BOEK VIER - FA TSJI

(Het overhalen van de trekker)

HONGKONG/WASHINGTON/TOKIO/MAUI/RALEIGH/HOKKAIDO

LENTE, HEDEN

-

'Ik vrees, meneer Nangi, dat het nieuws heel wat slechter is dan u en ik hadden kunnen vermoeden.'

Tanzan Nangi nipte langzaam van zijn jasmijnthee en staarde door het raam naar de Botanische Tuinen op een van de eilanden van Hongkong. Erachter, hoog op The Peak, was Victoria Gap zichtbaar.

'Ga verder,' zei Nangi toen hij de as van zijn sigaret in de kristallen asbak tikte die voor hem op het bureaublad stond. Allan Soe wierp een vluchtige blik op de buitensporig dikke leren map die hij onder zijn arm geklemd hield. Hij haalde de rug van zijn hand langs zijn bovenlip, trok zijn vingers in een kammende beweging door zijn haar en likte zijn lippen. Zijn bezorgdheid hing als een zwaar parfum om hem heen.

Hij begon over de antieke Bhokara heen en weer te lopen. 'Om u een voorbeeld te geven, we hebben driekwart van de investeringen van het Wan Fa-huisvestingsproject in de New Territories op ons genomen. Het eerste bedrag is inmiddels door ons gestort en binnen afzienbare tijd moeten we het tweede storten. Dat geld hebben we niet. Zelfs als alle achterstallige leningen geïnd zouden kunnen worden, zouden we tekort komen. Sinds de negatieve berichten van communistische zijde wil niemand wonen op een terrein dat "onstabiel" heet te zijn en dat elk ogenblik "onder de voet kan worden gelopen".'

Allan Soe stopte lang genoeg met ijsberen om de dikke map met een klap op het teakhouten bureau te deponeren. 'De lijst is vrijwel eindeloos.' Zijn stem klonk dik en gezwollen van afkeuring.' Anthony Tsjin zou, vooropgesteld dat hij voor de tegenpartij zou werken, onze concurrentie niet beter hebben kunnen helpen.'

'Werkte hij voor de concurrent?' informeerde Nangi.

'In deze stad is alles mogelijk.' Soe haalde zijn schouders op en liet ze terugvallen.' Maar ik betwijfel het. Verschillende andere banken liepen in dezelfde val.' Hij schudde zijn hoofd. 'Nee, ik denk dat meneer Tsjin gewoon incompetent was, en vooral hebzuchtig. Hebzucht, meneer Nangi, is een van de kwalijkste ondeugden die een bankier eropna kan houden.'

Nangi boog zich naar voren en schonk opnieuw zijn kopje vol. Vervolgens leunde hij op zijn gemak achterover en staarde naar de bebossing op de hellingen van Victoria Peak en het woud van staal en beton dat op de voorgrond omhoogrees.

'Vertelt u me eens, meneer Soe, wanneer werd Hongkong door de laatste grote aardbeving geteisterd?'

Een ogenblik door de vraag van zijn stuk gebracht, knipperde Allan Soe snel achtereen met zijn ogen. 'Bijna twee jaar geleden,' zei hij vervolgens.

'Mmm.' Nangi hield zijn blik gericht op het woud van wolkenkrabbers aan de voet van Victoria Peak. 'Een flinke aardbeving zou heel wat wolkenkrabbers omver halen, denk je ook niet? Als een kaartenhuis zouden ze instorten. Er zouden veel mensenlevens te betreuren zijn, families zouden ophouden te bestaan, fortuinen zouden verloren gaan.' Hij wendde zich tot Allan Soe. 'En voor wie werkt ü, meneer Soe, behalve voor mij?'

'Ik ... Het spijt me, meneer Nangi, maar ik weet niet waar u het over hebt.'

'Ach toe, kom op,' zei Nangi, die vond dat alle Chinezen eender waren. 'We hebben nu geen tijd voor preutsheid. In Hongkong heeft iederéén in de bankierswereld meer dan één bijbaantje. Anthony Tsjin, bij voorbeeld, was niet alleen president van de All-Asia Bank of Hong Kong, hij was tevens luitenant in het Chinese Rode Leger.'

'Onmogelijk.' Allan Soe stopte abrupt met ijsberen. 'Ik ken hem al jaren. Ónze vrouwen deden samen boodschappen.'

'Dan moet jij meer van deze zaak afgeweten nebben.'

Allan Soe staarde naar Nangi en probeerde zijn intuïtieve haat jegens alle Japanners verborgen te houden. Hij besefte echter maar al te goed dat alleen de waarheid hem zou kunnen redden'. 'Met andere woorden, u verdenkt ook mij ervan met de communisten te heulen?'

'O, nee, wat dat betreft heb ik het volste vertrouwen in u,' zei Nangi en glimlachte. 'Toe, meneer Soe, drinkt u een kopje thee met me?'

Terwijl zijn hart luidruchtig in zijn keel klopte deed Allan Soe wat van hem verwacht werd. 'Ik verbaas me in deze stad nergens meer over.' Hij klokte de inmiddels koud geworden thee naar binnen en gebaarde met het kopje naar de hoogbouw van de stad achter het raam. 'Er is veel minder dan een aardbeving voor nodig om die wolkenkrabbers omver te halen. Hoogst waaarschijnlijk is de basis van gewapend beton minder gewapend dan de aannemer in de bouwplannen vermeldde. In deze stad is het gebruikelijk om de helft van de wapening weg te laten en tweemaal zoveel zand als is toegestaan aan het cement toe te voegen. De aannemers spelen hier een soort spelletje met de inspecteurs van de bouwpolitie. Het behoeft geen uitleg dat de inspecteurs worden betaald om hun bril tijdens de inspectieronde in de auto achter te laten.'

Nangi fronste zijn wenkbrauwen. 'Met mensenlevens speelt men geen spelletjes. Met miljoenen dollars evenmin.'

Soe haalde zijn schouders op. 'Als ik in Wan Tsjai een twaalfjarige maagd kan kopen, waarom zou ik dan niet in staat zijn een inspecteur om te kopen ?'

'Het verschil is,' zei Nangi droog, 'dat de twaalfjarige maagd in bed veel meer kunstjes kent dan je eigen vrouw.'

'Dan zouden mijn lustgevoelens - ook een vorm van hebzucht mijn gezonde verstand op het kritieke ogenblik hebben uitgeschakeld.'

Nangi stond abrupt op. 'Hoeveel betaalt de Royal Albert Bank u maandelijks, meneer Soe?'

Allan Soe liet zijn porseleinen kopje bijna vallen. Boedhha, sta me bij, dacht hij in paniek. Wat moet er nu van mijn gezin terechtkomen? Zonder werk in de kroonkolonie? Dat betekent het einde. Nangi plaatste zijn kopje voorzichtig op de map. 'Toe, meneer Soe, deze vraag lijkt me heel eenvoudig te beantwoorden.'

'Echt, het antwoord is niet zo gemakkelijk. Ik smeek u -'

'Verzoek afgewezen,' zei Nangi. Hij leunde naar voren en liet zijn knokkels op het bureaublad steunen. 'Ik wens evenmin naar verklaringen te luisteren, meneer Soe. Ik heb hier iemand nodig die ik blindelings kan vertrouwen. U voldoet aan mijn eisen of u voldoet niet aan mijn eisen. Zo eenvoudig liggen de zaken.' Nangi keek hem recht in de ogen. 'U weet wat de gevolgen voor u zijn, meneer Soe, als u niet de persoon bent naar wie ik op zoek ben.'

Allan Soe huiverde en deed er het zwijgen toe. Hoewel hij zijn rug recht hield, begonnen zijn knieën te knikken. Hij kon natuurlijk gewoon het kantoor verlaten en zijn ontslag indienen. Maar dan?

Kon hij ervan opaan dat de Royal Albert Bank hem in dienst zou nemen? De vacaturemarkt in de bankwereld bood nauwelijks alternatieven sinds die verdomde communisten hun vervloekte verklaring hadden afgelegd. Hij dacht aan zijn vrouw, aan zijn zes kinderen, aan zijn tante en twee ooms, van wie er een weduwnaar was en aan de rits neefjes en nichten van de kant van zijn vrouw, voor wie hij allemaal moest zorgen.

Natuurlijk kon hij ook proberen zich uit de situatie te blufferi. Maar hij vermoedde dat het heel onverstandig zou zijn voor die koers te kiezen. Het eindresultaat zou gelijk zijn aan meteen opstappen. Nangi was een harde. En hij was Japanner. Maar als hij eerlijk was zou hij misschien een eerlijke werknemer voor zich winnen. Soe besloot de waarheid te vertellen. 'De Royal Albert Bank heeft me tienduizend Hongkong-dollar per maand betaald.'

'En in ruil daarvoor?'

'In ruil daarvoor hield ik ze op de hoogte van alle transacties van All-Asia.' Hij hield zijn adem in. Zijn versnelde hartslag klonk als een warmgelopen motor.

'Juist ja.' Nangi roffelde met zijn vingernagels op het bureaublad.

'Met ingang van vandaag, meneer Soe, is uw salaris verdubbeld.'

Alle windgoden van het westen, dacht Soe. Spontaan verscheen er een dun laagje zweet opzijn voorhoofd.'Over zesmaanden zullen we de zaak opnieuw onder de loep nemen en dan zal ik vooral afgaan op de positie die All-Asia dan in het bankwezen hier inneemt. Een jaariater zal er opnieuween evaluatie plaatsvinden.' Hij tuitte zijn lippen en keek Soe strak aan. 'Als de bank tegen die tijd winstgevend blijkt, krijgt u van mij een aandelenpakket dat gelijk is aan tien procent van de behaalde winst.'

Tot zijn tevredenheid constateerde Nangi dat alle kleur wegtrok uit Soes brede gezicht.

'Ik zal onmiddellijk alle banden met Royal Albert verbreken.'

Soes stem klonk iel en schril.

'Dat doet u niet,' zei Nangi. 'U incasseert uw tienduizend per maand en vraagt binnen zestig dagen om opslag.'

'Ik geloof niet dat ik u kan volgen,' zei Soe somber.

'Met ingang van vandaag, meneer Soe, zult u alleen die informatie aan de Royal Albert doorspelen die ik u geef. U blijft me tussentijds via dagverslagen op de hoogte houden van de zaken waarmee de concurrentie zich bezighoudt. Ik wil alles afweten van hun kapitaalverdeling en hun investeringen en doelstellingen voor het komende jaar én de jaren die volgen.' Hij sperde zijn ogen vragend iets verder open. 'Ben ik duidelijk genoeg, meneer Soe?'

Soe beschikte inmiddels weer over voldoende zelfvertrouwen om zijn lippen in een flauwe glimlach te plooien. 'Meer dan duidelijk, Nangi-san. Dit klinkt me in de oren als een taak waaraan ik veel plezier zal beleven.' Even later keek hij echter opnieuw bezorgd.

'Maar dat neemt niet weg dat de bank momenteel een behoorlijk liquiditeitsprobleem heeft.'

'Er komt aanvullend kapitaal aan,' zei Nangi. 'Binnen zevenentwintig uur is de storting rond. De Royal Albert zal zorgen dat het goed wordt besteed. Laat ze voor u werken, meneer Soe, zoals de tempelhond de grote draak voor zich laat werken. Laat de Royal Albert de risico's nemen en investeer op het juiste ogenblik in de juiste zaken.' Hij knikte. 'Mijn felicitaties. Dit is voor u een grote dag. Zullen we het buitenshuis vieren?'

Tanja zat achter de ARRTS toen het gecodeerde bericht binnenkwam. Dat was geluk hebben, en meer niet. Als iemand anders de computer op dit tijdstip zou hebben bemand, wat onder andere omstandigheden waarschijnlijk zou zijn geweest, zou hij of zij het codebericht meteen aan het betreffende dossier hebben toegevoegd en ze zou er geen blik op hebben kunnen werpen.

Operatie Zwaardvis, zoals ze de actie gewoonlijk ironisch omschreef, was haar baby. Hoewel, dat was niet helemaal waar. Operatie Zwaardvis was officieel een jaar geleden opgehouden te bestaan. Zoals Tanja toen had voorgesteld, hadden ze indertijd meteen de contacten moeten afbreken. De operatie was wel stopgezet, maar de contacten waren gehandhaafd. Alleen Minck en Tanja wisten hoe de vork werkelijk in de steel zat.

Nu was met Zwaardvis een grensstreep overschreden en omdat Tanja's taak gedeeltelijk bestond uit het beschermen van Minck, was ze meteen gealarmeerd. Zwaardvis was en bleef een delicate onderneming en ze wilde niet dat er vergissingen zouden worden gemaakt.

Toen de gedecodeerde tekst op haar scherm verscheen werd ze lijkbleek. Ze raakte zodanig verdoofd dat ze geen besluit kon nemen of ze al dan niet de printer moest inschakelen vóór de boodschap van het scherm zou verdwijnen.

In stilte vervloekte ze Minck en zijn persoonlijke problemen. Want de gedecodeerde boodschap maakte Zwaardvis van een potentieel tot een actief probleem.

Toen ze van de computer de rest van het dossier opvroeg, ving ze bot. Dat bracht haar in herinnering dat de toegangscodes wekelijks werden gewijzigd en dat ze vandaag de nieuwe had moeten opvragen. Dat betekende een kort bezoek aan Tony Theerson. Ze stond op en stapte even later twee verdiepingen lager een kantoorruimte binnen. Theerson, het wonderkind, hield kantoor in een hoekruimte die door iedereen werd gemeden. Zijn enige gezelschap bestond uit dozen vol uitdraaien en grote rollen bruin pakpapier. En zijn decodeerapparatuur. Hoewel Minck Theerson op de Alfa-Drie Sovjetcodes had gezet vond de jongeman met het vermogen van een genie tussentijds de gelegenheid om voor station Rood de codes samen te stellen. Hij beweerde dat niemand ze kon breken. Tanja geloofde hem op zijn woord.

Toen ze zonder te kloppen naar binnen stapte zat hij in gedachten verzonken op de rand van de legerbrits die op zijn verzoek in het kantoor was geïnstalleerd. Tanja vermoedde dat het Wonderkind zich niet eens de tijd voor een actief privé-leven gunde. Wekelijks bracht hij minstens vier nachten in het gebouw door. Vanwege het tijdverschil tussen Washington en Moskou, vanwaar de gecodeerde berichten afkomstig waren die zijn onverdeelde belangstelling genoten, draaide hij onregelmatige uren.

'Hé,' zei hij opgewekt.

'Zware nacht gehad?' vroeg Tanja glimlachend.

'Ik ben er nog niet in geslaagd de Russische code van deze week te breken. Eerlijk gezegd denk ik dat mijn pogingen vergeefs zullen blijven.' Hij stond op, gaapte en rekte zich uit.

'Daar zijn we aan gewend,' zei Tanja. 'Enfin, de volgende komt er weer bijna aan. De volgende code, bedoel ik.'

Het Wonderkind kreunde. 'Je bedoelt dat er al weer een week is verstreken ? O God.' In een afwezig gebaar drukte hij zijn haar plat.

'Ik moet nodig gaan douchen.'

'Zaken gaan voor persoonlijke hygiëne," zei Tanja. 'Ik zit op een open lijn.'

'Gesnapt.' Theerson grabbelde in een doos met floppy-discs. Hij haalde er een uit te voorschijn en reikte haar die aan. 'Dit is een juweeltje.'

' Dat zijn ze allemaal,' zei ze toen ze zich in de richting van de deur begaf. 'Succes.'

'Dat zal ik deze keer zeker nodig hebben.'

Toen ze vanuit de deuropening nog een keer omkeek zette hij de koptelefoon van een walkman op. Bij het Wonderkind gingen zaken voor alles. Tanja nam zich voor Minck een memo te sturen met het voorstel Theerson een poosje gedwongen op vakantie te sturen.

Terug achter het toetsenbord van de ARRTS, twee verdiepingen hoger, schoof ze de floppy in het vakje en drukte de 'enter'-toets in.

.Het woord 'dossier' verscheen op het scherm.

Ze begon te typen.

ZWAARDVIS.

Ze wachtte tot het mechanisme in beweging kwam. De banden ruisten. De machine gebruikte automatisch de nieuwe code. 

BLIJF INFORMATIE STUREN. ZAL SPOEDIG MOBIEL ZIJN. ZAL BINNEN ZESENDERTIG UUR STEUN GEVEN. MAAK EIND AAN 'ZWAARDVIS' ZODRA SITUATIE STABIEL IS EN DOELWIT IN ZICHT

Ze maakte haar rapport op.

Nicholas zat op de stenen van het bordes achter het huis. Hij zat er al iets langer dan een uur, sinds het ogenblik waarop de gastheer en gastvrouw zich teruggetrokken hadden. Hij was overdreven na-drukkelijk naar zijn kamer gegaan zodat ze zich niet genoodzaakt gevoeld hadden hem gezelschap te blijven houden. Eenmaal op zijn kamer had hij zich niet uitgekleed. In plaats daarvan had hij een kwartier gewacht en was daarna naar beneden gegaan, terug naar de nu verlaten tuin.

Nicholas werd zich van haar aanwezigheid bewust toen ze de drempel van Sato's werkkamer overschreed en op de glanzende kiezels stapte. Het vage licht van de ochtendstond werd doorzeefd met nevelslierten. Behalve de geluiden van de ontwakende vogels was er niets te horen.

Zonder zijn hoofd om te draaien wist hij dat het Akiko was. Ze hoefde niet eens iets te zeggen.

Hun wa had enkele uren geleden contact gemaakt en dat was voldoende geweest om op elk gewenst ogenblik te kunnen bepalen waar ze zich ophield. Het maniertje was net zo primitief als het verfijnd was. In de grote stad waren er nog slechts weinig mensen die ertoe in staat waren vast te stellen waar iemand zich bevond. Het moderne leven was, volgens Akoetagawa-san, de grote schuldige. Zo wist hij ook dat ze gevaarlijk was. Hij wist niet precies op welke manier, evenmin of de vijandschap hem gold. Hij wist dat ze sensei was. Slechts enkele mensen zouden dat hebben kunnen bepalen op de manier waarop Nicholas dat bepaald had. Maar per slot van rekening was hij anders.

'Nicholas-san.'

Haar lage stem was er de oorzaak van dat er een rilling langs zijn rug liep. Het bloed bonsde tegen zijn slapen en hij voelde de bloedtoevoer naar zijn hersens plotseling toenemen.

'Waar is je man?'

'Hij ligt te snurken op zijn prinselijk matras.'

Wat ontdekte hij in haar stem? Nicholas spande zich in om alle echo's en nuances door het filter van zijn geest te laten sijpelen, zelfs die waarvan zij het bestaan niet eens zou vermoeden. Hoorde hij iets van minachting in haar stem?

'Hoor je niet bij hem te zijn?' Het klonk als het commentaar van een jaloerse minnaar en hij vervloekte zichzelf vanwege zijn ondoordachtheid.

'Ik hoor,' zei ze, alsof ze zich niet bewust was van de cynische ondertoon, 'waar ik verkies te zijn. Vind je dat on-Japans van me?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Weinig traditiegericht, misschien, maar niet on-Japans.'

Na de stilte die inzette vroeg ze: 'Waarom draai je je niet om?

Waarom kijk je me niet aan ? Ben ik de moeite van het aankijken niet waard?'

Haar woorden brachten zijn nekharen omhoog en hij vroeg zich af hoe zorgvuldig ze de woorden gekozen had. Langzaam, met een hart dat sneller sloeg dan hijzelf gezond achtte, wendde hij zich tot haar. Vrijwel meteen werd hij week van binnen.

Het eerste ochtendlicht zette haar gezicht in een blauwige gloed. Ze had zich omgekleed in een bleekgele kimono met flessegroene en zilveren borduursels in de vorm van een bosje naaldbomen. Een gouden reiger was in volle vlucht op haar linkerborst afgebeeld. Haar haar hing los, een glanzend zwarte waterval die tot ver op haar rug reikte. Ze droeg geen sieraden. Haar nagels waren bedekt met een doorzichtige nagellak. Ze waren kortgeknipt, zag hij. Hij meende in haar gezichtsuitdrukking iets te ontdekken; iets dat erop duidde dat ook zij van hem onder de indruk was. Het ogenblik daarop hervond ze haar zelfbeheersing.

'Was het zo moeilijk?' ademde ze in de lichte ochtendbries. Achter haar dansten nevelslierten in een trage golfbeweging over het bordes.

'Je bent razend knap, Akiko.' Hij was niet van plan geweest een dergelijke bekentenis te doen. Vrijwel meteen kreeg hij het gevoel de strijd al te hebben verloren.

Ze kwam naar hem toe. Ze liep alsof ze over het kiezelpad gleed. Het was alsof ze uit het holst van de nacht naar voren stapte.

'Het is alsof we eerder samen geweest zijn,' zei hij. Zijn woorden brachten hen allebei uit hun evenwicht. Het was alsof ze elkaar naakt omhelsd hadden en Sato op dat ogenblik vanuit het huis was opgedoken. Akiko kreeg een rossige blos op haar wangen. Haar vingers trilden licht.

Alle gevoel voor werkelijkheid ontglipte Nicholas. Verloren in de nevels van zijn wensen en gedachten zag hij Joekio voor zich staan, een kamidie een tweede kans gekregen had. Het volgende ogenblik zocht ook hij in paniek naar de troost en de stabiliteit van de Leegte, om daar het antwoord op het onbeantwoordbare te zoeken. Als in een droom stond hij op van zijn hardstenen zetel en stelde zich voor haar op. Hij moest zich tot het uiterste inspannen om de woorden binnen te houden die in hem waren opgeweld toen ze voor het eerst de waaier had laten zakken. Het waren woorden die hij maar wat graag wilde uiten, woorden die hem zouden bevrijden, misschien, van zijn innerlijke kwelling. Maar het waren ook woorden die hem heel kwetsbaar zouden maken.

Wat moest hij doen? Het ogenblik, de gelegenheid, was perfect. In de Japanse samenleving werd een man nooit langer dan enkele minuten in het gezelschap van de vrouw van een ander getolereerd. Akiko had dit ogenblik mogelijk gemaakt. Wat wilde ze van hem?

Was ze Joekio ? Wilde ze dat hij haar naam uitsprak ? Als dat zo was, waarom kwelde ze hem dan? Hij werd verward door vragen die meer leken op raadsels die hem op hun beurt voor een complete puzzel plaatsten. Op dat ogenblik leek het alsof zijn hele leven een grote puzzel was, een aaneenschakeling van gebeurtenissen die op een vreemde manier met elkaar verbonden waren.

'Wie ben je?' vroeg hij met een schorre stem. 'Ik moet het weten.'

Haar speurende blik gleed over zijn gezicht. 'Wie denk je dat ik ben?' Ze plaagde hem opnieuw, maar de ondertoon in haar stem was die van een diepe wanhoop die hij niet kon benoemen.

'Ik weet het niet.'

Op de een of andere manier werd de afstand die hen scheidde kleiner.

'Zeg het eens,' fluisterde ze. 'Zeg het eens.'

Hij kon haar warme adem voelen, haar ruiken. Hij werd zich de warmte van haar lichaam onder de kimono bewust. Haar ogen waren half gesloten, haar lippen weken enigszins vaneen alsof ze door de een of andere vreemde emotie werd bevangen.

'Joekio.' Zijn onderbewustzijn rukte de naam weg uit zijn hart en duwde het woord tussen zijn lippen door. Hij had haar naam voor zich willen houden. Vreemd was het, dat hij die toch had uitgesproken, vreemd en onverklaarbaar. Maar hij sprak de naam opnieuw uit: 'Joekio... Joekio.'

Haar oogleden begonnen te knipperen en hij voelde haar lichaam tegen het zijne persen. Hij boog zijn hoofd naar het hare. Ze was het, levend en wel, de vrouw van wie hij ooit met heel zijn hart gehouden had.

Hij ervoer een. brandend gevoel in zijn binnenste toen hij zijn handen naar haar uitstak met de bedoeling haar te omhelzen. Zijn ingewanden werden vloeibaar. Zijn hersens vatten vlam. Van controle was geen sprake. Zijn lippen raakten de hare en hij proefde haar essentie toen hij haar tong in zijn mondholte voelde.

Voor het eerst in haar leven stond Akiko open voor het universum. En op geen enkele wijze was ze tijdens de lange jaren die achter haar lagen op dit ogenblik voorbereid.

Ze was zo duizelig dat ze hem dankbaar was voor de sterke armen waarmee hij haar vasthield. Alle lucht was uit haar longen ontsnapt toen hij haar naam had uitgesproken. Het was haar naam! Hoe was dat mogelijk. Maar o, hij smaakte geweldig en o, wat verlangde ze naar hem. Zijn aanraking bracht een extase teweeg die ze voorheen alleen tijdens een orgasme voor mogelijk had gehouden. Wat overkwam haar? Wat voor vreemde kracht was haar brein binnengedrongen? Wat had haar wraakplannen opgelost? Hoe kon ze gevoelens als deze tegenover een vijand koesteren? En waarom had ze tegen hem gelogen? Joekio? Ze heette Akiko. En toen, terwijl zijn wa haar omgaf en zijn hart tegen haar borst klopte, explodeerde het antwoord met de kracht van vuurwerk in haar brein.

Als Akiko was ze niemand. Ze was uit het niets voortgekomen en zou tot het niets wederkeren. Als Joekio was ze wel iemand. Ze hoefde niet in kiomoe, in vergetelheid op te gaan. Sinds het ogenblik waarop ze Soen Hsioeng verlaten had had ze gemeend dosji gatai te zijn, een reddeloos verlorene. Wat had ze anders kunnen verwachten, zonder anker om haar vast te houden. Nu Nicholas Linnear op het toneel was verschenen, was Joekio werkelijkheid geworden. Ze was meer dan een idee, meer dan een hersenschim. Ze was niet het middel dat het doel heiligde, maar het doel. Ze was niet tweedimensionaal, maar werkelijkheid. Ze leefde. Nangi legde zijn onbruikbare benen op de bank en staarde in de richting van de Zuidchinese Zee. Even later verlegde hij zijn blik naar het bleekgele strand van Sjek-O. Hij bevond zich aan de zuidkant van Hong Kong Island, vlak bij Aberdeen, waar de zogeheten 'binnenstad' zich bevond, én het financiële centrum van de kroonkolonie.

Shek-O was een van de vier plekken in Hongkong waar de échte rijken van deze wereldstad naast elkaar leefden.

Maar sinds anderhalf jaar voltrokken zich hier aanzienlijke veranderingen. Om te beginnen was het prachtige oude hotel aan Repulse Bay afgebroken en was de vrijgekomen plaats ingenomen door enkele torenflats. Nangi miste het vertrouwde hotel. De flatgebouwen vertegenwoordigden indirect de reden van zijn aanwezigheid; de enorme expansie die halverwege de jaren zeventig had ingezet en voor de hausse in de onroerend goed-sector had gezorgd, was abrupt afgebroken. De onroerend goed-markt was ingestort. Het was het minste van zijn problemen.

Woe-Sjing. De woorden bleven zijn bewuste gedachten plagen en dat was een probleem. Drie doden, drie vragen die beantwoord dienden te worden. Nangi vroeg zich af of er verband bestond tussen de Wioe-S/ïng-moorden en Tentsji. Als er deze dagen iets gebeurde waarvoor niet meteen een verklaring voorhanden was dacht hij vrijwel meteen aan Tentsji. Dat was logisch. Hij wist dat de Russen alles in het werk zouden stellen om de Japanners Tentsji afhandig te maken... als ze wisten wat Tentsjiinhield. Wat de Amerikanen betrof, hij zou het zich kunnen voorstellen dat ze een poging zouden doen de operatie te saboteren. Na afloop van de Tweede Wereldoorlog had Amerika Japan als dé waakhond voor de communisten beschouwd. Maar Amerika wilde dat Japan een gehoorzame hond bleef, en dat was uitgesloten. Japan zou niet tot in lengte van dagen voor de wil van de overwinnaar buigen. Maar het bleef een feit dat Japan van Amerika afhankelijk was. Tentsji zou dat alles veranderen. Nangi vreesde dat, als de Amerikanen lucht van de operatie zouden krijgen, ze alles in het werk zouden stellen om het project kort te sluiten. Dat mocht niet gebeuren.

Voor het eerst sinds vele jaren stond Japan er helemaal alleen voor en vreemd genoeg was dat een beangstigende gedachte. Hij werd er zich in toenemende mate van bewust dat hij zijn dromen over een Japan zoals het ooit was geweest zou moeten laten varen. Het verleden moest vergeten worden en begraven. Het was bedolven onder atoomgeweld en beplant met de nieuwbouw van het naoorlogse Japan.

Hij sloot zijn ogen en besefte dat het bedenken van sluitende oplossingen in dit leven geen gemakkelijke zaak was. De werkelijkheid zag er heel anders uit dan in de boeken werd beschreven. Eén probleem per keer, dacht hij vervolgens. Eeuwenoude Chinese straffen waren op dit ogenblik van ondergeschikt belang. Hoewel hij bij aankomst alleen in de villa was geweest, hoorde hij nu zachte voetstappen naderbijkomen. Deuren werden geopend en weer gesloten en duidden op de komst van een bezoeker. Hij reikte naar de schenkkan vol ijskoude thee en schonk een glas halfvol. De smaak ervan was heerlijk, als een tonic op een bloedhete dag.

Toen hij iemand dichterbij hoorde komen draaide Nangi zijn hoofd niet om.

'Goedemiddag, meneer Nangi.'

Ze hadden afgesproken Engels te spreken. De taal was hun allebei vreemd; ze hadden er allebei een even grote hekel aan.

'Meneer Lioe.' Nangi knikte als teken dat hij wist wie zich achter hem bevond. Hij was zich ook bewust van het kraken van de stoelzitting naast hem.

Langzaam draaide hij zijn hoofd om. Een van de voorvaderen van de man moest een volbloed Mantsjoe geweest zijn. Die gedachte werd Nangi ingegeven door de vreemde langwerpige vorm van 's mans schedel, de dicht bij elkaar geplaatste ogen en de typische vorm van de brede neus.

Lioe glimlachte en nipte van het glas thee dat Nangi hem gaf. 'En hoe is het zakelijk klimaat in Japan vandaag de dag, meneer Nangi?' Lioe begon een gesprek gewoonlijk alsof ze elkaar eensper jaar over hetzelfde onderwerp spraken en erover van gedachten wisselden.

'Heel gunstig,' zei Nangi, maar hij dacht: pas op het laatste ogenblik zal ik laten merken waar het mij om te doen is. 'De prognoses zien er goed uit.'

'Aha,' zei de Chinees knikkend. 'Dan is uw, eh, keiretsoe niet nauw betrokken bij de zware industrie die uw land in de eerste naoorlogse jaren zo geweldig vooruithielp. Enfin, in tijden van tegenspoed is het de metaalindustrie nooit voor de wind gegaan.'

Nangi zei niets. Hij vroeg zich af hoe goed deze man geïnformeerd was. Het was van het grootste belang dat Nangi hem antwoord gaf zonder zelf veel informatie te geven.

'Met onze staalproducerende koboen gaat het goed,' zei hij voorzichtig. 'We hebben tot dusver alleen maar winst gemaakt.'

Lioe sloeg hem nauwlettend gade. 'Meneer Nangi, ik zal maar meteen met de deur in huis vallen. Waarom wilt u een onderdeel verkopen dat volgens u tot dusver alleen maar winst gemaakt heeft?'

'We zijn niet langer geïnteresseerd in de staalindustrie.' Misschien had hij het iets te haastig gezegd, maar in ieder geval had hij inmiddels bepaald hoeveel de Chinees wist. Behoorlijk veel, en dat betekende dat hij extra op zijn hoede moest zijn.

'Japan krijgt nu pas te maken met de problemen waarmee de rest van de wereld zich al enige tijd geconfronteerd ziet,' zei Lioe als een docent die een leerling iets uitlegt. 'De export heeft een piek bereikt. Alle afzetgebieden zijn voorzien. Overal ter wereld is het momenteel zo dat regeringen de voorkeur geven aan in eigen land vervaardigde produkten in plaats van aan import. Neem de automarkt. Japan slaagde er succesvol in voet aan de grond te krijgen in Amerika. De invasie had tot gevolg dat er behoorlijk wat werkeloosheid in de Amerikaanse auto-industrie ontstond. Nog niet zo lang geleden stond een van de grootste merken op het punt failliet te gaan. Meneer Nangi, u weet net zo goed als ik dat de Amerikanen tamelijk traag reageren, maar als dat gebeurt zetten ze er vervolgens meestal op schrikbarende wijze vaart achter. Dan vallen er klappen. En alles lijkt erop dat het die kant op gaat. De afgelopen maanden is Japan flink met importbeperkingen om de oren geslagen. Om te overleven zal Japan kapitaal en kennis moeten exporteren. De nieuwe Nissan-fabriek zal in Tennessee worden gebouwd en niet in Kanda. Dat betekent minder werk voor de Japanse werknemers en kleinere winsten. De tijd van de vrije handel is voorbij.'

Ondanks de betekenis achter die woorden ontdekte Nangi in de toon een forse portie jaloezie. 'Toch denk ik dat de Chinezen zich maar wat graag in de positie bevinden die wij op de wereldmarkt innemen,' zei hij droog.

'Wat niet wegneemt,' zei Lioe op zijn beurt, 'dat uw keiretsoe de laatste tijd de reserves flink heeft moeten aanspreken.'

'We staan stevig in onze schoenen.'

'Misschien.' Lioe haalde zijn schouders op. 'Maar ik twijfel eraan of u over voldoende reserves beschikt om de All-Asia Bank te redden.'

Als hij me een aanbod van zijn kant doet, dacht Nangi, zal ik hem met mijn wandelstok om de oren slaan.

'Wat willen de communisten van All-Asia?' vroeg hij zacht.

'O, we zijn niet in de bank geïnteresseerd,' zei Lioe op neutrale toon. 'Wat wij willen is een stukje van jullie keiretsoe.'

Ondanks dat hij op alles voorbereid geweest was trof het voorstel Nangi als een donderslag bij heldere hemel.

'O, we willen ruim betalen voor het voorrecht,' zei Lioe na een korte stilte. 'Sterker nog, we zijn bereid een bijzonder hoge prijs te betalen. Ons is duidelijk dat jullie steun nodig hebben. Wij zijn bereid jullie met een forse financiële injectie overeind te helpen.'

'Ik ben niet geïnteresseerd,' zei Nangi kortaf. Hij moest zich een enorme inspanning getroosten om zijn ongenoegen binnen te houden.

'Wijs mijn aanbod niet te snel van de hand,' zei Lioe. 'Wij zijn bereid vijfhonderd miljoen dollar te investeren. Wat zegt u daarvan?'

Nangi wist niet zeker of hij de ander goed verstaan had, maar toen hij de Chinees met het langwerpige gezicht strak aankeek besefte hij dat de ander het meende. Vijfhonderd miljoen dollar!

In gedachten doorliep hij de mogelijkheden die een dergelijke financiële injectie zou verschaffen. Mijn God, dacht hij, we zouden de concurrentie op elk gebied kunnen aftroeven als we voorzichtig genoeg zijn én als we een beetje geluk hebben.

Het bedrag was veel hoger dan het bedrag dat ze uiteindelijk aan de samenwerking met Tomkin Industries zouden overhouden. Het was veel meer geld dan hij waar ook zou weten los te krijgen. En hij was er absoluut zeker van dat Lioe dat ook wist. Hij besefte dat alleen de Chinezen voldoende konden investeren om All-Asia door de op handen zijnde crisis te loodsen. Tentsji had veel van hun reserves geëist en hun kapitaal ondergraven. Het verraad van Anthony Tsjin zou wel eens de klap kunnen zijn die het zakenimperium in elkaar zou laten storten. Maar Nangi wilde eerst weten wat de Chinezen aan de transactie dachten over te houden. Het was niet waarschijnlijk dat ze zo maar een dergelijk bedrag wilden investeren. Winst, ja. Maar als ze een dergelijke investering verspreid over verschillende bedrijfstakken zouden doen, zouden ze minder hoeven te investeren en meer geld binnenhalen. Nangi zocht koortsachtig naar het antwoord waarvan hij wist dat Lioe het hem nooit zou geven. Maar er was wel een aantal vragen waarop de Chinees antwoord zou moeten geven. Misschien zou Lioe hem het gewenste antwoord geven zonder het te beseffen.

'Vertel me eens, meneer Lioe,' zei hij nu, 'wat denkt u in ruil hiervoor binnen te halen ? Of anders gezegd waarom is China uit op een aandeel in een Japanse keiretsoe! Wat wilt u ermee doen?'

'Doen? Ik kan u niet volgen.'

'Het is heel eenvoudig,' zei Nangi. 'Ik wil weten wat u met uw aandeel van plan bent.'

'Geld binnenhalen, natuurlijk,' zei Lioe. 'Wat had u gedacht?'

Nangi hief bezwerend zijn handen op. 'U moet begrip kunnen opbrengen voor mijn voorzichtige houding. Ik heb nauwelijks contact gehad met leden van uw, eh... bedrijf.'

'Dat is allemaal heel verklaarbaar,' zei Lioe vriendelijk. 'Ik zou uw motieven evengoed wantrouwen als ik zou merken dat u in het geheel niet voorzichtig zou zijn. Per slot van rekening zal dit een zakelijke overeenkomst worden van een omvang die niet bepaald alledaags is. Enfin, in bepaalde opzichten zijn we een jonge natie, meneer Nangi. De wereld buiten het Heilige Koninkrijk is nieuw voor ons. Maar ik zal er niet omheen draaien. De machthebbers van Peking zijn bijzonder geïnteresseerd in een Oosterse Alliantie uitsluitend op zakelijke basis - waardoor we meer druk op de wereldeconomie zouden kunnen uitoefenen. De gelegenheid die zich nu voordoet is uitermate geschikt om daarmee een begin te maken.'

'Maar u zult maar al te goed begrijpen dat ik, alleen en op dit ogenblik, niet zo maar een besluit kan nemen.'

'Integendeel, meneer Nangi. Integendeel. Dat kunt u wel.'

'Hoeveel procent aandelen wilt u?'

'Eenenvijftig procent. Mochten we niet tot overeenstemming kunnen komen, meneer Nangi, dan wachten de kroonkolonie enkele onaangename maatregelen die zeker tot gevolg zullen hebben dat een aantal banken zich gedwongen uit Hongkong zal terugtrekken. Ik behoef, dacht ik, niet uit te leggen hoe het in dat geval met All-Asia en, als gevolg daarvan, met uw keiretsoe zal aflopen.'

Nangi's hart sloeg een slag over, aarzelde en klopte toen rustig verder.

'Laten we naar binnen gaan.'

Ze schudde haar hoofd. Haar lange haar viel aan weerskanten langs haar gezicht. 'Ik wil hier blijven, buiten. Hier voel ik me meer met de natuur verbonden. We horen hier.'

Nicholas voelde haar zachte lichaam tegen zich aan. Hij kon gewoon niet geloven wat hem overkwam. Ze was de vrouw van een ander. Hij kon geen recht op haar doen gelden. En bovendien was die ander zijn vriend. Ze waren samen dronken geweest. Ze hadden hun geheimen gedeeld; ze hadden gezworen elkaar trouw te blijven. Een deel van zijn brein - het rationele gedeelte - protesteerde toen ze zich tegen hem aan duwde. En Justine? Pleegde hij wat haar betrof overspel? Hij wist dat hij nog net zoveel van haar hield. Innerlijk huiverde hij. Hij zou er een eind aan moeten maken, haar van zich weg moeten duwen en naar binnen gaan, naar zijn slaapkamer. Maar hij deed het niet. Justine was een vlam die ver weg brandde. Terwijl hij dit wezentje tegen zich aan drukte bad hij dat zijn gevoelens ten opzichte van Justine onveranderd zouden blijven. Want hij slaagde er niet in zichzelf de baas te worden. Zijn lichaam verlangde naar Akiko alsof ze eten, drinken en zuurstof vertegenwoordigde. Evenmin als hij zijn hartslag kon stopzetten, kon hij zich van haar terugtrekken.

Akiko's kimono gleed van haar schouders en ze werkte zich zijn kimono binnen; de kimono die hij van Sato geleend had. Haar huid voelde warm en klam aan. Haar nagels schraapten over zijn huid. Haar scherpe witte tandjes beten in zijn schouder. Geen van beiden wilden ze dat er een eind aan zou komen en dus hielden ze hun koortsachtige hartstocht zoveel mogelijk in toom, om deze zalige ogenblikken te rekken.

Dit afhouden van emoties ontlokte een kreun aan Akiko's half geopende lippen. Hij voelde haar kleinere lichaam ongecontroleerd tegen het zijne trillen. Toen zijn handen voor het eerst contact maakten met de hete plek tussen haar benen duwde ze haar heupen in een schokkerige beweging naar voren. Ze hield haar ogen gesloten. Haar vingers knepen in hem tot haar knokkels wit zagen. De nevelslierten rondom hen leken dichter en donkerder te worden. Ze onttrokken het oplichtende hemeldak aan het zicht, als voorafgaand aan een storm. Het volgende ogenblik rommelde in de verte de donder en leek de ochtendstond opnieuw in nacht over te gaan.

Akiko stond tegen hem aan geperst, bevend, met haar dijbenen vaneen. Haar handen streelden zijn rug en billen. Haar tong likte zijn kaaklijn.

Onverwacht ontsnapte er een dierlijke kreet aan haar lippen en ze kreunde: 'Ik moet... ik moet.' Ze draaide en kronkelde tot haar hete opening hem omsloot. Langzaam liet ze zich zakken. Hij wilde maar wat graag verdergaan, maar iets weerhield hem. Akiko weifelde. Had hij gezien wat zich aan de binnenkant van haar dijbenen bevond? Hoewel ze door extase bevangen was had ze wel de tegenwoordigheid van geest gehad haar geheim voor hem verborgen te houden. Hij mocht niet zien wat tussen haar benen verborgen lag. Want dan zou er aan deze ogenblikken abrupt een eind komen. Joekio zou voorgoed verdwijnen. Hij zou weten wat hij aan haar had... en hij zou proberen haar te vernietigen.

Dus pompte ze met zuigende bewegingen op en neer en probeerde zijn geslacht volkomen op te slokken. Ze benutte elke techniek die ze zich ooit eigen had gemaakt om hem in haar ban te houden. Hij gaf zich gewonnen.

Maar o, hoewel hij op en neer in haar schoof, wenste ze dat ze zijn tong en lippen kon voelen. Ze stelde zich voor hoe het zou zijn en huiverde. Toen voelde ze zijn vingers naar beneden glijden en slaakte een diepe zucht. Haar geslacht klopte met de zware pulsering van een tweede hart. Toen ze hem eindelijk met tegenzin losliet begon het te regenen. Boven hun hoofd kraakte de donder en al gauw begon het harder te regenen.

Akiko liet zich op haar rug vallen en trok hem naar zich toe. Met een roterende beweging wreef ze zijn geslacht tegen hem aan. Ze smeekte hem haar niet langer in spanning te laten, toch bleven haar handen hem plagen tot hun genot hen naar de hoogste toppen voerde.

Met een laag gegrom schoof Nicholas bij haar naar binnen. Akiko hapte naar lucht en kromde haar rug. Ze wreef haar vochtige bloem tegen hem aan. Hij besteeg haar en zij had het gevoel alsof ze contact maakte met het universum. Zij voelde de zware last van haar hart verdwijnen, voelde zich niet langer bezwaard. Haar haat smolt weg als sneeuw voor de zon. De zwartheid die haar jaren in zijn greep had gehouden, verdween.

Ze voelde zich als zwevend op stromend water. Boven haar kwetterden de vogels. Rondom haar kletterde de regen op hen neer. Ze maakte deel uit van een rivier, een zee, de diepte van de wereldbol. Schokkend met haar heupen duwde ze zich tegen hem aan. De nacht werd dag, en andersom. Haar ademhaling was als de groei van een plant. Ze veranderde van steenkool in diamant, van fossiel in brandstof.

Ze zuchtte en de seizoenen veranderden. Ze huiverde en nieuwe eilanden ontsproten aan het oppervlak van de oceaan. Ze kromp en zette uit, en ze schreeuwde toen hij zich in haar loosde. Haar lendenen trokken samen toen orgasme na orgasme haar doorvoer. De wereld verdween uit het zicht met de snelheid van het knipperen van een oog.

Het Blauwe Monster was drie keer van auto verwisseld. Hij was op weg naar het noorden. De eerste wissel had plaatsgevonden in Miami, op de plek waar Route l in de overging. De tweede wissel had hij in Savannah gepleegd, toen de schoft en Alix Logan een korte stop maakten om iets te eten. De derde wissel had even buiten Beaufort, Zuid-Carolina, plaatsgevonden. Zijn Phonixcode-apparaat bevond zich nu in een aktentas en was gemakkelijk van auto naar auto over te hevelen. Zonder dat apparaat zou het Blauwe Monster zich op dat ogenblik onbeschermd gevoeld hebben. De schoft reed als een idioot en het Blauwe Monster moest extra voorzichtig zijn omdat hij er alleen voorstond en hij zich het maken van fouten niet kon permitteren. Als hij de ander uit het zicht verloor zou het afgelopen zijn met hem; hij besefte maar al te goed dat noch hij, noch iemand anders erin zou slagen hen bijtijds op te sporen.

Met deze gedachten in zijn achterhoofd wachtte hij rustig een gunstige kans af. Hij rookte Camels zonder filter en oefende geduld. De scherpe tabak hield hem wakker.

Het Blauwe Monster verstond zijn vak beter dan Croaker vermoedde en vijf minuten nadat Croaker en Alix Logan een hotel binnengegaan waren stopte hij voor de voorgevel. Het hotel maakte deel uit van een keten. Het bevond zich even buiten Raleigh, vlak bij een groot winkelcentrum.

Hij zag de auto met zijn dubbele prooi - dat wil zeggen, hij vermoedde dat het de auto van zijn prooi was - en hij reed zijn auto naar de andere kant van de parkeerplaats. Vervolgens liep hij haastig naar de Ford, en bedacht zich. Haast maken had geen enkele zin, hield hij zich voor. Of ze reden in de Ford, of hij was ze kwijtgeraakt.

Zijn polsslag versnelde toen hij naar het kentekennummer keek. Het was een nummer dat in Florida was afgegeven. Hij leunde op de motorkap en voelde de warmte tegen zijn vlakke hand drukken. Dit was hun auto, jazeker.

Hij knielde alsof hij zijn schoenveter opnieuw wilde knopen en wreef de modder van het kentekennummer. Haastig maakte hij in zijn geest een aantekening van de cijfer-lettercombinatie, stond op en begaf zich met snelle passen naar de zijingang van het hotel. De jonge luitenant heette Russilov en hoe langer Protorov met hem samenwerkte des te meer kwam hij van de ander onder de indruk. De man toonde initiatief. Het probleem met de meeste soldaten, die uit het strak geleide Sovjetleger werden gerekruteerd, was dat het hen aan zelfvertrouwen ontbrak om initiatieven te nemen. Ze verstonden hun vak als je ze een blauwdruk gaf. Ze volgden bevelen en instructies naar de letter op en gebrek aan toewijding kon je hen niet verwijten. Maar in de branche waarin Victor Protorov werkzaam was kon een dergelijke robotachtige aanpak een compleet netwerk fataal worden. Voor Protorov stond er te veel op het spel om van de diensten van gewone soldaten gebruik te maken.

Maar telkens opnieuw had hij er de pest in als hij ruw materiaal moest bijwerken, kneden en bijschaven tot ze in zijn handen geschikt waren gemaakt om door het Negende Directoraat te worden ingezet.

Het schaven en kneden deed hij als docent op een school in de Oeral. Het opleidingscentrum was veel kleiner dan dat van de KGB. Het was een dorp waar de straten Amerikaans oogden, waar met Amerikaans geld betaald werd, waar milkshakes werden gedronken en hotdogs werden gegeten, waar over de Yankees en de Dodgers werd gesproken en over de Giants en de Dallas Cowboys. In dat KG B-dorp werd een spel gespeeld en de werkelijkheid had aangetoond dat dit spel onvoldoende was om leerlingen in de praktijk in leven te houden. Protorov gaf er de voorkeur aan zijn leerlingen onafhankelijk te leren denken.

Als de oudgediende bureaucraten in het Kremlin hadden geweten wat hij van plan was zouden ze ongetwijfeld stappen hebben ondernomen om hem onschadelijk te maken. Maar de waarheid was dat ze bang waren van het Negende Directoraat en van Victor Protorov, en dat ze zich zelden met zijn aangelegenheden bemoeiden. Bovendien had hij in de derde wereld een behoorlijke reeks successen geboekt. In Argentinië had hij Engeland via een list in een belachelijke oorlog rond een eilandengroep betrokken. In El Salvador probeerde hij de Amerikanen zover te krijgen dat ze er een tweede Vietnam van maakten. Deze stunts sloegen ze van een veilige afstand met bewondering gade.

Pjotr Alexandrovitsj Russilov was een van de beste leerlingen die Protorovs opleidingsschool in de Oeral had opgeleverd. Maar ook in andere opzichten sprong hij eruit. Hij verrichtte veldwerk met de zekerheid van een veteraan. Een heleboel van de leerlingen konden zich tijdens een actie niet handhaven en werden teruggestuurd, waarna ze een administratief baantje bij het Negende Directoraat kregen. Kwam het eenmaal zover dan verdween Protorov voorgoed uit hun leven.

Maar Gospadin Russilov was in een heleboel opzichten anders. Het was een wees - een kind van de straat - die min of meer door Protorov was geadopteerd.

Omdat Protorov met zijn werk was getrouwd en misschien ook omdat zijn seksuele behoeften uiterst gering waren, was er slechts één vrouw in zijn leven geweest. Ondanks zijn herhaalde pogingen slaagde hij er echter niet in haar helemaal uit zijn gedachtenwereld te bannen. Alena was de vrouw van een joodse dissident. Nadat Protorov, indertijd hoofd van het Eerste Directoraat, de echtgenoot van Alena naar een verbanningsoord had gestuurd begon hij een relatie met haar. Het was aangenamer geweest dan hij ooit had verwacht.

Of de oorzaak van hun breuk in de gewijzigde omstandigheden school of dat Alena zelf de keus gemaakt had, dat had Protorov nooit kunnen bepalen. Hij beschouwde zichzelf als een man voor wie menselijke emoties niet telden en die alles bij voorkeur afstandelijk bekeek. Maar de oorzaak van hun scheiding had hij nooit kunnen benoemen. De ondoorzichtigheid van haar motieven hadden hem echter danig dwarsgezeten. Na haar verraad - ze had inlichtingen naar het Westen gesmokkeld - en nadat hij haar naar de Loebjanka had gestuurd, was hij de jonge Russilov als zijn zoon gaan beschouwen. En 'zoon' was bepaald geen overdreven omschrijving voor de gevoelens die hij voor de jongen koesterde. Als Protorov de leiding van het Negende in andere handen zou overdragen - een voornemen dat spoedig een feit zou worden - wist hij dat Russilov zijn werk met succes zou overnemen.

Toen hij van generaal Mironenko bericht ontvangen had dat de grote bijeenkomst van de KGB en de G RU volgende week zou plaatsvinden besefte hij dat er aan zijn werk voor het Negende een eind zou komen. Maar voor het zover zou zijn zou hij eerst tot de kern van Tentsji moeten doordringen. Tengoe, zijn tweede agent binnen de Tensjin Sjoden Katori-rioe, was op geheimzinnige wijze vermoord toen hij ontsnapte met de schat aan materiaal waar het Protorov om te doen was. Hij had de agenten op pad gestuurd toen hem ter ore was gekomen dat alle op schrift gestelde stukken met betrekking tot Tentsji z\ch in de ninja-rioebevonden. Het was een frustrerende tegenvaller, dacht Protorov nu. Maar in geen geval was alles nu verloren.

'Meneer?'

Protorov keek op, een beetje verstoord. 'Ja, luitenant Russilov.'

De manier waarop de jongeman hem als 'meneer' aansprak stond hem wel aan. Het overal gebruikte 'kameraad' kwam hem al lang de keel uit.

Via een stalen deur betraden ze een geluiddicht vertrek. Russilov hield een bos computeruitdraaien opgerold in zijn hand vast. 'Ik geloof dat Sakhov IV ons toch een hint heeft weten te geven.'

Meteen ruimde Protorov zijn bureau op. Hij schoof de dikke dossiermappen terzijde en spreidde de uitdraaien uit. De vierde toonde een door de computer afgedrukte satellietfoto die was genomen van een gebied van ongeveer honderdvijftig bij tweehonderd kilometer. De kuststrook was de Rus maar al te bekend. Het was de contour van het noordelijke deel van het eiland Hokkaido en het zuidelijke deel van de Koerilen en Koenasjir. Een gedeelte van dat gebied was Japans, het andere gedeelte was Russisch. De wijsvinger van de jonge luitenant priemde naar voren. 'Ziet u, meneer?' De vingertop wees naar de Straat van Nemoero. 'Er is daar niets, maar dan ook helemaal niets opvallen ds te zien. Behalve hier..." Nu wees de vinger een specifiek punt in de doorgang aan, een stip, meer niet.

'Wat is dat ?' vroeg Protorov, die het antwoord al kende. Hij wilde Russilov de vruchten van zijn succesje niet afnemen. Dat zou niet eerlijk zijn.

'De uitstraling van een enorme hittebron,' zei Russilov. Protorov nam hem een ogenblik aandachtig op. Ook dit moest hij de jongeman nageven: in zijn stem viel geen zweem van triomf te bespeuren, hoewel hij die beslist moest voelen.

'Vulkanische activiteit?' vroeg Protorov argeloos.

'O nee, daar is de uitstraling veel te geconcentreerd voor.'

'Wat is het dan?'

Tentsji.'

O ja, dacht Protorov. Precies. De spijker op de kop. Vanuit betrouwbare bron had hij vernomen dat Tenisji een of ander industrieel project was dat enorm veel energie opslokte.

'Luitenant,' zei hij peinzend, 'die enorme hitte, heb je enig idee wat we daarvan moeten denken ?'

'Dat valt moeilijk met enige zekerheid te zeggen, meneer.' Russilov boog zich over de uitdraai. 'Zoals u weet is deze foto van grote hoogte genomen. Onze specialisten moesten het beeld behoorlijk uitvergroten voor dit te voorschijn kwam.'

'Dat weet ik ook,' zei Protorov. 'Maar geef eens antwoord.'

Russilov haalde een juweliersloep te voorschijn en zocht de uitdraai af. Ten slotte rechtte hij zijn rug.

'Ik heb de indruk,' zei hij langzaam, 'dat die enorme hitte ergens van het Japanse vasteland afkomstig moet zijn.'

Alix Logan douchte. Croaker zat onderuitgezakt in een fauteuil in de kraakheldere hotelkamer. Hij nipte van een bourbon met ijs, waarmee hij zich door roomservice had laten verwennen. Hij was moe en liet zijn hoofd tegen de rugleuning van de stoel rusten. Hij constateerde dat een man van middelbare leeftijd niet ongestraft achttien uur achtereen achter het stuur van een auto kon doorbrengen. Zijn spieren waren stijf en, vooral zijn nekspieren, deden pijn. Hij had er de voorkeur aan gegeven per vliegtuig uit Key West te vertrekken, maar dan had hij net zo goed de tekst 'hier ben ik' op zijn rug kunnen schrijven.

Nee, alles bij elkaar genomen was een vlucht per auto de beste keus geweest. In ieder geval konden ze nu, wanneer ze dat wensten, van koers veranderen.

Als van veraf hoorde hij het douchewater stromen. Opnieuw dacht hij eraan hoe het was om iemand als Alix Logan naast zich op de passagiersstoel te hebben. Met welbehagen haalde hij zich haar honingblonde haar voor de geest, de diepgroene ogen, haar soepele lichaam en haar huid, glad en gaaf als een romig oppervlak. En dat beeld leidde zijn gedachten naar Angela Didion, het andere model, Alix Logans beste vriendin. Niets van de faam die Angela Didion tijdens haar leven had vergaard, geen van de vele geruchten die over haar de ronde deden, had kunnen voorkomen dat Croaker haar bij zijn binnenkomst van haar appartement bloot en dood had aangetroffen.

Op dat ogenblik had ze niets weggehad van een fraai opgemaakte seksgodin, van een mannenfantasie. Dood, ontkleed, was ze gewoon een bang meisje geweest dat op wrede wijze aan haar eind was gekomen. En die constatering had Croaker meer aangegrepen dan haar verschijning toen ze nog in leven was.

Hij herinnerde zich dat ogenblik maar al te goed. Hoe graag had hij op dat moment niet over een magische spreuk beschikt om haar weer tot leven te kunnen wekken. Niet vanwege egoïstische motieven, maar om haar het leven terug te geven. Dood was ze veel menselijker dan als omslagportret voor Vogue of Cosmopolitan. Haar aanblik had hem het motief gegeven dat hem tot een wraakactie had aangezet. Nu hij er opnieuw over nadacht besefte hij dat hij niet anders had kunnen handelen. Over plicht had Croaker alles geleerd van zijn beste vriend, Nicholas Linnear.

Alix opende de deur van de dampende doucheruimte en stapte er met een handdoek om haar haar gewikkeld uit te voorschijn. Vrouw met tulband, dacht hij niet ter zake doende.

'Jij kunt nu,' zei ze.

Croaker gromde en leegde zijn glas. 'Het klinkt misschien gek, maar ik heb het idee dat een douche niet voldoende zal zijn om me op te frissen.'

Ze nam op het tweepersoonsbed plaats en strengelde haar vingers op haar schoot ineen. 'Waarom doe je dit? Dat zou ik graag willen weten. Ze zullen je vermoorden als ze je te pakken krijgen. Dat weet je toch?'

'Ik doe het vanwege Angela.'

'Je kende haar niet eens,' zei Alix verwijtend. 'Je was gewoon verkikkerd op haar, zoals iedereen.'

'Je snapt er helemaal niets van,' zei hij terwijl hij ongemakkelijk ging verzitten.

'En dat zal me nooit lukken ook,' zei ze gepikeerd, 'tenzij jij me uitlegt hoe de vork in de steel zit.'

'Ze kwam op mijn stek aan haar eind.' Hij liet de ijsblokjes in het glas ronddraaien en staarde ernaar zonder ze te zien. 'Iemand maakte haar koud. Ik wil weten wie het deed en waarom. Omdat ze net zo goed een mens was als wie dan ook. Ze verdient het dat haar moordenaar gegrepen wordt.'

Alix lachte kortaf. 'Ik weet veel beter dan jij wat ze verdiende. Ik bedoel, ik kan daar beter over oordelen dan jij.' Ze zweeg een ogenblik, alsof ze al haar moed bijeenzocht. 'Het was een kreng, Lew. Ze was gemeen, overspelig, krankzinnig jaloers en absoluut doortrapt.'

Croaker keek op. 'Dat doet er niet toe. Voor mij was ze net zo goed een mens als wie ook.'

Alix pakte de fles Old Grand-Dad en schonk twee centimeter whisky in een glas. 'Je had een poosje met haar moeten samenwonen,' zei ze nadat ze van de drank genipt had. 'Een paar dagen, dan zou je wel anders gekletst hebben.'

Croaker trok afkeurend een mondhoek op. 'Was je soms verliefd op haar?'

'Dat gaatje geen ene moer aan,' zei ze opeens woedend. Ze balde haar vuisten tot haar knokkels wit zagen en kneep haar lippen in een dunne streep opeen. Het volgende ogenblik begon haar gezicht langzaam uit de plooi te raken.

'Denk jij dat je, omdat je mijn leven gered hebt, het recht hebt zulke vragen te stellen?' Nu rolden er tranen over haar wangen en schokten haar schouders van het lang ingehouden verdriet. Croaker sloeg haar een poosje gade en onderdrukte de neiging op te staan en haar te troosten; hij wist inmiddels voldoende van haar om te beseffen dat ze een dergelijk gebaar niet op prijs zou stellen. Na enige tijd wreef ze haar ogen droog. Ze leek enigszins gekalmeerd. 'De waarheid is,' zei ze zacht, 'dat Angela op mij verliefd was.' Ze trok haar lange vingers in een kammende beweging door haar haar. 'Ik heb mijn moeder nooit gekend en Angela had een sterke persoonlijkheid. Ik vond haar erg... mannelijk. Niet aan de buitenkant, o nee, in het geheel niet. Maar van binnen. Begrijp je me?'

Croaker knikte.

'Ze ving me in haar netten. Ik weet echt niet hoe ik het anders zou moeten zeggen. Ik wist dat ze een kreng was, ik had met haar samengewerkt. En ik wist dat ze zich met drugs bezighield, met opium en coke. Een fraaie combinatie, vind je niet? Maar ik dacht... o, ik weet niet eens wat ik dacht. Ik geloof dat ik bewust die dingen niet wilde zien omdat ik een moeder nodig had, iemand die me de kneepjes bijbracht en me zou beschermen.'

Alix liet haar haar met rust en liet haar handen opnieuw in haar schoot vallen. 'We hadden vaak enorme ruzie. In zekere zin maakte ze mijn leven tot een hel.'

'Je had kunnen opstappen,' zei Croaker.

Maar Alix schudde van nee. 'Zoals ik al zei, jij kende Angela niet. Wat ze wilde hebben, kreeg ze en hield ze tot ze er genoeg van had. Ze zou mijn carrière hebben getorpedeerd als ik ervandoor was gegaan. In dat soort grappen was ze heel goed. Ik maakte ooit mee dat ze een jong model dat iets verkeerds tegen haar zei binnen enkele maanden tot wanhoop dreef. Angela pleegde één telefoontje en niemand in de biz wilde ooit nog met haar werken. Angela had de macht van een farao.'

Ze boog haar hoofd. Croaker keek belangstellend naar het donshaar in haar nek. 'Ach, de waarheid is dat ik niet sterk genoeg was om bij haar weg te gaan. Ze... maakte me bang en, vreemd, maar waar, ik voelde me binnen haar bereik veiliger dan in de wereld erbuiten.'

De stilte die hierop volgde hield even aan en vulde de kamer met een vreemde kilte.

'Wat gebeurde er?' drong Croaker aan.

'Toen veranderde opeens alles,' zei Alix zo zacht dat Croaker zich naar voren moest buigen om haar te kunnen verstaan. 'Angela ontmoette Raphael Tomkin.'

Jesse James, het Blauwe Monster, had van de havenmeester van de kleine jachthaven in Key West vernomen hoe de schoft heette. Tex Bristol. De man had ook gezien dat Bristol vlak na Alix Logan was uitgevaren.

James wist niet hoe de schoft in werkelijkheid heette, maar hij nam zich voor erachter te komen. Bij de balie van het hotel had hij naar Bristol gevraagd, omdat hij had gedacht dat de schoft niet de moeite zou nemen zijn naam te veranderen, maar hij had het mis gehad. Er werd hem meegedeeld dat er geen enkele Bristol met de voornaam Tex in het gastenboek stond ingeschreven.

Het Blauwe Monster had meteen uit een ander vaatje getapt. Hij had de baliebediende zijn legitimatie en penning onder de neus geduwd. Hij was rechercheur van de afdeling zedendelicten en zei dat de man van ontucht met een minderjarige werd verdacht. Hij beschreef het paar en kreeg hun kamernummer. Ze deelden een kamer. Heel knus, dacht James. Wat heeft die schoft dat ik niet heb?

Daarna nam hij de lift naar boven.

Toen de liftdeuren opengleden stapte Jesse James de gang van de derde verdieping op.

Croaker kwam net onder de douche vandaan. Hij voelde zich dertig jaar jonger. Terwijl hij zich afdroogde neuriede hij een vrolijk deuntje. Vervolgens trok hij een grijze lichtgewicht broek aan en een T-shirt met het opschrift KEY WEST is THE BEST, in groene letters op de voorkant gedrukt.

Alix droeg nu een spijkerbroek met half afgeknipte pijpen. Ze zat op het bed met haar lange benen onder haar billen getrokken. Ze was verdiept in een pocket die ze tijdens een stop ergens onderweg gekocht had.

'Dit verhaal is net zo slecht als het eten dat we onderweg voorgeschoteld kregen. "Vampiers in Texas". Wie gelooft dat?'

Op dat ogenblik werd de deur met een knal van een geweerschot opengebeukt.

Sato trof zijn gast in de tuin aan. In de regen.

'Mijn goede vriend,' riep hij vanuit de beschutting van zijn werkkamer, 'je krijgt nog longontsteking als je daar blijft staan.'

Nicholas gaf niet meteen antwoord. Zijn schouders hingen, als bezwaard door een enorme last. Zonder iets in zich op te nemen tuurde hij in de bijna volmaakte tuin. Een grijze duif wipte over de kiezels en verdween onder de beschutting van een overhangende struik. Af en toe verscheen de kop tussen het gebladerte. Het dier keek alsof het in stilte de elementen vervloekte.

Wat Nicholas betrof, de regen stoorde hem in het geheel niet. Zijn kimono was inmiddels doorweekt en hij had geen droog plekje op zijn huid. Het deed er niet toe. Hij wist nu dat Joekio en Akiko twee verschillende mensen waren.

Zinsbegoocheling werkte slechts tot op zekere hoogte. Een uiterlijk kon liegen. Gefluisterde woorden konden een illusie in stand houden. Zelfs een blik kon dat. Maar een lichaam was iets anders. De reacties van elk lichaam op een intieme aanraking waren anders. Die reacties konden niet liegen.

Diepe droefheid vervulde hem bij de gedachte dat hij haar voor de tweede keer verloren had. Het was natuurlijk onmogelijk dat ze nog in leven zou zijn. Ze was door Saigö's hand aan haar eind gekomen, precies zoals hij het Nicholas had verteld, genietend bij elk woord waarmee hij zijn neef kwelde.

Nu had, mogelijk voor het eerst van zijn leven, zijn gezonde verstand Nicholas in de steek gelaten. Om een desperate hoop werkelijkheid te zien worden - een vurig gekoesterde wens - had hij de logica uit het oog verloren.

En hij verachtte zichzelf omdat hij plezier beleefd had aan het overspelig samenzijn met Akiko. Hoewel Akiko niet zijn geliefde Joekio was had hij met meer dan zijn lichaam aan hun spel deelgenomen. Wie ze was en waarom ze op zijn verloren geliefde leek, stond secundair aan de wetenschap dat hij zich voor haar had opengesteld. Als ze Joekio niet was, kon hij dan toch van haar houden? Via wat voor magie was dat mogelijk? Of beschikte ze op de een of andere raadselachtige wijze over karaktereigenschappen waarover ook Joekio had beschikt? In ieder geval voelde hij zich door zijn geweten verstoten, uit zichzelf verbannen. Zijn overspel had hem uit balans gebracht en zonder evenwicht was hij machteloos in de dolgedraaide wereld van vandaag.

'Linnear-san.' De stem van Sato drong slechts vaag tot hem door. Het volgende ogenblik stond de oudere man naast hem en drapeerde een plastic regenjas om zijn schouders. 'Het doet niemand goed zich tijdens een regenbui aan meditatieve beschouwingen over te geven.'

'Ik weet het.'

'Maar, zoals je wilt, ik zal je met rust laten.'

'Nee, Sato-san, blijf. Alsjeblieft.' Nicholas wilde opeens niet langer alleen zijn. Hij voelde zich al te veel geïsoleerd van de rest van de wereld. Zijn jeugddromen waren verloren gegaan. In het tijdsbestek van een donderslag was zijn hoop een trieste dood gestorven. En wat, dacht hij, is een mens zonder hoop?

'Deze tuin werkt over het algemeen bijzonder rustgevend,' zei Sato. Toen hij zijn uitspraak door een verklaring wilde laten volgen knetterde een donderslag langs de hemel. 'Het geschreeuw van de goden,' mompelde hij. 'De storm wekte me. Luister eens, het klinkt bijna menselijk, vind je niet?'

'Heel menselijk,' zei Nicholas. Ik moet bekennen, dacht hij meteen daarna. Ik moet zorgen dat ik opnieuw in harmonie met mezelf kom, 'Sato-san -'

'De Chinezen brachten onze voorvaderen de weldaad van de meditatie bij,' zei Sato alsof hij Nicholas niet had gehoord. 'We zijn in staat in harmonie met de natuurkrachten te verkeren. Maar we zijn geen tijgers, hoezeer we ons ook inspannen. De lagere diersoorten beschikken echter over een primitieve perfectie waarnaar wij slechts kunnen streven.'

Vriendelijk keek hij neer op Nicholas. En, verbazingwekkend genoeg, legde hij een hand op Nicholas' schouder. 'Wil je me nu een plezier doen en binnenkomen?' vroeg hij. 'Dan zal ik je thee serveren.'

Toen hij Russilovs kaarsrechte rug achter de deuropening uit het zicht zag verdwijnen dacht Protorov beschouwend dat hij zijn leven in dienst van de ideologie van de staat had gesteld. Zelfs het stichten van een gezin had hij daarom achterwege gelaten.

Alleen de triomf van Sovjetidealen was voor hem van belang. Maar nu had hij Russilov. Hoe was dat gebeurd? De intense gevoelens die hij jegens de jongeman koesterde maakten hem kwetsbaar. En kwetsbaarheid bracht automatisch angst met zich mee.

Viktor Protorov was de afgelopen acht jaar geen enkele keer bang geweest; niet meer sinds de dood van zijn oudste en enige broer. Toen dat gebeurde was Protorov hoofd van het Eerste Directoraat, verantwoordelijk voor de binnenlandse veiligheid. Later, beschermd door de bevoegdheden van het Negende Directoraat, had hij een bastion rond zich opgetrokken van waaruit hij op elk gewenst ogenblik naar buiten toe kon toeslaan. En alles, wat hij ook deed, deed hij om het moederland naar de laatste definitieve overwinning te voeren. In de winter van dat tragische jaar waren er verschillende acties in volle gang. Allemaal waren ze van het grootste belang. In die tijd ontbrak het hem aan de macht meer mensen voor zijn dienst op te eisen. Zijn staf was onderbemand. Hij had geleerd ermee te werken, maar vanwege het aanhoudende personeelstekort was hij genoodzaakt meer acties persoonlijk te begeleiden dan hij eigenlijk aankon. Toen ze Minck binnenbrachten had hij zich even buiten Moskou bevonden. Protorov was van zijn aanwezigheid in Rusland op de hoogte geweest en hij was erop gespitst geweest de man in handen te krijgen. Lev, Protorovs broer, was de man op het spoor gekomen. Protorov had het altijd beter gedaan dan Lev, zowel in academisch als in maatschappelijk opzicht. Protorov wist hoe hij met mensen moest omgaan, wist hoe hij examens moest afnemen, wist wat hij wilde. Lev was altijd al de dromer geweest, onzeker wat betreft het inslaan van nieuwe levenspaden, onzeker wat betreft zijn idealen.

Die bewuste middag had hij een fatale vergissing gemaakt. Hoewel er inmiddels een bericht naar Protorov onderweg was dat Minck gevangen genomen was, was Lev in de Loebjanka in de cel van de Amerikaan naar binnen gegaan om hem te ondervragen. Ongetwijfeld wilde hij zijn jongere broer bewijzen dat ook hij tot het nodige in staat was.

Hij schoot er het leven bij in. Minck slaagde er op de een of andere wijze in hem te overweldigen en, met Lev als gijzelaar, uit de gevangenis te ontsnappen. Na de ontvluchting vermoordde hij Lev. Hij slachtte de jongeman in de sneeuw buiten Moskou af en liet hem achter.

Ze hadden hem in de sneeuwstorm laten liggen waar hij lag, doodsbenauwd hem aan te raken voor Protorov ter plekke arriveerde. Hij bloedde al lang niet meer toen Protorov enkele uren later naar Moskou terugkeerde; de kou had de schotwond gedicht. Maar het kogelgat in de linkerslaap van de jonge Protorov was maar al te duidelijk zichtbaar geweest. Protorov had snel zijn hoofd afgewend om zich een blik op het achterhoofd te besparen. De kogel moest daar een enorm gat hebben geslagen. Rustig, alsof er niets aan de hand was, had hij de bevelen gegeven die leidden tot de grootscheepse mensenjacht die Minck en zijn mede-vluchtelinge, Tanja Wladimova, in de handboeien gekluisterd terug moest brengen naar Moskou.

Misschien had Protorov op dat ogenblik beseft dat het hebben van een gezin onnodig pijn en droefheid met zich mee kon brengen. Misschien had hij op dat ogenblik besloten nooit aan een gezin te beginnen, want het gevoel van uiterste geïsoleerdheid, van afschuwelijke kwetsbaarheid was toen overweldigend geweest. Hij kwam erachter dat hij de Amerikaan Minck haatte met een intensiteit die veel groter was dan hij ooit voor mogelijk gehouden had bij het koesteren van gevoelens ten aanzien van een medemens. Zes maanden later had hij een belangrijke 'mol' tot leven gewekt en hem opdracht gegeven de vrouw van Minck te vermoorden. De moordenaar schoot haar in opdracht van Protorov door haar linkerslaap, zodat er over de identiteit van de opdrachtgever geen twijfel zou bestaan.

Het was niet voldoende geweest. De oorlog tussen beide mannen was nog steeds in volle gang.

Protorov zuchtte, onderuitgezakt op zijn stoel in zijn heiligdom, alleen. Hij schoof zijn bril omhoog naar zijn voorhoofd en wreef met zijn duimen in zijn ogen. Hij constateerde dat het zweet hem was uitgebroken. Tengoe, zijn tweede agent in de rioe, was er niet in geslaagd binnen de afgesproken achtenveertig uur verslag uit te brengen. Zijn schaduw - de laatste agent over wie Protorov in de rioe beschikte - had doorgegeven dat Tengoe aan zijn eind was gekomen. Het was een behoorlijke tegenslag, maar Protorov liet zich er niet door op de knieën dwingen.

Op dat ogenblik begon het codeerapparaat te zoemen en gaf een Alfa-Drie door. Zijn satelliet fluisterde hem opnieuw iets in het oor. Croaker pakte vliegensvlug Alix' arm vast en gaf er een harde ruk aan. Ze schreeuwde het uit, van verrassing en van pijn, toen hij haar naar de andere kant van het bed duwde.

Meteen daarna schoot zijn uitgestoken hand naar de plek onder het bed waar zijn pistool lag en knalde de plafondlamp aan scherven. Wat een beest van een vent, dacht Croaker toen hij in het duister overeind kwam. Vrijwel meteen daarop kwam het contact met zijn tegenstander tot stand.

Een grote schaduw kwam op hem af. Croaker hief zijn hand op en sloeg de pistoolloop met geweld tegen het neusbot van de man. Met genoegen nam hij kennis van het feit dat hij zijn doel raakte. Huid scheurde en bot versplinterde. Metaal schraapte over blootgelegd been. Maar ondanks dit succesje kwam de ander op hem af. Hij was zo sterk dat hij in één klap Croaker zijn pistool uit zijn hand sloeg. Het wapen gleed over het zeil en verdween in de duisternis uit het zicht.

O Christus, dacht Croaker, nu zullen we het beleven. Een harde stoot dreunde tegen zijn schouder en draaide hem een halve slag om zijn as.

Blindelings schopte hij naar de plek waar hij het kruis van zijn belager vermoedde. Hij hoorde lucht in een plof uit 's mans longen ontsnappen. Met twee snelle stoten hield hij de man op een armlengte afstand. Toen hij even geen weerstand ondervond pakte hij Alix bij haar hand en trok haar overeind. 'Kom mee,' schreeuwde hij en sleepte haar met ongekende woestheid naar de verlichte gang. Ze renden door de gang en verlieten via de brandtrap het hotel. Lawaai achter hen maakte duidelijk dat de indringer de achtervolging had ingezet. Eenmaal op de parkeerplaats kwam Croaker tot de ontdekking dat hij de autosleutels op de hotelkamer had achtergelaten. Hij vloekte. Haastig wierp hij een oriënterende blik om zich heen. Er bevonden zich nauwelijks mensen in zijn nabije omgeving. Op de parkeerplaats zag hij niemand; alleen bij de ingang van het hotel stonden wat plaatselijke bewoners in groepjes bijeen.

Blijven had geen enkele zin.

Hij duwde Alix voor zich uit de onverlichte snelweg op. Via de vluchtstrook begonnen ze weg te rennen. Croaker keek geen enkele keer over zijn schouder om na te gaan of het Blauwe Monster hen op de hielen zat. Als de man slim genoeg was - en dat had hij bewezen door hen helemaal uit Key West hierheen te volgen zonder opgemerkt te worden - dan zou hij nu zeker alles op alles zetten om hen niet uit het oog te verliezen.

'Christus,' hijgde Alix. 'Waar gaan we heen?'

Croaker antwoordde niet. Hij meende er verstandiger aan te doen haar in de waan te laten dat hij precies wist wat hij deed. Ze bereikten de parkeerplaats van een klein rugbystadion.

'Waar gaan we -'

Maar Croaker sloeg snel een hand voor haar mond en fluisterde in haar oor: 'Niet praten. Geluiden dragen hier ver. Stemgeluiden zullen hem als een baken deze kant op loodsen. Oké?'

Toen ze heftig knikte trok hij zijn hand terug. Met zijn overhemdsmouw veegde hij het zweet van zijn gezicht en spitste zijn oren, luisterend naar geluiden die de komst van een achtervolger zouden inluiden, maar behalve het geruis op de snelweg hoorde hij niets. Hij keek om zich heen.

De lantaarnpalen in de nabije omgeving van het stadion stonden een eind van elkaar. Ertussen waren de schaduwen dicht en donker. Alix greep hem bij zijn schouders vast en fluisterde in zijn oor:

'Waar wachten we nog op? Straks komt hij eraan en neemt ons alsnog te grazen.'

Croaker overwoog of hij de waarheid moest vertellen. Hij wist dat het beter zou zijn als hij haar zo lang mogelijk in onwetendheid zou houden. Maar aan de andere kant, zij zat er evengoed tot over haar oren in en het was niet eerlijk informatie voor haar verborgen te houden. Bovendien, als hij haar in onwetendheid hield, was het best mogelijk dat ze zonder het te beseffen een stommiteit zou begaan en de zaak zou verknallen.

Hij hield zijn hand bij haar oor en fluisterde zacht: 'Ik heb nieuws voor je. Je voormalige bewaker volgde ons tot hier. Hij zal zich in ons spoor vastbijten, vooropgesteld dat we erin slagen een auto te vinden.'

'Ik wou dat ik die dag in Key West was verdronken,' snikte ze.

'Dat meen je niet,' zei hij automatisch.

'O nee,' zei ze woedend. 'Wat is dit voor leven. Ik -'

Croakers vlakke hand trof haar vol in het gezicht. Ze draaide een halve slag en belandde met haar zitvlak op het teerdek. Meteen na de uithaal weerklonk een felle (wang. Stomverbaasd keken ze allebei naar de plek waar de kogel van de muur achter hen stukjes steen had losgebikt. Hij greep haar vast en sleurde haar met zich mee naar de donkere beschutting van een portiek. Het bleek een doorgang te zijn die uitkwam in een overdekt verlaten winkelcentrum. Rechts, links en opnieuw naar links, toen een steeg tussen twee winkels binnen. Gehurkt trokken ze zich in de schaduw terug. Alix transpireerde en huiverde tegelijk. Croaker keek naar weerskanten voor hij opnieuw haar hand vastpakte. Maar Alix schudde haar hoofd. 'Nee,' zei ze. 'Ik kan zo niet verdergaan, het is zinloos. Waar we ook heen zullen gaan, hij zal ons achterna komen.'

'Opstaan,' zei hij nijdig.

'Het heeft geen zin. Bovendien, ik heb er de kracht niet voor.'

'Opstaan,' zei hij heftig.

'Ik ben moe, Lew. Ik wil alleen maar slapen.'

Onmiddellijk zag hij in dat het mis dreigde te lopen. Zo moest ze zich ook hebben gevoeld toen ze zich in het oceaanwater stortte met geen andere bedoeling dan haar vergetelheid te zoeken. 'Je kunt gaan slapen wanneer ik je dat opdraag, geen minuut eerder.'

'Christus,' riep ze, 'kun je dan niet zien dat het me allemaal niets meer interesseert? Wat heeft het voor zin? Hij is gewapend.'

'Ja, dat heb ik gemerkt.'

'Ik haat schiettuig,' zei ze.

'Ja,' zei Croaker smalend. 'Ik ook. Vooral als de tegenpartij gewapend is en ik niet.' Toen hij die woorden uitsprak herinnerde hij zich opeens dat Nicholas hem ooit verteld had dat hij nog nooit een pistool gebruikt had. Niettemin wist Croaker dat zijn vriend een van de gevaarlijkste mannen was die er op de wereldbol rondliepen. Wat was zijn geheim? Wat kon hij, Croaker... Ah! Opeens wist hij het. De tijd om na te gaan of het al dan niet een goed idee was, was niet beschikbaar. Het was hun enige kans.

Haastig trok hij zijn overhemd uit en wikkelde het rond zijn hand. Het volgende ogenblik sprintte hij naar de winkels tegenover de steeg en ramde met zijn beschermde vuist een winkelruit in.

'Wat doe je in vredesnaam?' riep Alix.

'Terug,' riep hij, heftig gebarend met de omwikkelde hand. Vervolgens zakte hij door zijn knieën en zocht in een hoog tempo tussen de scherven. Ergens vlak bij hem rinkelde een alarmbel die in werking was getreden zodra hij de ruit vernield had. Dat betekende dat de politie snel ter plekke zou zijn. Hij wilde in geen geval in hun handen vallen.

Twee seconden later vond hij waarnaar hij zocht: twee stukken glas. Een lange puntige scherf en een korte. Met het grootste stuk in zijn omwikkelde hand kwam hij overeind. Zo geruisloos mogelijk begaf hij zich naar een hoek, drukte zijn lichaam plat tegen de muur achter hem en wachtte. Het ogenblik van de waarheid liet niet lang op zich wachten. Hij waagde het niet om zijn hoofd om de hoek te steken, zoals politiemannen in tv-series altijd deden. De kans was groot dat zijn schedel aan stukken zou worden geschoten. De werkelijkheid bracht problemen met zich mee die scenarioschrijvers in Hollywood altijd kundig omzeilden; kundig, omdat ze zelf de afloop konden bepalen.

'Hé, maatje,' riep hij. 'Het is gebeurd! Over twee minuten arriveert de politie ter plekke. Als ik jou was zou ik maken dat ik wegkwam.'

'Zo gemakkelijk kom je niet van me af,' luidde het antwoord. Het was al wat Croaker wilde weten: de plek waar de man zich bevond. Hij dook naar voren en wierp in dezelfde beweging de grote glassplinter als een werpmes naar de plek waar de man zich bevond. Het werd een gelukstreffer. De langwerpige scherf raakte de man tegen de brug van zijn neus. Bloed vloeide over het gezicht van het Blauwe Monster en hij hief beide handen op om te bepalen hoe groot de schade aan zijn gezicht was.

Maar aan zijn gehoor mankeerde niets. Hij richtte het pistool op Croakers maag zodra hij zijn tegenstander naderbij hoorde komen. De eerste twee schoten misten doel. Het derde schot werd nooit gelost. Croaker sprong op zijn achtervolger af en op dat ogenblik keerde het geluk zich tegen hem. De ander haalde uit en trof hem met de pistoolloop tegen de zijkant van zijn hoofd. Croaker wankelde. De eerste stoot met de korte glassplinter miste. In gedachten stelde hij zich voor hoe groot het gat zou zijn dat de kogel uit de . in zijn lichaam zou maken. Er zou niet veel van zijn ingewanden overblijven.

Wanhopig draaide hij weg van de opgeheven pistoolloop, bukte zich en wierp zich naar voren. Met al zijn kracht stak hij de glasscherf naar voren.

Een pijnscheut ging door hem heen toen hij de scherf door het weefsel en de zenuwen van zijn eigen hand voelde snijden. Maar de andere punt ervan verdween in de borstkas van het Blauwe Monster. Hij gaf de man een machtige duw op het ogenblik waarop het pistool afging en de kogel verdween in de gipsplaten boven hun hoofd. Even niets. Toen werd Croaker zich ervan bewust dat iemand heftig aan zijn arm trok.

'Kom mee,' smeekte Alix hem. Wanhopig probeerde ze hem in beweging te krijgen. 'O God, Lew, ze kunnen hier elk ogenblik zijn!'

Ergens vaag in zijn achterhoofd herinnerde hij zich wie ze was en waarom ze zich zoveel moeite getroostte. Maar hij was zo moe dat hij alleen maar zijn ogen wilde sluiten en wilde wegdromen. Lopen!

schreeuwde zijn onderbewustzijn hem toe. Verdwijn van hier voor het te laat is. Te laat voor wat... ? Hij wilde zich alleen maar op de grond uitstrekken en zijn ogen sluiten... In godsnaam, blijf wakker. Het volgende ogenblik constateerde hij dat hij op handen en knieën op de grond zat. Zijn bloed drupte op de tegels. Naast hem lag het Blauwe Monster, de laatste van de twee. Het geluid van een politiesirene reet de nachtelijke stilte aan flarden. Hij greep haar vast en hees zich met haar hulp overeind. Hij liet zich door haar leiden, te suf en te uitgeput om zelf het initiatief te nemen. Zijn benen bewogen als buiten zijn wil om en voerden hem naar de uitgang van het winkelcentrum. Hij probeerde het heftige kloppen van zijn hart te negeren, probeerde niet te denken aan het ruisen van het bloed in zijn aderen. Hij had het idee dat zijn mondholte met watten gevuld was, ook dat nog.

Rood, zwart en rood, neon in de duisternis. Later, veel later werd hij zich bewust van een koele bries die zijn wangen streelde. Hij besefte dat Alix nog steeds naast hem liep, zonder dat hij haar zag.

'De autosleutels, Alix haal die verdomde autosleutels.'

Nangi draaide zich op zijn zij en probeerde niet aan zijn onbruikbare benen te denken. De Chinezen hadden hem klem gezet. Als hij niet op hun verzoek inging - het verkopen van eenenvijftig procent van de aandelen van de keiretsoe- zouden ze All-Asia het bankieren in Hongkong onmogelijk maken. Toen hij had geprobeerd te bepalen in hoeverre het faillissement van All-Asia van invloed op het voortbestaan van de keiretsoe zou zijn, sloeg de schrik hem om het hart.

Hij bracht zijn mond vlak bij het oor van het meisje dat naast hem lag en fluisterde: 'Opstaan, kleintje. Het is de hoogste tijd.'

Ze bewoog zich niet eens. Ze snurkte gewoon verder. Mooi. Het geschikte ogenblik om aan de slag te gaan was aangebroken. Hij grinnikte. Een vleugje wit poeder deed nog steeds wonderen bij slapelozen. Hij rolde van haar weg en ging overeind zitten. In de villa van Lioe bleef het stil toen hij zijn overhemd en broek aantrok. Hij liet zijn schoenen en sokken uit en pakte de zachtleren buidel die hij in de binnenzak van zijn jasje bewaarde. Toen hij de kamerdeur op een kier opende bleef hij roerloos staan. Ergens in de woning werd in het Kantonees een gedempt gesprek gevoerd. Toen het geluid van de stemmen ophield hoorde hij een bed kraken. Voorzichtig en nog steeds op zijn hoede liep hij naar de buitendeur van de villa. Toen hij die zacht opende zag hij dat de sterren door dichte regenwolken aan het oog onttrokken werden. De lucht was zwaar van de regen. Hij haalde een sigaret uit de zachtleren buidel te voorschijn en stak die aan. Nadat hij de rook in zijn longen had gezogen blies hij langzaam uit en slaakte een tevreden zucht. De zucht sorteerde het gewenste effect. Naast de kleine rode Alfa aan het begin van de oprijlaan bewoog iemand.

'Je zult nog kou vatten,' zei hij zacht in perfect Kantonees.

'Hè?' De man naast de auto keek hem stomverbaasd aan, alsof hij zich nu pas van Nangi's aanwezigheid bewust werd.

'Het kan elk ogenblik gaan regenen,' vervolgde Nangi. Hij gebaarde naar de auto. 'Je kunt er beter in gaan zitten.'

Ze keken elkaar aan als twee roofdieren die op dezelfde prooi loerden. Nangi had er op dat ogenblik een beetje spijt van dat hij op Lioes uitnodiging was ingegaan om in de loop van de komende dagen de voorgenomen overdracht van de aandelen van dekeiret- soetot in details op een rustige plek te bespreken. Van rust kon hier geen sprake zijn. Niet nu er zoveel op het spel stond.

'Wat doe je hier?' vroeg Nangi toen de man er het zwijgen toe bleef doen. 'Je bent ons hierheen gevolgd, ontken het maar niet. Werkje soms ook voor de communisten?'

'Ik haat dat tuig,' zei de man fel.

'Dan werk je voor Sato.'

'Nog nooit van gehoord.'

'Ik ben degene van wie je uiteindelijk je honorarium zult ontvangen.'

De man, niet te miskennen een Chinees, kneep zijn oogleden half dicht. 'Wil je daarmee zeggen dat hij niet over de brug zal komen met de rest van het afgesproken bedrag?'

'Ik wil alleen maar duidelijk maken datje van nu af aan doet wat ik je opdraag. In ruil daarvoor zal ik Sato niet verklappen hoe onhandig je te werk gaat.'

'Waar heb je het over? Denk je soms dat die zeeslangen weten dat ik jullie volgde? Reken maar van niet.'

'Maar ik weet het wel,' zei Nangi. 'En ik weet ook dat je werd ingehuurd om mij in het oog te houden.'

'En als dat zo is?'

'We zullen eens zien of je voor dit werk deugt,' zei Nangi. Daarna schroefde hij voorzichtig de versierde ivoren knop van zijn wandelstok en haalde er een minicassette uit te voorschijn. De bandopname bestond uit een gesprek tussen Lioe en een Chinese vrouw, die vroeg in de avond naar de villa was gekomen.

'Spreek je mandarijn?'

'Mmm.'

'Wat betekent dat?' Nangi sloeg de man nauwlettend gade. Hij vroeg zich af in hoeverre de Chinees te vertrouwen was.

'Geef me die cassette maar,' zei de man. 'Watje er ook mee gedaan wilt hebben, ik doe het.'

Nangi nam een besluit. 'Oké,' zei hij weinig enthousiast. Hij had nauwelijks enige keus. In deze fase van de zaak zou hij er Allan Soe liever niet bij betrekken, maar er leek geen alternatief aanwezig. Hij legde de microcassette op de handpalm van de andere man. 'Breng dit dingetje morgenochtend om zeven uur naar mijn kamer in het hotel, mét een transcriptie van de opname. Zou dat lukken, denk je ?'

'Zou dat lukken? Meneer Nangi, ik heet niet voor niets Fortuinlijke Tsjioe.' Het oogwit van de man glom Nangi tegemoet. 'Ik, dat wil zeggen mijn familie komt oorspronkelijk uit Shanghai. Mijn familie heeft twee derde van alle restaurants in Sam Ka Tsoen en Kwoen Tong in eigendom. Bovendien handelen we in diamanten, tapijten en jade. Als ik niet doe wat u zegt, dan kunt u mijn vader in Pak Tai Tsjioe vinden. Hij woont in de villa met het groene dak aan Belleview Road, met uitzicht op Repulse Bay.'

Nangi wist voldoende af van de Chinezen om te beseffen dat hij de man na deze onthulling kon vertrouwen. 'Kamer , Fortuinlijke Tsjioe,' zei hij toen de eerste regendruppels vielen.

'Waarschijnlijk heb ik nog meer voor je te doen.' Hij wees met de wandelstok naar de auto. 'En nu zou ik maar snel instappen, als je niet nat wilt worden.'

Het rinkelen van de telefoon, ergens in het huis, klonk gesmoord, maar verstoorde niettemin de rust van de theeceremonie. Enkele minuten had er volmaakte harmonie in het vertrek geheerst. De twee mannen zaten in lotushouding op de groene tatami,allebei gekleed in kimono. Naast hen lag Nicholas' dai-katana, Iss-hogai. De tijdloosheid van de afgelopen minuten werkte als een balsem op hen in. Toen was het met de rust gedaan.

Vlak nadat de telefoon was opgenomen stapte Koten het vertrek binnen. Hij boog diep en wachtte tot zijn meester zich van zijn aanzienlijke wa bewust werd. Toen dat gebeurde was er van harmonie geen sprake meer. Sato's hoofd kwam langzaam omhoog. Hij en Nicholas hadden in de Grote Leegte vertoefd, samen, iets wat heel weinig mensen in de loop van de tijd hadden klaargespeeld.

Zijn hartslag en zijn ademhaling verliepen nog steeds abnormaal langzaam. De trance waarin hij verkeerd had zou hem door elke oosterling benijd worden.

'Duizend maal vergiffenis, Sato-san,' zei Koten met zijn eigenaardige schelle stem. In verhouding tot het reusachtige lichaam klonk de stem een beetje komisch. 'De man die niet wil zeggen wie hij is, heeft opnieuw gebeld. Hij wil u spreken.'

'Ja.' Sato's stem klonk enigszins gesmoord. Nicholas had zich nog niet bewogen. Sato benijdde hem. Hij stond op en volgde Koten de kamer uit.

Toen hij alleen was trok Nicholas zich langzaam terug uit de Leegte. Het duurde langer dan gewoonlijk, omdat hij er helemaal niet uit weg wilde. De harmonie die hij in de Leegte vond omvatte hem altijd als een warme gloed. Na verloop van tijd hief hij zijn hoofd op en bestudeerde de woorden op de tokonama-schriftrol die aan de wand tegenover hem hing. De woorden waren niet poëtisch, maar op de een of andere wijze pasten ze bij Sato. De man was een kanriodo sensei, een van de laatste ware samoerai-bureaucraten. Spoedig zou er voor hen in deze wereld geen plaats meer zijn. Nu Japan aansluiting zocht bij de moderne westerse wereld zouden de laatste kanriodo sensei voorgoed van het toneel verdwijnen. Hun plaats zou worden ingenomen door een nieuw type: de op het Westen afgestemde ondernemer die begreep hoe de wereldeconomie in elkaar zat, de wereldburger van morgen. Japan zou ze in de komende jaren nodig hebben, deze moderne trendbewuste zakenlui die verder keken dan de traditie. Het zouden mannen zijn die zich de politiek van Reagan en Mitterand zouden herinneren, en niet die van lejasoe Tokoegawa.

Zonder hem te zien wist Nicholas dat Koten, de reusachtige soemo-worstelaar, het vertrek opnieuw betreden had.

'Weetje al wie de moordenaar is?'

Als Sato niet in hun aanwezigheid verkeerde bediende de man zich van een bijzonder rechtstreekse manier van aanspreken, gespeend van hoffelijkheid en beleefdheid, zonder echter onbeschoft te zijn.

'Zolang Sato-san zijn verleden voor zich houdt kan ik hem en Nangi-san slechts beschermen.'

Koten zei niets. Nicholas draaide zich om en zag dat de reus hem woedend aankeek. Hij lachte. 'Maak je geen zorgen. Jij komt heus ook aan je trekken.' Op de een of andere manier was het een opluchting om vrijuit te kunnen spreken.

'Als je werkelijk zo goed bent,' zei Koten, 'kunnen we samenwerken. Niemand zal ons kunnen verslaan.'

Nicholas zei niets; als hij voor honderd procent westerling was geweest zou hij nu zijn bekwaamheden verbaal op een rijtje hebben gezet.

'Niemand zal ons kunnen verslaan,' herhaalde Koten dreigend. Sato zag er even later een stuk minder opgewekt uit. De veerkracht was uit zijn tred verdwenen. In plaats daarvan verkeerde hij in de greep van een onbenoembare spanning die zijn gelaatstrekken verstrekte.

Haastig nam hij tegenover Nicholas plaats en zei, zonder enige beleefdheidsvorm in acht te nemen: 'De keiretsoe wordt in verband met Tentsji door de overheid beschermd. Maar zonder de regeringsambtenaren ervan in kennis te stellen deed ik een beroep op verschillende leden van de Tensjin Sjoden Katori-rioe, ninja zoals jij, die nu onze geheimen bewaken.' Hij zweeg een ogenblik en keek om zich heen. 'Zullen we naar buiten gaan?'

Gezamenlijk stapten ze via de openstaande foesoema de tuin in. De bijen zoemden en zweefden boven de bloemkelken. Van achter zilvergrijze wolken scheen de zon op hen neer.

'Nog niet zo lang geleden werd er een sensei vermoord en tegelijk met hem een van de leerlingen. Mijn contact daar - wiens codenaam in de rioe Phoenix is - heeft me laten weten dat gisteren opnieuw een student werd vermoord. Pas nu ben ik erachter dat de rioe geïnfiltreerd is.'

'Geïnfiltreerd?' echode Nicholas vragend. 'De Tensjin Sjoden Katori? Weetje het zeker?'

Sato knikte. 'Maar Phoenix belde niet vanuit Josjino. Hij bevindt zich in het noorden, in Hokkaido.' Sato's gezicht stond somber. 'Ik vrees dat de strijd met de Russen de laatste fase is ingegaan, Linnear-san. Je had gelijk, wat betreft hun bemoeienis. Helaas had Phoenix even tijd nodig om de situatie te evalueren. De dood van de geestelijke leider van de rioe heeft hem zwaar geschokt.' Hij hield zijn hoofd een beetje schuin. 'Kende je dezejonin misschien? Puur toevallig ging hij met dezelfde naam door het leven als de held over wie we eens uitgebreid met elkaar hebben gesproken, Masasjigi Koesoenoki.'

'Het is heel wat jaren geleden sinds ik voor het laatst in de Tensjin Sjoden Katori was,' zei Nicholas.

Sato keek hem een ogenblik bevreemd aan en haalde toen zijn schouders op. 'Zijn dood kwam volkomen onverwacht en veroorzaakte in de rioe behoorlijk wat opschudding. Phoenix moest alle zeilen bijzetten om de orde te herstellen. Nu blijkt dat de Sovjetagenten ondertussen hun werk hebben voortgezet.'

Zijn vlezige schouders zakten als neergedrukt door een enorme last. 'We kunnen niet toestaan dat Tentsji wordt geïnfiltreerd, Nicholas-san. De wetenschap dat de Russen ons zo dicht op de hielen zitten vervult me met vrees. Ze hebben de macht om ons te vernietigen - allemaal - als ze het geheim van Tentsji ontdekken.'

'Wat is er gebeurd?' vroeg Nicholas met een stem die heel wat kalmer klonk dan hij in werkelijkheid was.

'Phoenix achtervolgt momenteel een van hun agenten, de laatste die in de rioe werd gesignaleerd. De man is met een topgeheim profiel van Tentsji naar het noorden gevlucht. Hij zit nu op het eiland Hokkaido. Phoenix heeft hem laten gaan, hoewel de man tijdens zijn daad een van zijn leerlingen vermoordde. Hij is ervan overtuigd dat de vluchteling hem naar de Rus zal leiden die de leiding van de actie heeft. Maar je kunt je nauwelijks voorstellen hoe gevaarlijk deze actie is, voor ons. Deze agent moet worden onderschept voor hij het profiel kan overhandigen.'

Viktor Protorov, dacht Nicholas. Ik moet deze Phoenix zien te bereiken vóór hij de Russische basis vindt. Sato zal zijn geheimen terugkrijgen en ik zal Protorov te pakken kunnen nemen. 'Waar bevindt Phoenix zich op dit ogenblik?'

Sato keek hem vluchtig aan. 'Ik begrijp wat je wilt, maar als jij gaat moet ik ook gaan.'

'Uitgesloten,' zei Nicholas scherp. 'Vanuit tactisch oogpunt -'

Sato hief zijn hand op. 'Mijn vriend,' zei hij zacht. 'Er is al te veel gemoord om werkeloos te blijven toekijken. Drie mensen, gewaardeerde leden van mijn koboen, hebben door moordenaarshand het leven gelaten. Die wetenschap is me tot een last.'

Nicholas dacht aan de middag die hij in gezelschap van mevrouw Josjida had doorgebracht. Hij herinnerde zich hoe ze voor de grafsteen was geknield waaronder zijn vader en moeder begraven lagen. En hij, Nicholas, had nog niet eens een wierookstaafje op hun graf aangestoken om de goden te smeken hun kami welgevallig te zijn.

'Ik weet waartoe dit zal leiden,' zei Nicholas. 'En ik wil je er niet bij hebben. Jij blijft hier, waar je veilig bent.'

Sato's lach klonk hol en humorloos. 'Ben je de Woe-Sjing-mooi- den nu al vergeten, mijn vriend?'

'Koten heeft de taak jou te beschermen,' zei Nicholas koppig.

'Twijfel je aan zijn bekwaamheden?'

'Dit heeft niets met Koten of met wie ook te maken.'

'Als je meegaat zal ik voor je welzijn verantwoordelijk zijn, Sato-san. We hebben elkaar immers trouw gezworen.'

Sato knikte somber. 'Dat is maar al te waar, Nicholas-san. Jij hebt gezworen mij te beschermen en ik heb, op mijn beurt, beloofd dat de samenwerking tussen onze bedrijven zonder problemen doorgang zal vinden. Maar het zweren van die eed wil niet zeggen dat ik niet langer meester over mijn eigen leven ben. Dat zul je moeten toegeven. Je kunt niet anders.'

Een poosje bleef het stil. Een tweetal grijze duiven brak met veel lawaai uit het struikgewas en vloog op naar de hemel, de wolken tegemoet. De windkracht nam toe en de lucht werd loodzwaar van het vocht. Tenzij de wind abrupt van richting zou veranderen, zou het opnieuw gaan regenen.

'Dan is onze wederzijdse eed bij deze ontbonden,' zei Nicholas. Het was een laatste wanhopige poging en Nicholas vreesde dat de vlieger niet zou opgaan.

'Voel jij je vrij om me in de steek te laten?' Sato glimlachte. 'Ga je gang. Ik zal het je niet kwalijk nemen.'

'Ik kan je dwingen hier te blijven.'

'En waar zou jij heen willen gaan, mijn vriend? Alleen ik weet waar Phoenix zich momenteel ophoudt. Je zou Hokkaido kunnen doorkruisen zonder hem ooit te vinden. Hetzelfde geldt voor de Sovjetagent.'

Opnieuw een stilte.

'Je besluit staat dus vast. Je wilt mee?'

'Ik heb geen andere keus.'

'Goed. Koten gaat ook met ons mee. We vliegen zo snel mogelijk naar het noordelijke eiland. Eenmaal daar rijden we met een huurauto naar de plaats van bestemming. Waar moeten we zijn?'

'In een rotenboero - een kuuroord op het platteland - mijn vriend.' Sato glimlachte vriendelijk. 'Een goede keus, lijkt me. Mijns inziens ben je hard aan enige ontspanning toe.'

Nangi reed die ochtend al om zes uur van Lioes villa terug naar zijn hotel. Vanuit zijn kamer in het Mandarin Hotel had hij uitzicht op Victoria Harbor en de klokketoren van de Star Ferry-veerdienst, de zuidelijke punt van Kowloon en de kust van Azië. Ergens ten noorden ervan, ongetwijfeld in Peking, zaten de mannen die Lioe van richtlijnen hadden voorzien.

Tijd was nu het grootste probleem, dacht Nangi. Veel ervan had hij niet tot zijn beschikking en als de Chinezen dat zouden weten zouden ze zich in hem vastbijten en hem nooit meer laten gaan. Wat zij, via Lioe, van hem wilden was echter uitgesloten. De gedachte de zeggenschap over de keiretsoe uit handen te geven was onverdraaglijk. Zijn hele leven had hij gevochten, bedreigingen doorstaan en tegenstanders uitgeschakeld om te bereiken wat hij bereikt had. Hij had zelfs mensen vroegtijdig naar hun graf gestuurd, of liever gezegd, laten sturen.

Niettemin zag hij, behalve via het ondertekenen van de overeenkomst, geen andere mogelijkheid om binnen korte tijd de hand op voldoende kapitaal te leggen. Ze zouden de keiretsoe kwijtraken, want hij wist dat hij zonder hulp de enorme verliezen, die All-Asia dank zij Anthony Tsjin had gemaakt, niet zou kunnen wegmoffelen. Toch bleef Nangi heel kalm. Het leven had hem geleerd geduld uit te oefenen. Hij geloofde in Christus en Hij was een wonder. Als hij de keiretsoezou verliezen dan was dat zijn karma, zijn straf voor de zonde die hij in een eerder leven begaan had. Maar er was niets dat Tanzan Nangi zo liefhad als zijn bedrijf.

En daarom was hij er stellig van overtuigd dat hij als overwinnaar uit de strijd zou komen. Net als Gotaro, toen, op het geïmproviseerde vlot, had Nangi vertrouwen. Zijn soepele geest en zijn vertrouwen zouden hem door deze zoveelste crisis in zijn leven heen loodsen.

Een klop op de deur. Zou het getij nu al keren? Of zouden de golven tegen hem aan blijven beuken tot hij ten slotte ten onder zou gaan?

'Binnen,' zei hij. 'De deur is niet op slot.'

Fortuinlijke Tsjioe verscheen in de deuropening en sloot de deur achter zich. Hij droeg een oestergrijs pak van ruwe zijde. In het daglicht maakte hij een slanke en gespierde indruk. Hij had een tamelijk knap gezicht en een intelligente blik in zijn ogen. Bij nader inzien, dacht Nangi, heeft Sato geen slechte keus gemaakt.

'Het is klokslag zeven uur,' zei Fortuinlijke Tsjioe. Hij bleef bij de deur staan. 'Ik wilde een goede indruk maken... na vannacht.'

'Heb je de opnamen vertaald?'

Tsjioe knikte. 'Ja, meneer, hoewel het niet bepaald gemakkelijk was. Niet het woord, maar de stembuiging waarmee de woorden worden uitgesproken, is in het Chinees van het grootste belang.'

'Je hoeft je niet zo formeel uit te drukken,' zei Nangi. Tsjioe knikte en stapte breed grijnzend verder het vertrek in.

'Ik ben zo vrij geweest ontbijt voor twee te bestellen,' zei Nangi. Steunend op een hand zwaaide hij zijn benen van het bed waarop hij een ogenblik had uitgerust. Daarna knikte hij in de richting van de even tevoren binnengereden serveerboy, die was afgeladen met schaaltjes en kommen van verschillend formaat.

'Dim soem,' mompelde Tsjioen. Nangi constateerde dat de ander diep onder de indruk was van het feit dat hij door een rasechte Japanner een Chinees ontbijt kreeg voorgeschoteld. De jongeman nam op een van de met satijn beklede stoelen met een hoge rug plaats en reikte naar de eetstokjes.

Terwijl ze aten vertelde Tsjioe wat er op de bandopname werd gezegd. 'Om te beginnen, ik weet niet hoeveel u van kameraad Lioe afweet.'

Nangi haalde zijn schouders op. 'Wat algemene feiten waarnaar het gemakkelijk raden is. Ik ben geen nieuwkomer wat Hongkong betreft, maar ik ben nog niet in de gelegenheid geweest om mijn nieuwe directeur, Allan Soe, te raadplegen. Wat wij hier bespreken gaat hem niet aan. Ik wil niet dat hij voortijdig bij de zaak betrokken raakt.' Nangi zweeg een ogenblik en zette zijn gedachten op een rijtje. 'Lioe geniet in de kroonkolonie het nodige aanzien. Hij is een zogeheten "gewaardeerd lid van de gemeenschap". Hij doet zaken op de verschillende eilanden en in Kowloon. Naar ik heb vernomen is hij tevens eigenaar van een overslagbedrijf op Kwoen Tong.'

Tsjioe stopte een balletje garnalen in zijn mond en knikte. Hij kauwde zoals alle Chinezen kauwen, met snelle bewegingen van zijn kaken. 'Inderdaad, ja. Maar weet u ook dat hij aan het hoofd staat van het syndicaat dat het Frantan beheert?'

'Het casino in Macau?'

'Dat casino bedoel ik/ zei Fortuinlijke Tsjioe nadat hij een in deeg verpakt ei had geconsumeerd. 'De communisten "wassen" via het casino illegaal verkregen geld. Via het Frantan kunnen ze om het even welk bedrag in elke gewenste vreemde valuta omzetten zonder dat er pijnlijke vragen gesteld worden. Sommige taipans in de stad doen hetzelfde, hoewel niet via het Frantan.'

Nangi's hersens draaiden op volle toeren. Hij nam de mogelijkheden in overweging. Nu meende hij enigszins door te krijgen hoe hij de bakens kon verzetten.

'Kameraad Lioe en zijn maitresse - Pien, de vrouw die op uw bandopname haar zegje doet - zijn al heel lang, eh, bedgenoten.'

'Wat is zij voor een type?' Nangi prees zich gelukkig dat hij de vorige avond in de villa van Lioe zo sim was geweest zich met een excuus terug te trekken en zodoende in de gelegenheid was geweest een gesprek tussen Lioe en zijn maitresse vanuit een aangrenzend vertrek met de minirecorder in zijn wandelstok op te nemen.

'Ach, vrouwen,' zei Tsjioe, alsof daar alles mee gezegd was. Hij reikte naar de sojafles en sproeide het zoete vocht met gulle hand over zijn noedels. Vervolgens reikte hij naar de chilipasta, rood als bloed. 'Ik heb ervaren dat je met vrouwen nooit zeker van je zaak bent. Ze zijn zo verraderlijk als wat, heb ik tot mijn schande moeten ervaren.'

Nangi zei niets. Hij vroeg zich af waar de jongeman op aan stuurde.

'Ik heb de nodige ervaring met ze achter de rug,' vervolgde Tsjioe.

'Deze griet lijkt me geen uitzondering op de regel.'

'Is ze de communisten goedgezind?'

'O ja, ik geloof van wel. Hoewel ik me niet kan voorstellen dat ze iets in die vette pad ziet. Maar ach, dat is, denk ik, van ondergeschikt belang. Als je het mij vraagt is het haar alleen om zijn geld te doen.'

'Aha,' zei Nangi, die aanvoelde dat dit mogelijkheden bood. 'Ga eens verder.'

'Die vetspat overlaadt haar met cadeautjes. Als je het mij vraagt is Pien een van die vrouwen die niet genoeg kan krijgen.'

'Het zou dus zo kunnen zijn dat ze eenvoudig op nog betere tijden wacht?'

'Die indruk had ik.'

Nangi kreeg een vaag beeld van hetgeen hem te doen stond. 'Wie zijn er precies op de hoogte van wat jij uitvoert?'

'U bent de enige.' Fortuinlijke Tsjioe was uitgegeten. Hij schoof de laatste kom van zich af. Zijn gezicht glom van het vet en het transpiratievocht. 'Maar Pien zei iets tegen Lioe dat mij ertoe aanzette hier en daar te informeren. Ze woont in een etagewoning aan Po Sjan Road en dat is het terrein van de Groene Pang Triade.'

Hij haalde een witzijden zakdoek te voorschijn en wreef omzichtig zijn gezicht schoon. Hij grinnikte. 'Toevallig is een van mijn neven nummer bij de Groene Pang.'

'Ik wil absoluut niet dat we een triadelid iets verschuldigd zijn,' zei Nangi.

'Daar is geen sprake van.' Fortuinlijke Tsjioe spoelde de woorden met thee weg. 'Die neef dankt zijn positie in de triade aan de bemoeienissen van mijn vader. Hij was maar wat graag bereid me van dienst te zijn. Voor verplichtingen hoeft u niet bang te zijn.'

Nangi schonk hem een weifelende blik. 'En?'

'Naar het zich laat aanzien is er nog iemand die van Piens diensten gebruik maakt.'

'En wie is die iemand?'

'Ik kan helaas niet toveren. Om daar achter te komen heb ik iets meer tijd nodig. Ik heb met mijn neef afgesproken ter plekke poolshoogte te gaan nemen.'

'Is het nodig de Groene Pang bij deze zaak te betrekken?'

'Ik heb geen keus. Het is hun terrein. In die buurt kan ik nog geen wind de vrije loop laten zonder eerst toestemming van de triade te vragen.'

Nangi knikte. Hij wist maar al te goed hoe machtig de triaden in Hongkong waren. 'Wat zei Pien dat jouw aandacht trok?'

'Redman,' zei Fortuinlijke Tsjioe. 'Charles Perry Redman. Ze noemde zijn naam. Ken je hem?'

Nangi fronste zijn wenkbrauwen. 'Scheepsbouw, nietwaar? Een Engelsman. Zijn familie woont al heel lang in Hongkong.'

'Die Redman bedoel ik,' beaamde Tsjioe. 'Maar wat bijna niemand weet is dat hij een agent van Hare Majesteits Geheime Dienst is.'

'Redman een spion? Madonna!' Nangi was oprecht geschokt.

'Maar wat is zijn relatie tot Pien? Chanteert ze hem?'

'Mogelijk.'

Dit is allemaal bijzonder interessant, dacht Nangi. Maar hoe kan ik er gebruik van maken om de communisten van mijn huid te krijgen ? Mijn tijd is bijna op. Als ik Lioe vanavond voor zessen niet terugbel gaat de zaak niet door; dan zal ik zonder kapitaal komen te zitten en zal de All-Asia failliet gaan en, wat nog belangrijker is, het voortbestaan van de keiretsoe zal aan een zijden draadje hangen. 'Voor zes uur vanavond heb ik meer informatie nodig,' zei Nangi gespannen.

Tsjioe zuchtte diep.

Nacht. Rondom hen drupte het regenwater. De lucht was zwart. Een grijze veeg gaf de plek aan waar de maan zich bevond. Ze zaten in een warmwaterbad in de openlucht, naast een behuizing die onder aan een hoge klip was opgetrokken, Nicholas Linnear en Seitsji Sato. Het warme water had een weldadige uitwerking op hun spieren en hun gemoed. Ze wachtten in het kuuroord op de komst van Phoenix.

Het bad dat op de warmwaterbron was gebouwd had een diameter van twintig nieter. Ze waren op dat ogenblik de enige bezoekers. Sato voelde zich fantastisch, tot er plotseling onder water iets tegen zijn been duwde. Nieuwsgierig greep hij naar het zachte ding en trok eraan. Het was zwaar en liet zich als met tegenzin naar het oppervlak trekken.

Sato spande zijn spieren en deed een extra krachtsinspanning. Hij zuchtte van opluchting toen Nicholas hem hielp het ding dat hun rust had verstoord uit het water te trekken. Het volgende ogenblik haalde Nicholas met een snuivend geluid zijn longen vol lucht.

Het onbekende voorwerp verscheen aan het oppervlak.

'Boeddha,' fluisterde Sato. Zijn handen beefden zo erg dat de druppels in het rond vlogen. De tatoeage van een tijger, door een kunstzinnige hand op zijn rug aangebracht, rimpelde toen hij overeind kwam. 'O, Phoenix, wat hebben ze met je gedaan,' zei Sato zacht.

De ogen, nietsziend in hun dode staar, keken hem als gefixeerd aan, glimmend in het maanlicht. De dode had zijn tanden op elkaar geklemd. Het was duidelijk dat pijn en vastbeslotenheid aan zijn dood voorafgegaan waren.

Akiko dacht aan de belofte die ze Saigö ooit gedaan had. Dat wil zeggen, Saigö's kami.

Ze rolde op defoeton op haar zij en streek met een arm over haar ogen. Gin'. De betekenis van dit woord bond haar met stalen kluisters. Niet voor het eerst wenste ze dat ze niet als Japanse ter wereld was gekomen. Wat zou ze zich als Engelse of Amerikaanse vrij voelen. Want Akiko besefte dat, als ze geen gin' zou voelen, ze er evenmin door gebonden zou zijn. Maar ze was Japanse. Samoe- rai-bloed vloeide door haar aderen. O, niet het bloed van de vermaarde Ofoeda. Ze had die naam gewoon uit een heleboel andere gekozen om dezelfde redenen waarom Justine zich ooit Tobin had laten noemen in plaats van Tomkin; ze wilde haar verleden voor de buitenwereld afschermen.

Was er ooit een tijd geweest dat ze zich Akiko Sjimada had gevoeld? Ze wist niet eens hoe de achternaam van haar moeder luidde. In het bordeel werden alleen voornamen gebruikt en dat waren vaak verzonnen namen... Ikan! Was haar moeder als zodanig geboren?

Ze spreidde haar dijbenen en hief haar hoofd iets op. Starend keek ze naar de tatoeages rond haar vagina. Aan de binnenkant van elk dijbeen richtte een vuurspuwende draak zich op, veelkleurig afgebeeld, toonbeelden van vakmanschap. Bij die aanblik wist ze dat ze nooit vrede zou kennen. Want Kioki had niet alleen haar geest, maar ook haar lichaam van littekens voorzien. Uitzicht op redding was er niet. Wat ze begonnen was moest tot en met de laatste daad worden voltooid.

Ze stond op en dwaalde door het verlaten huis. Nu al was de sfeer die er van de vertrekken uitging die van het graf. Dit was een huis van de doden; voor zonlicht was hier niet langer plaats. Ze begaf zich van vertrek naar vertrek, alsof ze elke ruimte in haar geheugen wilde prenten. Ze raakte voorwerpen aan en verplaatste ze. Zodoende vond ze ten slotte de bandrecorder waarmee Koten haar echtgenoot had afgeluisterd.

Nadat ze de tape teruggespoeld had en de afspeelknop had ingedrukt, hoorde ze alles wat Phoenix tegen Sato had gezegd. Regendruppels bespikkelden het wateroppervlak van de bron in de rotenboero, tikten op hun schouders en spatten op hun schedels. Geen van beiden waren ze zich van de regen bewust.

Sato sleepte het lijk van Phoenix naar de rand van het warmwaterbad en trok het voorzichtig op de kant.

'Amida!' Bedroefd schudde hij zijn hoofd.

'Kijk,' zei Nicholas, en wees. Een gat, zwart en onregelmatig van vorm, ontsierde het achterhoofd van de dode ninja. 'Dit is niet bepaald het werk van een samoerai. Dit heeft meer weg van een KG B-terechtstelling. Een kogel door de hersens, zo doen die lui het. Sato, waarschijnlijk schuilt er een verrader in je keiretsoe.'

'Onzin.'

'Sato! Denk eens na, mijn vriend. Wie waren er in huis toen het telefoontje doorkwam? Akiko -'

'Akiko, nee!'

'En Koten.'

'Koten?' Sato sperde zijn ogen wijd open. 'O, boeddha, nee.'

Maar na enkele seconden stilte begon hij langzaam te knikken. 'De laatste keren dat Phoenix telefonisch contact met me had was Koten in huis. Hij zal boeten voor zijn verraad!' Na deze woorden draaide hij zich om en rende weg in de richting van het huis op de rand van de klip.

'Sato-san,' riep Nicholas hem na. Maar het was zinloos. De wind rukte de woorden van zijn lippen. Bovendien was Sato niet in staat naar rede te luisteren. Tentsjiwas voor hem te belangrijk om zich de tijd te gunnen voorzichtig te werk te gaan. De volgende gedachte zette Nicholas tot een sprint aan. Koten, de meester-soemo, sensei van de dodelijke soemai, zou nog geen drie seconden nodig hebben om zich van Sato te ontdoen.

Gewaarschuwd door zijn onderbewustzijn dook hij tijdens zijn ren plotseling in elkaar. Iets zoefde over zijn hoofd en beet zich met een zachte plok vast in de stam van een boom. Een zespuntig dodelijk werptuig glom in het vage licht. Het was een sjoeriken, het gevreesde moordwapen van de ninja. Dat betekende dat Phoenix' moordenaar, de moehon-nin, zich nog steeds in de buurt bevond. Dan was er nog een mogelijkheid Tentsjiuii handen van de Russen te houden!

Nicholas ging op zijn instinct af toen hij op zoek ging naar zijn aanvaller. Hij wilde de ander zo dicht mogelijk naderen om zijn prooi niet in de gelegenheid te stellen opnieuw van een sjoeriken gebruik te maken.

Hij ging het verlaten kuuroord binnen en rende door de gangen, bukkend, zigzaggend, om plotseling zijn snelheid te vertragen en weer te versnellen. Op die manier verkleinde hij de kans dat de ander hem zou treffen. Tweemaal hoorde hij het fluitende geluid van een sjoeriken en besefte hij dat hij de ander naderde. Eén vraag hield hem ondertussen voortdurend bezig. Waar zat Sato?

In een kleedruimte overwoog hij enkele minuten uit te trekken om naar zijn kamer te gaan en de daar verborgen dai-katana op te halen. Die gedachte werd hem bijna fataal. Een behaarde hand ramde tegen zijn schouder en verlamde de plek waar de stoot doel getroffen had. Een reusachtige gedaante schoof op hem af. Nicholas' rechterhand flitste in een horizontale vlucht naar het achterhoofd van zijn aanvaller. Hij raakte nekspieren als kabeltouwen. Het geluid van de succesvol gelanceerde slag klonk hem als muziek in de oren en hij zette een dodelijke slagenreeks in. De geest van de ninja kwam over hem en daarmee ook het besef dat de ander zich voor hem terugtrok. Waarom?

Het volgende ogenblik wist hij het antwoord. Een kille hand van bezorgdheid sloot zich om zijn hart. Hij loosde de kiai, zijn aanvalsschreeuw, die de muren van de rotenboero deed galmen, en draaide zich om. Binnen enkele seconden werd hij door het duister in de gangen opgeslokt.

Sato had de vertrekken van de rotenboeroleeg aangetroffen. Waar was Koten? Waar was de moehon-ninl Woede brandde als een zon in zijn binnenste. Hij klemde zijn kiezen op elkaar. Het gevoel verraden te zijn gaf hem kracht en voedde hem met adrenaline. Toen hij binnenshuis niemand aantrof rende hij de regen en de nacht in. Er was niemand te bekennen, zelfs geen van de beheerders. Koten! wilde hij schreeuwen, ik ga je vermoorden, langzaam, zodat ik het leven uitje kan zien wegebben. Hij stormde de parkeerplaats op. Er stonden twee of drie auto's onder de straatlantaarns geparkeerd. Hij wreef het regenwater in een snelle beweging uit zijn ogen. Alle auto's waren leeg. Het volgende ogenblik bleef zijn blik rusten op de huurauto waarmee ze van het vliegveld hierheen waren gereden.

Koten!

Hij zat daar in koninklijke stilte, beschermd tegen de stortregen. Zonder erbij na te denken rende Sato op de auto af. Eenmaal gleed hij uit op het vochtige teerdek en verdraaide bijna zijn ruggegraat. De lucht werd een ogenblik uit hem weggeslagen. Vervolgens, met een diepe kreun, kwam hij op een knie overeind en legde hinkend de rest van de afstand af die hem van de druipende auto scheidde.

'Koten,' schreeuwde hij. Hij stak zijn hand uit en rukte het portier open. Er weerklonk een scherpe klik, net zo hard als een droge twijg die door een voet op de bosgrond in twee helften werd gespleten, en het volgende ogenblik barstte de nacht in een vuurbal van oranje en rode vlammen uiteen. De auto spatte als een klappende ballon alle kanten op en werd omgezet in vervormde en verbogen brokstukken metaal, plastic, kunststof en gefragmenteerd glas. De explosie vernielde ook de opblaaspop die de bestuurdersstoel bezet hield. Kort daarop steeg een vette, dichte rookpluim op naar de hemel. Jesse James zag eruit als een afgeschoten roofdier. De schaduwen om hem heen waren dicht en langgerekt. Rondom hem lagen glasscherven als gevallen sterren te glinsteren in regenboogkleuren in de kille verlichting van het winkelcentrum.

Drie geüniformeerde leden van het korps van de gemeentepolitie van Raleigh stonden eromheen en maakten aantekeningen terwijl de vierde man, half buiten een van de patrouillewagens, het radiocontact met de centrale onderhield. Nog twee patrouillewagens arriveerden met piepende banden ter plaatse. Politiemannen sprongen eruit te voorschijn en zetten een afscherming op die de nieuwsgierige toeschouwers op een afstand moest houden.

Harry Saunders, de man die contact met het hoofdbureau had opgenomen, maakte een eind aan het gesprek, wierp de microfoon op de zitting van de bestuurdersstoel en kwam overeind. Hij keek grimmig toen hij zich langzaam in de richting van zijn drie collega's begaf.

'Die aantekeningen kun je wel meteen verbranden,' zei hij tegen een van hen. 'Daar heb je niets aan.'

'Hoe bedoel jer

'Er komt iemand die het van ons overneemt. Volgens de hoofdinspecteur is dit geen zaak voor ons.'

De ander keek woedend naar hem op. 'Hoe bedoel je? Er is hier een vent vermoord. Wil jij zeggen dat dit geen zaak voor ons is?'

'Dat zeg ik niet, dat zegt de hoofdinspecteur.' Hij keek vluchtig over zijn schouder. 'Opgelet, jongens. We krijgen gezelschap.'

Ze draaiden allemaal hun hoofd om en zagen een gedaante in een regenjas langzaam dichterbij komen. Geen van allen waren ze bepaald blij met de komst van de nieuwkomer.

'Christus,' zei Spinelli, opeens happend naar lucht. 'Het is een vrouw.'

'Heren,' zei de vrouw, 'wie van u heeft hier de leiding?'

'Harry Saunders, m'vrouw. Tot uw dienst.'

'Hebben jullie iets aangeraakt?'

'Nee, m'vrouw.'

'Hij ligt erbij zoals jullie hem aantroffen? Precies zo?'

Saunders knikte en slikte vervolgens zijn opwellende woede weg. Hij constateerde dat hij een droge mond had. 'Mag ik u vragen voor welke, eh, dienst u werkt.'

'Stelt u die vraag maar aan uw hoofdinspecteur. Misschien is hij bereid uw nieuwsgierigheid te bevredigen. Als u nu zo goed zou willen zijn u een ogenblik terug te trekken.'

Toen ze aan het verzoek gehoor gegeven hadden, stelde Tanja Wladimowa de identiteit van het slachtoffer vast. Inderdaad, het was Jesse James. Het zag ernaar uit dat operatie ZWAARD VIS in de laatste fase niet was geslaagd. Ze vroeg zich af wat er mis was gegaan en vond vrijwel meteen het antwoord op die vraag. Het was dom geweest om Alix Logan te laten leven. Dom, en vanuit veiligheidsoogpunt slordig. Maar mannen waren zwak, dacht ze meteen daarop. Zelfs geharde lui zoals Cordon C. Minck. Per slot van rekening was Minck degene geweest die erop gestaan had dat ze in leven zou blijven, ondanks Tanja's heftige protesten. En dat besluit was niet om humanitaire redenen genomen. Ze wist maar al te goed dat Minck in de weekeinden meer dan eens naar Key West was gevlogen om enkele aangename uurtjes in haar gezelschap door te brengen. Net als Sheherazade had Alix Logan haar baas volledig ingepakt en ze had zodoende het ogenblik van haar executie telkens weer uit weten te stellen.

'Pajalsta zameretse no mijeste, gospadin Linnear. Blijft u alstublieft staan op de plek waar u zich bevindt, meneer Linnear.'

Het ronde gat van een geweerloop, onnatuurlijk groot en dreigend, kwam op hem af.

'Als u ook maar een enkele beweging maakt schiet ik u dood.'

Nicholas deed alsof hij de Russische taal niet machtig was en deed een stap in de richting van het pistool. Een schot reet de stilte uiteen en een brok asfalt vloog door de lucht, fragmenterend in splinters en kleinere stukjes die tegen zijn enkels en kuiten prikten.

'Ik weet datje me verstaat, gospadin Linnear. Het volgende schot zal je de kop kosten.'

Links van hem bevonden zich de verwrongen restanten van de huurauto die van binnenuit was opgeblazen. Dunne rookslierten kringelden omhoog, de regendruppels tegemoet.

Nicholas was ineengekrompen bij het horen van de explosie die Sato's lichaam en zijn hoop hadden vernield. Hij was met grote sprongen in de richting van de parkeerplaats gerend en had als verlamd naar de dovende vlammen gestaard. De lucht was doortrokken met de reuk van geschroeid mensenvlees en geblakerd metaal.

Meteen had hij zich teruggetrokken in het struikgewas dat de parkeerplaats van de rotenboero omringde. De Rus had hem onderschept. Nicholas vermoedde dat hij degene was die Phoenix had geëxecuteerd, nadat Koten de man onschadelijk had gemaakt. Hij was gewapend met een van de nieuwste Kalasjnikovs, de AKL-, een kort dubbelloops geweer dat kogels met minigranaatkoppen afschoot. Het geweer had zo'n geringe terugslag dat het met één hand afgeschoten kon worden. Nicholas kon er absoluut niets tegen beginnen. Dus stapte hij vanuit het struikgewas naar voren.

'Zo kennen we elkaar weer,' zei de nog steeds Russisch sprekende man. 'Nu hoefik tenminste niet te raden waar je je bevindt.'

'Met dat ding heb je aan een vermoeden voldoende,' zei Nicholas.

'Dat is zo.'

Nu kon Nicholas zijn gezicht zien. Zijn hoofd rustte boven op hoekige, brede schouders. Waarschijnlijk was het een beroepssoldaat, afgaand op zijn houding en tred. Hij droeg een lange regenjas, geen hoed, en zijn gezicht bevond zich binnen de lichtkring van een lantaarn. Hij had een haakneus en dikke borstelige wenkbrauwen die op latere leeftijd zouden vergrijzen en omkrullen. Het geheel werd gedomineerd door ver uiteenstaande bleekblauwe ogen. De Rus glimlachte dunnetjes en knikte formeel. 'Pjotr Alexandrowitsj Russilov.'

'Ik verwachtte Protorov.' Nicholas kon op dat ogenblik alleen iets met woorden doen en zette dat besef in daden om. Op slag verdween de vriendelijke uitdrukking van het gezicht van de Rus. 'Wat weet jij van Protorov?'

'Hoe wist jij dat ik Russisch sprak?' vroeg Nicholas op zijn beurt.

'Zullen we van informatie ruilen?'

De Rus spuwde en gebaarde met de AKL-. 'Je verkeert niet in een onderhandelingspositie. Ga in het midden van de lichtkring staan.'

Nicholas deed wat hem werd opgedragen. Hij werd zich ervan bewust dat er nog iemand dichterbij kwam en draaide zich om. Koten verscheen in de deuropening. Hij zag er gemuteerd uit. In het licht dat achter hem naar buiten viel leek zijn omvang toegenomen. Zijn spierbundels zagen er ongewoon gezwollen uit. Had Koten een bochel?

Toen hij vier stappen gedaan had zag Nicholas dat de soemoeen lichaam op zijn schouders droeg. 'De n in/a is bewusteloos,' zei hij met een schouderophalen. 'Linnear heeft hem in de kleedruimte uitgeschakeld.'

'Gevonden?' vroeg Russilov zonder op de woorden in te gaan.

'Ja.' Koten reikte de ander een metalen buisje van nauwelijks vijf centimeter lengte aan.

En daar gaat Tentsji, dacht Nicholas.

Kotens blik versomberde. 'Zal ik nu met hem afrekenen?' vroeg hij gretig.

'Blijf van hem vandaan,' zei Russilov scherp.

Koten keek hem woedend aan.

'Dat levert je gezichtsverlies op, Pjotr,' zei Nicholas opgewekt.

'Jullie zijn allebei veel te gevaarlijk. Ik neem geen enkel risico.'

'O.' Nicholas dacht koortsachtig na. Hoe was deze KG B-man zoveel over hem aan de weet gekomen ? 'Jullie hebben, denk ik, geen dossier over mij. Ik ben niet aan een veiligheidsdienst verbonden. Waar heb je de informatie over mijn persoon vandaan?'

'Geen veiligheidsman?' Russilov trok zijn wenkbrauwen op.

'Wat doe je hier dan?'

'Sato-san en ik zijn ... waren vrienden en zakenpartners.'

'En meer niet?' vroeg de Rus spottend.

'Als jij de komende week in leven wilt blijven,' zei Nicholas, 'doe je er beter aan me nu neer te schieten.'

'Dat ben ik ook van plan.'

'En dan zul je nooit te weten komen wat voor laatste wijzigingen er in r«if.yïzijn aangebracht. We -'

'We?' Voor het eerst tijdens de woordenwisseling leek de Rus niet zeker van zijn zaak.

'Waarom denk je dat er een fusie tussen Tomkin Industries en Sato Petrochemicals tot stand zal komen ? Niet vanwege de gezelligheid, neem dat maar van me aan, maar vanwege Tentsji.'

'Je liegt,' zei de Rus. 'Je weet er niets van.'

Natuurlijk niet, dacht Nicholas. Maar zeker weten doe je het niet. En als je me niet naar Protorov brengt maak je mogelijk een grove fout. En er is te weinig tijd om je blunders te kunnen permitteren.

'Dood hem,' grauwde Koten. 'Schiet hem neer of ik vermoord hem.'

'Houd je bek,' zei Russilov. Zijn blik liet Nicholas geen ogenblik los. Hij hield zijn hoofd een beetje schuin. 'Kom hier, kameraad Linnear. Je krijgt je zin.'

Protorov! dacht Nicholas.