Toevluchtsoord

Buenos Aires/San Francisco

-

Als Tori Nunn zich verveelde, ging ze altijd naar Buenos Aires. Dat kwam gedeeltelijk omdat Buenos Aires een stad was waar ze nog nooit had gewerkt, zodat niemand haar echt kende; er was althans niemand die iets af wist van haar vroegere bezigheden. En bovendien: als ze onder de palissanderbomen zat, een natuurlijke zonwering waarvan de beweeglijke schaduwen over haar gezicht speelden, lukte het haar eindelijk om Greg even uit haar hoofd te zetten. Maar de belangrijkste reden om deze onvolkomen stad te bezoeken was misschien wel dat ze hier kon beginnen zichzelf opnieuw te leren begrijpen. Ze had het gevoel alsof ze zelfs haar eigen schaduw niet meer zou herkennen. De autochtonen van Buenos Aires stonden bekend als de portenos, de havenbewoners, en het geheel werd bestuurd door de aha sociedad. Het waren verbazingwekkend mooie, sensuele mensen die een verzengende trots met zich meedroegen, terwijl ze zich tegelijkertijd diep schaamden omdat ze uit Zuid- Amerika kwamen. Net als gesjeesde studenten ontkwamen ze er niet aan zich vreselijk te generen voor zichzelf en voor hun plaats in de wereld. Als ze naar New York gingen, zeiden ze altijd: 'Ik neem het vliegtuig naar Noord- Amerika.'

En dat was precies wat Tori zo intrigeerde: de innerlijke gekrenktheid van de portenos werd afgeschermd door de culturele identiteit die ze zich aanmatigden, precies zoals een schildpad zich beschermt met zijn schild. Ze teerden op de verhalen van hun voorouders zoals die waren opgetekend door Jorge Luis Borges. Het was een verleden dat was opgebouwd uit illusies, terwijl het tegelijkertijd het heden verdonkeremaande als de ondoordringbare rook van een zelf gerolde sigaret. In het decennium na de Tweede Wereldoorlog hadden de vaders van deze elegante portenos hun rijkdommen vergaard door hun geslachte veestapel en de opbrengst van hun pampa's aan een uitgehongerd Europa te verkopen. Maar in het midden van de jaren vijftig was het land failliet gegaan aan de buitensporige uitgaven van de Peróns; Buenos Aires en in feite het hele land vervielen tot een staat van anarchie. Het terrorisme van zowel extreem rechts als extreem links escaleerde en het land dreigde uiteen te vallen. Met als gevolg dat er een reeks van repressieve militaire juntas aan de macht kwam.

Tegenwoordig heerste er een democratie, maar de angstaanjagende hy-perinflatie die het land al twee jaar lang teisterde -12 000 procent per jaar en een opstandige bevolking hadden ertoe geleid dat de ene na de andere regering het veld moest ruimen. Het land was de wanhoop nabij, tot een paar maanden geleden. Toen werd er een nieuwe regering gevormd door een coalitie die werd geleid door Las Dinamicas, de twee invloedrijkste vrouwen uit de Argentijnse politiek. Hun partij, de Unie van het Democratisch Centrum, had plechtig beloofd een eind te maken aan de autoritaire traditie van Argentinië. Er werden hervormingen ingevoerd die moesten leiden tot een grotere individuele vrijheid en een beter functionerende economie. 'Het begin van een vrije-markteconomie,' aldus hun succesvolle verkiezingsslogan, 'betekent het eind van de hyperinflatie.'

Ondanks hun gewelddadige geschiedenis wisten de portenos te overleven, of misschien gedijden ze er zelfs op, want er wordt beweerd dat Argentijnen nergens zo dol op zijn als op hun mythisch verleden, en mythes ontstaan slechts als balsem voor pijn en ellende. Maar het geloof in mythes betekende meestal dat men geloofde in illusies. En er was één waarheid die geen enkele porteno onder ogen durfde zien: een mythologisch verhaal kan nog zo mooi worden verteld, maar de betekenis is nihil.

Tori wist dit; ze kende de portenos bijna even goed als ze zichzelf kenden. Maar ze voelde zich op haar gemak in deze stad, wandelde over de brede boulevards, lag te zonnebaden op het strand te midden van hun cacaokleurige vlees, voelde zich omringd door datgene wat ze uitstraalden: hun mislukte levens, maar ook hun natuurlijke sensualiteit en gevoel voor stijl.

Ze stak haar hand op en bestelde voor de tweede keer een warme chocolademelk; de lekkerste en stroperigste van de hele wereld. Ze wist dat ze er een zilveren schaaltje met kleine zoetigheidjes bij zou krijgen; een melange dat even bedwelmend en overstelpend was als de broeierige oogopslag van de chantas die met hun minnaressen een uur of twee in het café kwamen zitten voor ze samen weer onder de lakens kropen.

De chantas genoten Tori's bijzondere belangstelling. Ze had zich zelfs weieens laten verleiden door een of twee van deze beroepssjoemelaars, maar zelfs zij bleken haar niet echt aan te kunnen; ze voelden zich ongemakkelijk vanwege haar gewoonte om haar minnaars aandachtig aan te kijken tijdens de intiemste stuiptrekkingen van de seksuele vereniging.

'Wat ben je nu aan het doen?' vroegen ze haar op zo'n moment. 'Dit is het moment om je te laten gaan, niet om je te concentreren.'

Het drong niet tot hen door, en ze wilde het hen ook niet vertellen, dat de seks die ze met hen beleefde juist gericht was op het observeren. Het was voor haar een manier om door de stijlvolle facades heen te kijken, hun schaamte en pijn te voelen en te vergelijken met die van haarzelf. De concentratie die hen zozeer in de war bracht, was voor haar een suikerzoet genot, even rijk van smaak als de warme chocolademelk in het Café la Biela. Maar haar 'ongewoonheid', zoals de chantas het noemden, was niet bepaald de enige reden waarom ze ontzag bij hen inboezemde. Het verhaal ging dat Tori op blote voeten de massieve Iguazu Falls zou hebben beklommen, een gebergte dat zich 900 kilometer ten noordoosten van de stad bevond. Ze zou zelfs de mannelijke deelnemers van het gezelschap te hulp zijn geschoten op momenten dat zij de uitputting nabij waren of in de problemen waren gekomen. Ze zou moedig zijn en onvermoeibaar; en dat was tenslotte de reden waarom ze haar probeerden te verleiden. In haar 'ongewoonheid', het raadselachtige feit dat een dergelijke brute kracht en doorzettingsvermogen zich in een vrouw manifesteerden, probeerden de chantas een oplossing te zoeken voor de mysteries waardoor ze werden geobsedeerd: wat hun identiteit was, waar ze vandaan kwamen, waarom alles wat ze onder handen kregen gedoemd was te mislukken. De Avenida Quintana was een van de hoofdstraten van de elegante woonwijk de Recoleta; die werd bevolkt door flanerende portenos en uitzinnige kliekjes Japanse toeristen. De Recoleta was aan het eind van de vorige eeuw ontstaan naar aanleiding van een gele-koortsepidemie in de zuidelijke districten van de stad; de aristocratie voelde zich toen gedwongen om naar het noorden te verhuizen. Jaren geleden, toen de wijk een groot aantal slachthuizen herbergde, waren de straten tijdens de hevige, winterse buien rood van het bloed van het vee. Tegenwoordig bracht de winter alleen een gevoel van melancholie met zich mee en een sterk besef van vergankelijkheid. In dat jaargetij kon je de stad maar beter vermijden. Tegen de tijd dat ze haar tweede kop warme chocolademelk naar binnen had gewerkt, besloot Tori dat het tijd was om te gaan. De zon stond al laag en de hoge, witgeblokte gebouwen namen de kleur aan van bloedsinaasappels. Op de straten tekenden zich blauwe schaduwen af, alsof er gevallenen lagen, als ongewenste herinnering aan zij die verdwenen waren; de mensen die door de militairen waren opgepakt in verband met de jacht op groepjes jonge, radicale terroristen. In die dagen - we spreken dan over de jaren zeventig - kon je maar beter geen onderwijzer of vakbondslid zijn of zelfs maar bekend staan als intellectueel. Je liep een levensgroot risico te worden opgepakt voor elproceso, een proces zonder advocaat of jury. Met als gevolg dat je zou kunnen 'verdwijnen'.

Terwijl haar gedachten steeds somberder werden, pakte Tori haar handtas en kleine boodschappentas. Maar voor ze kon opstaan, zag ze Estilo. Hij was een Duits-Argentijnse chanta, een van de weinigen die wel haar gezelschap op prijs stelden maar er niet op uit waren met haar naar bed te gaan. En er was meer waarin hij zich onderscheidde. Een man van begin vijftig met brede kaken, lang, staalgrijs, glad haar dat achterover was geplakt, een aristocratische snor en een elegantie die een volbloed Duitser nooit van zijn leven zou kunnen verwerven. Zijn manier van doen was vaak nogal bruusk, maar hij vertelde minder leugentjes dan de andere chantas en daarom vergaf Tori hem bij voorbaat alles.

Met een glimlach baande Estilo zich een weg naar haar tafeltje, aangenaam verrast haar te zien. Hij was in het gezelschap van een jongere man met smalle heupen en brede schouders, iemand met een knap voorkomen en het ruwe, verweerde gezicht van een estanciero, een man die op het land werkte. Ze schatte hem op een jaar of vijfendertig, van ongeveer haar eigen leeftijd. Hij was gekleed in een wijde zijden broek en een gebleekt zijden overhemd met open boord onder een keurig en sportief katoenen colbertje. Hij had het dikke zwarte haar en de donkere wimpers van de Zuidamerikaanse porteno.

Estilo ving haar goedkeurende blik op. 'Mijn allerliefste Tori!' riep hij uit terwijl hij haar hartstochtelijk omhelsde. 'Waarom heb je me niet verteld dat je zou komen? Ik zou voorbereidingen hebben getroffen!'

'Ik weet de ene minuut niet wat ik de volgende ga doen,' zei Tori. 'Dat weet je toch.'

Estilo keek haar met spottend medelijden aan. 'Je bent veel te wispelturig voor iemand die al zo vroeg met werken is opgehouden.' Hij klakte met de tong tegen zijn verhemelte. 'Ik heb je toch gezegd dat je een interessante baan moest zien te vinden.' Hij glimlachte en gunde haar een blik op zijn grote, door nicotinevlekken bruine tanden. 'En zo niet, dan weet je dat je altijd mijn handelspartner kunt worden.'

'Waar handel je dan in?' vroeg Tori.

Estilo wierp zijn hoofd achterover en lachte. Toen trok hij de jongere man aan zijn mouw naar voren en duwde hem in een stoel aan Tori's tafeltje. 'Tori Nunn, ik wil je voorstellen aan een vriend van me, Ariel Solares. Ariel is een norteamericano die het grootste deel van zijn tijd in deze contreien doorbrengt. Het is zijn diepste verlangen een porteno te worden. Zo is het toch, Ariel?'

'Mijn goede vriend overdrijft, zoals gewoonlijk,' zei Ariel Solares. 'Eigenlijk wil ik de porteno alleen maar leren begrijpen. Ik ben in Buenos Aires om de lucht van het mythische verleden op te snuiven.' Hij ademde diep in en uit. 'Moet je toch eens ruiken! Het dringt door tot in de kleinste hoekjes, als de geur van een roos.' Hij haalde zijn schouders op. 'Mijn eigen verleden, het hele leven dat ik tot nu toe heb geleid, is zo prozaïsch als je maar kunt bedenken. Daarom bezoek ik Buenos Aires, om de stad op me in te laten werken. Misschien dat ik erdoor verander.'

'Onzin,' zei Estilo. 'Je komt hier om zaken te doen.' Maar Tori kon zien dat hij onder de indruk was van Ariels woorden.

'Je hebt het over Buenos Aires als over Lourdes,' zei ze in een plotselinge behoefte hem uit zijn tent te lokken. 'Alsof de stad een mystieke kracht bezit, een vermogen om te genezen.' Voor haar gold het zeker, dus waarom voor hem niet?

Ariel Solares keek op. 'Op die manier heb ik er nog nooit over nagedacht, maar misschien zit er iets in. Ik weet alleen niet of "genezen" het juiste woord is in dit verband. Ziek ben ik niet. Ik verveel me alleen maar.'

'Maar mijn beste vriend, verveling is toch zeker ook een vorm van ziekte,'zeiEstilo, terwijlhij van Ariel naar Tori keek. 'Een mens-ieder mens heeft een doel nodig in zijn leven. Anders wordt het één zinloos geheel en zul je vroeg of laat een andere ziekte krijgen, een kwaal die veel ernstiger en fundamenteler is.'

Tori wist dat Estilo het nu tegen haar had en wendde haar ogen af.

'Maak je om mij geen zorgen,' zei ze zachtjes, zonder een van beide mannen aan te kijken.

'Maar natuurlijk niet, liefje,' zei Estilo en gaf goedmoedige klopjes op haar hand. De zij ne waren groot, ruw en sterk.' Ik bedoelde j ou niet.' Maar Tori wist wel beter. 'Maar wel heb ik de stellige indruk dat de verveling waar jij onder lijdt nodig eens verdreven moet worden. In welk geval het me een genoegen is om je voor vanavond uit te nodigen.' Hij glimlachte en zijn snor werd mee omhoog getrokken. 'Een besloten feestje bij mij thuis. Alleen echte vrienden zijn uitgenodigd.' Hij pauzeerde even en zei toen:

'Ariel komt ook.'

Tori draaide haar hoofd en keek nogmaals naar de jongere man wiens huid bruin was geworden door de zon en de wind. Ze zag in gedachten voor zich hoe hij over de uitgestrekte pampa's reed of op Palermo Fields. Hoe hij licht zou buigen om met zijn polohamer uit te halen, terwijl zijn haar naar achteren wapperde vanwege de wind en de snelheid van het rijdier. Maar afgezien van zijn knappe voorkomen had hij iets heel bijzonders over zich; hij was bepaald niet de archetypische porteno en probeerde daar ook helemaal niet op te lijken en dat intrigeerde haar.

'Goed dan,' zei Tori.

'Geweldig!' Estilo keek haar stralend aan en stond op. 'Tot vanavond, dus!'

Ariel zat nog steeds op zijn stoel en staarde met zijn koffiekleurige ogen in de hare. Toen nam hij haar hand, beroerde hem zachtjes met zijn lippen en werd door Estilo meegevoerd.

Toen de mannen waren verdwenen, besloot Tori nog even te blijven. Ze bestelde een brandy, een melancholisch drankje dat bij haar associaties opriep met verbroken beloftes, vergane dromen en smeulende hartstochten. Toen ze eindelijk opstond, restte haar niets anders dan de onaangename geluiden van een rusteloze stad.

Estilo woonde in een appartement dat de gehele bovenste verdieping in beslag nam van een onopvallend flatgebouw in de Recoleta. Het bevond zich slechts enkele huizenblokken bij de begraafplaats vandaan, het uiteindelijke adres van bestemming voor heel Buenos Aires. Dat was een plek die je misschien wel alles over de portenos vertelde wat je moest weten: de doden waren zo nadrukkelijk aanwezig dat ze op de een of andere onnadrukkelijke, mystieke wijze minder dood leken dat de doden van andere culturen.

Het reusachtige appartement was door Estilo's tegenwoordige geliefde, Adona, in Italiaanse stijl ingericht. Adona was een prachtige zwartharige Argentijnse, een telg van de alta sociedad, de maatschappelij ke elite van de portenos. Ze was een opmerkelijke gastvrouw in deze stad vol snobs, want ze gaf echt om haar gasten en had oog voor hun individuele behoeften. Zij en Tori omhelsden elkaar hartelijk, als zusters die elkaar te lang niet hadden gezien. Adona nam Tori mee naar een rustig plekje. 'Je ziet er moe uit.'

'Misschien ben ik dat ook wel een beetje. Moe van het nietsdoen.'

Adona knikte. 'Ik ken je maar al te goed. Wat jij nodig hebt, is hartstocht , zoals tussen Estilo en mi j. Maar waar gaat die hartstocht van j ou naar uit? Naar het geweld van de stad, het leven op de rand van de afgrond?' Ze keek verdrietig. 'Volgens mij is dat niet goed voor je.'

'Estilo zei vanmiddag ook al zoiets.'

'Estilo is erg op je gesteld.' Ze lachte; de klank van haar stem had iets heel muzikaals. 'Weet je dat ik in het begin behoorlijk jaloers op je was?'

'Dat was nergens voor nodig,' zei Tori.

'Waarom niet? Estilo is geen heilige. Maar wie is dat eigenlijk wel? Jij?

Ik?'

'Nee,' zei Tori, terwijl ze ineens aan Greg moest denken, die als een engel boven het atmosferisch schild van de aarde had gezweefd. En toen, terwijl hij daarbuiten rondkroop langs de huid van zijn capsule, was er iets dat zijn EVA-pak had lekgeprikt, waarna zijn longen het vrijwel meteen begaven. Het was een kwestie van seconden geweest. Van de hemel in de hel, met alleen de kille, blauwe sterrennacht als getuige. 'Dood door hypoxie,'

luidde de overlijdensakte, maar dat klonk veel te rationeel, veel te klinisch. Het deed geen recht aan zijn bevroren lichaam dat onherkenbaar was geworden door de blaren en de kwetsuren die het meedogenloze, zielloze luchtruim bij hem had aangericht.

'Tori.' Adona pakte haar bij de arm. 'Hier, neem een slokje brandy, je bent helemaal bleek geworden.'

'Het gaat wel.' Toch sloeg ze de inhoud van het glas in één teug naar binnen.

Adona schudde haar hoofd. 'Er was een tijd,' zei ze, 'dat ik smachtte naar het leven dat jij hebt geleid: tot aan de tanden bewapend, in de jungle, met de vijand in het vizier. Het gaf me het gevoel dat ik... leefde, of zoiets.'

Ze nam het lege glas uit Tori's hand. 'Maar de tijden zijn veranderd, ik ben veranderd. Ik moetje eerlijk bekennen dat ik me vroeger alleen veilig voelde als ik een MAC-10 in mijn handen had en een mes op mijn heup. Dan wist ik dat ik de gelijke was van elke man. Niet in seksueel opzicht, en zeker niet emotioneel. Maar toch... ik was zijn gelij ke. Een man kon doden, en ik kon dat ook. Ik werd gerespecteerd en soms was ik het zelfs die bepaalde wat er gebeurde. Eindelijk waren de verschillen opgeheven. Dat gevoel ken jij vast ook wel.'

Tori keek haar aan. 'Wat is er dan veranderd?'

Adona haalde haar schouders op. 'De wereld draait door, de seizoenen wisselen elkaar af, dag wordt nacht. Wie zal het zeggen? Waarschijnlijk kwam ik tot de ontdekking dat wat ik zocht niet bestond, of dat het op zijn minst een fopspeen was. Door me zozeer te meten aan de maatstaven van mannen kreeg ik het gevoel dat ik met huid en haar door hun wereld werd opgeslokt. En ik ontdekte dat ik daar geen zin in had.'

'Wat vindt Estilo daarvan? Hij heeft je in de jungle ontmoet. Daar zijn jullie verliefd op elkaar geworden.'

'Estilo weet hier niets van.'

'Maar je moet het hem vertellen,' zei Tori. 'Estilo houdt van je. Hij wil dat je gelukkig bent.'

Adona's heldere, bruine ogen hielden die van Tori vast. 'Dat is waar, hij houdt van me. Maar gelukkig zijn, daar is meer voor nodig. Estilo is een zakenman in hart en nieren. Hij leeft voor de handel; het kan hem niet schelen waarin. Want iedere zakelijke transactie staat op zichzelf en Estilo's leefwereld vormt één doorzichtig geheel. Ik heb er zoveel tijd en moeite ingestoken om er een deel van te worden en wat hem betreft is alles nu precies naar zijn zin. Hij kan me niet meer missen. Ik heb een duidelijke rol in zijn leven. Als ik wegging, zou ik een zwart gat achterlaten, een ondoorzichtige leegte waar hij niet mee om zou kunnen gaan.'

'Wil je dan bij hem weg?'

Adona lachte flauwtjes, als de gloed van een kleine kaars bij het vallen van de duisternis. 'Ik weet het niet.'

'Laat hem niet schieten,' zei Tori. 'Hij is een fatsoenlijke man.'

'Laten we zeggen: hij is een beetje fatsoenlijk. En dat is al heel wat.'

Adona boog plotseling voorover en kuste Tori op beide wangen. 'Maar ga je nu maar amuseren. Te veel zwaarmoedige kletspraat is slecht voor de ziel.'

Tori kneep in Adona's hand en liet haar in de keuken achter om de hapjes te controleren. De kamers waren afgeladen met de beroemdste artiesten van Buenos Aires, fotomodellen, chantas, maar ondanks de drukte en de tabakswalm wist Estilo Tori al snel te vinden. Hij duwde een Kir Royale in haar hand, kuste haar op de wang en mompelde een liefkozing in het Duits.

'Op momenten als deze,' zei hij terwijl hij zijn arm om de hare haakte,

'mis ik München het meest.' Tori wist dat hij regelmatig naar Duitsland reisde. 'Maar goed, Buenos Aires is mijn thuis. En München is nu niet bepaald een stad die mijn bewondering wekt. En de Duitsers... ach, de Duitsers blijven altijd hetzelfde. Men zegt dat dat hun grote kracht is. Maar ik heb nooit veel bewondering kunnen opbrengen voor steen en beton.'

Hij leidde haar naar buiten, naar het terras dat uitzicht bood op de stad. Estilo wees de duisternis in. 'Hier ben ik geboren, schatzle. Niet in Duitsland, zoals mijn vader. Hij trouwde met de dochter van een estanciero en ik hou mezelf graag voor dat ik ben geboren tijdens een rit te paard.' Hij moest ineens lachen. 'Maar dat zal wel weer een fabeltje zijn. Mijn psychiater zegt dat ik te veel steun zoek bij mythische verhalen. Maar ze weet ook niet waarom ik dat doe. Ik ben half Duits; meer nog dan de meeste portehos heb ik behoefte aan een mythologisch toevluchtsoord om mijn leven te kunnen aanvaarden. Ik weet niet wat mijn vader in de oorlog heeft gedaan en, mijn God, ik wil het niet weten ook. Vind je dat ik mijn psychiater daarvan op de hoogte moet stellen?' Hij haalde zijn schouders op. 'Ach, laat maar. Eerlijk gezegd zou ik liever met haar naar bed gaan dan steeds maar met haar te moeten praten.' Ineens nam hij Tori aandachtig op. 'En jij, schatziel Wat voor verleden probeer jij te verbergen?'

'Ik dacht dat we een afspraak hadden,' zei Tori.

'Dat is waar. Als jij geen vragen stelt, zal ik geen leugens vertellen. Zo was het toch? We hebben elkaar regelmatig de helpende hand geboden zonder dat we te horen kregen wat de ander in zijn schild voerde.' Weer haalde hij zijn schouders op. 'Maar dat betekent niet dat we het niet van elkaar wisten, eh?' Estilo was erg zwaar op de hand vanavond. 'Ik moet bekennen dat ik me soms zorgen om je maak. Ik voel de behoefte om je te beschermen, hoewel ik weet dat dat het laatste is wat je van iemand wilt.'

Plotseling drong het tot Tori door dat Estilo bang was haar te kwetsen. Tegelijkertijd dreigde ze overweldigd te worden door emoties waar ze geen raad mee wist. Hij deed haar aan Greg denken, die haar ook steeds had willen beschermen. Onmiddellijk ging ze inprana; een diepe en beheerste ademhaling die als doel heeft het hele lichaam van zuurstof te voorzien.

'Het is heel aardig van je,' zei ze uiteindelijk. 'En je bent me zeer dierbaar.' Ze schonk hem een flauw glimlachje dat niet gespeend was van enige ironie. 'Maar portehos als jij zijn juist zo gek op hun psychiater.'

'In de vele jaren die ik op deze planeet heb doorgebracht,' zei Estilo,

'ben ik me gaan realiseren dat iedereen vroeg of laat behoefte heeft aan introspectie. Jij bent heel bijzonder, Tori, maar ik geloof niet dat je een uitzondering bent.'

Tori glimlachte, kuste hem op de wang en omhelsde hem even. 'Danke, papa,'zei ze.

Estilo keek haar in de ogen en dat deed haar aan Ariel denken, de man die haar dezelfde middag in het Café la Biela ook al zo doordringend had aangekeken. De twee mannen brachten totaal verschillende emoties bij haar teweeg.

'Ariel is al naar j e op zoek sinds hij hier is aangekomen,' zei Estilo. 'Volgens mij heeft hij het aardig van je te pakken.'

'Hij is erg knap,' gaf Tori toe.

'Ik denk dat hij een prima remedie is voor wat jou mankeert, schatzie,' zei Estilo.

Tori lachte. 'Je klinkt als een helderziende. Wat doet hij?'

'Och, dat hangt ervan af, geloof ik,' zei Estilo. 'Hij handelt in vlees. Een behoorlijk saaie bezigheid, zoals hij zelf al zei. Zo legaal als wat. Maar volgens mij is hij hier om een andere reden: de verdwijningen. Ik vermoed dat hij een clandestien onderzoekje instelt naar de gruweldaden die hier in naam van de gerechtigheid zijn gepleegd.'

'Interessant.'

'Ik wist dat je er zo over zou denken,' zei hij. Toen duwde hij haar terug naar het dringend feestgedruis. 'Ga hem maar zoeken voor hij flauwvalt van de zenuwen.'

Ariel was in het zwart gekleed. Toen hij haar zag, begon hij te glimlachen. 'Ik dacht dat je van gedachten was veranderd,' zei hij en liep op haar toe. 'Ik was ervan overtuigd dat je niet meer zou komen opdagen.'

'Heb je geen adivina geraadpleegd?' Tori's toon was welbewust spottend.

'Ik zal je een geheimpje verklappen,' zei hij en ging vlak naast haar staan. 'Ik heb geen enkel vertrouwen in helderzienden. Maar vertel het niet tegen mijn porteno-vrienden. Ze zouden er niets van begrijpen.' Hij grinnikte. 'Helderzienden en psychiaters zijn hier heilig, net als koeien in India.'

Tori moest lachen en was verrast hoezeer ze zich op haar gemak voelde bij deze man. In zekere zin voelde ze dat als een bedreiging voor haar zelf gekozen isolatie. Maar misschien zat er een kern van waarheid in wat Estilo had gezegd. Misschien leed ze aan een ziekte waar nog geen naam voor was bedacht. Ze vroeg zich af of er een remedie voor haar was. Ariel zei iets maar vanwege het kabaal kon ze niet horen wat het was. Ze haalde haar schouders op, wees naar haar oren en schudde haar hoofd. Hij hield zijn lippen tegen haar oor en zei: 'Laten we ergens anders heen gaan.'

Tien minuten later betraden ze de begraafplaats van de Recoleta, waar de vereerde voorouders van de alta sociedad begraven lagen onder de met bloemen bezaaide grond en het gegraveerde marmer. Het was een complete dodenstad, een overdadige necropolis waar veel van de mythes van de portenos geboren waren. Geboren worden uit de dood: het idee had een zekere poëtische zeggingskracht, althans voor Argentijnen. Al snel stonden ze voor een grafkelder. Eromheen lagen bloemenkransen, boeketten, bosjes wilde bloemen. Onder de bomen, een plek die beschutting bood tegen de regen, brandden misschien wel honderd kaarsen. In het marmer was slechts een naam gegraveerd: EVA DUARTE.

'Hier ligt een mythe begraven,' zei Ariel terwijl hij wees naar de laatste rustplaats van Eva Perón. 'Er is in dit land meer over haar geschreven dan over wie ook, en meestal niet erg waarheidsgetrouw. Was zij een heilige of een demon?'

'Moet ze een van beiden zijn geweest?' vroeg Tori. 'Misschien was ze gewoon een vrouw.'

'Als je dat maar nooit tegen de descamisados zegt, de "hemdloze mannen".' Hij sprak over de arbeiders die hun grote voorgangers van weleer, de Peróns, altijd slaafs hadden gevolgd. 'Voor hen zou dat volstrekt ontoereikend zijn.' Ariel draaide zich om en keek haar aan. Het begon te regenen; een zacht getik op de bladeren dat Tori deed denken aan vliegvelden en afscheid nemen. 'En zo onbegrijpelijk is dat niet. Hun mythe is het enige dat ze nog hebben. De rest is hun ontnomen.'

'Zelfs hun kinderen,' zei Tori. 'Hun toekomst.'

'Dat is waar. Nooit zullen we nog iets vernemen van degenen die in de jaren van het schrikbewind zijn verdwenen. Ze zijn gereduceerd tot stomme getuigen van de brute Argentijnse geschiedenis. De onderdrukker heeft hen voorgoed tot zwijgen gebracht.' Ariel keek uit over een zee van rijkelijk geornamenteerde grafstenen en crypten. 'Triest, vind je niet?'

'Maar wat moet ik nu denken van dit huldebetoon hier? Leeft het peronisme nog steeds, na al die jaren?'

'In zekere zin wel,' zei Ariel. 'Maar alleen als een droom die zorgvuldig door de descamisados wordt gekoesterd, maar de aanhangers ervan  zwalken van de ene politieke koers naar de andere zonder de waarheid onder ogen te zien: de essentie van het peronisme is vandaag de dag een anachronisme geworden.'

Tori staarde in de vlammen van de kaarsen. 'De kinderen moesten de rekening betalen voor de wandaden van hun vaders.' Ze keek hem recht in de ogen. 'Hoe is dat in 's hemelsnaam te rechtvaardigen?'

'Dit is Argentinië,' zei Ariel. 'Rechtvaardigheid is een concept dat hier, op zijn zachtst gezegd, weieens verkeerd wordt begrepen.'

Hij huiverde alsof het plotseling koud was geworden, alsof een dode ziel hem plotseling bij zijn nekvel had gepakt. 'Misschien was het een vergissing om hier vanavond te komen,' zei hij.

'Bedoel je nu Estilo's feestje of de begraafplaats?' vroeg Tori. Ariel glimlachte en Tori bedacht dat hij een bijzonder gaaf gezicht had. In ontspannen toestand waren zijn gelaatstrekken ronduit indrukwekkend: streng, vastberaden, bijna uitdagend: in alles het tegenovergestelde van de verveelde zakenman die hij voorgaf te zijn. Maar als Ariel lachte, viel het strenge masker af en etaleerde hij een jongensachtige charme die Tori volstrekt weerloos maakte.

Dat laatste bevreemdde haar en bracht haar in de war. Het was lang geleden dat ze iemand zo onweerstaanbaar had gevonden. Ariel keek haar aan. 'Jij hebt de opmerkelijkste ogen die ik ooit heb gezien,' zei hij. 'Vanmiddag waren ze turkoois, groen, dacht ik. Nu hebben ze de kleur van kobalt.'

Tori moest lachen. 'Mijn vader noemde me altijd engeleoog. Mijn broer en ik hadden precies dezelfde ogen.'

'Hadden?' Het was niet alleen de verleden tijd die Ariel was opgevallen, maar ook de toon waarop ze het zei.

Tori boog haar hoofd in de duisternis. 'Mijn broer is dood.'

'Dat spijt me.'

Tori ademde diep in. 'Hij was geweldig. En in één opzicht is hij een gelukkig mens geweest. Vlak voor hij stierf, zweefde hij als een engel door het luchtruim. Hij heeft de aarde gezien vanuit het gezichtspunt van een engel.' Ariel keek haar niet-begrijpend aan en zij glimlachte verdrietig.

'Mijn broer was astronaut.'

Ariel knipte met zijn vingers. 'Nunn. Wacht eens even. Greg Nunn? De Amerikaan die tijdens een gezamenlijke vlucht met de Russen naar Mars om het leven kwam? Wanneer gebeurde dat? Vorig jaar?'

'Achttien maanden geleden.'

'Greg Nunn was jouw broer?'

'Ja.'

Ze fluisterde, maar voor de goede verstaander sprak het boekdelen. Ariel was zo verstandig om op een ander onderwerp over te gaan. 'Estilo zei dat je niet meer werkt,' zei hij. 'Wat deed je vroeger?'

Wat moest ze zeggen? 'Familiebedrijf,' zei Tori. Niet echt gelogen, maar ook niet helemaal de waarheid.

Hij bromde: 'Net als ik. Behalve dan dat ik er nog middenin zit.' Ze begonnen te lopen. 'Toen mijn vader de zaak leidde, vond ik het nog wel aardig. Ik kon voor een groot deel mijn eigen werkzaamheden bepalen. Pas toen hij stierf en ik de zaak over moest nemen, drong het tot me door hoe stomvervelend de vleesbranche eigenlijk is. Door al die verantwoordelijkheid had ik er totaal geen plezier meer in.'

Ze bereikten de toegangspoort en toen ze eenmaal weer op straat stonden, had Tori het gevoel dat er een enorm gewicht van haar schouders viel.

'Dus het leiden van een bedrijf is niet iets waar je hart naar uitgaat,' zei Tori. Misschien wilde hij haar nu vertellen wat hij in Buenos Aires uitvoerde; de aangelegenheid waar Estilo zijn vermoedens over had uitgesproken.

'Ik geloof niet dat ik in de stemming ben om terug te gaan naar Estilo,' zei Ariel alsof hij haar vraag niet had gehoord. 'Het regent. Het is te somber voor een feestje.'

Tori vroeg zich af of hij met dat 'somber' de weersgesteldheid bedoelde of zijn eigen geestesgesteldheid. Hoe dan ook, ze vond het prima en had er geen behoefte aan zich nogmaals in het hypermodieuze gezelschap te mengen. Hij nam haar mee naar Café Tortoni, een bekend jazzcafé op de Avenida de Mayo. Ze dronken zelfgestookte brandy terwijl een zwarte saxofonist een hoop kabaal maakte, begeleid door een Westindische jongen die de kleine trom bespeelde en een blonde bassist met vlugge vingers. Erg muzikaal klonk het niet, maar de klanten leken er vrede mee te hebben. Toen de muziek ophield, keek Ariel op zijn horloge. 'Het is al na middernacht. Ben je moe?'

Tori schudde van nee.

'Mooi.' Hij betaalde de rekening en leidde haar het restaurant uit. Ze hielden een taxi aan en Ariel zei tegen de chauffeur: 'La Manzana de las Luces.' De bestuurder haalde zijn schouders op en reed in zuidelijke rich-ting, naar het centrum van de stad. Het Plein van de Verlichting, tussen Peru en Bolivar Avenue ter hoogte van het kruispunt met de Avenida Julio Roca, stond bekend om zijn vele historische monumenten. Tori kon zich er nu maar één voor de geest halen: het gebouw van La Prensa, de beroemdste krant van Argentinië. De taxi zette hen af op Peru Avenue en Ariel nam haar mee naar nummer 222. De Italiaanse gevel was typerend voor de periode rond 1885, hoewel het gebouw zelf volgens Ariel meer dan honderd jaar ouder was.

'Er hebben hier twee verschillende kranten gezeten en ook de universiteit van Buenos Aires heeft het een tijdje in haar bezit gehad,' zei Ariel.

'Maar de interessantste bewoner was ongetwijfeld de generaal van de jezuïeten, voor wie het gebouw waarschijnlijk is neergezet. Koning Karel de Derde van Spanje heeft de jezuïeten in 1767 het land uit geschopt, maar voor die tijd zijn hier een aantal fascinerende dingen gebeurd.'

'Zoals?'

'Kom maar mee,' zei Ariel. 'Ik zal het je laten zien.'

Meteen daarna hoorde ze iets wat leek op het geluid van een oude sleutel in een nog ouder slot. Een ruwe houten deur kraakte in zijn ijzeren scharnieren en ging vervolgens naar binnen open. Voor hen bevond zich niets dan een muffe duisternis.

'Doen we hier wel goed aan?' vroeg Tori.

'Hou je van een gokje?'

Zijn fluisterende stem klonk alsof die zich van zijn lichaam had ontdaan. Ze gaf geen antwoord.

'Pas op het trapje,' zei Ariel. Hij reikte naar achteren, pakte haar hand en trok haar mee naar binnen. Toen deed hij de deur achter zich dicht. Hij voerde haar mee door de volstrekte duisternis. Ze hoorde het gepiep van een andere deur. Ariel fluisterde: 'Hier moet je bukken.'

Er kwamen nog meer trapjes naar beneden en het kille vocht van de aarde, dat schimmel en korstmos voortbracht, maakte dat de lucht benauwd was. De trapjes waren steil en behoorlijk smal. De doordringende geur van kalksteen en aarde omgaf haar aan alle kanten. Tori bedacht dat het was of ze haar eigen graf rook en eventjes voelde ze de haren in haar nek overeind komen.

'Deze tunnels dateren uit de achttiende eeuw.' Tori vroeg zich af waarom hij nog steeds fluisterde. Zijn lippen kwamen vlak bij haar oor. 'Tegenwoordig vormen ze een soort toeristenattractie. De gidsen vertellen dat ze zijn gebouwd om de stad beter te kunnen verdedigen in perioden van oorlog. Maar in werkelijkheid hebben de jezuïeten ze gegraven om smokkelwaar het land in te voeren. De koning had verordonneerd dat Buenos Ai-res, net als de andere Spaanse kolonies, alleen maar handel mocht voeren met Spanje. Maar op initiatief van de geslepen jezuïeten deden schepen van allerlei nationaliteiten de haven aan, zogenaamd om reparaties uit te laten voeren. De priesters konden dan intussen de vracht uitladen en via deze geheime tunnels afvoeren.'

Ariel knipte een zaklantaarn aan en Tori zag de gewelfde plafonds, de zijgangen, de moderne lampen aan de muren. Hij leidde haar een van de zijgangen in, waarna ze door een kleine kamer liepen en langs weer een aantal steile trapjes. De tunnels hier leken ouder, de muren ruwer, of misschien werd dit gedeelte minder goed onderhouden. De lucht was nog benauwder, vochtiger. Er was hier geen elektrische verlichting aangebracht en de vloer was niet meer van beton. Er lagen losse stenen. Plotseling stopte Ariel. Hij kneep in haar hand en streek tegelijkertijd met het licht van de zaklantaarn over een stapel verbleekte botten. Met een schok drong het tot Tori door dat ze naar een weerzinwekkende opeenstapeling van menselijke geraamtes keek.

'Dit is alles wat er over is van de mensen die zijn verdwenen,' fluisterde Ariel. 'Of in ieder geval een aantal van hen. Arme kerels. Hier neergegooid om weg te rotten onder de fundamenten van de stad.'

'Wat...'

Ariel legde zijn hand op haar mond en deed de zaklantaarn uit. Ze hoorden een vaag, zwak rumoer, zonder dat duidelijk was uit welke richting het kwam. Ariel verroerde zich niet; het leek alsof hij nauwelijks ademhaalde.

De geluiden kwamen snel dichterbij. Tori spitste haar oren. Even later hoorde ze dat het mannenstemmen waren en toen ze de woorden kon onderscheiden, dacht ze: mijn god, ze spreken Japans.

'Misschien hadden we Rega nog kunnen gebruiken,' zei de ene stem.

'Hij had geen enkel nut meer voor ons,' zei de ander. 'Als hij de kans had gekregen, had hij ons verraden.' Gelach. 'Trouwens, het was een lekker gevoel mijn pistool tegen zijn nek te duwen, de trekker over te halen, en boem! Alsof je een kaars uitblaast in een kerk. Op zo'n moment voel je dat er iets gewichtigs is gebeurd. Dat je een wet hebt overtreden.'

Het was onmogelijk te bepalen waar de mannen zich bevonden. Misschien stonden ze in een andere gang, of misschien wel heel dichtbij. De akoestiek van een tunnel is uitermate onberekenbaar.

Tori vermoedde dat Ariel dezelfde afweging maakte. Hij wilde weg, maar was bang te worden gezien of gehoord.

Plotseling werd er een zaklantaarn aangeknipt; Tori en Ariel stonden gevangen in een verblindende lichtbundel. Tori kon nog net de contouren onderscheiden van twee lopende, donkere figuren zonder gezicht.

'Hé, daarzo!'

'Wel ver...'

De kwaadaardige schittering van machinepistolen.

'Madre de Dios,' hijgde Ariel. Hij pakte haar bij de hand en trok haar uit de lichtcirkel. Struikelend renden ze terug, de tunnel door. Het licht van de zaklantaarn flitste heen en weer; de tunnel werd verlicht door ritmische lichtstoten. Hun vervormde schaduwen werden geprojecteerd op de ruwe stenen muren. Achter hen hoorden ze snelle voetstappen.

'Ze komen achter ons aan!' zei Tori.

Ariel zei niets maar trok haar mee door de kronkelende tunnel. Ze kwamen bij een trapje en holden naar beneden. Maar nog steeds hoorden ze de zware voetstappen en het gehijg van hun achtervolgers; ze kwamen steeds dichterbij. Tori vroeg zich af bij wat voor zaakje Ariel haar in godsnaam had betrokken.

'Sneller!' De stem van Ariel blafte in de duisternis. 'Als ze ons te pakken krijgen, zijn we er geweest!'

We kunnen hen nooit ontlopen, dacht Tori. Ze renden langs een opening in de muur. Zonder er verder bij na te denken greep ze naar Ariels hand en trok hem terug.

'Wat...'

'Deze kant op!' fluisterde ze in zijn oor. Ze bukten en betraden een pikzwarte duisternis. Voor het eerst voelde Tori geen wind meer en ze werd overvallen door het angstige vermoeden dat ze een doodlopende ruimte waren binnengelopen. Maar de Japanners renden langs hen heen; door hier naar binnen te gaan hadden ze hun achtervolgers wel degelijk op een dwaalspoor gebracht. Ze begon zich enigszins te ontspannen. Het licht in de gang kwam terug en ze hoorde de stemmen weer. De straal werd steeds sterker en bescheen nu ook de ingang van de kamer waarin ze stonden.

Tori keek om zich heen; haar vermoeden werd bewaarheid. Er was maar één uitgang en om er gebruik van te maken, moesten ze langs hun belagers zien te komen.

In het gedimde, ongelijkmatige licht kon ze tegen de achterste muur een hoge stapel onderscheiden. Ze trok zich los van Ariel, bestudeerde de stapel... en stond nogmaals oog in oog met een opeenhoping van menselijke geraamtes.

De 'verdwenen' Argentijnen. Een ontelbare hoeveelheid. De kamer lichtte even op en ze zag hoe kleine, rode oogjes haar aanstaarden vanuit een door botten gevormde doolhof.

Het licht werd steeds sterker, maar de stemmen waren verstomd. Dat was een duidelijke aanwijzing dat de Japanners nu vlakbij waren. Tori nam een beslissing. Ze liep naar Ariel, zei: 'Snel!'en nam hem bij de hand, trok hem de doolhof van botten en schedels in. Ze groeven zich een weg door de geraamtes. Tori hoorde een kort, hoog gepiep en de rode oogjes waren meteen verdwenen. De stank van verrotting en beschimmelde aarde was overweldigend, alsof ze in een graf waren geklommen dat hen nu geheel omringde.

Toen ze de achterste muur had bereikt, dook Tori in elkaar. Ariel deed hetzelfde. Een lichtbundel scheen de kamer in, streek over de doolhof van geraamtes. Het drong door tot diep in zijn tralie-achtige structuur, verder en verder. Het licht en de schaduw onthulden een veelvoud aan botten, laag na laag, zoals een lichtbundel op zee het water tot op grote diepte weet te doordringen.

Tori zag dat een streep licht weerkaatste op haar huid, wit vlees tussen witte botten. Ze pinkte tegen het licht, voelde zich duizelig worden en sloot de oogleden, in de hoop dat zij en Ariel zichzelf diep genoeg hadden ingegraven en dat de Japanners de levenden niet van de doden konden onderscheiden. Ze voelde zich ineens verwant met deze arme, afgeslachte mensen. Ze bad dat hun geesten, als ze hier nog rondzweefden, haar zouden beschermen.

Ze hield haar ademhaling onder controle, legde haar gedachten het zwijgen op en reduceerde haar wa, haar innerlijke energie. Als deze Japanners dezelfde training hadden gehad als zij zouden ze haar aanwezigheid toch kunnen bespeuren, ook al had ze zich verborgen.

Naast haar zat een roerloze Ariel. Hij zou dood kunnen zijn. Ook hij wist waar de situatie om vroeg.

'Bah! Er is hier niets,' zei een van de Japanners.

'De doden zijn er,' zei de ander.

'Stomme getuigen. Kom, we gaan.'

Maar ze bleven in de kamer. 'Die twee hebben ons gezien,' zei de eerste.

'Ik zal ze krijgen.' Het licht bleef over het bouwwerk van botten strijken en werd onverwachts feller. Toen de eerste Japanner zijn mond weer open-deed, was hij hen angstaanjagend dicht genaderd.

'Weet je het zeker? Wat hoor ik daar? Iemand die ademhaalt? Ben jij dat... of ikzelf? Zijn we hier echt alleen?'

Tori voelde een zweetdruppel langs haar ruggegraat lopen. Ze hoorde een metalen klikgeluid, hard, helder, dat weerkaatste tegen de muur van de kleine kamer. De machinepistolen.

'Het enige dat ik hoef te doen om erachter te komen,' zei de eerste Japanner, 'is deze stapel botten te doorzeven.'

Tori had het gevoel alsof haar hart elk moment door haar ribbenkast heen kon breken.

Een ander geluid. Het geschraap van een schoenzool. Toen zei de tweede Japanner: 'Ben je gek geworden? Deze plek hoort toe aan de doden.'

'Wat kan mij dat schelen?' vroeg de eerste Japanner ruw.

'Ze zijn niet op gepaste wijze begraven. Hun geesten hebben nog geen rust gevonden. Hen storen is een overtreding die zelfs jij niet zou willen begaan.' Er viel een korte stilte. 'We zijn hen kwijt, leg je daar nu maar bij neer. Er zijn hier gangen genoeg; ze hebben alle gelegenheid gehad te ontsnappen. Als we hier nog langer blijven, komen we te laat op de afgesproken plek. En ik weet niet hoe jij erover denkt, maar hoe eerder ik uit deze hel ben, hoe beter.'

'Maar die twee...'

'Wat hebben ze nu eigenlijk gezien? Ze hebben geen flauw idee wat we hier uitvoeren. Zet hen toch uit je hoofd. Waarschijnlijk waren het toeristen die iets spannends wilden beleven.'

'Ach verdomme.'

Toen verdween het licht. Er hing nog een zachte gloed in de kamer, maar die werd langzaam minder. De duisternis greep weer om zich heen. Ariel en Tori wachtten af.

Ariel wilde een beweging maken, maar Tori legde een hand op zijn schouder en drukte een van haar vingers zachtjes tegen zijn lippen. De rat was teruggekeerd. Hij snuffelde over de vervuilde grond; zijn heldere kraaloogjes glommen en Tori begreep dat hij hen zou kunnen verraden. Ze had het vermoeden dat de Japanners hen in een nabijgelegen kamer stonden op te wachten met gedoofde zaklantaarns. Als de rat begon te krijsen, zouden ze weten dat zich mensen verscholen in deze doolhof van geraamtes. En dan zou het spervuur beginnen, geesten of geen geesten. Het was intussen duidelijk dat het knaagdier hun geur had opgevangen en dat hij hongerig was. Tori wachtte geduldig op haar kans en vernauwde haar ogen tot spleetjes. Haar rechterhand had ze ontspannen neergelegd, vlak naast Ariels heup. De rat kwam steeds dichterbij en zonder dat ze enig ander deel van haar lichaam leek te bewegen, haalde ze naar hem uit. Met één en dezelfde beweging kneep ze in zijn nek af tot hij niet meer spartelde. Enige tijd later hoorde ze hoe de Japanners stommelend wegliepen. Met haar lippen raakte ze Ariels nek aan en samen verrezen ze uit de dood. Ariel en Tori stonden op een balkon dat was opgetrokken uit terracotta tegels. Het was een van de twee balkons die toebehoorden aan Ariels prachtige huis op Russian HUI, midden in San Francisco. Zo'n honderd jaar geleden zochten Ambrose Bierce, Bret Harte en Mark Twain regelmatig verkoeling in een salon die was gevestigd op deze bijna verticale heuvel. Het was nog geen achtenveertig uur geleden dat het incident in de achttiende-eeuwse tunnel had plaatsgevonden. Ariel, die op het punt had gestaan naar huis te gaan, nodigde Tori uit hem te vergezellen en ze had daarin toegestemd omdat ze genoeg had van Buenos Aires en van de eenzaamheid. En bovendien intrigeerde hij haar, al gaf ze dat voor zichzelf niet graag toe. Gedurende lange tijd had ze zich ingespannen om alles wat ook maar leek op een relatie of een complicatie met een man uit de weg te gaan. Maar nu was ze nieuwsgierig geworden: wat voerde dat tweetal Japanse Yakuza-moordenaars uit in de tunnels onder Buenos Aires? En hoe kwam het dat Ariel Solares van hun aanwezigheid op de hoogte was? Het ging dan immers om dezelfde man die haar op nonchalante toon had verteld dat hij zo'n oninteressant leven leidde.

Tori keek naar beneden. De stad op de heuvels strekte zich voor haar uit; ze zag hoe Hyde Street langs glooiende heuvels naar beneden liep. Daarachter lag de grijze baai. Achter hen lag Ariels enorme woonkamer. Die was gevuld met herinneringen aan de antieke beschavingen van Zuid-Amerika: beschilderd aardewerk, stenen beeldjes van vrouwen en dieren, uit hout gesneden pijltjes die waren voorzien van zwartgemaakte ijzeren puntjes. Puntjes die bedoeld waren om in gif te worden gedoopt, wist Tori.

' "Door de jaren heen,"' zei Ariel Solares,' "bevolkt een man een ruimte met afbeeldingen van provinciën, koninkrijken, bergen, baaien, schepen, eilanden, vissen, kamers, gereedschappen, sterren, paarden en mensen.'" Hij citeerde Jorge Luis Borges; Tori kende het fragment.

'De locatie is perfect,' zei ze. 'Bij iedereen vandaan, boven alles uit.'

'Het enige dat ik jammer vind,' zei Ariel, 'is dat ik hier zo weinig ben.'

Hij keerde zich naar haar toe en vulde haar glas bij met champagne. 'Ben j e bekend in San Francisco?'

'Niet echt.' Tori nam een slokje. 'Ik ben bang dat ik gevoelsmatig een afkeer heb van deze stad, net als iedereen die uit Los Angeles komt.'

'Voor een Amerikaanse stad is zij bepaald niet gek. Ik ben liever in Parijs, maar hier werk ik nu eenmaal.'

'Hebben de Fransen geen vlees nodig?'

'Niet zoveel als wij Amerikanen. En het is een ramp om handel met hen te drijven. Geïmporteerd vlees is in hun ogen bij voorbaat al verdacht. Ik doe liever zaken met Japanners.' Hij lachte en huiverde toen, vanwege een koele bries die zijn haar in de war bracht. De zon was net achter de horizon verdwenen. 'Zullen we naar binnen gaan?'

Even later stonden ze in de kamer. De paarse hemel weerkaatste in zijn bruine ogen. Hij leek iets te willen zeggen en wendde zich toen van haar af.

'Wat is er?' vroeg Tori.

Het duurde even voor hij iets zei. Het was alsof hij zich geneerde. 'Ik wil je vragen met me naar bed te gaan, maar ik weet dat het verkeerd is.'

Tori moest lachen. 'Zo. Die kende ik nog niet. De manier waarop je het brengt, bedoel ik.'

'Dat is niet mijn bedoeling. Daarom zeg ik het niet.' Hij leek zich zo slecht op zijn gemak te voelen dat Tori overwoog om er niet langer omheen te draaien. Maar toen bedacht ze dat hij een lesje nodig had en dat het misschien beter was als hij het van haar zou leren.

'Moet je horen, je hebt bij onze eerste ontmoeting al meteen laten blijken dat je me aantrekkelijk vindt,' zei ze ernstig. 'Ik waardeer het dat je zo openhartig bent. En ik ben nu toch bij je? Je gaat me toch niet vertellen dat je niet doorhebt hoezeer ik me tot jou aangetrokken voel? En waar ik echt niets van begrijp, is dat gedoe over dat het "verkeerd" zou zijn. Waarom krabbel je nu ineens terug?'

'Je gelooft me vast niet. Ik...' Hij maakte zijn zin niet af. 'Kunnen we niet vergeten dat ik het heb gezegd?'

'Dat betwijfel ik,' zei Tori terwijl ze op hem af liep. 'Je moet nadenken voor je je mond opendoet. Wie dan niet doet, kan zich behoorlijk wat moeilijkheden op de hals halen.'

'Ik denk dat ik al moeilijkheden genoeg zal krijgen,' zei Ariel.

'Met wie?' Ze raakte hem zachtjes met haar borsten aan.

'Het komt door jou, weet je,' zei Ariel. 'Normaalgesproken kan ik redelijk goed liegen. Maar jij brengt het beste bij me naar boven. Of het slechtste.'

'Arme Ariel.' Tori tilde haar hoofd op, keek hem aan en voelde zijn opwinding. Haar lippen gingen uiteen, alleen maar om onder de zijne te worden samengedrukt. Na het doorbreken van al die innerlijke barrières, opgeworpen om haar eigen gevoelens onder controle te houden, vond ze het moeilijk zich van hem los te maken. Maar toen ze het eindelijk op kon brengen, liep ze van hem weg en staarde naar de gevulde boekenplanken die aan een binnenmuur waren bevestigd. Haar ogen dwaalden over titels die geen betekenis voor haar hadden; het hart bonsde in haar keel en het bloed suisde in haar oren.

'Waarom doe je dit?' vroeg Ariel.

Zonder zich om te draaien zei Tori: 'Blijf daar staan.' Ze wist dat ze dit moest tegenhouden, voor ze zich in een situatie zou begeven die ze niet kon beheersen. Deze man had tegen haar gelogen; toen hij haar meenam naar de tunnels onder Buenos Aires wist hij precies waar hij op uit was. Het enige waar ze achter moest zien te komen, was wat hij van haar wilde. Maar intussen voelde ze dat ook haar eigen opwinding steeg, een prikkeling die doorwerkte tot in haar vingertoppen. Kap het af.' vermaande ze zichzelf. Concentreer je op de taak die je jezelf gesteld hebt. Ze vroeg: 'Waarom woon je hier en niet in Virginia? Vindt Slade het niet meer nodig om onder vier ogen te worden ingelicht?'

Hij kwam vlak achter haar staan en zei in haar oor: 'Hoe weet je dat ik voor De Promenade werk?'

Tori sloot haar ogen. 'Door een paar gegevens met elkaar te combineren. De Japanners die zogenaamd toevallig in de tunnel waren. Je zei: "Als ze ons te pakken krijgen, zijn we er geweest." En daarnet zei je dat je liever zaken doet met Japanners. Waarom zou je zaken doen met Japanners?

Maar de grootste fout die je maakte, was dat je nauwelijks verbaasd was over mij: ik ontdekte de schuilplaats, ik doodde de rat, ik was degene die je duidelijk maakte dat je je stil moest houden omdat ze nog steeds in de buurt waren.' Ze draaide zich om en keek hem aan. 'Het is de hoogste tijd dat je me vertelt wat dit allemaal te betekenen heeft.'

'Later,' zei Ariel. 'Als we meer tijd hebben.' Hij drukte zijn lippen op de hare en dit keer wist ze dat ze zich niet meer van hem los kon maken. Ze drukte zich tegen hem aan, voelde hoe haar tepels zich verhardden, voelde voor het eerst sinds lange tijd haar dijen en haar bekken aangenaam loom worden. Ze rilde en in hun omhelzing tilde hij haar van de grond. In haar mond proefde ze de smaak van het verlangen; alle bij gedachtes werden weggevoerd op de vleugels van de hartstocht, die tegelijkertijd het vuur in haar lichaam aanwakkerden.

Ze hunkerde ernaar, niet alleen haar lendenen maar ook haar lege hart moest weer worden gevuld. Ze huilde terwijl hij haar borsten kuste, haar dijen, haar natte geslacht. Ze mompelde liefkozingen en nam op haar beurt zijn geslacht in haar mond, voelde hem groeien, groeien, proefde zijn bedwelmende smaak. Toen hij in haar doordrong, gaf ze een kreet. Hij gleed helemaal naar binnen en ze trok met haar nagels over zijn rug. Ze had het gevoel alsof haar hele lijf op springen stond; haar hart ging als een razende te keer. Met opgetrokken dijen klemde ze hem vast. Hun adem vermengde zich; hij kuste haar oren, haar neus, de hoekjes van haar ogen waar de huid zo dun en zacht was als die van een baby. Hij inhaleerde de muskusgeur in de ronding van haar keel, likte aan haar gezwollen tepels.

Het was onvoorstelbaar. Niet alleen vanwege het plezier dat ze er samen aan beleefden, maar ook omdat het gepaard ging met een totale overgave, alsof ze dansten in de regen of naakt de zee inrenden. Tori voelde hoe ze met haar hele hart smachtte naar volvoering en ze stormde ademloos op een finale af, een donderslag in haar ziel met de zon in de ogen en het zweet dat ze verspreidden. Samen waren ze op weg naar het moment dat vlees en emotie in elkaar zouden grijpen; een verzaligde aanvaring die alleen de liefde teweeg kon brengen.

Ariel begon zwaar te hijgen en kwam overeind, steunend op zijn armen. Ze voelde een rilling door zijn lichaam gaan; hij kromde zijn rug en raakte haar tot in haar diepste kern. Alles brak aan stukken, alsof ze door een spiegel ging, een nieuwe wereld betrad, een bewustzijnsniveau bereikte waar ze nauwelijks weet van had.

'O mijn god... Ohhh!'

Toen ze zichzelf er weer toe kon zetten zich te bewegen, deed ze dat op het ritme van zijn hart, wat ook het ritme van het hare was. Het gevoel was zo fijn, zo intens, dat er tranen bij haar naar boven kwamen. Het was geweldig weer te weten dat ze een vrouw was, zacht en kwetsbaar. Een gevoel dat volstrekt in tegenspraak was met alles wat ze had geleerd. Ze hadden haar bijgebracht emoties te vervangen door logica, en dat had haar sterker gemaakt; ze hadden haar geleerd logica te vervangen door instinct, en dat had haar nog sterker gemaakt. Haar opleiding had haar zozeer in beslag genomen dat ze geen tijd meer had voor overwegingen van persoonlijke aard. Haar leven stond in het teken van het zorgvuldig leren beheersen van haar daden, haar woorden, haar gedachten.

Nu zag ze ook de schaduwzijde daarvan: haar hele wezen was omgesmeed in de smeltkroes van haar buitengewone opleiding en ze voelde zich vervreemd van alles wat haar eigen was, zowel het goede als het slechte. En ze was Ariel Solares geweldig dankbaar dat hij haar het deel van zichzelf had teruggegeven wat ze nodig had.

Ze wilde opnieuw de liefde bedrijven, meteen, voordat zich opnieuw allerlei bij gedachtes zouden opdringen aan haar vervoerde geest, maar haar blaas stond op springen. Ze kwam wankelend overeind, rende naakt door de gang en naar de badkamer.

Ze was al klaar, kletste koud water tegen haar gezicht, toen ze het tumult hoorde. Of misschien was het beter om te zeggen dat ze het voelde. Eerst dacht ze dat het een aardbeving was. Ze ging onderuit, hield zich vast aan het koele porselein van de wastafel. Ariels tandenborstel rammelde in zijn houder en een fles eau de toilette viel kapot op de stenen vloer. Maar nu meende Tori vaag iets te horen wat klonk als de terugslag van een ontstekingsmechanisme. De schrik sloeg haar door het hele lijf. Ze trok de deur open, sprong over glassplinters heen en rende de gang door. Al haar zintuigen stonden op scherp. De lucht was bedompt. Fijne stukjes pleisterwerk, rook en een brandlucht benamen haar de adem. Ze rook de scherpe, chemische lucht die vrijkwam als een kneedbom tot ontploffing was gekomen.

'Ariel?' riep ze. En toen, dringender: 'Ariel!'

Ze vond hem ineengedoken aan de andere kant van de kamer. De bank waarop ze zoeven nog de liefde hadden bedreven, was verwoest, verkoold. Delen ervan waren door de kamer geslingerd. De deuren naar het balkon waren naar buiten geblazen; glasscherven glinsterden in het licht van de stad.

Tori liet zichzelf naast Ariel op de grond vallen. Hij maakte afschuwelijke, hortende en stotende geluiden en zat onder het bloed. Ze probeerde hem vast te pakken, maar hij schudde haar van zich af en ze zag dat hij wanhopig probeerde iets te pakken. Zijn vingers graaiden naar een kastdeurtje. Hij morrelde eraan tot het openging, maar leek toen al zijn kracht te verliezen. Zijn schouders zakten en hij steunde met zijn voorhoofd op het tapijt.

Tori draaide hem op zijn zij en onderdrukte een kreet. Van zijn borstkas was weinig meer over. Het was een raadsel hoe hij nog kon ademhalen, laat staan een kastdeur open had kunnen krijgen.

Ariel Solares was stervende, maar dat leek hem niet te kunnen schelen; hij had iets belangrij kers aan zijn hoofd. Hij lag nog steeds in haar armen en spartelde als een vis op het droge tot hij met zijn rechterhand in de kast kon komen. Hij trok een hardhouten kistje naar buiten. Zijn handen trilden vanwege de krampen waaraan hij ten prooi was.

Toen drukte Ariel het kistje in haar hand. Zijn lippen bewogen, zijn ogen zochten de hare en Tori boog zich voorover.

'Wat is er, Ariel?' fluisterde ze. 'O, mijn god, mijn god.'

Omdat zijn mond zich plotseling met bloed vulde. Aan zijn mondhoeken verschenen luchtbellet]es en hij verdronk in zijn eigen lichaamsvocht. Het enige dat Tori kon doen, was hem vasthouden, hem zachtjes heen en weer wiegen, naar hem te kijken zodat hij wist dat ze er was, en te denken aan de laatste regel van het Borges-fragment dat hij eerder had geciteerd. Vlak voor zijn dood ontdekte hij dat de geduldige doolhof van lijnen de beeltenis vormde van zijn eigen gezicht.