bescherming had geboden nadat zij en haar broer Greg betrokken waren geweest bij de dood op een jonge Yakuza. Drie maanden daarvoor had Bernard Godwin haar gerekruteerd voor De Promenade.

De toenmalige directeur van De Promenade, Godwins rechterhand, was Tom Royce, een slungelachtige, broodmagere man. Bernard had hem naar Japan gestuurd om Tori te instrueren betreffende de werkwijze en hiërarchie van De Promenade. Volgens Tori was Royce beslist de verkeerde man om naar Japan te sturen. Na een week waar geen eind aan leek te komen, stuurde ze Bernard een telegram waarin ze die overtuiging van haar verwoordde. Ze kreeg slechts een kort en bondig antwoord: Ga door. Je maakt nu deel uit van de hiërarchie. Gehoorzaam daaraan.

Uiteindelijk bleek echter dat Tori gelijk had. Japan werd Tom Royce fataal.

Royce beschouwde zichzelf als een stoere cowboy. Wyatt Earp. Toen Tori hem in het steegje achter haar appartement vond, doodgeschoten met zijn eigen Colt, verbaasde dat haarnauwelijks. Maar kwaad was ze wel. Dit was Tokio, haar stad, en ze was verantwoordelijk voor Royce's veiligheid. Bovendien was hij, bij wijze van spreken, vermoord in haar eigen achtertuin. Ze knielde naast zijn lichaam en trok de loop van de Remington uit zijn keel. Wat een brute moord. De Yakuza, ongetwijfeld, dacht Tori. Ze zocht Hitasura op.

De Yakuza-oyafewn was niet erg toeschietelijk. 'Ik weet niet wie die Amerikaan heeft gedood,' zei hij, 'maar ik zal er geen traan om laten. En datzelfde geldt voor jou,' voegde hij er gehaaid aan toe.

'Mijn persoonlijke gevoelens ten aanzien van Royce zijn niet van belang,' zei Tori. 'Ik was voor hem verantwoordelijk. Degene die hem gedood heeft, wist dat. Daarom heeft hij hem afgeleverd bij de achterdeur.'

'Die Amerikaan had geen manieren,' zei Hitasura, alsof hij haar niet gehoord had. 'Hij was luidruchtig, agressief, hij maakte avances naar onze vrouwen en beledigde de mannen. Er zijn heel wat mensen die hem kunnen hebben gedood.'

'Er is maar één persoon die het gedaan heeft,' zei Tori en stond op. 'En die persoon is verantwoording schuldig voor de belediging die mij is aangedaan.'

Hitasura zei niets en ze liet hem achter terwijl hij thee bij schonk voor hemzelf en voor een gast die er niet meer was.

In de daaropvolgende weken dook Tori onder in de ingewanden van Tokio. Ze legde contacten door te vleien, in te palmen, te dreigen, drankjes aan te bieden. Niemand wist iets af van de moord op Tom Royce. Of niemand wilde iets zeggen. Ook met die mogelijkheid moest ze rekening houden. Want ondanks haar reputatie en het respect dat de Japanners voor haar koesterden, was ze nog steeds gaijin, een buitenstaander. Met een soort van opluchting die haarzelf verbaasde, vloog ze terug naar de Verenigde Staten. Tien dagen lang werd ze door Bernard zelf ondervraagd op het hoofdkwartier van De Promenade in Virginia, waarna ze afreisde naar Los Angeles en Diana's Garden. Ellis Nunn vroeg haar niet wat ze daar in 's hemelsnaam kwam doen. Hij vroeg helemaal niets; hij was vanwege zaken in Europa. Greg was weg vanwege de een of andere geheime opdracht van de NASA. Zodat Tori het alleen met haar moeder moest zien te stellen.

Binnen een week werd ze weer bevangen door de vertrouwde, verstikkende atmosfeer, waarna Tori haar koffers pakte en terugvloog naar Tokio. Het was plezierig terug te zijn. Ze wierp zichzelf weer op haar werk, maar de schrikbarende dood van Tom Royce bleef door haar hoofd spoken. Haar gesprek met Hitasura stond haar nog levendig voor de geest. Wat stond haar te doen als een van zijn mannen Royce had gedood, of, erger nog, Hitasura zelf? Moest ze hem dan onder handen nemen of kon ze het er beter bij laten zitten, zoals hijzelf had gesuggereerd?

Dat was de belangrijkste vraag die haar kwelde toen ze op een avond in de Neon Zeester was beland, een club die aan de rand van de Ginza was gelegen en die zich ook wat betreft respectabiliteit op het randje bevond. Ze hield al enige tijd een tweetal Japanse zakenmannen in de gaten die dronken waren van de sake. Ze leken op elkaar als twee boekensteunen, hoewel de een kleiner was dan de ander. De jasjes waren uitgetrokken en over de rugleuningen van hun stoel gehangen. Tori begon net genoeg te krijgen van hun dronkemanspraat over hoe ze aan de tepels van hun vrouwen zogen zoals ze dat vroeger bij hun moeder deden, toen ze onverwachts op een geheel ander onderwerp overgingen, zoals dat wel vaker gebeurd bij dronkaards.

Nu waren ze eropuit elkaar te imponeren met bravoure-verhalen over hun werk. Kennelijk beschouwden ze zichzelf als moderne samoerai en hadden ze hun mond vol over hun ridderlijke gedrag in de directiekamers. Dit gespreksonderwerp bleek minstens even vervelend te zijn en Tori overwoog al een rustig tafeltje op te zoeken, toen ze de kleinere man tegen zijn maatje hoorde zeggen: 'Maar dat is niks. Mijn baas heeft een keer iemand vermoord. Ja, ja, natuurlijk is het waar, ik zweer het je. Vorige week hebben we ons bezopen en toen heeft hij het verteld. "Ik heb die Amerikaan vermoord," zei hij. Een nogal drastische maatregel, als je het mij vraagt, maar je weet hoe mijn baas is, heel ouderwets. Volgens hem had die Amerikaan zijn dochter verkracht, dus ik vraag aan hem: waarom ben je dan niet naar de politie gegaan? "Wat?" zei hij bozig. "Vind je niet dat mijn arme dochter al genoeg heeft geleden? Denk je nu echt dat ik haar aan een openbaar onderzoek zou onderwerpen, of voor de rechtbank zou laten verschijnen? Nee, nee, daar pieker ik niet over." Dit moest snel, in het geheim, definitief worden afgehandeld. Ik was het met hem eens. Ja, ik geloof dat hij er goed aan heeft gedaan.'

Tori schoof op in de richting van de kleine zakenman en leunde op een gegeven moment opzij, zogenaamd om iets in haar handtas j e te zoeken. Ze haalde een portefeuille uit de binnenzak van zijn colbertje en diepte een van zijn visitekaartjes op. Vijf minuten later liet ze zijn portefeuille weer in de binnenzak verdwijnen zonder dat de mannen er iets van hadden gemerkt. De volgende ochtend meldde ze zich bij de directiekamers van Tandom Polycarbon. Ze vroeg naar Tok Murashito, maar kreeg te horen dat de voorzitter midden in een directievergadering zat en ook de rest van de dag geen tijd had. Er lag een agenda op het houten bureau, maar de secretaresse vroeg niet of ze een afspraak wilde maken. Tori leek haar kennelijk van weinig belang.

Tori zei poeslief: 'Wilt u de heer Murashito er alstublieft van op de hoogte stellen dat de zuster van Tom Royce hem graag wil spreken?'

'Ik moet u teleurstellen. Murashito-san heeft mij op het hart gedrukt dat hij niet kan worden gestoord.'

Tori leunde over het bureau, hield haar gezicht vlak voor dat van de secretaresse en breidde haar wa zo ver mogelijk uit. 'Bel hem. Ik wacht wel.'

De secretaresse sprong overeind alsof ze met een hete vork was geprikt. Met trillende hand pakte ze de hoorn op. Ze draaide een intern nummer, sprak kort, wachtte even en begon toen een verhaaltje af te draaien. Ze hing op en keek Tori angstig aan. 'Murashito-san zal u nu in zijn kantoor ontvangen,' zei ze en stond op. 'Ik zal u de weg wijzen.'

Tok Murashito had een kantoor met uitzicht op het westen en op het zuiden, hetgeen op zichzelf al een overweldigend tafereel was. Maar daarnaast waren de muren van zijn kantoor ook nog voorzien van een Braque, een Schiele en een Manet. Tori was onder de indruk, zoals ook de bedoeling was, van Tok Murashito's rijkdom en van zijn goede smaak. Murashito zelfwas nog kleiner dan de kleine, dronken man die de avond tevoren zo loslippig was geweest in de Neon Zeester. Maar hij was ook dikker en beschikte over de brede schouders en de bovenarmen van een bodybuilder.

'Goed,' zei Tok Murashito zonder veel omhaal, 'wat wilt u van me?'

Zoals u wilt, dacht Tori. 'U heeft een Amerikaan vermoord. Torn Royce.'

Murashito gaf geen krimp. 'Ik had daar goede redenen voor.'

'Ik vraag me af of de politie daar hetzelfde over denkt.'

'De politie wordt er niet bijgehaald.'

'Zo? Waarom denkt u dat?'

Tok Murashito liep langs zijn bureau heen en keek het raam uit. Zijn handen sloeg hij op zijn rug. 'Waarom zou dat wel gebeuren?'

'Dat is nu eenmaal gebruikelijk als iemand een moord heeft gepleegd.'

Hij knikte. 'Daar heeft u gelijk in. Eerlijk gezegd zijn ze al lang met de zaak bezig.' Hij glimlachte. 'Verrast u dat, juffrouw Royce? De politie heeft al contact met me gezocht. U moet namelijk weten dat Royce en ik elkaar kenden. We hebben zo nu en dan zaken met elkaar gedaan.'

Tori herinnerde zich dat Torn Royce zich in Japan als zakenman voordeed . 'Dus u kende hem,' zei ze. 'Maar weet de politie ook dat u een motief heeft?'

Tok Murashito verroerde zich niet. 'Wie bent u?'

Tori negeerde de vraag. 'U heeft de verkrachting van uw dochter niet aangegeven, begrijp ik.'

Er gebeurde iets vreemds. Murashito's gezichtsuitdrukking veranderde. Als Tori niet beter had geweten, had ze gezworen dat hij zich ontspande. Hij draaide zich snel van haar af, alsof hij zich schaamde. 'Ze heeft nu al meer pijn en ellende doorstaan dan een jonge vrouw kan verdragen.'

Tori liep zachtjes op hem af. 'Ik ben geen zuster van Torn Royce. Ik heet Tori Nunn. Heeft u weieens van mij gehoord?'

Tok Murashito schudde ontkennend zijn hoofd.

'Ik zou u hier en nu kunnen doden zonder dat iemand er iets van zou merken. Bent u zich daarvan bewust?'

Tok Murashito zweeg enige tijd en zei toen: 'U bent een onverstandige jonge vrouw. U laat zich te zeer meeslepen door uw emoties. Ga naar huis.'

Toen ze bleef staan, draaide hij zich om. 'Een dezer dagen zult u erachter komen dat er methoden zijn die verre te prefereren zijn boven geweld.'

'Voor uw doen is dat een opmerkelijk advies.'

'Giri. Ik deed wat gedaan moest worden.'

Tori keek hem in de ogen. 'Dat is precies de situatie waarin ik verkeer,'

zei ze.

Tok Murashito keek haar lang aan. Toen schudde hij nogmaals zijn hoofd. 'Gaat u mij nu doden?'

'Als ik dat deed,' zei Tori, 'zal ik voor de rest van mijn leven de pijn van uw dochter op mijn geweten hebben.'

'Tsja,' zei Tok Murashito, 'wie weet. Misschien bestaat er toch nog zoiets als rechtvaardigheid op deze wereld.' Zijn ogen lieten haar geen moment los. 'Vertelt u me dan, mevrouw Nunn, waarvoor u gekomen bent.'

'Om u te laten weten dat ik besta,' zei Tori. 'Om te kijken hoe u zou reageren.'

'U stelde me op de proef.'

'In zekere zin.'

Hij streek met een hand over zijn gezicht. 'Ik moet zeggen dat dit de eerste keer is dat ik op de proef ben gesteld door een vrouw.'

'En hoe bevalt dat?'

'Om eerlijk te zijn, ik voel me er niet echt gemakkelijk onder.'

Tori knikte. 'De traditionele rolpatronen zijn omgewisseld.'

'Dat is niet waar ik op duidde,' zei Tok Murashito omzichtig. 'Wat mij verontrust, is de manier waarop u geweld als iets vanzelfsprekends beschouwt.'

'U gaat ervan uit dat ik een afschuw moet hebben van geweld omdat ik een vrouw ben.'

'Ik ben niet anders gewend. Er moet toch iemand zijn die het opneemt tegen geweld, vindt u niet? Waar blijven we als vrouwen hun traditionele rol als vredestichters opgeven?'

'Mijnheer Murashito,' zei Tori, 'u stelt mij voor raadsels.'

'Dat zal ik dan maar als een compliment beschouwen, jongedame.'

Tori fronste. 'Er is nog nooit iemand geweest die mij "jongedame" heeft genoemd.'

'Nou,' zei Tok Murashito, 'dan werd het de hoogste tijd dat iemand dat eens deed.'

De droom uit het verleden begon te vervagen zoals de weerkaatsing van de maan op het water uiteen vloeit wanneer het begint te regenen. Tori werd zich bewust van iets donkers en metaalkleurigs dat haar bewustzijn binnendrong en ze werkte zich door de verschillende niveaus van haar slaap heen naar boven, van delta naar bèta naar alpha.

Haar ogen gingen knipperend open en ze zag de gestalte die aan haar voeteneind stond, voor de helft verlicht door het lampje naast haar bed. Ze was zich veel meer bewust van die gestalte dan van de rest van haar omgeving. Ze wist nauwelijks waar ze was of hoe ze daar terecht was gekomen. Wat was er met haar gebeurd? Langzaam, in flarden, kwam de schrikbarende klopjacht door de Kinji-to bij haar naar boven, tot en met de uiteindelijke confrontatie met Fukuda. Maar opnieuw waren het de donkere, metalen cirkels die haar deden opklimmen uit de bron van haar herinneringen en ten slotte begreep ze dat ze onder invloed was van de wa die de gestalte tegenover haar om zich heen verspreidde.

'Wie ben jij?'

Koi kwam dichterbij. 'Ik ben Fukuda's geestelijke zuster. Ik ben gekomen om haar dood te wreken.'

En onmiddellijk dacht Tori aan haar ontmoeting met Tok Murashito. Het leek alsof de hele situatie zich op de een of andere griezelige manier opnieuw afspeelde, maar nu met Tori in de rol van Murashito en deze vrouw als haarzelf, vele jaren terug.

Tori gaf zichzelf de gelegenheid de wa van de ander aan te raken. Ze voelde een motor die geen moment zou haperen, iets wat zo weinig mededogen kende dat het ook haar tegenstandster zelf niet zou sparen.

'Hoe heet je?' zei Tori.

'Ik heb mezelf de naam Koi gegeven.'

'Je bent een onverstandige jonge vrouw. Je laat je te zeer meeslepen door emoties. Ga naar huis.'

Koi zei: 'Ik ga naar huis als jij dood bent.'

'Je bent met zoveel geweld opgezadeld dat het je van binnen vernietigt. Zie je dat dan niet? Nee, natuurlijk niet. Dat deed ik ook niet, jaren geleden. En ik weet niet eens zeker of ik het zelf wel kan zien.'

'Ik begrijp je niet.'

Tori keek naar Koi. 'Als het om de dood van Fukuda gaat, kan ik alleen maar zeggen dat ik heb gedaan wat ik moest doen. Giri. Ze heeft me in de val gelokt. Ze was vastbesloten dat slechts een van ons de tunnel levend zou verlaten.'

'Dat is voor mij van geen enkel belang. Ook ik doe wat gedaan moet worden.'

Toen begreep Tori eindelijk wat Tok Murashito had bedoeld. 'Luister naar me, Koi. Er is een verschil tussen doen watje verplicht bent te doen en doen wat je is opgedragen.'

'Dat is hetzelfde.'

'In dat geval,' zei Tori, 'bestaat er niet iets van jezelf. In dat geval leef je niet eens, maar ben je slechts de creatie van iemand anders. Wiens creatie ben jij, Koi? Van Grote Ezoe? Natuurlijk. Grote Ezoe. Er bestaat geen Koi. Het enige dat bestaat is een instrument van Grote Ezoe.' Ze keek de andere vrouw aan. 'Zeg eens, Koi, wie ben jij werkelijk?'

Ik ben de meedogenloze machine.'

'Dat is misschien watje bent, maar ik wil weten wie je bent.' Stilte. 'Dat kun je me niet vertellen, want je weet het niet. Ik wil wedden dat je nog nooit van je leven gewoon jezelf bent geweest. Altijd was er iemand die je vertelde wat je moest doen en wat je moest zijn.'

Koi bleef lange tijd stil. Toen zei ze: 'Ik ben opgeleid door een sensei die bekend stond als de Man van de Enkele Boom. Hij adopteerde me, min of meer, toen mijn ouders niet langer wisten wat ze met me aan moesten. Ik ben vervloekt. Ik ben geboren als hinoeuma, in het jaar van de vrouwen die hun echtgenoot vermoorden.'

Haar hoofd bewoog zachtjes, maar haar ogen bleven star voor zich uit kijken. 'De Man van de Enkele Boom heeft me geleerd hoe ik mijn vloek diende te bestrijden. Hij vertelde me dat iemands karma kon worden veranderd als die persoon over voldoende wilskracht beschikte. Ik geloofde hem omdat ik niets anders had om in te geloven.

Op een dag verklaarde de Man van de Enkele Boom dat we zijn eiland voor een aantal dagen zouden verlaten. Hij nam me mee naar het vasteland, waar zijn dochter in het huwelijk zou treden. Ik zag hoezeer de liefde voor zijn dochter zich op zijn gezicht aftekende en ik bedacht hoezeer ik mezelf had misleid door te denken dat hij mij als een dochter beschouwde, als een familielid. Voor hem was ik niets. Maar ik liet niets van mijn teleurstelling en mijn woede blijken, want ik schaamde me diep. Natuurlijk beschouwde hij mij niet als zijn dochter. Dat kon toch helemaal niet? Ik was hinoeuma. Ik was zijn liefde niet waard.

Ik vertelde de Man van de Enkele Boom niets van dit alles. Ik had hem nog steeds nodig, misschien nog wel meer dan daarvoor. Nu ik wist dat hij me niet had aangenomen als een van de zijnen, had ik nog minder om op terug te vallen dan ik al dacht. En ik had elk beetje aandacht broodnodig, anders zou mijn hele leven ineenschrompelen en restte mij slechts de dood.'

Koi stond doodstil, lamgeslagen door haar herinneringen. Tori voelde de afschrikwekkende kracht van haar wa bij vlagen minder worden, maar ze probeerde zich er niet tegen te weer te stellen. In plaats daarvan zei ze: 'Koi, vertel me eens, waarom denk je eigenlijk dat de weg van het geweld onvermijdelijk is?'

'Dat is mijn aard. Ik ben doordrenkt van geweld, van bloed. Ik ben onrein.'

'Maar ook ik moet bloeden, net als jij,' zei Tori. 'Elke maand weer.'

'En jij omhelst het geweld alsof het je minnaar is.'

'Nee,' zei Tori. 'Dat is niet waar.'

'Dat is het wel,' zei Koi. 'Ik voel het vuur van de razernij dat je met je meedraagt. Het is niet moeilijk voor mij een gevoel te herkennen waar ik zelf zozeer mee vertrouwd ben.'

'We zijn vrouwen,' zei Tori. 'We zouden alles moeten doen om een alternatief te vinden voor al dat geweld.'

'Waarom?'

'Omdat het vuur in ons lijf tot waanzin leidt als we niet genoeg water bij de hand hebben om het te blussen,' zei Tori, die het raadsel voor zichzelf begon uit te werken. Het was niet Tok Murashito geweest die haar voor raadsels had gesteld; dat had ze zelf gedaan. 'De natuur kan het nu eenmaal niet velen als iets te ver uit balans raakt. Yin zal zonder yang niet lang overleven.'

Koi zei: 'Dan zal ik een ster zijn die helder oplicht voor ze definitief afsterft.'

'Wil je dat voor jezelf?' vroeg Tori. 'De dood?'

'In een wereld zonder integriteit is de dood de enige eerzame oplossing.'

'Nee. Je vergist je. Het is beter om het vuur te blussen.'

'Het is onmogelijk om mijn vuur nog in te dammen.'

'Voor mensen als ons is niets onmogelijk,' zei Tori.

Koi legde haar hand op Tori. 'Jij kunt niet eens je eigen vuur doven. Hoe zou je me dan kunnen helpen bij het mijne?'

Tori zei: 'Alleen uit mislukkingen komt het succes voort. Als ik in het verleden gefaald heb, betekent dat niet dat ik met mijn pogingen stop.'

'Om keer op keer dezelfde fouten te maken.'

'Nee.' Tori wilde overeind komen, maar Koi's krachtige hand hield haar tegen. 'De vicieuze cirkel moet worden doorbroken. Ik kan je niet vertellen hoe je jezelf kunt verbeteren. Te veel mensen in je leven hebben dat al gedaan en kijk eens naar het resultaat.'

'Ik kan mezelf niet verbeteren,' zei Koi. 'Ik ben hinoeuma. Ik ben verdoemd.'

'Bijgelovige onzin. Je bent niet anders dan ik, maar je bent afgesneden van werkelijk menselijk contact. Je hebt te veel leermeesters gehad en niemand om te vertrouwen.' Ze hield Koi's ogen met de hare gevangen. 'Vertrouw mij en ik zal je helpen. Misschien kunnen we zelfs elkaar helpen.'

'Dat is onmogelijk,' zei Koi terwijl ze haar greep op Tori verstevigde. 'Ik moet de dood van Grote Ezoe wreken. Giri. Ik moet je doden.'

Tn dat geval,' zei Tori, 'ben je inderdaad verdoemd.' Haar ogen keken nog steeds in die van Koi. Koi deed niets.

De twee vrouwen, gewikkeld in een stil duel, hoorden het kabaal tegelijkertijd naderbij komen.

'De moordenares die voor Grote Ezoe werkte! Dood haar!'

Tori herkende de stem van Hitasura en op hetzelfde moment kwam Russell de kamer binnen en richtte een pistool op Koi's achterhoofd.

'Schiet maar,' zei Koi rustig. 'Voor ik sterf, zal ik Tori Nunn met me meevoeren.'

Er viel een ijzingwekkende stilte. Tori riep ineens: 'Ga weg jullie!' Vanuit haar ooghoek zag ze de mannen in de deuropening. 'Ik meen het, Russ!

Ga weg en neem Hitasura met je mee!'

'Ze is een moordenares, Tori,' zei Russell. 'Godallemachtig, zij is hiernaartoe gekomen om je te doden! We moeten ons van haar ontdoen!'

'Ik ben ziek van jullie mannen en van de manier waarop jullie je problemen oplossen!' Tori vloekte in het Japans. 'En nu maak je verdomme dat je wegkomt!'

Russell liet zijn arm zakken. 'Tori...' Tori zei niets. De mannen trokken zich terug.

'Waarom heb je dat gedaan?' vroeg Koi.

'Omdat die mannen hier niets mee te maken hebben. Dit is iets tussen ons.'

'Als ze goed hadden gericht, hadden ze me kunnen doden voor ik de kans kreeg jou erin mee te slepen.'

'Misschien.'

'Toch stond je erop dat ze zich terugtrokken.' Ze schudde haar hoofd.

'Waarom?'

'Dat heb ik je al verteld. Het is een kwestie van vertrouwen.'

'Ik zou je nu alsnog kunnen doden.'

'Dat weet ik.'

'Dat is wat Grote Ezoe van me verlangde.'

'Wat heb je in 's hemelsnaam nog met die man te maken?' vroeg Tori. Eerst was Koi stil. Toen begon ze te lachen. Ze lachte en lachte, stortte neer op het bed naast Tori, voelde de pijn in haar zij en snakte naar adem terwijl de tranen over haar wangen stroomden.

Toen, ineens, werden het bittere tranen, tranen die ze jarenlang had opgekropt, tranen van woede en van spijt. Ze legde haar hoofd in de holte van Tori's schouders en Tori streek haar over haar haar alsof ze een angstig kind was.

'Alles komt goed,' fluisterde Tori.

Maar Koi schudde haar hoofd. 'Nee,' bracht ze hortend uit. 'Het komt nooit meer goed. Ik geloof niet dat ik ooit nog iemand zal kunnen vertroifwen.'

'En nu dan? Je probeert het toch al?'

Koi knikte.

'En zelfs al komt niet alles goed,' zei Tori, 'dan wordt het in ieder geval beter.'

'Waar is Koi? Heb je haar en Hitasura uit elkaar gehouden, zoals ik je gevraagd heb?'

Tori en Russell zaten tegenover elkaar in de kamer waar Tori bij bewustzijn was gekomen en Koi voor haar bed had zien staan. Er waren zesendertig uur verstreken en het bed was nu leeg. Tori was aangekleed en had al twee gewone maaltijden achter de kiezen.

'Jawel,' zei Russell, 'maar makkelijk was het niet, want dit is ten slotte zijn eigen grondgebied. Het heeft geholpen dat hij nog behoorlijk van slag is vanwege jouw vergiftiging.'

'Is het echt?' vroeg Tori. 'Dat wil ik wel eens meemaken.'

'Waar heb je met Koi over zitten praten? Jullie zijn uren bezig geweest.'

'Ik moet een paar dingen uitzoeken voor ik je daarover vertel,' zei Tori.

'In de eerste plaats heb ik een aansluiting nodig met de centrale computer van De Promenade. Kun jij daarvoor zorgen?'

'Geen probleem. Ik zal meteen bellen. We hebben sinds vorig jaar kantoorruimte tot onze beschikking in Tokio, in het Sumitomo-gebouw.'

'Mooi. Verder moet ik Hitasura hoognodig aan een ondervraging onderwerpen.'

'Dat kun je wel zeggen,' zei Russell. 'Zelf heb ik ook nog een paar vraagjes voor hem.'

'Nee. Je moet me vertrouwen, Russ. Dit is iets wat ik alleen moet doen.'

Maar Russell schudde zijn hoofd al. 'We weten geen van beiden wat hiervan de consequenties zijn, Tori. Ik wil niet het risico lopen dat ik jou verlies.'

'Maak je geen zorgen,' zei Tori. 'Wat er ook gebeurt, Hitasura zal me nooit doden.'

'Dat weet ik nog zo net niet,' zei Russell vastberaden. 'En eerlijk gezegd denk ik dat jij er zelf ook niet zo zeker van bent. Nee, jij spreekt alleen met Hitasura als ik erbij aanwezig ben. Als je al met hem spreekt.'

'Doe normaal, Russ. Hitasura wil niet eens met jou praten.'

'Dan zul je me moeten helpen om hem wel zover te krijgen.'

Maar Tori wilde er niets van horen. 'Als hij inderdaad betrokken is bij de cocaïnesmokkel, wil hij misschien niet eens met mij praten.'

'Hij zal wel moeten,' zei Russell. 'Hij is het je verschuldigd.'

Tori glimlachte flauwtjes. 'Was het maar zo eenvoudig.' Ze schudde haar hoofd. 'Hitasura's gedrag naar mij toe wordt weliswaar voor een groot deel bepaald doorgiri, maar ik blijf een gaijin, een vreemdeling. Dat gegeven weegt in alle omstandigheden het zwaarst.'

'Verdomme, hoe kun je dan van hem verwachten dat hij zijn betrokkenheid zal toegeven, laat staan dat hij je vertelt wat er allemaal gaande is?'

'Op het moment zou ik je daar geen antwoord op kunnen geven.'

Russell ging naast haar op het bed zitten en nam haar in zijn armen. 'Ik heb doodsangsten uitgestaan, weet je dat?'

'Vergeet je positie niet, Russ. Jij bent de directeur.'

'Dat kan me geen zak schelen. Op dit moment ben ik een veldwerker.'

Ze glimlachte. 'Je bent gedegradeerd.'

'Vind je dat? Ik zie dat heel anders. Ik leer dingen over De Promenade die volslagen nieuw voor me zijn. Bernard en ik raakten steeds verder geisoleerd omdat we ons alleen nog maar bezighielden met het bedenken van politieke strategieën. Het dringt nu pas tot me door dat we elk inzicht in de werkelijke gang van zaken verloren hebben.'

Tori gaf hem een kusje. 'We hebben allemaal ons eigen verwachtingspatroon, of het nu om mensen gaat of om bepaalde situaties, maar in werkelijkheid loopt het meestal anders. Bernard heeft me ooit eens een verhaal verteld over hoe hij op jonge leeftijd...'

'Bedoel je dat verhaal dat hij naar Chicago zou zijn geweest om zijn weggelopen vader op te zoeken, waarna pas goed bleek wat voor klootzak die man was?'

Tori keek Russell verrast aan. 'Dus hij heeft het jou ook verteld.'

'Tori, Bernard vertelde dat verhaal altijd graag, maar het is grote onzin, geloof me. Tegen mij begon hij er ook over, maar ik had mijn huiswerk gedaan. Ik wist dat hij blauw bloed in de aderen heeft en dat zijn familie gewoon uit Virginia komt. Zijn vader was een rijke en geslaagde advocaat, de oprichter van een gerenommeerd advocatenkantoor. Hij stierf nog niet zo lang geleden en toen was hij al meer dan vijftig jaar lang gelukkig getrouwd.'

'Maar dat verhaal...'

Hij voelde hoe ze terugdeinsde; ze werd bevangen door een halsstarrigheid die hij maar al te goed kende. Toch ging hij door; het was de hoogste tijd dat ze de waarheid te horen zou krijgen. 'Bernard denkt dat hij een menselijker indruk maakt als hij dat verhaal vertelt. Hij gebruikt het om mensen als jij voor zich in te nemen.'

'Ach kom nou,' zei Tori. 'Zo cynisch is hij niet.'

'Dat is ook niet de manier waarop hij zichzelf ziet,' zei Russell. 'Volgens Bernard zijn alle middelen geoorloofd om het werk gedaan te krijgen.'

'Ik geloof je niet,' zei Tori.

'Dan zul je wel helemaal niet geloven wat Bernard me heeft gezegd.'

Russell stond op. 'Vlak voor we vertrokken, vertelde hij me wat ik moest doen als je je ongedisciplineerd zou gedragen. Dan moest ik j e elimineren.'

Het begon al te schemeren. Tori keerde terug van het bijkantoor van De Promenade, dat was gevestigd in het Sumitomo-gebouw in Shinjuku. Russell was in het kantoor achtergebleven om via de computer een verslag van de gebeurtenissen naar het hoofdkwartier te sturen en de hele papierwinkel af te handelen die gepaard ging met een dergelijke transcontinentale onderneming.

Tori was behoorlijk ontdaan door de ontdekkingen die ze had gedaan tijdens het grasduinen in de computerbestanden van De Promenade. De informatie die ze had verzameld over de reisbestemmingen van een aantal belangrijke sleutelfiguren, bevestigde al haar vermoedens. Het was Koi geweest die haar had verteld over een verbintenis tussen Kunio Michita, industrieel, Fumida Ten, directievoorzitter van Kaga, en Tori's vriend Hitasura. En het was duidelijk dat Estilo daarbij welwillend de functie van tussenpersoon had vervuld. Koi's herhaalde verwijzing naar een mysterieuze Amerikaan 'die er niet uitzag als een zakenman' had Tori aan het denken gezet. Ze herinnerde zich nu hoe zij en Russell zich hadden verbaasd over het feit dat Estilo informatie aan hen had doorgespeeld terwijl dat niet in zijn eigen belang leek. Door zijn eigen betrokkenheid toe te geven, had hij niet alleen zichzelf benadeeld, maar was hij ook in staat geweest hen op het spoor te zetten van de enige figuur in Japan die hen verder kon helpen: Hitasura. Waarom?

Tori begreep nu pas wat het antwoord was op die vraag: Estilo had haar op die manier willen waarschuwen. In zekere zin had hij hun vriendschap verraden, maar vervolgens had hij dat meer dan goed gemaakt door hetgeen hij haar vertelde. Tori bedacht dat ze Estilo op een goede dag haar excuses zou moeten aanbieden.

De gegevens van de centrale computer bevestigden dat Bernard Godwin het land uit was op de dagen dat de onderhandelingen tussen Kaga en Michita aan de gang waren. Maar er was nog iets aan de hand met die data. Ze kwamen Tori uitermate bekend voor. Hoezeer ze haar hersens ook pijnigde, ze kon er niet opkomen. Tori had de gegevens van de Amerikaanse vliegtuigmaatschappijen doorgenomen en was erachter gekomen dat Bernard Godwin een week voor het begin van de onderhandelingen tussen Kaga en Michita een ticket eerste klas naar San Francisco had gekocht. Hij was daar maar één nacht gebleven. De volgende dag vloog hij naar Tokio. Drie weken later keerde hij weer terug naar de Verenigde Staten.

Dat kon geen toeval zijn. Bernard Godwin was de Amerikaan die Michita ertoe had gebracht onderzoek te doen naar het nieuwe procédé van Kaga om vervolgens een verbintenis met hen aan te gaan.

Bernard Godwin!

Maar dat was toch volstrekt onmogelijk. Tori kon niet geloven dat een man als Bernard zich in zou laten met de handel in cocaïne. Trouwens, het was Godwin zelf geweest die in overleg met Russell had besloten Tori terug te halen om de herkomst van de dodelijke supercocaïne te achterhalen. En toch maakte Hitasura deel uit van de coalitie die Bernard bij elkaar had gebracht om een nieuw soort nucleair wapen te kunnen leveren aan zijn geliefde nationalistische groepering in de Sovjetunie. En Estilo had gezegd dat zijn onbewerkte cocaïne door Hitasura werd opgekocht. Ik begrijp het nog steeds niet. Wat zie ik over het hoofd? vroeg Tori zich af.

Er viel maar één weg te bewandelen en Hitasura stond er middenop. Het pachinko-gokhuis in de Ginza was enorm uitgestrekt, als een middeleeuws kasteel. Het was een van de vele die werden beheerd door Hitasura's Yakuza-familie. Tori wist dat de bedragen die Hitasura alleen al hiermee verdiende astronomisch waren.

Hitasura zat in een glazen hok, twee verdiepingen boven de speelvloer. De gehele achterwand van het hok bestond uit monitors die de wandelgangen en de spelers aftastten om er zeker van te zijn dat de winstmarges van het huis niet op onoirbare wijze werden aangetast.

Tori klapte haar druipende paraplu dicht en ging naast Hitasura zitten op een eenvoudige kantoorstoel van metaal en groen vinyl.

'Hoe gaat het met je?' wilde Hitasura weten. Hij droeg een duur maar slecht zittend pak dat nog steeds nat was van de regen. 'Toen we je uit de tunnels hadden weggehaald en meneer Slade ons vertelde dat je was vergiftigd, heb ik hemel en aarde bewogen om ervoor te zorgen dat je niet dood zou gaan.'

'Deke is dood,' zei Tori. 'En Yen Yasuwara is verminkt.'

'Het spijt me dat je al bent geïnformeerd over Deke's dood,' zei hij. 'Ik had het je liever zelf verteld.'

'Onder deze omstandigheden,' zei Tori voorzichtig, 'was dat inderdaad beter geweest.' Het viel haar op dat hij niet inging op haar opmerking over Yen.

Hitasura keek haar aan. 'Misschien zou je eens moeten praten met die nieuwe vriendin van j e, de moordenares die zichzelf Koi noemt. Zij is degene die Deke heeft vermoord.'

Tori zei: 'Ik heb met haar gepraat.'

Hitasura draaide zijn hoofd van haar af. Zijn ogen dwaalden van monitor naar monitor. Ineens zag Tori hoe hij opschrok. 'Ze is hier,' zei hij. Tori keek naar het scherm dat zijn aandacht had getrokken. Ze zag hoe Koi zich een weg baande over een van de gangpaden op de speelvloer onder hen.

'Wat doet ze hier?'

'Ik heb haar gevraagd hiernaartoe te komen,' zei Tori.

'Jij?' Hitasura's hoofd draaide zich met een ruk naar haar toe. Tori keek hem aan. 'Het is tijd om onze rekeningen te vereffenen, om oude schulden in te lossen.'

Hitasura's gezicht verstarde en leek ineens gespeend van elke emotie. Het was alsof zijn ogen achter een sluier waren verdwenen. Hij reikte naar achteren en haalde een pistool te voorschijn uit een holster die om zijn middel was gebonden. Hij legde de hand met het wapen op zijn rechterknie.

'Is dat echt nodig?'

'Als oude vrienden zich ontpoppen als vijanden,' zei Hitasura, 'moeten voorzorgsmaatregelen worden getroffen.'

'Waarom denk je dat ik je vijand ben geworden?'

Hitasura gebaarde met zijn kin. 'Je nodigt Grote Ezoe's sluipmoordenaar uit op mijn territorium. Je hebt vriendschap gesloten met een monster dat je wilde doden toen je weerloos in mijn bed lag. In mijn bed! Wat moet ik daarvan denken?'

'Ik weet het niet,' zei Tori. 'Ik ben niet degene wiens geweten hier opspeelt.'

Tori zag Koi van monitor naar monitor verhuizen; ze was op weg naar de ijzeren trap die toegang gaf tot het glazen hok. Tori zei: 'Maar nu je zelf over monsters bent begonnen, moet je me toch eens vertellen wat voor onmens ertoe in staat is een nieuw soort cocaïne te fabrieken dat geest en lichaam van de mens in enkele maanden vernietigt.'

Hitasura zat doodstil en Tori voelde een ijzige maagkramp opkomen. Ze had het antwoord op haar vraag. Estilo had niet gelogen. Het was Hitasura die erachter zat.

Hitasura zei: 'Ik beloof je één ding. Op het moment dat ze de trap naar boven neemt, geef ik het bevel het vuur op haar te openen.'

'En daarna schiet je mij dood, zodat al je problemen de wereld uit zijn.'

Tori schudde haar hoofd. 'Maar nee. Je vergeet Russell. Wat ben je met hem van plan, Hitasura? Ga j e hem ook doden ? Wat schiet j e daar dan mee op? Er zullen nog meer mensen van De Promenade deze kant op komen. Zijn dood zal worden vergolden en de mijne ook. Je bent er hoe dan ook bij.'

Hitasura grijnsde. 'Dus zo beoordeel je de situatie? Nou goed. In dat geval heb ik niets te verliezen.' Hij schoot in de lach, maar herstelde zich snel, alsof het was gebeurd voor hij er erg in had.

'Wat is er zo leuk?'

'Hmm. Ik neem aan dat je je Tom Royce nog wel herinnert. Ja, ik zie het aan je gezicht. En Tok Murashito. Hem zal je zeker bij zijn gebleven. Dat gesprek dat je met hem voerde! Jij, de engel der wrake die hem aan de schandpaal wilde nagelen omdat hij die idioot van een Royce had vermoord!'

Tori wist niet hoe ze het had. 'Hoe weet jij dat allemaal?'

'Nou, jij hebt het me in ieder geval niet verteld, hè?' Hitasura hield zijn hoofd scheef. 'Denk er maar eens goed over na. Je weet het niet? Goed, dan ga ik verder. Murashito heeft Royce gedood, dat is waar, maar niet omdat Royce zijn dochter zou hebben verkracht. Het grappigste is nog dat Royce volgens mij wel degelijk tot zoiets in staat zou zijn, maar Murashito was veel te verstandig zijn dochter in de buurt van Royce te laten komen. Nee, Murashito doodde Royce omdat hij daartoe het bevel had gekregen. Van wie, zou je willen weten? Van niemand minder dan Bernard Godwin . Royce was voor zichzelf een onderzoekj e begonnen naar Godwins activiteiten in Japan en hoe meer hij te weten kwam, hoe minder het hem beviel. Toen Godwin eenmaal doorhad wat er gebeurde, was Royce zo goed als dood. Begrijp je nu hoe loos het dreigement is dat je daarnet hebt geuit? Niemand van De Promenade zal jouw dood of die van meneer Slade komen wreken. Er komt ongetwijfeld een onderzoek, maar Bernard zal zelf de touwtjes in handen nemen. Daarvoor zijn de omstandigheden tenslotte ernstig genoeg.' Opnieuw kon hij een lachje niet binnen houden en Tori huiverde.

Ze dacht aan Bernard Godwin: hoe hij iedereen in zijn omgeving had gemanipuleerd, met inbegrip van haarzelf. Ze had hem beschouwd als een vaderfiguur in haar leven, terwijl hij haar alleen voor zijn eigen doeleinden wilde gebruiken. In gedachten hoorde ze de woorden van Russell: Vlak voor we vertrokken, vertelde hij me wat ik moest doen als je je ongediscipli- neerd zou gedragen. Dan moest ik je elimineren.

'Ga verder,' zei ze en concentreerde zich op het heden. 'Ik begrijp hieruit dat je al jaren voor De Promenade werkt.'

'O nee. Niet voor De Promenade. Voor Bernard Godwin zelf. Het loont veel meer om voor een individu te werken dan voor een organisatie. Ik neem aan dat je begrijpt wat ik bedoel, Tori-san.' Hij schudde zijn hoofd.

'Ik moet bekennen dat ik nooit heb begrepen waarom jij weer naar De Promenade bent teruggekeerd. Waarom, in 's hemelsnaam?'

'Omdat ik niets anders had,' zei Tori.

Hitasura tuitte zijn lippen. 'Arme meid. Als ik dat had geweten...'

'Vergeet het maar. Ik zou het hebben afgeslagen.' Ze legde het hoofd in haar handen. 'Wat heb ik me in Bernard vergist. Dat hij iets met die supercocaïne te maken zou hebben.

'Ben je bedonderd?' zei Hitasura. 'Hij zou me levend villen als hij wist waar ik mee bezig was.'

Tori keek op en staarde hem aan. 'Wat zeg je?'

'Op een aantal belangrijke terreinen is Bernard vreemd genoeg nogal ouderwets. Ik schrijf dat toe aan zijn karakter, dat in essentie tamelijk altruïstisch is. Terwijl hij in zijn vak toch vooral pragmatisch te werk moet gaan. Maar goed, mensen zitten nu eenmaal veel ingewikkelder in elkaar dan je van ze aanneemt.'

'Dus naast het geld dat je van hem kreeg, heb je jezelf ook nog van wat bijverdiensten voorzien?'

Hitasura knikte. 'Daar komt het inderdaad op neer. In een aantal opzichten kun je uitstekend zaken doen met Bernard, maar hij heeft ook belangrijke tekortkomingen. Zijn obsessie om de Sovjet-volken te bevrijden van hun Russische overheersers heeft hem blind gemaakt voor veel zaken. Zo heeft hij nooit gevraagd op welke manier ik het hafnium Japan binnen smokkelde, en uit mezelf begon ik er zeker niet over. Hij was veel te druk bezig met al die piepkleine reactorkernen die in het een of andere prototype van een nucleaire installatie moesten worden ingepast.'

'Mijn god.' De ergste nachtmerrie is uitgekomen, dacht Tori. Maar tot Hitasura drong dat nauwelijks door, of misschien kon het hem gewoon niets schelen. Hij moest lachen. 'Ik vond het behoorlijk slim van mezelf Bernards onbaatzuchtigheid te gebruiken voor mijn eigen gewin. Tot jij weer opdook en overal je neus in begon te steken. Wat ben jij een lastpost geworden, Tori-san. Je hebt me behoorlijk teleurgesteld, zeker omdat ik dacht dat je een vriend was.'

'En Ariel Solares?'

'O, die.' Het was alsof het gesprek Hitasura begon te vervelen. 'Hij was zo iemand als Royce die overal rondsnuffelde en verdenkingen begon te koesteren over wat er gaande was. Hij was een risicofactor geworden, voor Bernard en voor mij. Ik heb opdracht gegeven hem te doden.'

Met kloppend hart vroeg Tori: 'Heeft Bernard het bevel gegeven Ariel te vermoorden?'

Hitasura lachte. 'Ach welnee. Daar had hij het lef niet voor. We hebben er wel over gepraat, natuurlijk. Het leek hem onverstandig vanwege Solares' vriendschap met Estilo. Maar ik wist wat mij tedoenstond.Solareswas al verder met zijn onderzoek dan Bernard kon vermoeden. Ik deed wat gedaan moest worden. Dat was beter voor ons allemaal.'

Tori liet zich achterover in haar stoel vallen. Nu begreep ze dat Estilo nog een reden had haar te waarschuwen. Hij had het niet alleen gedaan omdat hij om haar gaf, als blijk van zijn vriendschap. Het was voor hem ook een manier om wraak te nemen. Tori herinnerde zich zijn griezelige verhaal over hoe hij zich had gewroken op de Duitse tweeling in Buenos Aires. Iemand een kogel door het hoofd schieten ging hem te vlug. Hij was eropuit zijn vijanden een lijdensweg te bezorgen.

Waarschijnlijk had Ariel zijn vriend Estilo verteld over zijn vermoedens aangaande Bernard en toen Ariel eenmaal vermoord was, moest Estilo gedacht hebben dat Bernard het had gedaan om zichzelf te beschermen. En Estilo wilde wraak nemen door ervoor te zorgen dat Tori alles te weten zou komen en Bernard aan de kaak zou stellen.

'En ik?' vroeg ze aan Hitasura. 'Waarom heeft Bernard me al die jaren geleden in huis gehaald? Waarvoor had hij me nodig?'

'Zeker weet ik het niet,' gaf Hitasura toe, 'maar hem kennende vermoed ik dat hij iemand wilde hebben die mij in de gaten zou houden.'

'Wat dat betreft, heb ik gefaald.'

'Dat zou ik niet willen zeggen. Jij weet dingen van me waar Bernard geen flauw idee van heeft.'

Tori zei: 'Vertel eens, wat zou er met me gebeurd zijn als ik dat leugentje van Murashito over de verkrachting van zijn dochter niet had geloofd? Als ik hem gedood had?'

'Niets. Dat weet ik vrij zeker. Door jouw ontdekking was hij trouwens zo goed als dood. Bernard kon hem niet meer gebruiken.'

'En dus zochten jullie met z'n tweeën naar iemand die zijn plaats kon innemen,' zei Tori, 'en dat werd Kunio Michita.'

'Precies. Je hebt ons zelfs een gunst bewezen. Kunio Michita is veel gevoeliger voor smeergeld dan Murashito ooit was. En hij heeft meer invloed.'

'Mijn god, wat ben ik een idioot geweest.'

'In de Amerikaanse geschiedenisboekjes,' zei Hitasura, 'zijn het de idioten die tot helden worden gebombardeerd.' Hij pakte het pistool van zijn knie, bracht zijn arm omhoog en richtte het op Tori's borst. 'Het is jammer dat je Amerika nooit meer terug zult zien.'

Tori stond op en ze voelde zijn gespannenheid toenemen.

'Verroer je niet,' zei hij en volgde haar met de loop van zijn pistool.

'Waarom zou ik je gehoorzamen?' zei Tori. 'Je zult me toch doden.'

'Het is uitermate vreemd,' zei Hitasura op een toon waar enige bewondering in doorklonk, 'maar in menig opzicht lijk je helemaal niet op een gaij- in, een vreemdeling.' Hitasura haalde zijn schouders op. 'Kennelijk zijn er nog steeds dingen op deze wereld waar ik met mijn hoofd niet bij kan.'

'Er is één ding dat ik graag zou willen weten,' zei Tori. 'Naar wie sturen jullie die atoominstallaties? Wie is Bernards contactpersoon in Rusland?'

'Dat is de laatste vraag die ik beantwoord,' zei Hitasura. 'En waarom ook niet? Je zult het toch niet kunnen navertellen.' Hij lachte. 'Bernard is bevriend met een man die Valeri Denysovich Bondasenko heet. Het gaat om iemand die uit de Oekraïne komt en een carrière heeft opgebouwd binnen de muren van het Kremlin. Zijn taak is om de minderheden onder de duim te houden, maar in werkelijkheid steunt hij hun vrijheidsstrijd. Dat is tenminste wat Bernard beweert. Maar goed, we hebben zojuist een gecodeerde boodschap binnengekregen waarin staat dat er iets gebeurd is in Moskou en de situatie begint aardig uit de hand te lopen. Er schijnt een behoorlijk lek te zitten in Bondasenko's organisatie Witte Ster. Nu ik daarvan op de hoogte ben gesteld, begrijp je natuurlijk dat ik Bernard onmiddellijk heb laten vallen. Normaalgesproken corresponderen we met Witte Ster via het postvakje van ene mevrouw Kubysheva in hotel Rossiya, een fictief personage naar ik aanneem. Al zou je me vijftig miljoen yen geven; ik pieker er niet over dat adres nog één keer aan te schrijven.' Hitasura keek haar aan. 'Is dit het antwoord dat je wilde horen? Kunnen we nu eindelijk ter zake komen?'

'Ja,' zei Tori.

Hitasura haalde de trekker over. In de beslotenheid van het glazen hok was de knal oorverdovend, maar te midden van het rumoer en de drukte van de speelvloer merkte niemand die op. Bovendien waren de glazen panelen kogelvrij en geluiddicht. Tori viel achterover tegen het glas; vlak boven haar hart was haar jasje doorboord. Hij keek op haar neer en schopte tegen haar dij met de punt van zijn schoen. Geen beweging. Hij knielde en legde de loop van zijn pistool tegen haar voorhoofd voor het schot dat hem ervan zou verzekeren dat ze dood was.

Op dat moment duwde Koi de deur naar het glazen hok open. Hitasura hoorde haar en richtte zijn pistool op de deuropening.

Een fractie van een seconde aarzelde hij en op dat moment schoot Tori's rechterhand omhoog en ramde ze met de aangespannen muis van haar hand tegen de onderkant van zijn neus. De klap kwam zo hard aan dat het kraakbeen in zijn geheel door zijn voorhoofd naar binnen werd geslagen, tot in zijn hersenholte.

Hitasura's bovenlijf viel naar achteren. Zijn hoofd sloeg tegen een stoelpoot, maar dat voelde hij al niet meer. Koi liep naar Tori, die met haar rug tegen het glas zat. Koi sloeg eerst een blik op het gezicht van Hitasura en zakte toen naast Tori op haar knieën.

'Gaat het?'

'Hij is dood, hè?' Tori's stem leek van ver weg te komen.

'Ja.'

'Weer een deel van mij dat ik heb verloren.' Tori sloot haar ogen. Haar hart ging als een razende te keer en geen enkele poging totprana had effect.

'Ik wilde hem dit niet aandoen. Ik heb hem nooit gehaat.' Toen keek ze omhoog, naar Koi. 'Al die moord en doodslag. Dat moet toch eens ophouden.'

Koi knikte, boog zich voorover en trok Tori overeind. Ze voelde met haar hand onder Tori's jasje, onder haar blouse. 'Je droeg dan wel een kogelvrij vest, maar het risico bleef,' zei ze. 'Hij had je ook direct in het hoofd kunnen schieten.'

Ze stapten over het dode lichaam van Hitasura heen en Tori zei: 'Dan had ik daar nu gelegen. Dan zou alles voorbij zijn geweest.'

Haar knieën knikten en Koi moest haar opvangen.

'Nu moet jij mij helpen,' zei Koi. 'Er staat mij iets te doen en ik ben bang dat ik er alleen niet toe in staat ben.'

Sengakuji. De rustplaats van de meest vereerde helden uit het Japanse verleden, de roemrijke ze venen veertig ronin. De plaats waar Kakuei Sakata zijn geest had gezuiverd, waar hij zijn eerbaarheid had herwonnen door seppuku te plegen, rituele zelfmoord.

In-ibuki, Koi's rustige ademhaling vanuit de onderbuik, veranderde in yo-ibuki, de krachtige, agressieve ademhaling die hoorde bij strijd en spanning. Zonder iets te zeggen drukte ze de vertalingen van Sakata's kasboeken in Tori's handen, waarna ze neerknielde op het tapijt van gras. Haar witte gewaad stak schril af tegen de vrolijk deinende bloemenzee. Ze hoopte dat Tori zich deze ene onbevlekte plek tussen de trillende kleuren zou blijven herinneren, zoals zij het zich herinnerde van Sakata-sans dood.

Tori boog en legde haar hand op die van Koi, die het korte, dodelijke zwaard stevig vastklampte. 'Doe het niet,' zei ze met nadruk. 'Ik smeek je, denk er nog eens over na. Er zijn andere oplossingen te bedenken.'

'Voor jou misschien,' zei Koi, 'maar niet voor mij. Ik zie nu in dat ik veel te lang hetzelfde pad heb gevolgd, met te veel last op mijn schouders.'

'Maar nu heb je een goede vriendin. Je leven is al aan het veranderen.'

Tori was nog niet uitgepraat toen Koi al met haar hoofd schudde. 'Dat is een illusie. Een prettige illusie, zul je zeggen, maar ook een verraderlijke. Hoezeer ik me ook zou verzetten tegen het geweld dat in me huist, het zal me altijd de baas worden. Als het niet vandaag is, dan morgen of de dag erna. Mijn geest is onrein. Die verlangt ernaar te worden gezuiverd.'

Ze keek opzij en Tori zag de tranen in haar ogen.

'Och liefje,' fluisterde Tori.

De tranen stroomden langs haar wangen. 'Ik moet nu niet aan mezelf denken, maar aan degenen die ik niet langer kwaad wens te doen. Aan jou.'

Met die woorden duwde Koi het mes tot aan de handgreep naar binnen.

'Koi!'

Koi's mond opende zich en een zacht 'O!' ontsnapte aan haar bloedeloze lippen. Haar hele lichaam trilde. Met een inspanning die Tori niet voor mogelijk hield, trok ze het mes van links naar rechts en sneed daarmee haar eigen buik open.

De stank was weerzinwekkend. Ze zakte naar voren, over het mes heen, op haar bloederige vuisten met hun wit geworden knokkels. Het bloed kroop langs haar dijen naar beneden en doordrenkte het gras.

'Het wordt donker,' fluisterde Koi. 'Blijf bij me.'

'Ik ben hier,' zei Tori. In haar binnenste vloeiden wanhoop en hulpeloosheid ineen.

'Het wordt steeds donkerder. Maar de bergen... in de bergen... zie ik licht.'

De dood overviel Koi als een wolk die de maan verduistert. Haar starende ogen werden bedekt door een vliesdunne afbeelding van haar mysterieuze bergen, met het sprankelende licht dat alleen zij kon zien. Het zou nogal wat tijd vergen om Russell van alles op de hoogte te brengen, maar na de gebeurtenissen in het gokpaleis was het onverstandig nog langer in Tokio te blijven. En dus sloot Tori zichzelf met hem op in de hoofdcabine van hun 727 en terwijl het vliegtuig opsteeg, begon ze hem stap voor stap te vertellen wat ze van anderen had gehoord en wat ze zelf had ontdekt. Het deed haar goed het hele verhaal aan iemand uit te moeten leggen. Ze had in korte tijd zoveel te verwerken gekregen, dat ze het allemaal onder woorden moest brengen om er zelf enige ordening in aan te kunnen brengen . Maar het verraste haar wel hoe kalm Russell haar hele verhaal opnam.

'Je sloeg de spijker op zijn kop voor wat betreft Bernard,' zei Tori. 'Hij heeft ons allebei voor zijn eigen doeleinden gebruikt. Mijn god, wat haat ik hem nu.'

Russell bleef even stil. Toen zei hij: 'Ik zou willen dat je leerde verstandelijk te reageren op dit soort dingen en niet met je hart. Dit is het moment om de situatie objectief te bekijken.' Hij ging voorover zitten. 'Denk nu eens na, Tori. Bernard heeft niet zonder reden die merkwaardige coalitie opgezet tussen Michita, Yen en Hitasura. Als enige zag hij in dat er een unieke gelegenheid bestond de minderheden in de Sovjetunie te bevrijden. Het was zijn eigen, persoonlijke strategie, die hij voor iedereen verborg.'

'Ik zou die klootzak levend kunnen begraven!'

'Tori, het heeft geen zin wraakzuchtig te zijn. Zo is Bernard nu eenmaal. Het is zijn obsessie onderdrukte volkeren te steunen in hun vrij heidsstrij d.'

'Ook ik zou de nationalistische beweging in Rusland graag een handje willen helpen,' zei Tori. 'Het zijn de methodes van Bernard die ik verafschuw, niet zijn doelstellingen. Russ, hoe kun je hem nu verdedigen na alles wat hij ons heeft aangedaan? Hij accepteerde ons vertrouwen en onze liefde voor hem en in ruil daarvoor heeft hij ons gemanipuleerd.'

'Ik zal je eens iets vertellen,' zei Russell. 'Bernard is een grootmeester in het manipuleren van alle middelen die tot zijn beschikking staan. En eerst dacht ik dat hij ook deze situatie helemaal onder controle had. Maar ik heb intussen mijn twijfels gekregen. Je moet namelijk weten dat hij me inder-tijd nadrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij razend was over de moord op Ariel Solares. Vooral omdat die was gepleegd met een kabaal dat tot in Virginia was te horen. Hij zei dat ze ons met dat incident in verlegenheid wilden brengen en dat er maar één antwoord op mogelijk was.' Russell keek haar strak aan om er zeker van te zijn dat ze luisterde. 'Nu blijkt dat Bernard van het begin af aan heeft geweten wie het bevel had gegeven tot Ariels dood: Hitasura. Hij speelde het zo dat het mijn eigen initiatief leek, maar in feite is hij degene die mij op het idee heeft gebracht jou terug te halen. Toen wist ik nog niet waarom, maar nu wel: jij was de enige die het op kon nemen tegen je oude vriend Hitasura.'

'Ga verder.'

'Maar Bernard moet zich ook iets anders hebben gerealiseerd. Als jij Hitasura eenmaal dicht genoeg op de huid zat om hem te elimineren, zou je zonder twijfel ook te weten komen wat Bernards eigen rol in deze geschiedenis was.'

'En daarom heeft Bernard jou bevel gegeven mij te doden.'

Russell schudde zijn hoofd. 'Je gebruikt nog steeds je verstand niet. Bernard vertelde me dat ik jou onder bepaalde omstandigheden moest elimineren. Hij heeft me nooit het bevel daartoe gegeven en bovendien wist hij dat ik er niet toe in staat was. Bernard heeft altijd snel door wat iemands zwakke punten zijn. Hij wist eerder dan ik dat ik verliefd op je was.'

Tori keek zwijgend voor zich uit. Ze wist dat Russell gelij k had, maar een deel van haar koesterde nog steeds een hardnekkige, irrationele haat ten opzichte van de man die haar vertrouwen had beschaamd.

Ze zei: 'Of hij je nu vroeg, vertelde, of het bevel gaf mij te doden; dat maakt geen donder uit. Het feit blijft dat Bernard me uit de weg wilde ruimen om zichzelf te beschermen.'

'Nee, Tori.' Russell ving haar blik met de zijne. 'Als Bernard jou dood had willen hebben, had hij het zeker niet aan mij gevraagd. Ik ben maar een kantoorklerk, dat weet je toch? En hij wist dat ik emotioneel bij jou betrokken was. Ik zou zo ongeveer de laatste persoon zijn die hij zou benaderen voor een moordaanslag op jou.'

'Dat klinkt logisch,' zei Tori. 'Maar waarom vertelde hij je dan datje mij moest elimineren?'

'Dat is een vraag waar ik lang over na heb gedacht,' zei Russell. 'Wat hij me toen vertelde, was zo ongepast en onkarakteristiek voor hem dat het was alsof hij me een gecodeerde boodschap meegaf. Het heeft even geduurd voor ik de mededeling kon ontcijferen, maar ik geloof dat ik er nu uit ben. Het was alsof Bernard tegen me zei: hier heb je het plaatje en nu moet jij ontdekken wat er mis mee is.

Hij wist dat Hitasura niet meer te vertrouwen was. Hij had misschien niet door dat Hitasura de man was van de supercocaïne, maar de moord op Ariel Solares was zonder meer in strijd met zijn bevelen. Bernard wist dat hij Hitasura zo snel en efficiënt mogelijk moest elimineren. Hij wist ook dat hij jou niet kon vertellen wat voor schurk die Hitasura was, want je zou het gewoon niet geloven. Tegen mij zei hij niets omdat hij bang was dat ik het aan jou door zou vertellen. In dat geval zou je ons zonder meer in de steek hebben gelaten. Kortom: Bernard wilde dat je de waarheid over Hitasura zelf zou ontdekken, maar hij gaf mij een verkapte waarschuwing: de dingen waren niet zoals ze leken. Op die manier hoopte hij dat ik je steeds een stapje voor zou blijven. Bernard maakte zich namelijk nog steeds zorgen om je wispelturig karakter. Hij stelde mij aan als jouw waakhond, zoals jij jaren geleden de waakhond van Hitasura was.'

Tori lachte schamper. 'En nu heeft Bernard me de middelen gegeven waarmee ik me kan wreken voor al die jaren dat hij me heeft gemanipuleerd.'

Russell knikte. 'En reken maar dat Bernard daar al van doordrongen was op het moment dat hij mij zover kreeg jou terug te halen naar De Promenade. Kennelijk was hij bereid dat risico te lopen. Dat zegt toch wel iets over het vertrouwen dat hij in jou heeft. En ook in mij, trouwens.'

Tori dacht daar lang over na en knikte toen. 'Ik ben kennelijk nog steeds van streek omdat ik niet kan geloven dat ik Hitasura zo verkeerd heb ingeschat. Hij gebruikte Bernard zoals Bernard dat deed met ons en met iedereen in zijn omgeving. Hitasura zelf bevestigde dat Bernard erop tegen was om Ariel te doden. En het is waar dat Bernard niet wist dat zijn Japanse medestander degene was die supercocaïne in de handel bracht. Ik denk dat hij zich lam schrikt als hij hoort dat hij daarbij betrokken is.'

Russell zei niets.

Tori zuchtte. 'Er bestaat een Argentijns spreekwoord dat luidt: "De duivel kan zien om middernacht, maar wraak is blind, zelfs op het middaguur.'" Russell wist wat ze bedoelde. Ze ontgroeide haar onevenwichtige, emotionele adolescentie en nam afscheid van de zwakheden die Bernard had herkend en misbruikt.

'Maar dat is toch nog geen reden om Bernard alles te vergeven?' vroeg Tori ten slotte.

'Dat is een vraag die je voor jezelf zult moeten beantwoorden,' zei Russell. 'Maar ik herinner je er wel aan wat je een paar minuten geleden hebt gezegd. Je beweerde dat je de nationalistische groepering in Rusland graag een handje zou willen helpen. Welnu, Bernard heeft je erop gewezen hoe je dat kunt doen.'

'Jij vindt dat we hem moeten helpen?' vroeg Tori. 'Het enige dat Bernard heeft gedaan is nucleaire installaties aan Witte Ster verkopen, een ondergrondse nationalistische beweging die wel of niet een dekmantel van de KGB is.'

'En dat is da'n ook precies de reden om in te grijpen. Die miniatuurreactoren, die kennelijk geregeld kunnen worden met kleine hafniumdeeltjes, zouden weieens voor een revolutie kunnen zorgen binnen de USSR. Of ze zouden de aanleiding kunnen vormen voor een wereldoorlog. Witte Ster vormt de spil van onze hele opdracht, Tori. We moeten hoe dan ook in hun organisatie zien te penetreren om erachter te komen of Bernard een heilige is geworden of een gek.'

Twaalf

Moskou/Sterrenstad

-

'Hij is ontsnapt.'

'Ontsnapt?' Mars Volkov balde zijn vuisten. 'Deze man, deze verrader, heeft vier van mijn mannen gedood. Hij heeft een weerloos psychotisch meisje gekidnapt uit een staatsinrichting. En het enige dat je me weet te vertellen is dat hij ontsnapt is? Wat moet ik daarvan denken, kapitein?'

Anatoly Nikolev ging verzitten op het harde, houten bankje. Hij was kapitein bij de Elfde Divisie van de KGB-bewakingsdienst en stond tijdelijk onder bevel van het Hoofd van Departement N. Hij en Mars zaten op de tribune van het honkbalveld dat werd beheerd door de Universiteit van Moskou. De overige bankjes waren leeg; op het veld trainde een juniorenteam.

Kapitein Nikolev zag er piekfijn uit in zijn grijze uniform met de rode accenten. Op zijn borst prijkten medailles, maar hij wist uit ervaring dat Mars Volkov niet gevoelig was voor bewijzen van heldendaden uit het verleden. De man leefde geheel en al in het hier en nu.

Mars zei: 'Ik heb begrepen dat de laatste tankdivisies zijn opgetrommeld. Hetgeen betekent dat we klaar zijn de mythische grenzen van Litouwen en Letland te overschrijden.'

'Dat is correct,' zei kapitein Nikolev. 'Het is een gewaagde onderneming, maar niet zonder precedent. Het lukte ons tientallen jaren geleden in Polen en dus zou het nu weer moeten lukken.'

'Begrijp ik hieruit dat u bedenkingen heeft, kapitein?'

'Ik ben geen militair strateeg,' zei kapitein Nikolev ontwijkend. 'Mijn ideeën hierover zijn nauwelijks interessant.'

Mars keek hem met een enigszins verbaasde blik aan. 'Maar u bent een militair. Dergelijke manoeuvres horen u in vuur en vlam te zetten.'

Nikolev gromde. 'Als u het mij vraagt, is de glorietijd van de militair sinds lang voorbij.'

'Ik weet het,' zei Mars lichtelijk geamuseerd. 'Een aanstelling als officier van het Romeinse leger had u beter gelegen.'

Kapitein Nikolev zag hoe de honkballers aan hun veeleisende gymnastiekoefeningen bezig waren en bedacht mistroostig dat het leger er goed aan zou doen dagelijks dergelijke oefeningen verplicht te stellen.

'Ook Bondasenko's contactpersoon in de inrichting in Arkhangelskoe is ontsnapt,' zei hij toen hij het gevoel had het onvermijdelijke niet langer uit te kunnen stellen. 'We hadden het ongeluk dat Bondasenko net opdook op het moment dat we de man in de kraag wilden vatten. Kennelijk gebruikte Bondasenko de inrichting waarin hij zijn dochter had verborgen ook als ontmoetingsplaats om informatie uit te wisselen met andere leden van Witte Ster.'

'Een slimme zet,' zei Mars. 'Ik moet niet vergeten hem te complimenteren voor ik een kogel door zijn kop jaag.'

Kapitein Nikolev zei: 'Ik denk dat we ervan uit kunnen gaan dat Bondasenko het hoofd is van Witte Ster. Dat weten we dan nu in ieder geval. Het lijkt me geen onbelangrijk resultaat.'

Mars bromde instemmend. 'Goed dan,' zei hij. 'Bondasenko is verdwenen. Maar hij kan zich niet altijd blijven verschuilen. Hij moet een keertje boven water komen en als dat gebeurt, kapitein, wil ik dat hij als een rat in de val wordt gelokt. Is dat duidelijk?'

'Jawel, kameraad.'

'Heeft u mejuffrouw Ponomareva al gelokaliseerd?'

'Nee.'

Mars vroeg zich af waar Irina naartoe was gegaan. Ze was niet op haar werk en ook niet thuis. Ze hadden haar niet in het appartement van Valeri aangetroffen en evenmin bij de Held. Kapitein Nikolev had het zelf nagegaan. Irina zou mij nog steeds van nut kunnen zijn, dacht Mars. De surveillance die ik de laatste maanden heb ingesteld, bracht aan het licht dat zij meer contact had met Valeri Denysovich dan wie dan ook. Als iemand wist waar hij uithing, was zij het wel.

Maar misschien, dacht Mars, wordt het tijd om zelf wat actiever te gaan zoeken.

Het was doodstil toen Mars het fort van de Held in Sterrenstad betrad. De eerste die hij tegenkwam was Tatiana. Ze vouwde de pas gestreken hemden van de Held en maakte er een keurig stapeltje van. In de lucht hing de huiselijke geur van zeep en bleekmiddel.

'Kameraad,' zei ze zodra ze hem zag. Haar grijze ogen, die wijd uit elkaar stonden, verrieden geen enkele emotie. Ze stopte geen seconde met haar werk.

'Is hij alleen?' vroeg Mars kortaf.

'Lara is bij hem,' zei Tatiana. 'Je hebt ons laatst het bevel gegeven dat hij geen moment alleen mag worden gelaten.'

'Ja, inderdaad,' zei Mars.

Hij ging op een metalen klapstoeltje zitten en keek met moedeloze blik toe hoe ze verder werkte.

Tatiana keek hem schuin aan. 'Je ziet eruit alsof je aan een borrel toe bent, kameraad,' zei ze. 'Kan ik iets voor je inschenken?'

'Peperwodka. Heb je dat?'

'Ik zal eens kijken.' Ze liep de kamer uit en kwam even later terug met een tweetal grote glazen en een fles. Ze hield grinnikend de fles omhoog.

'Ik denk niet dat je aan één borrel genoeg hebt.'

Mars dronk dankbaar van zijn eerste glas, voelde hoe zijn keel begon te branden en daarna zijn maag. Hij stak het glas naar voren om bij te laten vullen. 'Weet je, Tatiana, ik geloof dat de Held heeft gewonnen.'

'Wat heeft hij gewonnen, kameraad?'

'Och, hoe zal ik het zeggen, onze woordenstrijd.' Mars nam een slokje.

'Ik moet je bekennen dat hij nog steeds een raadsel voor me is. Is hij krankzinnig of bij de pinken? Heeft hij in contact gestaan met een buitenaardse entiteit of is hij zo kwaad op ons voor wat we hem hebben aangedaan dat hij ons voortdurend voor de gek houdt?'

'Als je wilt weten wat ik ervan denk...'

'Ja. Natuurlijk, graag.'

'Nou.' Ze nam een grote slok van haar wodka, alsof ze een oppepper nodig had om dit te kunnen zeggen. 'Ik denk dat de Held wel degelijk krankzinnig is. En dat komt door hetgeen hem daarboven is overkomen. Maar hij is niet krankzinnig op een manier die wij kennen. Hij is bijvoorbeeld niet psychotisch of schizofreen. Het is iets wat onze wetenschappers niet kunnen benoemen. De Held is heel anders dan jij of ik.'

'Wat probeer je nu te zeggen? Dat hij geen mens meer is? Doe niet zo gek, Tatiana. Ik begin te geloven dat Tatiana en jij al te veel tijd met hem hebben doorgebracht.'

'Maar dat is het nu juist,' zei ze. 'Wij kennen hem beter dan wie ook. Luister. Fysiek zit hij misschien nog steeds hetzelfde in elkaar als jij en ik, maar voor zijn geest geldt dat zeker niet. Die is getransformeerd.'

Mars keek haar lange tijd zwijgend aan. Hoe komt het toch, vroeg hij zich af, dat ik hier altijd het gevoel krijg dat ik een heel andere dimensie ben binnengestapt? Heeft de Held iedereen in zijn omgeving gek gemaakt of vertelt Tatiana de waarheid?

Plotseling stond hij op en zette zijn glas neer. Hij had al meer dan genoeg gedronken. 'Ik denk dat ik hem maar eens op ga zoeken.'

Eenmaal boven gekomen merkte Mars dat het doodstil was bij het zwembassin. Zelfs het water leek zijn constante gekabbel te hebben gestaakt. Het was donker en Mars tastte in het halfduister naar de lichtknop.

'Kameraad, laat het licht uit.' Het was de stem van Lara. 'De ogen van de Held zijn er te gevoelig voor geworden.'

Mars liep voorzichtig schuifelend in de richting van het water. 'Heb je de dokters op de hoogte gesteld?' Nu hij dichterbij was gekomen, zag hij de vage glinstering van het zoutwaterbad.

'Ja. Hij is uitvoerig onderzocht,' zei Lara. 'Ze weten niet wat ze ervan moeten denken.'

'Ach,' zei Mars met een neerbuigend gebaar, 'dat weten ze nooit. Wat heb ik eigenlijk aan hen? Wat heb ik aan wie dan ook?' Hij hurkte neer aan de rand van het bassin.

Lara zwom naar hem toe. Hij zag haar donkere ogen en het donkere, glinsterende haar dat tegen haar hoofd zat geplakt. Haar gezicht was bijna volmaakt ovaalvormig. Mars vroeg zich af waarom hem dat nog nooit eerder was opgevallen.

'Er is iets gaande.'

De manier waarop ze het zei, met een lage stem die diep uit haar keel kwam, bezorgde hem kippevel. 'Wat bedoel je?'

'Ik bedoel dat zijn toegenomen gevoeligheid voor licht niet op zichzelf lijkt te staan. Het maakt deel uit van een veranderingsproces.'

'Maar dat is onzin,' schimpte Mars. Hij zag de uitdrukking op haar gezicht en zei: 'Begint de kosmische straling nu al zijn effect te krijgen?'

'De dokters zeggen van niet.'

'Ach, wat weten zij er nu van? Niets toch zeker.' Maar Mars voelde een vreemde kramp ergens diep in zijn maag. Hij herinnerde zich wat Tatiana hem had verteld: de geest van de Held zou niet langer die van een mens zijn. Hij is getransformeerd. 'Lara, wat gebeurt hier allemaal?'

'Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat hij in een vroeg stadium verkeert van de een of andere verandering.'

'Je bedoelt...'

'Hij verandert van gedaante.'

Mars kon zijn kaken nog nauwelijks van elkaar krijgen en fluisterde:

'Maar waarin dan?'

Maar op die vraag kreeg hij geen antwoord.

'Waar is hij?' vroeg Mars na een moment van stilte.

'In het zwembad,' zei Tatiana, 'aan de andere kant, samen met Arbat.'

'Verroer je niet,' instrueerde Mars haar. Hij stond op en liep om het zwembad heen naar het andere uiteinde.

'Odysseus?'

'Hier ben ik, kameraad.'

Mars keek omlaag en zag het bleke gezicht en de bleke schouders van de Held. Beeldde Mars het zich in of was zijn huid inderdaad nog kleurlozer dan anders, metaalkleuriger, bovennatuurlijker?

Op dat moment voelde Mars hoe een hand zich om zijn linkerenkel klemde.

'Je bent te ver weg, kameraad.'

De greep verstevigde zich. 'Wat wil je?' vroeg Mars.

'Waarom bewaar je zoveel afstand tot mij?'

De Held gaf een geweldige ruk en Mars verloor zijn evenwicht. Hij kwam met een pijnlijke klap op zijn rug op de tegels terecht. Op hetzelfde moment voelde Mars hoe hij het water werd ingetrokken. Hij probeerde zich te verzetten, maar het was alsof zijn spieren waren verlamd en zijn lichaam zich niet kon verweren.

Het zoute water omgaf hem en hij voelde hoe hij de diepte in werd getrokken. Hij zwaaide met zijn armen en sloeg met zijn benen, maar werd gehinderd door zijn zware schoenen. Het water sloot zich boven zijn gezicht. Toen werd hij bij zijn overhemd vastgepakt en omhoog getrokken. Zijn hoofd brak door het wateroppervlak heen en hij moest vreselijk hoesten. Zout water droop over zijn gezicht en langzaam wisten zijn ogen zich te herstellen. Vlak voor hem zag hij het gezicht van de Held.

'Het is een vreemde wereld,' zei Odysseus. 'Vindt u ook niet, kameraad?'

'Het wordt steeds vreemder.' Mars probeerde zijn angst onder controle te houden.

Odysseus begeleidde hem naar de rand van het bassin. 'Mijn dank dat je de lichten niet aan hebt gedaan.'

'Graag gedaan,' zei Mars. Hij realiseerde zich dat dit de beleefdste woorden waren die hij en de Held ooit met elkaar hadden uitgewisseld. Naast hem bleef hij licht gekabbel horen.

'Het lijkt erop dat ik niet meer zoveel licht nodig heb als eerst om te kunnen zien. 'De stem van de Held was niet veranderd. Maar wat probeerde hij te zeggen? 'En ik zie ook dingen die ik nog nooit eerder heb gezien.'

Mars opende zijn mond om te vragen: welke dan? Maar zijn stembanden weigerden dienst. Met een schok drong het tot hem door dat hij het antwoord op die vraag misschien niet eens wilde weten. Uit alle macht probeerde Mars die gedachte terug te dringen in de duisternis van zijn onderbewustzijn, waar die thuis hoorde.

'Ik kan zien wat er onder water gebeurt zonder mijn ogen te openen. Arbat zegt dat ik het soort van sonarsysteem ontwikkel waar zij ook over beschikt.'

Mars dwong zichzelf te zeggen: 'Het klinkt mij allemaal nogal ongeloofwaardig in de oren.' Maar aan zijn stem was te horen dat hij in de war was gebracht. 'Zou het niet zo kunnen zijn dat je je al die dingen maar inbeeldt?'

'Net zoals ik me inbeeld dat ik een kleur heb gezien tussen de sterren?'

Zijn gezicht was vlakbij. Mars rook een scherpe, opvallende lucht die leek op kruidnagel, maar het beslist niet was. 'De kleur van God?' Zijn ogen waren als stalen balletjes, hard, spiegelend. 'Misschien is dit allemaal maar een droom, kameraad. Mijn opleiding, de vlucht van de Odin-Galaktika II, de EVA, de dood van Menelaüs, het incident.' Hij spreidde zijn armen.

'Om nog maar te zwijgen van alles om ons heen. Het gebouw, het zwembad, Arbat. Jij. Als ik een solipsist was, Volkov, zou ik ongetwijfeld in dat soort bewoordingen tot je spreken. Maar mijn ervaringen hebben me gemaakt tot iets wat verre staat van elke vorm van solipsisme. Ik ben niet alleen. De mens is niet alleen.'

Zijn stem was weliswaar zacht, maar klonk met het timbre van een klingelende bel. Mars had ineens genoeg van dit gepraat. Het was nodig dat hij zelf de loop van het gesprek weer zou beheersen. Door in een bepaalde regelmaat vragen te stellen moest hij ervoor zorgen dat het gesprek het karakter aannam van een ondervraging. Hij was er zeker van dat hij daar zelf kalmer van zou worden.

'Ik moet je helaas te kennen geven, Odysseus, dat je in de toekomst niet meer in staat zult zijn ongelimiteerd informatie te verzamelen.' Mars bestudeerde het gezicht van de Held om te kijken hoe hij reageerde. Hij dacht aan Natasha Mayakova's gezichtsuitdrukking toen hij haar verklaarde dat ze mee werd genomen naar de Loebyanka. Het was jammer dat hij met de Held niet hetzelfde kon doen, maar een opstand van alle kosmonauten in Sterrenstad kon hij zich niet veroorloven. Er staken al genoeg problemen de kop op in een aantal uithoeken van de Sovjetunie: stakingen, nationalistische demonstraties, sabotage van fabrieken die aan de centrale overheid toebehoorden. Een protestactie in het hart van Rusland was uit den boze, vooral als het om mensen ging die symbool stonden voor de trots en superioriteit van Rusland. Dus de Held zou niet geconfronteerd worden met de wrede man. Alleen maar met Mars Volkov.

'Ik moet toegeven dat je uiterst slim te werk bent gegaan,' zei Mars.

'Maar niet zo slim als ik. Ik heb de bron gevonden van jouw illegaal verkregen informatie.'

'Begrijp ik hieruit dat je me van de buitenwereld wilt afsnijden?'

Verdomme, dacht Mars. Zijn ogen verraden niets. Geen enkele emotie.

'Voor enige tijd,' zei hij. 'Maar dat lijkt me een rechtvaardige straf als je bedenkt dat je betrokken bent geweest bij een illegale transactie. En ik verzeker j e dat ik nog zeer inschikkelij k met j e ben, want ik zie af van een aanklacht wegens spionage. Een strengere en fanatiekere officier zou je daar wel degelijk op pakken.' Hij schudde zijn hoofd. 'KGB-dossiers zijn verboden terrein voor eenieder die niet bij de KGB in dienst is.'

'En zelfs voor leden van het Politburo, begrijp ik.'

'Ik ben hier niet gekomen om de details van de Sovjet-politiek met je te bespreken!' dreunde Mars. Toen hij naar de gezichtsuitdrukking van de Held keek, had hij onmiddellijk spijt van zijn uitval. Hij schaamde zich voor de manier waarop hij zich had laten provoceren. Goed dan, dacht hij. Met grof geschut. 'We beschikken over Natasha Mayakova, jouw koerier.'

'Ik neem aan dat je met "beschikken over" bedoelt dat jullie haar tot duidelijke uitspraken hebben gedwongen.'

'En we weten waar zij haar informatie vandaan heeft,' zei Mars met grimmige vastberadenheid. 'Valeri Denysovich Bondasenko. Ik ben bang dat je de komende tijd op een droogje komt te staan voor wat betreft je bronnen van informatie.'

'Dus daar draait het nu op uit.'

'Ja.'

'Je doet geen pogingen meer mijn vrijgevige oom te spelen; je smeert me geen stroop meer om de mond met als doel allerlei dingen te weten te komen.'

'De situatie is volslagen veranderd nu kameraad Bondasenko een verrader blijkt te zijn,' zei Mars. 'Mij is gebleken dat...'

Hij zweeg, met afschuw vervuld. De gezichtsuitdrukking van de Held viel weg, de ogen rolden omhoog in hun kassen en het hoofd zakte naar zijn linkerschouder.

Op hetzelfde moment voelde Mars iets langs zijn benen strijken; iets kouds en ruws schraapte langs zijn huid op een plek waar het roerige water een van zijn broekspijpen omhoog had geschoven. In een reflex trapte hij van zich af en keek tegelijkertijd om zich heen, op zoek naar Arbat. Hij zag haar vanaf de andere kant van het bassin nieuwsgierig toekijken met een blik die enigszins vijandig leek.

Toen hij zich weer omdraaide, stonden de ogen van de Held weer normaal. Hij keek hem recht aan. Mars zei: 'Wat was er verdomme met j e aan de hand?'

De Held opende zijn mond en bracht geluiden zonder betekenis voort. Mars voelde nogmaals kippevel opkomen. Hij dacht aan de woorden van Lara: Hij verandert van gedaante. En zijn eigen reactie daarop: Maar waar- in dan?

'Odysseus,' zei Mars, 'kun je me verstaan?'

De Held zei niets en Mars riep Lara. Ze zwom meteen naar hem toe.

'Bekijk hem goed,' commandeerde hij. 'Ik stelde hem daarnet een vraag en hij antwoordde in de een of andere brabbeltaal. Heeft hij dat bij jou of Tatiana ook weieens gedaan?'

'Nee,' zei Lara. Ze keek de Held nieuwsgierig aan. 'Er is iets aan hem veranderd.'

'Veranderd?' De kramp in zijn maag keerde meteen weer terug. 'Hoe bedoel je dat?'

'Zijn ogen,' zei ze en zwom nog wat dichter bij. 'Ik kan er recht doorheen kijken.'

'Dat kan helemaal niet,' snauwde Mars. 'Daarnet waren ze nog even ondoordringbaar als kogellagertjes.' Niettemin keek hij in het gezicht van de Held. Waren het andere ogen geworden? In dit zwakke licht kon hij daar pas zeker van zijn als hij dichterbij kwam. Daar peinsde hij niet over. Hij zwom naar de rand van het bad en klom op de kant. Het water stroomde uit zijn doorweekte kleren, zodat zijn schoenen ervan overliepen. Zijn das was geruïneerd. Hij wreef over de plek op zijn been waar iets onduidelijks langs was geschraapt.

'Lara,' zei hij. 'Waar is Irina Ponomareva?'

'Ik weet het niet, kameraad.' Lara staarde nog steeds in het gezicht van de Held. 'Het is al weer een tijdje geleden dat ze hier vertrok.'

'Beschikte ze over vervoer?'

'Ze was met de auto, geloof ik.'

Mars knikte. Ze had de auto van hem geleend, dus hij wist waarnaar hij moest zoeken. In de motor had hij een apparaatje laten installeren dat signalen afgaf, zodat hij de wagen gemakkelijk terug zou kunnen vinden. Wellicht zou hij op die manier ook Irina zelf terugvinden. Hij stond op. Het leek hem geboden haast te maken.

'Ik heb droge kleren nodig,' zei hij gebiedend.

'Ze komen eraan, kameraad.' Lara maakte zichzelf los van haar studie van de Held. Ze verliet het zwembad en liep snel door de ruimte heen naar een zijkamer.

Mars keek naar de roerloze, drijvende gestalte van de Held. Hij dacht aan het ding dat langs zijn been was gestreken in het zwembad en huiverde. Wat gebeurt er met je? dacht hij. Wat is er van jou aan het worden? Hij vermoedde dat zelfs de Held geen antwoord had op die vraag. Aan het eind van het Rode Plein kan men de Moskva oversteken via de Moskvoretsky-brug. Men betreedt dan een gebied dat bekendstaat als de Zamoskvorechye, ofwel het District aan de andere kant van de Moskva. Eeuwen geleden was dit niet alleen de woonwijk voor de hofhouding van de tsaar, maar ook voor de ambachtslieden die bij hem in dienst waren. Uit die tijd stamt een aantal prachtige bezienswaardigheden, waaronder vooral De Kerk van Sint Gregorius van Neocasarea. Dit zeventiende-eeuwse staaltje van gotische architectuur kan men bereiken door een van de Kamenny-bruggen over te steken en de Bolshaya Polyankastraat in te slaan. Rechts van het heiligdom, in de schaduw van de vi j f koepels en spitse klokketoren, bevindt zich een wijk met donkere huisjes en nauwe straatjes. Wie daar een kijkje neemt, ontdekt tot zijn verbazing dat het Geografisch Instituut en het Centrum voor Atoomenergie er zijn gevestigd. Valeri Bondasenko had in heel Moskou geen betere schuilplaats kunnen kiezen dan de Kerk van Sint Gregorius van Neocasarea. Hoewel het prachtige interieur voor een deel door de staat was leeggehaald, was de kerk een populaire pleisterplaats voor groepjes buitenlandse toeristen. In de omge-ving stonden altijd bussen van Intourist geparkeerd en de schelle stemmen van de zuur kijkende staatsgidsen klonken de hele dag door. Onder de schuifelende menigte, in de crypten van de kerk die sinds lang waren vergeten, hurkten Valeri en Sergei neer in het stof en de spinnewebben. Naast hen, op een grof houten paneel, lag Valeri's dochter alsof ze sliep. Haar gezicht was vredig en volkomen uitdrukkingsloos.

'God stelt ons wel op de proef, vind je niet, kameraad?' vroeg Sergei met een spottend lachje. 'Ik voel me hier als Job.'

'Het ziet ernaar uit dat de beproeving snel voorbij zal zijn,' zei Valeri op ernstige toon.

Sergei's gezicht betrok. 'Dus je denkt dat Witte Ster is uitgespeeld?'

'Ik weet het niet,' gaf Valeri toe. 'Kameraad Volkov heeft Natasha Mayakova dan wel de duimschroeven aangedraaid, maar zij weet lang niet alles van Witte Ster. We hebben een lek, dat is duidelij k, maar dat betekent niet dat we al zinken. Zolang mijn logboek van activiteiten nog niet is ontdekt, zijn we veilig.'

Sergei zei: 'Die gezichtsuitdrukking van je bevalt me niet erg, kameraad. Waar denk je aan?'

'Aan de computer in mijn appartement. Zolang die daar staat, lopen we een aanzienlijk risico.'

'Daar staan de gegevens in?'

Valeri knikte. 'Goed verborgen voor nieuwsgierige Aagjes. Maar toch...'

'Juist. Ik begrijp wat je bedoelt,'zei Sergei. Hij haalde zijn schouders op.

'Tja, één ding is in ieder geval duidelijk. Zolang de mannen van kameraad Volkov heel Moskou af schuimen om ons te vinden, kunnen we het risico niet lopen naar je appartement te gaan. De hele stad is voor ons één grote gevarenzone. Ik vraag me af of we ook maar iemand zo'n taak kunnen toevertrouwen.'

'In ieder geval niet iemand die betrokken is bij Witte Ster.'

'Maar natuurlijk, dat bedoelde ik,' zei Sergei. 'Maar wie anders kunnen we daarvoor vragen?'

'Er is iemand...'

'Wie?'

'Eenvrouw.'

Sergei gromde. 'Niet weer een vrouw, kameraad. Kijk eens wat er ge-beurd is met Natasha Mayakova. Doet het je dan helemaal niets dat ze is gemarteld?'

'Ja,' zei Valeri, 'het is afschuwelijk. Ik gaf om Natasha...'

'Het spijt me dat ik het zeggen moet, kameraad, maar dat is nu juist het probleem met jou. Persoonlijke betrokkenheid...'

'... is ronduit gevaarlijk,' vulde Valeri aan. 'Ik weet het, Sergei. Maar voor mij is het een noodzaak mensen als mensen te blijven beschouwen en niet als pionnen in een schaakspel die je naar willekeur over het bord kunt schuiven.'

'Maar voor het nut van 't algemeen zul je desalniettemin deze vrouw over het bord schuiven. Zo is het toch, kameraad?'

'Ze is niet het type vrouw om te manipuleren,' zei Valeri.

'Dat gold ook voor Natasha Mayakova, maar toch is dat precies wat je met haar gedaan hebt. Voor het hogere doel.'

'Het was verkeerd van mij om Natasha op die manier te gebruiken. Ik schaam me ervoor.'

'Verkeerd? Ik geloof niet dat je begrijpt wat ik wil zeggen.' Sergei legde even zijn hand op Valeri's arm als teken van solidariteit. 'Je deed wat gedaan moest worden. Het was misschien onrechtvaardig tegenover haar, maar je hoeft je nergens voor te schamen, beste vriend. Je had geen keus.'

'Dat vraag ik me weieens af, Sergei.'

'Revolutionaire periodes zijn tijden van wanhoop,' zei Sergei. 'Ze vragen om wanhoopsdaden.'

'Als je het mij vraagt, kameraad, hebben revoluties definitief afgedaan. Bedenk eens wat onze eerste "glorieuze revolutie" heeft voortgebracht. Wil je soms tot dezelfde fouten vervallen als onze voorgangers?' Hij schudde zijn hoofd. 'Nee, kameraad. De cyclus van tomeloos geweld en gemaskeerde hebzucht moet voor eens en voor altijd worden doorbroken. Ik weiger de ene vorm van dictatuur ten val te brengen om hem vervolgens te vervangen door een andere. Begrijp je wat ik wil zeggen? Kan ik op je rekenen?'

Sergei knikte. 'Voor eeuwig en altijd, Valeri.'

Valeri gaf Sergei een klopje op de rug, maar in gedachten was hij elders.

'Ach, Natasha,' mompelde hij zachtjes in de vochtige duisternis van de crypte, 'wist je maar hoe belangrijk jouw pijn is geweest voor Witte Ster. Volkov heeft je gebroken, maar hij denkt nu ongetwijfeld dat je alleen maar KGB-dossiers naar de Held hebt gebracht. Ons geheim is nog steeds veilig.'Hij keek naar Sergei. 'Nog steeds veilig. Denk je niet, kameraad?'

'Is hij weg?'

'Ja.'

Irina kroop te voorschijn uit de douchecabine van de Held. Lara had haar daarnaartoe geloodst zodra Tatiana hen had gewaarschuwd dat Volkov het gebouw had betreden.

'Ik hoop niet dat ik je bang heb gemaakt door dat wat je misschien hebt gehoord.'

Irina liet zich naast hem in het zwembad zakken. 'Ik ben voor niets bang wat met jou te maken heeft.'

'Mars zocht naar je,' zei de Held.

'Wat zou hij van me willen?'

'Hij denkt dat je weet waar Valeri zich verschuilt.'

'Hij zal Valeri vermoorden zodra hij de kans krijgt,' zei Lara. Irina huiverde. 'Dat is iets waar ik wél bang voor ben.'

'Dat is alleen maar terecht,' zei de Held. Hij raakte haar aan met zijn hand en ze voelde een warme gloed door zich heen stromen. 'Maak je geen zorgen. Je hebt een beschermengel die zich om je bekommert.'

'Dat dacht Natasha ook.' Irina kneep haar ogen dicht. 'Waarom leven we toch altijd te midden van geweld, pijn, verdriet, dood?'

De Held zei: 'Al die dingen maken deel uit van de menselijke natuur.'

'Je vergist je,' zei Irina. 'Je moet je vergissen.'

'Mensen verlangen naar dingen,' zei de Held. 'Meestal gaat het om dingen die ze maar beter niet konden hebben, zoals te veel geld, te veel macht, heerschappij over andere mensen, heerschappij over andere landen. Het is een streven dat nooit ophoudt.'

'Maar niets is zo onontkoombaar,' zei Irina. 'Nu klink je als een godheid die praat over de erfzonde.'

'Mars heeft me ervan beschuldigd dat ik me als een godheid wil voordoen, maar dat is zeker mijn bedoeling niet.'

Irina keek in zijn uitzonderlijke, iriserende ogen. 'Wat is dan wel je bedoeling?'

'Vrijheid,' zei de Held. 'Simpel, hè? Althans, dat zou het moeten zijn. Maar omdat we nu eenmaal te maken hebben met de menselijke natuur, raakt het hele idee van vrij heid steeds meer verstrikt als een krab in een net. De krab kruipt en kruipt maar de opening van het net zal hij nooit bereiken.'

Irina wilde op hem reageren, maar ze merkte dat Tatiana het zwembad in kwam. Het was haar taak op wacht te staan en daarom keek zowel de Held als Lara in haar richting.

'Ze moet nu gaan,' zei Tatiana, naar Irina wijzend.

'Nu?' vroeg de Held.

'Onmiddellijk. We hebben geen keus.'

'Waar sturen jullie me naartoe?' vroeg Irina. 'Ik wil hier blijven.'

De Held reageerde niet. Hij zei tegen Lara: 'Zorg ervoor dat ze wegkomt net zoals ze is binnengekomen, zonder op te vallen.'

Lara knikte en klom het water uit. Tatiana volgde haar. Irina hoorde het ge trippel van hun blote voeten op de tegels.

'Ik ga niet,' zei ze. 'Ik weiger nog langer te worden gecommandeerd. Ik ben het zat een marionet te zijn en me door mannen te laten vertellen wat ik moet doen.'

'Wat jij wilt is vrijheid. Zo is het toch?'

'Ja.'

'Dat wil ik ook,' zei de Held. 'Dat willen we allemaal. Zelfs Arbat.' Hij keek haar aan. 'Als je erin toestemt weg te gaan, help je ons bij het bereiken van die vrijheid.'

'Dan kan ik niet weigeren.' Maar Irina voelde hoe de doodsangst zich in haar roerde als een motor die op hol sloeg.

De Held glimlachte. 'De woorden van een ware held.'

'Maar waar word ik heen gebracht?'

'Ik weet het niet,' zei hij. 'Maar het is beter zo. Geloof me.'

Irina keek hem met grote ogen aan. De tranen stonden haar in de ogen. De Held zwom naar haar toe, nam haar in zijn armen en kuste haar hartstochtelijk op de lippen. 'Kom terug, Irina,' fluisterde hij. 'Ik zou niet weten wat ik zonder je moest.' Irina's hart klopte zo luid dat ze hem nauwelijks kon verstaan. Ze dwaalde in het universum van zijn ogen, sprak hem aan in de bijzondere vorm van stille communicatie die ze van hem had geleerd. Toen stonden Lara en Tatiana naast het zwembad.

'Het is zover,' zei de Held.

Ze knielden neer en trokken Irina uit het water.

'Vertelt u me eens,' zei Mars tegen kapitein Nikolev, 'wat vertegenwoordigt voor u het allerhoogste belang?'

'De soevereiniteit en veiligheid van de Sovjetunie.'

'U aarzelde geen moment.'

'Nee, kameraad.'

Mars knikte. Ze bevonden zich in het commandocentrum van Departement N. Mars zat aan een klein bureau en bestudeerde de contacten tussen vermoedelijke leden van Witte Ster die in de laatste twaalf uur waren geregistreerd. Kapitein Nikolev bemande een geavanceerd elektronisch bedieningspaneel. 'Het is goed zelfverzekerd te zijn, kapitein,' zei Mars. 'Het is een eigenschap die alleen maar zwakker wordt naarmate men een hogere leeftijd bereikt.' Hij keek naar de kapitein. 'Hoe oud bent u? Vijfendertig?'

'Tweeëndertig, kameraad.'

'Dat bedoel ik nu,' zei Mars bijna weemoedig. 'De jeugd laat zijn invloed gelden.' Hij glimlachte raadselachtig. 'Net als de perestrojka.' Bijna onmiddellijk trok hij zijn mondhoeken omlaag alsof hij bedorven voedsel had geproefd. 'Vertelt u eens, kapitein, wat vindt u van de amerikanisering van Rusland?'

'U zegt?'

'Houdt u zich niet van den domme!' blafte Mars. 'U hoeft zich bij mij niet voor te doen als de loyale maar suffige soldaat, kapitein. Misschien kunt u uw superieuren daarmee voor de gek houden, maar die zijn zelf ook maar eenvoudige militairen. Ik weet dat u studeert, dat uw passie de geschiedenis is, dat u onderzoek doet naar het ontmaskeren van de "officiële geschiedschrijving" in de afgelopen decennia.'

'Kameraad...'

'Maakt u zich geen zorgen, kapitein. Uw geheim is veilig bij mij. Maar u kunt mij niet wijsmaken dat u zich niet bewust bent van de amerikanisering van onze samenleving. Als het leger tegenwoordig ook maar iets wil ondernemen, moet het een verzoek indienen bij een commissie van het Congres van Volksvertegenwoordigers, al gaat het maar om het verplaatsen van kamplatrines. Wilt u uw budget verhogen? Nee hoor, dat moet u eerst voorleggen aan een commissie van toezicht die geen enkel inzicht heeft in uit te voeren taken, tekortkomingen, nationale veiligheid. En wat dacht je van de KGB? We worden gedwongen allerlei ellendige, muggezifterige inspecties van onze organisatie te ondergaan. Dit is geen perestrojka, het is Amerika.'

'Zoals ik het heb begrepen,' zei kapitein Nikolev, 'is perestrojka slechts een experiment.'

'Een experiment dat geweldig uit de hand is gelopen,' zei Mars. Toen Nikolev daar niet op reageerde, ging hij verder. 'Wat is er toch met ons aan de hand, kapitein? Hebben we ons zelfbewustzijn verloren, ons besef van wat Rusland uniek maakt in de wereld? Onze cultuur wordt ondermijnd door onze eigen regering. De CIA heeft Radio Free Europe niet eens meer nodig. Onze president houdt zichzelf meer dan wie ook bezig met subversieve activiteiten.'

'Het ligt er maar aan hoe je het bekijkt,' zei Nikolev. 'Perestrojka is er een duidelijk voorbeeld van hoe goede bedoelingen verkeerd kunnen worden uitgelegd. Denkt u ook niet?'

'U spreekt als een diplomaat.' Mars lachte. 'Geloof me, u verdoet uw tijd in het leger.'

'Zoals u zich ongetwijfeld al realiseerde,' zei Nikolev, 'heb ik dit werk gekozen omdat ik dan voldoende tijd zou overhouden voor het nastreven van mijn eigen interesses.'

'Maar het gaat mijn begrip te boven waarom u zich zozeer tot de geschiedenis voelt aangetrokken, kapitein. Vooral omdat onze zogenaamde geleerden die geschiedenis steeds maar blijven herschrijven.'

'Ik had gedacht dat juist iemand als u de noodzaak van revisionisme in zou kunnen zien.'

'U intrigeert me, kapitein,' zei Mars. 'Wellicht realiseert u zich net als ik dat de waarheid een ongrijpbaar en verraderlijk fenomeen is.'

'Kameraad, ik zou niet eens weten hoe je een begrip als waarheid moest definiëren.'

Mars lachte. 'Ik wist het wel, kapitein. U doet zich dommer voor dan u bent.' Hij knikte naar het elektronisch bedieningspaneel. 'Wat is er te melden?'

'Niets nieuws,' zei kapitein Nikolev. 'De auto van Irina Ponomareva bevindt zich nog steeds op dezelfde plek, niet ver van uw appartement. Vier van mijn mannen houden de wagen in de gaten.'

'Echt?' Mars keek op. 'Van wie moest dat?'

'Van niemand, kameraad. Ik dacht dat het raadzaam was...'

'Dat heeft u verkeerd gedacht,' snauwde Mars. 'Haal die mannen van u daar onmiddellijk weg. Irina weet niet dat ik van de KGB ben. Als ze ook maar een van uw mannen ziet, zal ze nooit in de auto stappen.'

Terwijl Nikolev zijn instructies doorgaf, dacht Mars aan Irina. Hij moest lachen om de achterdocht die hij in het verleden ten opzichte van haar had gekoesterd. Maar natuurlijk, bedacht hij, daar had hij ook zijn redenen voor gehad. Ze had een aantal stellige uitspraken gedaan over de minderheden in de USSR en Mars had zich daar eerlijk gezegd bepaald zorgen om gemaakt. Maar uiteindelijk had Mars die twijfelachtige opinies in zijn eigen voordeel gebruikt toen hij haar zover had gekregen Valeri Denysovich te bespioneren.

Die verdomde Valeri Denysovich!

Mars sloeg met zijn vuist op tafel, zodat kapitein Nikolev verbaasd opkeek.

'Kameraad?'

Mars sloeg een blik op het overzicht van de telecommunicatie waar leden van Witte Ster gebruik van hadden gemaakt. 'Het lijkt erop dat ze een soort noodsignaal hebben uitgezonden naar het buitenland.' Mars wreef over zijn gezicht. 'We hebben hun code nog niet geheel ontcijferd, maar we weten genoeg om te begrijpen waar het om gaat.' Hij keek naar kapitein Nikolev. 'Denkt u dat Witte Ster wanhopig genoeg is om directe hulp van het Westen te vragen?'

'Zelfs al hebben ze dat gedaan,' zei Nikolev, 'zou toch niemand zo dom zijn om daarop in te gaan.'

'Hmm.' Mars bestudeerde de transcriptie alsof het om theebladeren ging waarin hij de toekomst kon lezen. Even later pakte hij een intern memo op en zei: 'Een Amerikaanse diplomatieke afvaardiging heeft een vluchtplan doen toekomen aan Moskou.'

'Dat zegt niets. Amerikaanse diplomatieke afvaardigingen zijn er in overvloed.'

Mars gaf het memo door aan kapitein Nikolev. 'Maar moet u eens zien waar deze vandaan komt.'

'Tokio.'

'Juist,' zei Mars. 'En dat is interessant, want de S.O.S. van Witte Ster die wij hebben onderschept, was op weg naar Tokio.'

Kapitein Nikolev haalde zijn schouders op. 'Dat kan toeval zijn.'

Mars nam het memo weer aan. 'Kan ik ervan uitgaan dat de mobiele eenheden klaar staan voor vertrek?'

'Jazeker, kameraad.'

'Op het moment dat de auto van mevrouw Ponomareva in beweging komt, wil ik ervan afweten. Als ik slaap, moet u me wakker maken. Als ik eet, moet u de vork uit mijn hand trekken. Is dat duidelijk?'

'Volkomen, kameraad.'

Hotel Rossiya nam de gehele zuidkant in beslag van een huizenblok aan Razinstraat. Het was een gigantische kolos van twintig verdiepingen hoog, gebouwd in de smakeloze stijl die in Rusland voor modern doorging. Irina ging door de hoofdingang naar binnen, liep naar de receptie en vroeg of er post was voor mevrouw Kubysheva, precies zoals Tatiana haar had geïnstrueerd.

Er was post.

Irina nam de witte envelop aan, liep door de hal en de trap op naar een van de vele restaurants die in het hotel waren gevestigd. Ze ging meteen naar het toilet en sloot zichzelf erin op.

Ze scheurde de envelop open en las twee keer wat erin stond. Nadat ze de instructies in haar hoofd had geprent, scheurde ze de briefen de envelop tot kleine stukjes en spoelde die door het toilet. Ze trok nog een tweede keer door en overtuigde zich ervan dat geen enkele papiersnipper in de pot achterbleef. Ze verliet het Rossiya door een zijdeur. De uivormige koepels van de Kathedraal van Sint Basilius domineerden de omgeving. Irina bevond zich vlak bij het Kremlin en ze huiverde alsof het winter was en ze haar met bont gevoerde jas thuis had laten liggen.

In de instructies werd benadrukt dat ze het beste te voet kon gaan en met de bus; Irina nam dit advies ter harte. Ze was verstandig genoeg niet steeds achterom te kijken naar eventuele achtervolgers, maar tuurde wel als een spiedend roofdier in vensterramen en in het glas van passerende auto's en trams; op die manier probeerde ze zoveel mogelijk de weerkaatsing op te vangen van de mensen om haar heen.

Ze maakte een aantal rondjes door de stad met gebruikmaking van verschillende trolleybussen en belandde uiteindelijk in de Zamoskvorechye, het District aan de andere kant van de Moskva. Ze zag de bussen van Intourist, blauwige uitlaatgassen die zich verspreidden door de bedrukte, grijze lucht en in de Bolshaya Polyankastraat kwam ze oog in oog te staan met het prachtige vooraanzicht van de Kerk van Sint Gregorius van Neocasarea. IndekerkbadzevoorValeri, voor haarzelf, maar vooral voor Odysseus. Haar bewustzijn leek geheel te worden overschaduwd door dood en vernietiging en ze was bang voor zichzelf, alsof ze haar eigen morele basis had verloren en ook die van anderen niet meer zag. Hoe verder ik me op dit pad waag, dacht ze, hoe meer ik verdwaald raak. Ik duw de grenzen van wat ik wel en wat ik niet doe steeds verder terug. Daar moet toch een keer een eind aan komen?

Ze was klaar met haar gebeden en liep van het altaar naar de sacristie. Daar was het stil; het gedreun van de Intourist-gidsen was nauwelijks meer te onderscheiden van het geschuifel en gemurmel op de achtergrond. Irina schrok op toen een priester haar zachtjes aanstootte. Ze wilde iets zeggen, maar hij hield een wijsvinger voor zijn lippen. Het gezicht bleef onzichtbaar onder zijn kap. Hij gebaarde en zij knikte, waarna ze hem door de sacristie volgde naar een donkere, vochtige gang. Ze stapten door een houten deur naar binnen en liepen een versleten, stenen trap af. Het was er koud en bedompt. Ze rook talk, gistende wijn en schimmel. Ze moest niezen. Aan de voet van de trap trok de priester zijn kap naar achteren en onthulde een gezicht met een rode moedervlek.

'Deze kant op,' zei Sergei. Hij vertelde niet hoe hij heette en Irina vroeg er niet naar.

Sergei leidde haar via een omweg door de crypte heen tot ze bij de plek kwamen waar hij en Valeri hun tijdelijke verblijfplaats hadden gemaakt. Irina zag het jonge meisje op het geïmproviseerde bed, een houten paneel met stro erop.

'Mijn dochter,' zei Valeri Bondasenko terwijl hij uit het duister naar voren stapte.' Ik vertelde j e dat ik geen kinderen had, maar dat was een noodzakelijk leugentje. Niemand wist iets van haar af. Ze hadden de... ziekte van mijn dochter tegen me kunnen gebruiken.'

'Waarom heb je haar hier?'

'De KGB werd in één klap op de hoogte gebracht van haar bestaan en verblijfplaats.'

Irina keek hem aan. 'Ze hebben Natasha gedwongen het hen te vertellen.'

Valeri knikte.

'Mijn god. Leeft ze nog of is ze dood?'

'Dat weet niemand.'

'Ik zou weieens degene kunnen zijn die dat op zijn geweten heeft, Valeri. Ik heb me gedragen als een idioot.'

'Nee, niet als een idioot, koshka. Er zijn je zoveel leugens verteld dat je het vermogen verloor feit van fictie te onderscheiden.' Hij keek haar aan met een schuldig glimlachje. 'Geef alsjeblieft jezelf niet de schuld. Je moest het opnemen tegen de besten. Dat was iets wat je onmogelijk zonder kleer-scheuren zou lukken.'

'Jij en Mars.'

Valeri kwam dichter bij haar staan. 'Ja.'

'Maar jij dan,' zei ze. 'Waarom moest je tegen me liegen?'

'Ik wilde je in bescherming nemen,' zei Valeri. 'Althans, dat was wat ik mezelf vertelde. Ik had je dossier gelezen en ik kende je achtergronden; de ellende die je familie heeft moeten doorstaan met de KGB. Ik wilde je gebruiken tegen Mars, maar hield mezelf tegelijkertijd voor dat ik je beter niet al te veel over hem kon vertellen. Dat zou je hinderen in je werk. Mijn theorie was dat je niet al te veel van Mars af moest weten, want anders kon je je niet meer ongedwongen gedragen in zijn gezelschap.'

Valeri schudde spijtig zijn hoofd. 'Ik was zo'n behendige leugenaar geworden dat het me geen enkele moeite kostte mezelf voor de gek te houden . Het drong niet tot me door, koshka , dat ik verliefd op j e was geworden en dat ik je dagelijks aan enorme gevaren blootstelde. Als Mars op het idee was gekomen dat jij voor mij spioneerde, had hij met jou hetzelfde kunnen doen als met Natasha: arresteren en aan een verhoor onderwerpen. Aanvankelijk wilde ik dat risico aanvaarden, want het uitschakelen van Mars was een obsessie voor me geworden.' Hij wilde haar aanraken. 'Tot ik eindelijk begreep wat ik jou aandeed. En mijzelf.'

'Niet doen,' zei Irina. 'Ik weet niet of ik nog wel intiem met jou wil zijn, Valeri. Je hebt me vreselijk gekwetst.'

'Dat is nooit mijn bedoeling geweest. Geloof me.'

Irina zweeg.

Valeri zei: 'Je hebt me vergeven. Anders was je toch zeker niet gekomen?'

'Ik ben gekomen omdat Odysseus me dat vroeg. Hij zei dat het belangrijk was, dat ik op die manier de kans kreeg iets te doen voor de vrijheid.'

'Daar had hij gelijk in.'

Irina keek hem aan. 'Maar Odysseus heeft hier niets mee te maken.'

'Echt?' zei Valeri. 'Waarom? Hij en ik hebben hetzelfde doel voor ogen.'

'Misschien zijn het je methodes die mij zoveel afschuw inboezemen. Eerlijk gezegd is er vanuit mijn gezichtspunt helemaal niet zoveel verschil tussen jou en Mars.'

'Mars Volkov heeft Odysseus systematisch verhoord sinds het moment dat hij uit zijn coma ontwaakte. Mars Volkov heeft Natasha Mayakova opgepakt en heeft haar onderworpen aan een streng verhoor. Wat dat in-houdt? Ik zou het niet weten, maar het zou gepaard kunnen gaan met stokslagen, uithongering, het verstoren van de slaap, elektrische shocks, toedieningvan verdovende

'Hou op!' Irina drukte met de vingers haar oren dicht.

'Ik probeer je alleen maar de feiten voor te leggen.'

Irina liet haar armen zakken. 'Ik heb er kennis van genomen.'

'Dank je,' zei hij stijfjes.

Er viel een lang, bijna vijandig stilzwijgen. Voordat de atmosfeer onverdraaglijk zou worden, vroeg Valeri: 'Hoe hebben we het zover laten komen, koshkaT

'Vertel jij me dat maar,' reageerde Irina lusteloos.

'Is het dan allemaal mijn fout? Goed dan. Het is mijn fout. Ik had nooit tegen je moeten liegen. Maar hoe had ik dan kunnen weten wie je werkelijk was? Hoe kon ik je in 's hemelsnaam vertrouwen?'

'Je begrijpt het echt niet, hè?' Irina schudde verdrietig haar hoofd. 'Je verraadt jezelf met je eigen woorden. Zie nu toch eens wat je werk van je gemaakt heeft, Valeri. Je wantrouwt iedereen. Je aanvaardt van niemand enige vriendschap omdat je bang bent dat ze je vijanden blijken te zijn.'

'Maar je vergist je, koshka. Ik was bevriend met Natasha Mayakova. Mijn hart breekt als ik eraan denk wat er met haar gebeurd is. En jij, Irina. Ik hou van jou.'

'Nee, Valeri. Volgens mij heb je geen idee wat "houden van" betekent. Maar ik neem het je niet kwalijk. Je werk komt eerst. Dat is altijd zo geweest en ik zie er de noodzaak van in. Echt, dat meen ik. Maar ik ben er niet uit wat ik voor je voel en wat mij betreft, laat ik het daar voorlopig bij. Misschien wel voor altijd.'

'Voor altijd. Dat is lang, koshka.'

'Vooral voor het vakgebied dat jij beoefent,' zei Irina. 'En nu het ook mijn vakgebied is geworden, voor korte tijd naar ik mag hopen, moeten we maar meteen aan de slag gaan.'

'Dus je wilt ons helpen?' Valeri greep haar beide armen. 'Irina, ik kan niet genoeg benadrukken hoe gevaarlijk de situatie momenteel is. Mars is op mi j n leven uit. Hij heef t de hal ve KGB gemobiliseerd om mij te vinden.'

'Als je me daarmee bang wilt maken, ben je daar uitstekend in geslaagd.'

'Je zult voorzichtiger zijn als je bang bent,' zei Valeri. 'Luister. Je moet mijn appartement zien binnen te komen. Herinner je je de draagbare computer? Op de een of andere manier moet je die het pand uit zien te smokkelen.'

Irina stond op het punt hem te vertellen dat ze wist welke geheimen de machine verborg, dat ze op de hoogte was van de werkwijze van Witte Ster en ook de identiteit van de leider kende. Maar ze hield zich in. Als hij wist dat ze op de hoogte was van zoveel belangrijke gegevens, zou hij haar verbieden om zelfs maar in de buurt te komen van zijn appartement; daar was ze van overtuigd.

'En als ik die naar buiten heb gesmokkeld, wat dan?' vroeg Irina. 'Ik kan moeilijk door de straten van Moskou gaan lopen met een illegaal geïmporteerde computer onder mijn arm.'

'Natuurlijk niet,' zei Valeri. 'Beschik je over een auto?'

'Ja.'

'Mooi,' zei Valeri met een zucht van verlichting. 'Eindelijk lijken onze kansen zich te keren.'

'Wat vind je dan van die Amerikanen? Zijn ze niet afschuwelijk?' vroeg Mars.

'Ik heb er ooit één gesproken,' zei kapitein Nikolev. 'Buiten diensttijd, natuurlijk. Ik ontmoette hem voor de poorten van het Kremlin. Hij leek me wel een fatsoenlijke kerel, eerlijk gezegd. Aartsnieuwsgierig, maar hij had geen flauw idee hoe dit land in elkaar steekt.'

'Maar dat is het nu net!' zei Mars hartstochtelijk. 'Amerikanen weten eenvoudig niet hoe de zaken ervoor staan, politiek niet, economisch niet en zeker niet op het gebied van de sociale krachten. Ze zijn veel te druk bezig met het consumeren van allerlei luxeartikelen om iets te kunnen betekenen voor hun medemensen.'

'U bent net als Chroestsjov, kameraad. U zou ze het liefst allemaal onder de groene zoden zien.'

'Maar hoe moeten we ons anders opstellen?' zei Mars met felle stem.

'Waar gaat het met dit land dan naartoe? Nog even en de Amerikanen zitten met hun warenhuizen in de Gorkistraat. Dan dragen onze vrouwen Levi-spijkerbroeken en gebloemde jacks.' Hij keek verontwaardigd. 'Het wordt een manie, die amerikanisering. Dat is toch geen oplossing voor de problemen waar dit land zich voor gesteld ziet. Ik moet er niet aan denken!'

'In de dagen van de oude Britten,' zei kapitein Nikolev, 'waren de verlokkingen van Rome onweerstaanbaar. Het was een stad die eindeloos fascineerde.'

'Het is een kuil vol drijfzand,' zei Mars. 'Let op mijn woorden.'

'Konden we die maar als zodanig herkennen,' zei Nikolev op ironische toon. Zijn aandacht werd ineens getrokken door het elektronisch bedieningspaneel.

'Wat is er, kapitein?'

'Het is de auto van Irina Ponomareva,' zei Nikolev. 'Hij is in beweging gekomen.'

Toen Irina bij Valeri's appartement was aangekomen, reed ze drie keer langzaam om het huizenblok heen. Op advies van Valeri bestudeerde ze de omgeving en keek ze uit naar eventuele KGB-mannen die het pand zouden bewaken.

'Als ze er al iemand hebben neergezet, zal het niet meer dan één man zijn,' had hij haar verteld. 'Ze weten dat ik het wel uit mijn hoofd zal laten daarnaartoe te gaan.'

Irina nam in ieder geval het zekere voor het onzekere. Ze parkeerde aan de achterkant, nam de achteringang van het gebouw naast dat van Valeri en liep naar de kelder. Valeri had haar verteld dat de twee gebouwen ooit één geheel hadden gevormd en dat de kelders nog steeds in elkaar overliepen. Tien minuten later stond Irina in het voorportaal van Valeri's appartementencomplex. In geen van beide gebouwen bevonden zich dezhurnayas, bemoeizieke figuren die in vroeger tijden iedereen in de gaten hielden die een gebouw in-of uitliep; onbezoldigde informanten van de KGB. Sommige dingen waren wel degelijk ten goede gekeerd in Moskou. Vanaf de plek waar ze stond, kon Irina de voordeur van Valeri in de gaten houden. Het zag eruit alsof er niets aan de hand was. Gesloten. Zoals ze het de vorige keer had achtergelaten. Maar was dat wel zo? De ondergeschikten van Mars hadden de woning ongetwijfeld doorzocht, al was het alleen maar omdat ze aanwijzingen zochten betreffende zijn verblijfplaats. KGB. Kalm blijven.

Irina huiverde en voelde dat haar vastberadenheid aan het wankelen werd gebracht. Ze kon zich nu nog omdraaien, de trap naar de kelder nemen en via het andere gebouw vertrekken. Zo eenvoudig was dat. Niemand zou weten dat ze zelfs maar in de buurt van het appartement was geweest.

Maar zo eenvoudig lag het helemaal niet. Vrijheid was een uitermate complexe materie; ze zag nu in dat het idee haar niet meer had losgelaten sinds ze uit Cambridge was teruggekeerd. Hoe zou ze die vrijheid nu nog de rug kunnen toekeren?

En waar moest ze dan heen, als ze nu wegging? Terug naar haar appartement, waar Mars Volkov haar zou komen opzoeken om haar uit te vragen over haar gesprekken met Odysseus? Wat zou ze doen als Mars klaar met haar was? Zich terugtrekken in de dagelijkse sleur van haar werk op het ministerie van Onderwijs? Nee, nee. Ze kon niet meer terug naar haar oude leventje. Ze zou doodgaan van ellende. Ze verzamelde al haar moed en waagde zich de gang in. Snel liep ze naar de deur van Valeri's appartement, stak de sleutel in het slot en maakte de deur open.

Ze wist onmiddellijk dat er mensen binnen waren geweest. Het was er nog steeds even stil als de vorige keer, maar er waren bepaalde luchtjes blijven hangen die ze nog net kon herkennen: een lichte zweetlucht in het gangetje, een zweem van goedkope tabak in de bedompte lucht van de slaapkamer. Peukjes zag ze nergens en niets leek van zijn plaats te zijn gehaald. Degenen die het appartement hadden doorzocht, moesten zeer behoedzaam te werk zijn gegaan. Toen Irina de keuken naderde, hield ze haar adem in. Maar de illegale Toshiba-computer stond nog steeds op de hoek van de keukentafel, precies waar hij altijd had gestaan.

Irina liep ernaartoe, sloeg de draagbare computer dicht en haalde de stekker uit de transformator. Ze borg alles op in de draagtas van de computer en ritste deze dicht. Op het moment dat ze de tas aan zijn handgreep oppakte, hoorde ze een krabbelend geluid bij de voordeur. Het bloed bevroor in haar aderen. Ze voelde zich misselijk worden.

KGB. Kalm blijven.

Irina keek om zich heen. Ik zit in de val, dacht ze. Maar nee! Het raam!

Ze gooide het keukenraam open, maakte zich klein en stapte snel de brandtrap op. Daarna draaide ze zich om, deed het raam weer dicht en ging daarnaast staan, met haar rug tegen de smerige betonnen muur van het gebouw. Onder haar zag ze de Telegraaf straat.

Ze hoorde een stem: 'Weet u zeker dat ze hier geweest is?'

'De voordeur was van het slot af, kapitein.'

Irina draaide haar hoofd naar het raam toe en probeerde schuin door het vensterraam heen te kijken. Ze ving een blik op van een jongeman met een knap gezicht in een grijs uniform met rode accenten.

Irina vroeg zich af hoe ze haar hadden gevonden. Werd ik achtervolgd of hebben ze het appartement in de gaten gehouden? Ik dacht dat ik voorzichtig was geweest. Verdomme. Ik moet iets over het hoofd hebben gezien.

'Ze is alweer vertrokken, kapitein.'

'Wat zocht ze hier?'

Stilte.

'Heeft ze iets meegenomen?'

'Alleen de computer, kapitein.'

'Aha,' zei de jonge geüniformeerde man. 'De computer.' Hij liep weg van het raam. 'Zorg dat je haar vindt,' hoorde Irina hem zeggen. 'Als ze ons ontglipt, zal kameraad Volkov jullie collectief een aanstelling in Sinkiang bezorgen.'

KGB. Kalm blijven.

Irina trilde van angst en dacht: hoeveel van hen zijn er eigenlijk? Het is net een troep mieren op een picknickzeil. Ik moet bij het zeil weg voor ze me levend opeten.

Toen ze dacht dat de mannen weg waren, begon ze de roestende brandtrap af te klauteren. Ze verwachtte elk moment geschreeuw te horen van een KGB'er, maar er gebeurde niets.

Zonder problemen bereikte ze de grond. De zware Toshiba-computer trok aan haar linkerarm. Als ik de auto eenmaal heb bereikt, dacht ze, ben ik veilig.

Ze liep door de Telegraafstraat en hoopte dat niemand zich zou afvragen waar ze mee zeulde.

Het begon te regenen. In plaats van door te lopen, zocht Irina beschutting. Ze stelde zich op onder de toegangspoort van een gebouw; de Toshiba verborg ze achter haar benen en ze zorgde ervoor dat voorbijgangers haar niet zouden zien. Ze keek naar de straat met een angstige, opgej aagde blik. Irina bestudeerde het gezicht van iedereen die voorbijliep. Ze tuurde in verregende voorruiten van passerende auto's. Iedereen was een potentiële vijand en ze dacht: het gebeurt nu al met me, nu al. Ik ben bang geworden van alles en iedereen. Is dit de prijs die ik moet betalen voor de vrijheid?

Kan het echt niet op een andere manier?

Een onweersbui brak los boven de stad en de lucht werd pikdonker. Een of twee keer werd de straat verlicht door een bliksemschicht; een bleke, kleurloze uitbarsting van energie die Irina's zenuwen nog meer op de proef stelde.

Het goot. Ze wist dat de KGB haar op de hielen zat en ze vermoedde dat ze een grotere kans maakte te worden opgepakt als ze hier nog langer rond bleef hangen. Haar angst en halsstarrigheid waren zo groot dat ze er geen moment aan dacht de Toshiba te dumpen in de dichtstbijzijnde vuilnisbak. Bovendien wist zelfs zij dat ze er verstandig aan deed het niet op een rennen te zetten. Dan zou ze immers onmiddellijk opvallen.

De auto was haar enige redding. Als ze die eenmaal had bereikt, kon ze zich in het verkeer mengen, achteraf straatjes inslaan, rondjes maken, net zolang tot ze zeker wist dat ze niet werd gevolgd.

Met de computer aan de hand en haar hoofd ineengedoken waagde Irina zich de regen in, op weg naar haar auto.

Het ging langzaam. De riolering in dit deel van de stad moest nodig gerepareerd worden, maar daar was het nog niet van gekomen. Het gevolg was dat bij elke regenbui het water langs de straten spoelde en af en toe ook het trottoir op gutste.

Irina passeerde verschillende baboeshka's die hun boodschappentassen achter zich aan sleepten. Eén keer bekroop haar het gevoel dat ze werd gevolgd. Ze dook een klein gebouw in en liep met kletsnatte schoenen over de versleten tegels van een troosteloos portiek. Toen ze bij de achteruitgang was aangekomen, keek ze om en zag slechts de vertrouwde plassen water op het trottoir. Ze stond op het punt in huilen uit te barsten. Dit gedoe is niets voor mij, dacht ze, zo doortrapt ben ik niet. Maar toen drong het tot haar door dat ze nog steeds de KGB had ontlopen en daaruit putte ze enige hoop. Misschien ben ik helemaal niet zo onbekwaam als ik denk, dacht ze. Met een dapper gebaar opende ze de achterdeur. Ze kwam terecht in een smerig achterafstraatje. Iemand had vergeten de was binnen te halen en boven haar hoofd zwiepte het natte linnen in de rukkende wind. Even was ze haar oriëntatievermogen kwijt. In de verte herkende ze de achterkant van de Kerk van de Aartsengel Gabriël en op dat moment drong het tot haar door waar ze was.

Ze liep het straatje uit en sloeg linksaf. Een zwarte Zil draaide de straat in en reed op haar af. De wagen reed veel langzamer dan gebruikelijk, alsof de inzittenden ergens naar zochten.

Irina liep weer terug en dook de hoek om; met ingehouden adem zag ze hoe de Zil ter hoogte van het zijstraatje tot stilstand kwam. Er leek een eeuwigheid voorbij te gaan. De ramen waren donker en ze kon niet naar binnen kijken. En dat wilde ze ook eigenlijk niet. Wat gebeurde er daarbinnen? Hadden ze haar gezien? Deden ze een kat-en-muis-spelletje met haar?

Ten slotte reed de Zil door. Irina zuchtte diep en rilde; ze keek toe hoe de wagen de straat uitreed. Hij sloeg de hoek om en verdween uit het zicht. Ze volgde de straat in tegenovergestelde richting. Het liefst was ze de kerk ingelopen om op haar knieën te zakken en te bidden voor de veiligheid van Valeri, de Held en haarzelf. Daar was geen tijd voor. Maar toen ze de hoek van de straat omsloeg, prevelde ze wel degelijk een gebed. Ze bleef staan, opnieuw op haar qui-vive. De straat was leeg. De auto stond op de plek waar ze hem had achtergelaten, maar de aanblik stelde haar minder gerust dan ze had verwacht. Dit was immers de auto die Mars haar had gegeven. Als ze haar nu eens gevolgd hadden? Of ergernog, als ze er opsporingsapparatuur in hadden aangebracht?

Ze moest nu snel een beslissing nemen. Achter haar hoorde ze het zachte geruis van autobanden op het natte asfalt en ze moest onmiddellijk aan de zwarte Zil denken. Goed dan, dacht ze, ik neem de auto, maar niet helemaal naar de kerk. Als ik eenmaal aan de andere kant van het Kremlin ben, is het niet ver meer. Het laatste stukje leg ik lopend af, zodat ik in de gaten kan houden of ik niet gevolgd word.

Nu ze eenmaal een beslissing had genomen, liep ze snel naar de auto, liet door de zenuwen haar sleuteltjes op de grond vallen, raapte ze weer op, opende het portier. Ze gooide de Toshiba op de stoel naast haar, stapte in en deed het portier op slot.

Ze draaide het contactsleuteltje om en toen ze de motor pruttelend op gang hoorde komen, zuchtte ze van verlichting. Ze staarde door de voorruit. Deze was nu al beslagen en ze gebruikte het boordje van haar jas om de condens weg te wegen. Ze vroeg zich vagelijk af waarom er zoveel condens op de ruit zat terwijl ze nog maar net was ingestapt. Een dergelijke aanslag ontstond meestal alleen door toedoen van een menselijke ademhaling. Dat was het moment waarop ze zich bewust werd van iets wat zich achter haar verroerde. Een hand greep in haar schouder en ze gaf een gilletje.

'Heb ik je laten schrikken, Irina? Dat had ik niet moeten doen.'

Ze zag zijn gave, aantrekkelijke gezicht in de binnenspiegel en dacht even dat haar hart ophield met kloppen. Toen voelde ze hoe hard de volgende bons aankwam, alsof iemand haar in de borst had gestoten. Onwillekeurig uitte ze zijn naam, als in een verzuchting. 'Mars.'