BOEK EEN - SJIH

(Kracht, invloed, autoriteit, energie)

NEW YORK/TOKIO/HOKKAIDO

LENTE, HEDEN

-

Slaperig werd Justine Tomkin zich bewust van de inktzwarte schaduw die zich als het lemmet van een zwaard een weg door het zonlicht baande.

Haar mond ging wijd open en ze probeerde te schreeuwen toen ze het gezicht zag en Saigö herkende: de beelden van bloed en slachtingen, een dodelijke jacht, te angstaanjagend om over na te denken. De reuk van de dood was binnengedrongen in dit eens zo vredige vertrek in het huis van haar vader op Long Island dat zo vol jeugdherinneringen was: van een teddybeer die ëén oog miste en van een giraf van geruite stof

Haar luide kreet werd gesmoord door de dichte luchtverplaatsing van Saigö's passage, alsof hij al Gods elementen met een handgebaar kon beheersen. Zijn borstkas zwol op en stak naar voren in het licht dat via de grote glazen koepel in het plafond naar beneden stroomde. Een ondoorzichtige nevel steeg rond hem op alsof zijn contact met de aarde niet voor haar ogen bestemd was. Hij boog zich over de uitgestrekte gedaante en terwijl haar brein het uitschreeuwde - word wakker, word wakker] - begon hij haar langzaam met zijn magie te bewerken. De kille dreiging in zijn ogen, doods als stenen, verplaatste zich op de een of andere wijze op eigen kracht tot in haar hart.

Daar voelde ze de afschuw kronkelen als een handvol levende wonnen. Een goddeloze verbintenis, waartegen ze zich niet kon verzetten, kwam tot stand. Nu maakte ze deel van hem uit. Ze zou zijn bevelen als een dienares opvolgen, zijn gevallen katana opnemen en zijn vijand voor hem doden. Toen ze de zware katana van de vloer optilde voelde ze het koele heft ervan tegen haar gekromde vragers drukken. Ze hanteerde het wapen zoals Saigö voor zijn dood gedaan zou hebben.

En voor haar stond Nicholas, zijn kwetsbare rug naar haar toe. Ze hief de katana op. De schaduw ervan sneed al door het zonlicht en raakte zijn ruggegraat. Nicholas. mijn enige echte liefde. Een ziekelijke woede warrelde door haar geest en haar laatste gedachte, voor ze de dodelijke neerwaartse slag inzette, was niet de hare: Ninja, verrader, dit wordt je dood!...

Justine werd met een schok wakker. Ze transpireerde over haar hele lichaam. Haar hart bonkte verontrustend, zo hard als een smid die op zijn aambeeld slaat. Langzaam haalde ze een bevende hand door haar vochtige haar en duwde het terug, weg van haar ogen. Toen, na een enorme inhaal van lucht die halverwege in een ontregelde huivering overging, sloeg ze beide armen om haar lichaam en begon heen en weer te wiegen zoals ze als kind had gedaan als ze was geschrokken van de dromen die vanuit de inktzwarte duisternis van de nacht opwelden.

Blindelings stak ze een hand uit naar de lege plek naast haar in het grote tweepersoonsbed en opnieuw voelde ze zich angstig worden, maar niet als gevolg van de afschuwelijke nachtmerrie die ze gehad had. Dit was een nieuwe angst; ze draaide zich om, greep het kussen vast op de plek waar Nicholas zich onder normale omstandigheden zou hebben bevonden, hield het stevig tegen haar borst geklemd en kneep erin alsof deze daad hem terug naar haar armen en de veiligheid van Amerika zou kunnen brengen.

Want Nicholas bevond zich aan de andere kant van de Stille Zuidzee en Justine was er stellig van overtuigd: de angst die ze nu voelde gold hém. Wat gebeurde er in Japan? Wat deed hij op dit ogenblik en welke gevaren bedreigden hem?

Het volgende ogenblik greep ze met een schreeuw, die in de stilte van het vertrek bleef hangen, naar de telefoon.

'Dames en heren, we beginnen aan de afdaling naar de luchthaven Narita. Wilt u alstublieft controleren of uw rugleuning zich in verticale stand bevindt en uw klaptafeltje is vergrendeld. Alle handbagage moet onder de stoel voor u worden geplaatst. Welkom in Tokio, Japan.'

Terwijl de onzichtbare begeleidster in het Japans haar korte toespraak herhaalde opende Nicholas Linnear zijn ogen. Hij had van Justine gedroomd en aan gisteren gedacht toen ze, zoals ze zo vaak deden, de stad waren uitgereden om het zeer drukke leven dat ze in de stalen en glazen ravijnen van Manhattan leidden te ontvluchten. Voor hun huis in West Bay Bridge hadden ze hun schoenen en kousen uitgetrokken en ondanks het feit dat het nog vroeg in het voorjaar was hadden ze blootsvoets over het witte zand gewandeld. Hij was haar nagerend naar de zee, waar de hemelsblauwe golven haar voeten en enkels in spattend schuim hadden gehuld. Hij had haar ingehaald en terwijl haar lange donkere haar in haar gezicht woei had hij zijn gespierde bruine arm om haar heen geslagen en haar naar zich toe getrokken. Haar door de zon en haar gevoelens verhitte huid voelde vloeibaar aan.

Een fluistering in de zoute bries: 'O, Nick, ik geloof niet dat ik ooit eerder zo gelukkig ben geweest, nog nooit. Dank zij jou voel ik geen droefheid meer.'

Ze bracht het besef onder woorden dat hij haar had gered van de vele demonen die het leven in zijn gebalde vuist hield, en waarvan haar eigen masochistische ik zeker niet de minste was. Ze vlijde haar hoofd tegen zijn schouder en kuste de zijkant van zijn nek. 'Ik wou dat je niet weg hoefde. Ik wou dat we hier altijd samen in de branding zouden kunnen blijven.'

'We zouden blauw van de kou worden.' Hij lachte. Hij wilde zich niet overgeven aan haar onverwachte melancholieke stemming. Hij ervoer zijn liefde voor haar als een zacht kabbelende rivier bij nacht, aan het zicht onttrokken, maar niettemin aanwezig. 'Hoe dan ook, denk je niet dat het beter is dat we het allebei zo druk hebben voor we trouwen? Geen van beiden hebben we tijd over om ons te bedenken en ervan af te zien.' Hij maakte opnieuw een grapje maar ze hief haar hoofd op en hij keek in haar buitengewoon mooie ogen, bijzonder intelligent en toch bezield door de vreemdsoortige naïviteit die hem zo ontzettend had aangetrokken toen hij haar voor het eerst onmoette. Hij werd er nog steeds door aangetrokken. Hij keek naar de verschillende bloedrode vlekjes die - als een verwijzing naar haar karakter - in het midden van haar linkeriris zweefden. Haar ogen waren hazelnootbruin - die dag eerder groen dan bruin - en hij constateerde dat hij zich dankbaar voelde dat de aangrijpende gebeurtenissen van het afgelopen jaar haar wezen niet hadden aangetast. Want via die ogen kon hij nog steeds in haar hart kijken.

'Droom je er ooit van ?' vroeg hij. 'Droom je ooit datje terug bent in dat huis, met de dai-katana in je handen en met Saigö in je gedachten?'

'Jij maakte zijn daden, de vreemde hypnose die hij aanbracht, ongedaan,' zei ze. 'Dat heb je me verteld.'

Hij knikte. 'Inderdaad.'

'Nou dan.' Ze pakte zijn hand vast en leidde hem weg van de krullende golftoppen en het hoogwaterbaken, dat was bezaaid met de donkere resten van zeewier en stukjes verkoold hout. Ze wendde haar gezicht in de richting van de zon. 'Ik ben blij dat de winter voorbij is. Ik voel me hier gelukkig nu alles weer tot leven komt.'

'Justine,' zei hij ernstig. 'Ik wilde alleen weten of er zich - ' Hij brak de zin af en zocht naar een Engels equivalent voor de Japanse gedachte. '-restverschijnselen van het incident hebben voorgedaan. Per slot van rekening programmeerde Saigo jou om mij met mijn eigen zwaard te vermoorden. Je hebt het er nooit over.'

'Waarom zou ik?' Het licht in haar ogen verduisterde en dat verhulde al hun tere kleuren. 'Er valt niets over te zeggen.'

Een poosje bleef het stil en ze werden in beslag genomen door het ritmische zuigen en trekken van de zee, tot ze parallel aan de vloedlijn opnieuw in beweging kwamen. Vlak bij de horizon bewoog een treiler over een zeeboezem van doordringend blauw. Ze keek die kant op alsof de uitgestrekte zee haar toekomst in zich droeg. 'Ik heb altijd geweten dat het leven niet veilig is. Maar tot het ogenblik waarop ik jou ontmoette had ik geen enkele reden om me daar, op wat voor manier ook, iets van aan te trekken. Het is geen geheim dat ik eens net zo zelfdestructief als mijn zuster was.' Haar blik maakte zich los van de schittering van de horizon. Ze keek starend neer op haar gelakte nagels. 'God, ik wou dat het nooit gebeurd was. Maar, het gebeurde wel. Hij kreeg greep op me. Het was net als toen ik als kind waterpokken kreeg. Het was zo erg dat ik er bijna aan onderdoor ging. Het liet littekens achter, maar ik overleefde het. Ik zal ook nu overleven.' Haar hoofd kwam omhoog. 'Ik móet overleven, weetje, want nu moet ik aan ons denken.'

Nicholas had haar strak aangekeken. Hield ze iets voor hem verborgen? Hij kon het niet zeggen, en hij wist niet waarom hij er zich zorgen over zou moeten maken.

Plotseling lachte ze en haar gezicht veranderde in dat van een schoolmeisje, onschuldig en zorgeloos. De sproeten op haar romige huid glommen in het zonlicht. Ze had een zuivere lach, niet aangetast door sarcasme of cynisme. In tegenstelling tot bij sommige mensen viel er geen gevaarlijke ondertoon in haar lach te bespeuren.

'Morgen zal ik je naast me moeten missen,' zei ze, 'dus laten we er vandaag het beste van maken.' Ze kuste hem teder. 'Klinkt dat oosters genoeg?'

Hij lachte. 'Ik geloof van welja.'

Haar lange kunstenaarsvingers gleden langs zijn kaaklijn en ze bleven ten slotte rusten op het zachte vlees van zijn lippen. 'Jij bent me dierbaarder dan ik me ooit van iemand heb kunnen voorstellen.'

'Justine -'

'Al zou je naar het eind van de wereld reizen, ik zou je weten te vinden. Dit klinkt niet als een van werkelijkheidszin getuigende uitspraak, eerder als die van een tiener, maar ik meen het.'

Tot zijn verbazing zag hij dat het haar ernst was en in haar ogen ontwaarde hij op dat ogenblik iets dat hij daar nog nooit gezien had. Hij herkende de vastbeslotenheid van de vrouwen van samoerai, de vastbeslotenheid die hij jaren geleden in zijn moeder en in zijn tante bespeurd had. Het was een vreemde combinatie van onstuimigheid en loyaliteit die hij nooit verwacht had in een niet-oosterse geest te zullen aantreffen. Zijn trots op haar verwarmde hem. Hij glimlachte. 'Ik blijf slechts korte tijd weg. Hopelijk niet langer dan een maand. Ik zal ervoor zorgen datje niet achter me aan hoeft te komen.'

Haar gezichtsuitdrukking was ernstig geworden. 'Het is geen grapje, Nick. Wat mij betreft ligt Japan aan het eind van de wereld. Dat land staat in mijn idee buiten de moderne beschaving. Overal in Europa zou ik me min of meer een vreemdeling voelen, maar toch zou ik het gevoel hebben er enigszins bij te horen. Japan is zo ondoorzichtig als steen. Het beangstigt me.'

'Ik ben half oosterling,' zei hij luchtig. 'Ben je bang voor mij?'

'Ja, vroeger wel, soms. Maar tegenwoordig niet meer.' Haar armen gleden om hem heen. 'O, Nick, er zou geen vuiltje aan de lucht zijn als je niet weg hoefde.'

Hij hield haar stevig vast, zonder iets te zeggen. Hij wilde zeggen dat hij haar nooit in de steek zou laten, maar dat zou een leugen zijn want binnen vierentwintig uur zou hij daadwerkelijk het tegenovergestelde doen door aan boord van het vliegtuig naar Tokio te stappen. Bovendien hadden zijn oosterse trekjes en zijn opvoeding hem tot een tamelijk introverte persoonlijkheid gemaakt. Nicholas vermoedde dat zijn vader, een kolonel, hoewel deze een volbloed westerling was, net als hij was geweest. Zowel vader als zoon had zijn geheimen gehad, zelfs voor de vrouwen die zij het meest beminden.

Nu haalde hij diep adem, werd zich bewust van het verschil in luchtdruk en van de ozon in de lucht, die iel en droog in zijn neusgaten kleefde.

De -SP zwenkte in een trage bocht naar links, joeg achter de uitgesmeerde wolkenlaag aan en daalde. Lichtgroene velden, verdeeld in keurige rechthoekige gelederen, verschenen in het zicht. Toen dook in de verte de met sneeuw bedekte top van de Foejijama op, majestueus en onveranderlijk. Hij was weer thuis. Het volgende ogenblik bevonden ze zich in de dikke laag smog die als een rookwaas boven een feestje in steeds breder wordende cirkels opsteeg vanuit de dicht geïndustrialiseerde, krioelende metropool.

'Christus,' zei de hoekige gespierde man die naast hem zat en zijn hals uitstrekte om beter naar buiten te kunnen kijken. 'Ik had verdomme mijn gasmasker mee moeten nemen.' Met een mollige Vinger wees hij naar hetgeen zich achter het raampje van perspex bevond. 'De luchtverontreiniging is hier erger dan in de San Fernando Vallei.'

Hij had een doorgroefd, agressief gezicht en de ogen, vond Nicholas, van een door de wol geverfde Romeinse generaal, tegelijkertijd listig en vermoeid. Beide waren het gevolg van moeizaam vergaarde ervaring, van het strijden op twee fronten, met voor hem de barbaren en achter hem het politieke gekonkel. Het haar van de man was kortgeknipt en metaalgrijs van kleur. Hij was gekleed in een met de hand gemaakt lichtgewicht zakenkostuum van ouderwetse snit. Het was een man die in de loop der jaren aan een zekere mate van luxe gewend was geraakt, maar de knik in zijn neus en de getuite dikke lippen wezen erop dat dit niet altijd zo geweest was. Raphael Tomkin, de miljonair en industrieel voor wie Nicholas nu werkte, was niet te midden van rijkdom geboren. Hij was de man voor wie Saigö zich zoveel moeite had getroost om hem te kunnen vermoorden. En hoewel Nicholas hem, door Saigö te verslaan, had verdedigd was dit dezelfde man die, daarvan was Nicholas overtuigd, opdracht had gegeven om Nicholas' beste vriend, rechercheur eerste klasse Lew Croaker, te laten vermoorden. Nicholas keek naar het profiel van Tomkins krachtige gezicht zonder dat te laten merken. Amerikaanse geestkracht, had Nicholas ontdekt, ging vaak slechts huiddiep en het viel hem niet moeilijk om via een inkeping tot de zachte laag eronder door te dringen. Maar Tomkin was niet typerend voor zijn collega's in de raad van bestuur. Zijn wa was bijzonder sterk, een bewijs van zijn innerlijke vastbeslotenheid en steenharde massiviteit. Dit interesseerde Nicholas bijzonder omdat hij zichzelf en de kami van zijn dode vriend plechtig beloofd had zich toegang te verschaffen tot het innerlijk van deze man om, zodra hij zich alle kennis had eigengemaakt, daar het zaad te strooien dat langzaam aan zijn ondergang zou bewerkstelligen.

Hij herinnerde zich hoe hij had gereageerd toen hij ontdekte dat Tomkin schuldig was aan het auto-ongeluk vlak bij Key West, waarbij Croaker ogenschijnlijk zonder boze opzet om het leven was gekomen. Croaker was in zijn vrije tijd op pad gegaan en alleen Nicholas wist dat hij in Key West het enige bruikbare spoor in de zaak van de moord op Angela Didion volgde. Ze was fotomodel en was ooit Raphael Tomkins maïtresse geweest.

Om de vijand te leren kennen moet u hem eerst tot vriend maken. Als die vriendschap gesloten is zal hij zijn verdediging laten vallen. Daarna kunt u de geschiktste methode kiezen om u van hem te ontdoen. Het was een moderne versie van de welbekende tactiek van lejasoe Tokoegawa, de grootste van alle Japanse sjoguns, wiens familie meer dan duizend jaar die traditie hooghield, maar die verzwakking ervan onder druk van de westerse invloed niet had kunnen voorkomen.

Ondanks Justines heftige bezwaren had Nicholas' belofte tot wraakneming er een jaar geleden toe geleid dat hij Tomkins aanbod om bij hem in dienst te komen had aangenomen. En vanaf de eerste dag van zijn indiensttreding hadden ze al hun energie op dit ogenblik gericht. Tomkin had het samenwerkingsverband van een van zijn bedrijven met Sato Petrochemicals' kobun rustig voorbereid. Een zakendeal met de Japanners sluiten was al moeilijk genoeg, maar de aanloop tot dit ingewikkelde samenwerkingsverband beloofde een ware uitputtingsslag te worden. Tomkin had erkend dat hij dringend hulp nodig had. En wie was er beter geschikt dan Nicholas Linnear, half oosterling, geboren en getogen in Japan, om die hulp te verlenen. De wielen van het landingsgestel bonkten op het beton en een ogenblik later gleden ze over de landingsbaan. Ze voelden de luchtweerstand abrupt toenemen toen de piloot de stuwdruk van de vier krachtige jetmotoren in tegengestelde richting liet werken. Terwijl ze zich losgespten en hun jassen uit het bagagerek boven hun hoofd pakten sloeg Nicholas Tomkin gade. Sinds hij zijn plechtige belofte gedaan had was er iets met hem gebeurd. Naarmate hij Raphael Tomkin beter had leren kennen, naarmate hij zijn vertrouwen en als gevolg daarvan zijn vriendschap had gewonnen - een geschenk dat de industrieel niet vaak weggaf-was Nicholas de man gaan zien zoals hij werkelijk was. En het was duidelijk geworden dat hij niet de boeman was voor wie zijn dochters, Justine en Gelda, hem met stellige zekerheid hielden. Aanvankelijk had hij geprobeerd om Justine de andere kant van de medaille die Tomkin heette te tonen maar deze gesprekken eindigden onveranderlijk in bittere ruzies en ten slotte had hij een punt gezet achter zijn pogingen haar duidelijk te maken dat haar vader van haar hield. Tussen hen waren te veel nare dingen voorgevallen, te veel om haar ooit nog van gedachten te doen veranderen. Ze beschouwde hem als een monster.

En in zeker opzicht had ze beslist gelijk, dacht Nicholas toen ze van het vliegtuig vandaan liepen. Toch viel het hem steeds moeilijker te geloven dat Tomkin tot moord in staat was, hoewel hij moest toegeven dat een man in zijn positie niet op die plek belandde door zijn vijanden de andere wang toe te keren, óf door diegenen die hij moest passeren met een boog te omzeilen. Gebroken carrières, faillissementen, ontwrichte huwelijken, dat was de puinhoop die een man als Raphael Tomkin in zijn kielzog achter moest laten. Hij was slim en zonder meer meedogenloos. Hij had dingen gedaan die Nicholas niet eens zou overwegen. En toch leek hij niet de man die opdracht zou geven iemand in koelen bloede te laten vermoorden, die een leven met olympische minachting zou wegvagen. Zijn oprechte liefde voor zijn dochters zou het nemen van een dergelijk psychotisch besluit voorkomen.

Toch had al het bewijsmateriaal dat Croaker verzameld had rechtstreeks in de richting van Raphael Tomkin gewezen en uit die bewijzen bleek ook dat Tomkin zijn lijfwacht had opgedragen Angela Didion uit de weg te ruimen. Waarom? Wat had hem ertoe aangezet zijn toevlucht tot een dergelijke wanhoopsdaad te nemen ?

Nicholas was er nog steeds niet achter, maar hij was vastbesloten erachter te komen voor hij zich zou wreken op deze machtige man. Om te beginnen had hij zichzelf tot taak gesteld zijn vijand te leren kennen; hij wilde alle hoekjes en gaatjes van Raphael Tomkins geest doorsnuffelen, net zolang tot hij alles van hem af wist. Want alleen door het waarom van de moord te begrijpen kon Nicholas rechtvaardiging vinden voor hetgeen hem uiteindelijk te doen stond.

Als hij er niet in zou slagen Tomkin te begrijpen, als hij overhaast het bloedige pad der wrake zou betreden, zou hij geen haar beter zijn dan Saigö. Hij was daar eenvoudigweg niet toe in staat en zijn neef, Saigö, was van die karaktertrek van Nicholas op de hoogte geweest en had er gebruik van gemaakt; dat had tot de dood van enkele van Nicholas' vrienden geleid, want de waanzinnige Saigö had geen enkele bedenking ten opzichte van het plegen van een moord gehad. Via Kan-akoe na ninjoetsoe had hij geleerd hoe hij levens kon vernietigen. Later had hij deze bekwaamheden via de leer van de Koboedera verfijnd. Al doende was hij halverwege zijn moordactie echter overmand door krachten die hij door zijn daden had opgeroepen. Saigö had slechts de macht bezeten om de machten op te roepen en zich erdoor te laten sterken, maar dit had hem zijn geestkracht gekost en uiteindelijk was hij onder de druk van het kwade bezweken.

Nicholas schudde zijn hoofd en zette de herinnering aan het verleden van zich af. Saigö was al langer dan een jaar dood. Maar nu was hij terug in Japan en het verleden bekroop hem als een leger kami, die allemaal tegelijkertijd in zijn oor kwetterden en om aandacht vroegen. In gedachten trok een reeks gezichten aan hem voorbij: Tsjeong, de kolonel en Itami, zijn tante, van wie hij wist dat een bezoek aan haar onvermijdelijk zou zijn. En Joekio, droevige, ten dode gedoemde Joekio. De beeldschone Joekio die zijn geest had verlamd toen hij voor het eerst op een feestje oog in oog met haar stond. Het eerste contact had een belofte van seksuele voortzetting van de kennismaking ingehouden. Haar warme stevige dijbeen had zich tijdens het dansen tussen zijn benen gewrongen en ze hadden elkaar diep in de ogen gekeken, onwetend van de woedende blikken die Saigö hen indertijd van enige afstand toewierp. Hoewel ze door Saigö's handen gestorven was werd hij nog steeds door haar kami geplaagd. En hoewel hij met heel zijn hart van Justine hield, kon hij Joekio nooit helemaal uit zijn gedachten bannen.

Nu stond hij voor het eerst sinds meer dan tien jaar weer met beide benen op de grond van zijn geboorteland. Het leek eeuwen geleden.

'Goedemiddag, heren.' Een jonge Japanse vrouw stond voor hen en boog diep. 'Sato Petrochemicals heet u welkom in Japan.' Vlak achter haar stond een Japanse man in een donker colbert, met een donkere zonnebril op zijn neus. Hij stak zijn hand uit en kreeg de bewijsjes aangereikt waarmee hij hun bagage kon ophalen.

'Junior zorgt voor uw bagage.' Haar glimlach was vriendelijk.

'Wilt u mij maar volgen, alstublieft.'

Nicholas was danig verrast door een vrouw te worden verwelkomd. Hij zei het niet tegen Tomkin, maar het voorspelde niet veel goeds voor de komende onderhandelingen. Hoewel de vrouw bijzonder charmant was, zou iedere Japanse man het als een belediging hebben opgevat als hij door een vrouw werd verwelkomd. Hoe belangrijker de gasten, des te hoger was de functie van de man die tot taak had ze te begroeten.

Tomkin hapte naar lucht toen de vrouw hen eindelijk via een zijingang naar buiten leidde en naar een wachtende limousine voorging. Ze hield het portier voor hen open. 'Ik ben mevrouw Josjida, de secretaresse van meneer Sato,' zei ze. 'Vergeef me dat ik me nu pas voorstel, maar het leek me verstandiger ons zo snel mogelijk van al die drukte te verwijderen.'

Nicholas moest inwendig glimlachen om de semi-formele toon die ze aansloeg. Beleefd stond hij haar in vloeiend Japans te woord en bedankte haar.

Als ze al verrast was door zijn kennis van het Japans, dan liet ze daar niets van blijken. Haar ogen waren net glazen knikkers in haar gave ovale gezicht.

'Wilt u niet instappen?' vroeg ze onverstoord.

'Jezus, even uitpuffen zal me goeddoen,' gromde Tomkin toen hij zijn hoofd boog en in half gebukte houding op de achterbank gleed.

'Ik loop mijn benen uit mijn gat.'

Nicholas lachte hartelijk om mevrouw Josjida niet al te zeer in verlegenheid te brengen. Beleefd lachte ze met hem mee. Vervolgens zei ze: 'Ongetwijfeld bent u maar wat blij weer op Japanse bodem te staan, Linnear-san.'

Op tactvolle wijze maakte ze hem met deze woorden duidelijk dat ze van zijn achtergrond op de hoogte was, zonder dat rechtstreeks te laten blijken.

Hij glimlachte vriendelijk. 'De jaren zijn snel verstreken. Nu ik terug ben heb ik het idee slechts enkele seconden weg te zijn geweest.'

Mevrouw Josjida wendde haar fraaie gezicht af en keek naar de plek waar Junior met hun koffers in de ingang van de hal verscheen.

'U krijgt van ons een auto tot uw beschikking,' zei ze zonder hem aan te kijken. 'Dit voor het geval u wierook op het graf van uw ouders wilt branden.'

Nicholas moest zich beheersen om niet van zijn verrassing blijk te geven. Ze liet hem op niet te miskennen wijze weten in hoeverre ze zijn achtergronden had uitgediept.

'Mocht u de graven willen bezoeken,' vervolgde ze, 'dan zal ik u met plezier vergezellen, maar beschouwt u dit niet als opdringerigheid van mijn kant. Mocht u liever alleen gaan, dan is dat uiteraard uw goed recht.' Ze zuchtte. 'Aan de andere kant, het is voor mij geen enkele moeite met u mee te gaan. Mijn man en kind werden op dezelfde begraafplaats begraven.'

Ze keken elkaar recht in de ogen maar hij kon niet bepalen of ze een leugentje produceerde om hem op zijn gemak te stellen, of dat ze de waarheid sprak. Hoe dan ook, hij besloot haar aan haar aanbod te houden zodra een onderbreking van de onderhandelingen een bezoek aan de begraafplaats toestond. Toen Junior het hectische verkeer binnenreed boog Tomkin zich naar voren en keek naar de conglomeratie van staal, glas en beton om hen heen. 'Jezus,' zei hij, 'het lijkt New York wel. Wanneer houden ze hier in vredesnaam eens op met bouwen? Heb ik daarvoor achttienduizend kilometer afgelegd, om het gevoel te hebben dat ik nog geen centimeter van huis vandaan ben ?' Glimlachend en zwaarlijvig liet hij zich tegen de rugzitting vallen. 'Maar één ding is zeker. Wij zijn hier de langste mensen. Zag je wat een bekijks we van die spleetogen op het vliegveld hadden?'

Nicholas knikte zijn werkgever toe en wendde zich tot mevrouw Josjida, die voorin de passagiersstoel bezet hield. Gaijin zijn vaak grof zonder dat van vooropgezette bedoelingen sprake is, laat staan kwaadwillige.' Hij besloot met een licht schouderophalen: 'Wat kun je anders van slecht opgevoede kinderen verwachten.'

Mevrouw Josjida hield een hand voor haar mond, maar meer dan een vage glimlach permitteerde ze zich niet.

'Waar zitten jullie in vredesnaam over te kletsen ?' vroeg Tomkin, die zich buitengesloten voelde.

'Ik heb haar meegedeeld dat buitenlanders zich niet alleen vanwege hun lengte van de plaatselijke bevolking onderscheiden,' loog Nicholas.

Maar hij raakte met zijn woorden de juiste snaar. 'Ja, jij vertelt het ze recht voor hun raap. Heel goed, Nicky.'

Een uur later begaven ze zich met een snellift naar de bovenste etage van het driehoekige Sjinjoekoe Suirioe-gebouw. Ver beneden hen strekte Tokio zich als een veelkleurig juweel naar alle kanten uit. Ze bevonden zich nu op een hoogte van honderdtachtig meter. Nicholas keek met verbazing naar de nieuwe wolkenkrabbers die tijdens zijn afwezigheid waren opgetrokken. Als de lange vingernagels van een mandarijn staken ze omhoog naar het blauwe hemelgewelf.

Mevrouw Josjida ging hen voor naar de ingewanden van het hoofdkantoor van Sato. In een gang waar de verlichting indirect was, keek Nicholas zijn ogen uit naar de originelen van Japanse meesters uit de Edo-periode, de oekijo-prenten van Hirosjige, de meester van de regen, Hokoesai, de meester van het platteland en Koenijosji, de meester van de Japanse mythe. Onder hun voeten bevond zich zachte duifgrijze vloerbedekking die als demper functioneerde voor de activiteiten die rondom hen gaande waren. Vanuit deuropeningen drongen de geluiden van ratelende telexen en schrijfmachines tot hen door. Een printer leverde ratelend een tekst af.

Mevrouw Josjida ging hen voor naar een dubbele deur. In plaats van deurknoppen hadden de deuren patrijspoortachtige gaten die als handvaten dienden.

'De heer Sato vermoedde dat de reis u de nodige energie zou kosten. Daarom is Junior alvast met uw bagage naar het Okoera gereden.'

'Mooi,' zei Tomkin, 'dan wil ik nu meteen Sato spreken. Ik begrijp overigens niet waarom we niet door hem persoonlijk werden begroet.'

'Meneer Tomkin,' zei ze vriendelijk, 'het is mijn taak ervoor te zorgen dat u zich ontspannen voelt als u met meneer Sato kennismaakt. Wilt u dus -'

'Ik kan heel goed voor mijn eigen geestelijk welzijn zorgen,'

brieste Tomkin. 'En nu haal je als de bliksem Sato of -'

Nicholas stapte haastig naar voren en stelde zich tussen hen op. Onder de zorgvuldig aangebrachte make-up zag mevrouw Josjida bijzonder grauw. Haar handen trilden.

'Nick, wat krijgen we nu?'

Nicholas negeerde de vraag en duwde Tomkin een halve meter naar achteren. Tegelijkertijd produceerde hij een glimlach die de ander zowel gerust moest stellen als van zijn goede bedoelingen moest overtuigen. 'Mijn verontschuldigingen voor het gedrag van deze gaijin,' zei hij in het Japans over zijn schouder. 'Hij heeft een lange, vermoeiende reis achter de rug.'

Mevrouw Josjida schonk Tomkin een bezorgde blik voor ze met een beleefde buiging de verontschuldigingen accepteerde en zodoende Nicholas voor zijn tussenkomst bedankte. 'Sato-san zal u dadelijk ontvangen,' zei ze. 'Hij wenst echter dat u zich zo snel mogelijk ontspannen voelt en dat het u aan niets ontbreekt.'

'Het is bijzonder attent van Sato-san dat hij zich om ons welzijn bekommert,' zei Nicholas. 'Wat de gaijin betreft, laat hem maar aan mij over.'

Mevrouw Josjida boog opnieuw, ditmaal met een opgeluchte uitdrukking op haar gezicht. Deze keer'deed ze geen enkele moeite haar gevoelens te verbergen. 'Ik dank u, Linnear-san, ik weet niet hoe Sato zou hebben gereageerd als hij concludeerde dat ik me niet van mijn taak heb gekweten.' Plotseling gehaast deed ze een stap naar voren, wurmde zich langs de mannen heen en verdween in de gang.

Nicholas ontspande zich en stapte weg van Tomkin. Diens gezicht was rood aangelopen. Hij stak een dikke worstvinger omhoog. 'Je bent me een verklaring verschuldigd, Nick, en een goeie ook. Zo niet -'

'Houd je bek.'

Nicholas hield zijn stem gedempt, maar de dreigende ondertoon ontging Tomkin niet. Zijn mond klapte dicht.

'Je hebt al voldoende schade aangericht,' zei Nicholas die, net als mevrouw Josjida even tevoren, zich moest inspannen om zijn ware gevoelens voor zich te houden.

'Schande? Wat zullen we nu -'

'Jouw gedrag tegen die vrouw kwam ons op aanzienlijk gezichtsverlies te staan. We mogen van geluk spreken als ze niet rechtstreeks naar Sato stapt om verslag te doen van jouw onbeschoftheid.' Dat laatste was een leugen. Mevrouw Josjida was er zó op gespitst haar gasten in geen geval te beledigen dat ze er niet over zou piekeren iets dergelijks te doen. Maar dat kon Tomkin niet weten en het kon geen kwaad te proberen hem enigszins pas op de plaats te laten maken. Nicholas duwde Tomkin het vertrek achter de deuren met de patrijspoortachtige handvatten binnen. Het was een badruimte, compleet met wastafels, toiletten, spiegels, douches en vier ligbaden. Hij begaf zich naar een van de smalle kleedkasten en opende de deur. In de kast hing een badstof kamerjas. Op een plank lagen een toilettas, een handdoek, zeep, een borstel en een kam. Tomkin zweeg toen hij zich begon uit te kleden. Nog steeds woedend stond hij in het midden van het vertrek en wachtte tot

'Nicky,' begon Tomkin met halfgesloten ogen. 'Ben jij van plan met mijn dochter te trouwen?'

Nicholas voelde zich slaperig, maar de wanhopige ondertoon in de stem van de oudere man was hem niet ontgaan. 'Ja,' zei hij meteen. 'Natuurlijk. Zodra we terug zijn in de States.'

'Heb je het er al met Justine over gehad?'

Hij glimlachte. 'Je bedoelt of ik haar een aanzoek heb gedaan?

Ja.' Hij hoorde Tomkin zijn longen vol lucht zuigen en opende zijn ogen. Hij keek de andere man aan. 'Hebben we jouw zegen?'

Tomkins gezicht versomberde en hij produceerde een rauw geblaf dat Nicholas als een bezorgde lach herkende. 'O ja, van mijn kant niets dan goeds. Maar zeg het niet tegen Justine, want mogelijk wil ze je niet meer als ze hoort dat jullie huwelijk mijn zegen heeft.'

'Ik denk dat die tijd voorbij is.'

'O, maar daarin vergis je je. Tussen mij en mijn dochters zal het nooit meer worden zoals het was. Van hun kant zijn er nog te veel verwijten, te veel bitterheid over de manier waarop zij denken dat ik me met hun leven bemoeide. Misschien vergissen ze zich, misschien niet. Ik ben tegenwoordig wat dit onderwerp betreft niet eens zeker van mezelf.'

Twintig minuten later betraden ze een ruim vertrek, schaars verlicht en zwanger van de lucht van berkehout en menthol. In het midden van het vertrek stonden vier met glanzend leer beklede massagetafels. Op twee van de tafels bevonden zich donkere gedaanten die, nadat hun pupillen aan de geringe lichtsterkte waren gewend, zich ontpopten als mannengedaanten. Naast elke tafel stond een jonge vrouw.

'Heren.' Van de tafel rechts van hen kwam een gedaante overeind. Hij maakte een lichte buiging. 'Ik hoop dat u zich iets meer ontspannen voelt dan bij het betreden van dit gebouw.'

'Sato,' zei Tomkin. 'Je hebt wel -' Maar zodra hij de hand voelde waarmee Nicholas hem licht in zijn arm kneep, veranderde hij halverwege de zin van gedachten. 'Dat was een fantastische manier om ons welkom te heten. In het Okoera had ik me bepaald minder op mijn gemak gevoeld.'

'Och, hotelluxe kunnen wij niet bieden.' Maar Seitsji Sato nam met een knikje van zijn hoofd het compliment in ontvangst. 'Linnear-san,' zei hij vervolgens. 'Het is een hele eer u eindelijk te ontmoeten. Ik heb veel over u gehoord. Hoe ervaart u het om weer thuis te zijn?'

'Amerika is nu mijn thuisland, Sato-san,' zei Nicholas omzichtig.

'Sinds mijn vertrek is er in Japan erg veel veranderd, maar ik heb er alle vertrouwen in dat alle goede dingen dezelfde zijn gebleven.'

'Nicky,' begon Tomkin met halfgesloten ogen. 'Ben jij van plan met mijn dochter te trouwen?'

Nicholas voelde zich slaperig, maar de wanhopige ondertoon in de stem van de oudere man was hem niet ontgaan. 'Ja,' zei hij meteen. 'Natuurlijk. Zodra we terug zijn in de States.'

'Heb je het er al met Justine over gehad?'

Hij glimlachte. 'Je bedoelt of ik haar een aanzoek heb gedaan?

Ja.' Hij hoorde Tomkin zijn longen vol lucht zuigen en opende zijn ogen. Hij keek de andere man aan. 'Hebben we jouw zegen?'

Tomkins gezicht versomberde en hij produceerde een rauw geblaf dat Nicholas als een bezorgde lach herkende. 'O ja, van mijn kant niets dan goeds. Maar zeg het niet tegen Justine, want mogelijk wil ze je niet meer als ze hoort dat jullie huwelijk mijn zegen heeft.'

'Ik denk dat die tijd voorbij is.'

'O, maar daarin vergis je je. Tussen mij en mijn dochters zal het nooit meer worden zoals het was. Van hun kant zijn er nog te veel verwijten, te veel bitterheid over de manier waarop zij denken dat ik me met hun leven bemoeide. Misschien vergissen ze zich, misschien niet. Ik ben tegenwoordig wat dit onderwerp betreft niet eens zeker van mezelf.'

Twintig minuten later betraden ze een ruim vertrek, schaars verlicht en zwanger van de lucht van berkehout en menthol. In het midden van het vertrek stonden vier met glanzend leer beklede massagetafels. Op twee van de tafels bevonden zich donkere gedaanten die, nadat hun pupillen aan de geringe lichtsterkte waren gewend, zich ontpopten als mannengedaanten. Naast elke tafel stond een jonge vrouw.

'Heren.' Van de tafel rechts van hen kwam een gedaante overeind. Hij maakte een lichte buiging. 'Ik hoop dat u zich iets meer ontspannen voelt dan bij het betreden van dit gebouw.'

'Sato,' zei Tomkin. 'Je hebt wel -' Maar zodra hij de hand voelde waarmee Nicholas hem licht in zijn arm kneep, veranderde hij halverwege de zin van gedachten. 'Dat was een fantastische manier om ons welkom te heten. In het Okoera had ik me bepaald minder op mijn gemak gevoeld.'

'Och, hotelluxe kunnen wij niet bieden.' Maar Seitsji Sato nam met een knikje van zijn hoofd het compliment in ontvangst. 'Linnear-san,' zei hij vervolgens. 'Het is een hele eer u eindelijk te ontmoeten. Ik heb veel over u gehoord. Hoe ervaart u het om weer thuis te zijn?'

'Amerika is nu mijn thuisland, Sato-san,' zei Nicholas omzichtig.

'Sinds mijn vertrek is er in Japan erg veel veranderd, maar ik heb er alle vertrouwen in dat alle goede dingen dezelfde zijn gebleven.'

'Je hebt je roeping gemist, Linnear-san,' zei Sato. 'Je had politicus moeten worden.'

Nicholas vroeg zich af wie er op de massagetafel aan de andere kant van het vertrek lag.

'Neemt u plaats, heren,' zei Sato. 'De ontspanningskuur krijgt nog een vervolg.'

Ze voldeden aan het verzoek en meteen stapten er twee jonge vrouwen uit de halve duisternis te voorschijn. Nicholas voelde bedreven handen olie op zijn huid wrijven. Het volgende ogenblik kneedden dezelfde handen zijn spieren.

'Misschien vraagt u zich af waarom deze vrouwen geen Japanse vrouwen zijn, Linnear-san. Denk niet dat ik niet patriottisch van aard ben, maar ik ben bovenal realist. Deze meisjes komen uit Taiwan.' Hij grinnikte. 'Ze zijn blind, Linnear-san, dat maakt hen gevoeliger voor een aantal andere zaken. Sinds ik in ' voor het eerst een bezoek aan Taiwan bracht heb ik naar masseuses uit dat land verlangd. Wat zijn uw eerste bevindingen, Linnear-san?'

'Geweldig,' gromde Nicholas. Hij ademde diep in en voelde zich enigszins lichthoofdig onder het aanhoudende kneden en rollen van zijn spieren. De volgende ogenblikken zei niemand iets. Nicholas was met zijn gedachten bij de geheimzinnige vierde man. Hij was vertrouwd met de Japanse wijze van zakendoen, en de bijverschijnselen daarvan. De Japanners deden heel anders zaken dan hun westerse collega's. Ondanks het feit dat Sato aan het hoofd stond van deze keiretsoe's - deze cluster van ondernemingen besefte hij maar al te goed dat er in de structuur van het concern ruimschoots plaats moest zijn voor andere machtige mannen. En er waren in Japan machtige zakenlieden die niemand ooit te zien kreeg, van wie in sommige gevallen het bestaan niet eens bekend was. Was dit een van deze mannen? Als dat zo was, dan kon Nicholas iets meer begrip opbrengen voor de strenge geheimhoudingsplicht die Tomkin hem enkele dagen voor de aanvang van de reis had opgelegd.

Nicholas sloot zijn ogen en besloot er niet langer aan te denken. Toen de handen zijn spieren met rust lieten voelde hij zich beter dan hij zich in jaren gevoeld had. Voeten schuifelden door het vertrek en het volgende ogenblik hoorde hij Sato zeggen: 'Vervolgens gaan we douchen. Over een kwartier zal ik u door mevrouw Josjida laten ophalen.' Hij stond op, een massieve zwarte schaduw. Nicholas probeerde hem in focus te krijgen, maar al wat hij kon bepalen was dat Sato naar Amerikaanse maatstaven niet bijzonder groot was. Achter hem kwam de gedaante van de vierde man in beweging. Nicholas kwam iets overeind, maar Sato bevond zich tussen hem en de geheimzinnige vreemde.

'Vandaag zullen we het zakendoen beperken tot een oriënterend gesprek,' zei Sato. 'Per slot van rekening zult u ondanks de geboden verfrissingen, nog steeds moe zijn en het is al laat. Bovendien' - hij pleegde een formele buiging - 'is het vandaag pas maandag; we hebben bijna de hele week voor het sluiten van een overeenkomst. Vindt u ook niet, Tomkin-san?'

'Wat mij betreft, beginnen we gewoon.' Hoewel hij vlak naast Nicholas lag klonk de stem van Tomkin vreemd gesmoord.

'Uitstekend,' zei Sato kortaf. Zijn kegelvormige hoofd bewoog.

'Tot zo meteen.'

Toen ze alleen waren ging Nicholas rechtop zitten. 'Je hield je opvallend rustig,' zei hij in het halfduister.

Tijdens de korte pauze die volgde luisterde hij naar het geschuifel van de masseuses.

Tomkin liet zich van de tafel glijden. 'Ik probeer voeling met het terrein te kweken; bovendien leek Sato meer geïnteresseerd in een gesprek met jou. Maar ik vroeg me voortdurend af wie die vierde kerel was.'

'Enig idee?' vroeg Nicholas toen ze zich naar de douches begaven. '

Tomkin schudde zijn hoofd. 'Ik weet niet veel af van de Japanse industrie. Alleen God weet hoe ze hier hun zaakjes regelen, maar het zou me niets verbazen als het de Grote Man zelf was.'

Tomkin trok zijn vlezige schouders hoog op. 'Wie het ook was, de man geniet hier een behoorlijk aanzien, want anders zou Sato hem niet tot zijn heiligdom toelaten.'

Seitsji Sato's kantoorruimte was vrijwel helemaal naar westers voorbeeld ingericht: comfortabele fauteuils en banken stonden rond een lage, zwartgelakte tafel gegroepeerd. Het logo van Sato's maatschappij was in het midden van het blad gegraveerd. Bij het raam, dat uitzicht bood over Tokio, stonden een rozehouten en een koperen bureau en lage archiefkasten, en dit alles stond op hoogpoligechampagnekleurige vloerbedekking. Tegen de wanden hingen houtgravures van negentiende-eeuwse kunstenaars. Toen Nicholas in gezelschap van Tomkin naar binnen stapte zag hij achter een openstaande deur een tokonama, een nis met daarin een platte schaal die elke dag van verse bloemen moest worden voorzien. Erboven, tegen de wand, hing een schriftrol met nog iets van het oorspronkelijke verguldsel erop. Nicholas kon de tekens niet ontcijferen, maar ongetwijfeld vormden ze een Zen-spreuk, opgetekend door een of andere oude meester.

Seitjsi Sato kwam met zelfverzekerde bewegingen achter zijn bureau vandaan. Hij was, zoals Nicholas al had geconstateerd, een tamelijk kleine man, hoewel niet overdreven ondermaats van postuur. Onder zijn pak van Ralph Lauren zag Nicholas de stevige spieren rimpelen. Deze man doet elke dag langdurig aan krachttraining, ging het door hem heen. Sato's gezicht was pokdalig en tamelijk vierkant, met hoge jukbeenderen en diepe oogkassen. Zijn brede voorhoofd werd afgetopt door stug kortgeknipt haar. Be-paald knap was hij niet, maar wat de man aan uiterlijke aantrekkelijkheid en subtiliteit miste werd goedgemaakt door de enorme wilskracht die van hem uitging.

Glimlachend stak Sato hun op Europese wijze zijn hand toe.

'Welnu,' zei hij, 'laat ons plaats nemen. De banken en fauteuils zullen de vermoeide reizigers het nodige gemak verschaffen.'

Zodra ze plaats genomen hadden produceerde Sato een laag grommend keelgeluid, alsof hij die luchtweg van slijm ontdeed, maar vrijwel onmiddellijk daarop verscheen er een gedaante in de omlijsting van de deuropening waarachter de tokonama zich bevond. De man was tamelijk lang en broodmager. Zijn aura deed denken aan de zee: eeuwenoud, machtig en onveranderlijk. Hij zou tien jaar ouder kunnen zijn dan Sato, ergens in de zestig, maar dat viel moeilijk te bepalen. Zijn haar was grijzend en dun. Met vreemde schokkerige bewegingen - alsof hij zijn beenspieren niet helemaal onder controle had - kwam hij op hen af. Toen hij dichterbij kwam zag Nicholas dat er iets met zijn rechteroog was. Het was alsof de bovenste oogleden gehalveerd waren, als om het hem onmogelijk te maken zijn ogen helemaal te sluiten. De oogballen zagen eruit als stukjes glas, wazig en melkachtig wit, als beschadigd agaat.

'Mag ik meneer Tanzan Nangi voorstellen,' zei Sato. De man met de vreemde ogen boog formeel en Nicholas beantwoordde zijn groet. De man was gekleed in een antracietkleurig pak met een dun wit streepje, een oogverblindend wit overhemd en een gewone grijze das. Nicholas herkende hem meteen als lid van de oude garde: conservatief en wantrouwend ten opzichte van buitenlandse zakenlieden.

'Nangi-san is voorzitter van de raad van bestuur van de Daimyö Ontwikkelingsbank.'

Meer hoefde Sato niet te zeggen. Zowel Nicholas als Tomkin wisten dat alle producerende keiretsoe's in Japan in werkelijkheid eigendom waren van een bank. Het was voorde hand liggend dat de Daimyö Ontwikkelingsbank de eigenaar was van Sato Petrochemicals. Mevrouw Josjida kwam binnen met een dienblad met een dampende porseleinen theepot en vier teer ogende kopjes. Ze knielde naast de salontafel en zette op voorgeschreven wijze de groene thee. Onderwijl voelde Nicholas Nangi's taxerende blik op zich gericht en hij besefte dat hij werd beoordeeld. Hij twijfelde er niet aan dat de bureaucraat alles van hem afwist; de man zou nimmer een vergadering bijwonen als hij niet vooraf van A tot Z over de tegenpartij was ingelicht. En Nicholas besefte ook dat deze Japanner van de oude garde weinig achting zou hebben voor Nicholas Linnear, half Engels, half oosterling. Nangi zou hem beschouwen als iemand die niet eens de status van gaijin verdiende. Naar oud gebruik brachten ze alle vier tegelijkertijd de kopjes naar hun lippen en dronken zonder iets te zeggen. Met enig leedvermaak constateerde Nicholas dat Tomkin de grootste moeite had om zijn gezicht in de plooi te houden; de thee was intens bitter.

'Goed,' zei Tomkin abrupt. Hij boog zich naar voren als een rugby-speler die op de middellijn tegenover zijn opponent stelling nam. 'Laten we ter zake komen.'

Nangi, wiens bovenlijf niet tot bewegen in staat leek, haalde een platina sigarettendoos te voorschijn en nam er met zijn dunne pincetachtige vingers een sigaret uit. Met dezelfde precieze bewegingen pakte hij een aansteker, stak zijn sigaret aan en inhaleerde diep. Rook kwam uit zijn neusgaten toen hij Sato aankeek. Deze nam het woord. 'Meneer Tomkin, u en de heer Linnear zijn net gearriveerd. De heer Greydon, uw plaatselijke jurist, zal zich pas morgenochtend om kwart over elf bij ons kunnen voegen. Zullen we ons beperken tot het schetsen van de overeenkomst in grove lijnen ?

Wat betreft de details -'

'Het percentage dat, bijvoorbeeld, Nippon Memory in dit land krijgt toebedeeld, is te hoog,' viel Nangi hem abrupt in de rede. 'Dat is eenvoudigweg roof, en niets anders. Als het tussen Sato en uw bedrijf tot een overeenkomst zal komen willen wij een hoger percentage.'

'Gezien de eigenschappen van de nieuwe chip die Sphynx bereid is aan het samenwerkingsverband toe te voegen,' zei Nicholas, vóór Tomkin zijn mond kon opendoen, 'vind ik niet dat de verhouding eenenvijftig/negenenveertig onredelijk is. Denkt u eens aan de enorme -'

'Ik ben bankier, meneer Linnear.' Nangi's stem klonk afgemeten.

'En er zijn enkele dingen die u vooraf dient te weten. Ten eerste: alle zaken waaraan Sato Petrochemicals begint worden door de Daimyö Ontwikkelingsbank gefinancierd. Ten tweede: bij alle overeenkomsten gaan we uit van het profijtbeginsel, dat lijkt me duidelijk.'

'En winst is iets dat u volop uit deze zaak zult kunnen halen, Nangi-san.'

'Ik weet alleen dat wij moeten investeren. Van chips weet ik niets af.'

'Om iets te begrijpen van de enorme belangen die bij deze transactie op het spel staan, en de voordelen die er voor u zijn te behalen, lijkt het me zinvol u iets meer te vertellen. De geheugenchip in een computer is een dun schijfje hoogwaardig metaal dat, als u de omschrijving bij voorkeur voor honderd procent juist wilt hebben, uit microscopisch kleine deeltjes bestaat waarin informatie kan worden opgeslagen. De meest voorkomende chip is een K. RAM, die bestaat uit vierenzestigduizend deeltjes, ondergebracht op een oppervlak zo groot als uw vingernagel.'

Nangi keek hem aan, rookte en deed alsof hij op theevisite was. Hij zei niets en Nicholas vervolgde zijn verhaal: 'RAM staat voor

"random access memory".* Deze chips worden het meest gebruikt omdat ze het snelst zijn en als een computer aan het werk gaat, is snelheid erg belangrijk. Het probleem met de RAM's is dat als de stroomtoevoer naar de computer om een of andere reden wordt afgesloten, ze hun geheugen verliezen en opnieuw moeten worden geprogrammeerd.

Om die reden werden de ROM's uitgevonden. Het zijn read-only- chips, die ook bij het wegvallen van de stroomvoorziening hun geheugen behouden. Dat betekent dat ze volkomen blanco zijn, óf zijn volgestopt met informatie. Dat is, vanzelfsprekend, hun nadeel. Ze moeten uit de computer worden genomen om opnieuw te worden geprogrammeerd. U begrijpt dat de droom van elke geïnteresseerde de chip is die niet kwetsbaar is als de stroom uitvalt en bovendien snel herprogrammeerbaar is.

Op zoek naar deze chip zijn verschillende alternatieven uitgepro• beerd, maar tot dusver is men er nog niet in geslaagd een echt bevredigend antwoord op deze wens te vinden. Het behoeft geen uitleg dat Sphynx deze chip heeft uitgevonden, Nangi-san. Satosans mensen hebben de testprogramma's onder ogen gehad. Twijfel is uitgesloten. Wij hebben die chip en u kunt onze vinding exclusief krijgen.' Nicholas haalde berustend zijn schouders op. 'Die exclusiviteit zal overigens niet van lange duur zijn. Binnen afzienbare tijd zullen er imitaties op de markt verschijnen. Daar staat tegenover dat onze fabriek op volle toeren zal draaien als de andere concerns nog in het teststadium zijn.'

'En wat uw "profijtbeginsel" betreft,' zei Tomkin, 'binnen twee jaar kunnen we een gezamenlijke nettowinst van honderdvijftig miljoen dollar verwachten. Dat is -*

'Zesendertig miljard, zeshonderdzestig miljoen yen,' zei Nangi. Hij maakte zijn sigaret uit met een beweging die verried dat hij van mening was dat hij zich in gezelschap van inferieure geesten bevond. 'Over geld hoeft u mij niets te vertellen, meneer Tomkin. Enfin, dit alles is toekomstmuziek en dit zijn uw cijfers, niet de onze. Bij het horen van dergelijke astronomische bedragen word ik altijd enigszins achterdochtig.'

Tomkin begon er genoeg van te krijgen. 'Hoor eens, Sato,' zei hij heftig, waarbij hij de bankier negeerde, 'ik ben hierheen gekomen in het vertrouwen dat we samen tot een overeenkomst zouden kunnen komen. Ik vind het prima om in gezamenlijk overleg over de vragen te praten die van beide kanten kunnen bestaan, maar dit soort onzin ... Weet u, dit doet me denken aan de vooroorlogse jaren, toen jullie hier die MITI-bijeenkomsten hielden.'

'Nangi-san was vice-voorzitter van MITI,' zei Sato met een wolfachtige glimlach, 'tot hij zeven jaar geleden, als een soort ronin*, Daimyö oprichtte en in het verlengde daarvan Sato Petrochemicals.

'Het verbaast me niets,' zei Tomkin. 'De doelstelling van MITI was buitenlandse zakenlui uit Japan te weren. Welnu, ik kan je verzekeren dat het niet onze bedoeling is als een soort buitenlandse duivel een poging te doen de Japanse handelsbalans naar de verkeerde kant te doen doorslaan. We hebben allebei iets dat de ander graag wil hebben. Ik heb het materiaal en jullie hebben de mogelijkheden om te produceren. Dat betekent winst voor beiden.' Hij wendde zich abrupt tot Nangi. 'Is dat duidelijk, Nangi-san?'

De bankier zweeg.

'Luister eens,' zei Tomkin, 'ik ben hierheen gekomen om zaken te doen, niet om naar reactionaire politieke praatjes te luisteren.'

'Maar in ruil voor uw revolutionaire chip wilt u een stukje Japanse grond. Laat ik u-dit zeggen. Japan beschikt niet, in tegenstelling tot de Verenigde Staten, over zoveel land dat het gemakkelijk een stukje kan weggeven. Men is hier uiterst bevreesd voor landen die een stukje Japan claimen.'

'Ik denk niet in landen en staten,' zei Tomkin. 'Ik ga ervan uit dat er een wereldmarkt is en dat we vanuit dit referentiekader zaken moeten doen.'

'Mogelijk,' zei Nangi. 'Maar Japan heeft een naam op het gebied van hoogwaardige technologie. En ik hoef u niet te vertellen dat wij de meest technische apparatuur goedkoper en beter maken dan

* Ronin - samoerai zonder meester, dolende ridder.

onze buitenlandse concurrenten. De verkopen bewijzen dat de doorsnee-Amerikaan meer venrouwen in ons kunnen heeft dan in dat van de bedrijven in zijn eigen land.'

Maar Tomkin liet zich niet zo maar van de tafel vegen. 'Wat niet wegneemt,' zei hij gedecideerd, 'dat Sato Petrochemicals niet op de lijst van de zes belangrijkste leveranciers van computers voorkomt. Ik dacht dat jullie op zoek waren naar een ingang om een aantal concurrenten voorbij te streven. Welnu, onze onkwetsbare RAM is jullie sleutel tot succes. Volgens mijn informanten is de grootste concurrent inmiddels zover dat ze omstreeks met een apparaat op de markt komt waarmee tien miljard handelingen per seconde kunnen worden afgewerkt, en dat is honderd keer sneller dan de computer waarmee Cray Research binnenkort op de markt komt. Die concurrent heeft tweehonderd miljoen voor het opzetten van het project uitgetrokken.'

Hij zweeg. Geen van de beide Japanners verroerde zich.

'Voorts,' zei hij, 'weten we dat jullie regering van zins is een project te financieren om een supercomputer te ontwikkelen die in staat is de menselijke spraak te vertalen. Om alles even in het kort samen te vatten: Sato zou met onze chip een behoorlijke voorsprong krijgen op beide projecten van de concurrentie, die genoodzaakt zal zijn bij jullie aan te klopppen om om hulp te vragen, en dat zou betekenen dat de grote zes de grote zeven wordt.'

Tomkin keek van de een naar de ander. Van hun gezichtsuitdrukkingen viel niets af te lezen. Het zijn maar gewoon zakenlui net als ik, hield hij zich voor. Nangi zei niets en dat beschouwde Tomkin als een kleine overwinning.

'Voorstellen moeten niet haastig worden beoordeeld,' zei Sato.

'Vaak' wordt een oorlog vanwege een onbezonnen daad verloren. Zoals Soen Tzoe zo verstandig zei: als de aanval van de havik slaagt, is dat een kwestie van timing.'

Hij stond op en boog toen Nicholas en Tomkin tegelijkertijd overeind kwamen. Nangi stond met enige tegenzin op.

'Morgenmiddag gaan we verder,' zei Sato, 'in gezelschap van onze juristen en adviseurs. Ik hoop dat u vanavond tijd zult vinden om van onze fraaie stad te genieten.' Hij boog. 'Ik zal u door een van onze chauffeurs naar het Okoera laten brengen. Morgenmiddag zal ik u om twee uur bij het hotel laten ophalen.'

Hij boog opnieuw, ditmaal formeel, en Nangi deed hetzelfde. Tot morgen, heren. Ik wens u een rustige avond toe.' Meteen daarop verdween hij in gezelschap van Nangi in het aangrenzende vertrek, vóór Tomkin of Nicholas iets hadden kunnen zeggen.

'Die boer van een Nangi,' zei Tomkin terwijl hij rusteloos door zijn hotelkamer heen en weer liep. 'Waarom hebben mijn mensen me niet voor hem gewaarschuwd.' Heen en weer, heen en weer. 'Verdomme, die kerel komt notabene bij MITI vandaan, bij een reactionaire adviesraad van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Handel. Denk je dat we van die kant tegenspel kunnen verwachten?'

Nicholas zei niets.

Tomkin beantwoordde zijn eigen vraag: 'Hij zal in ieder geval zijn uiterste best doen om het percentage naar beneden te halen.'

Nicholas nam een grote bruine envelop van de tafel en liet zijn nagel langs de rand glijden.

'Schei uit met voor je uit te staren en zeg me wat je denkt, verdomme.'

Nicholas keek op. 'Geduld, Tomkin, is een schone zaak. Ik heb je vooraf gewaarschuwd dat geduld tijdens de onderhandelingen een belangrijke factor zal zijn. Mogelijk zal er meer geduld worden vereist dan waarover jij beschikt.'

'Onzin.' Tomkin deed een stap naar voren, waarbij zijn ogen kleine spleten werden. 'Denk je dat ze me aankunnen?'

Nicholas zuchtte. 'Ze zullen zeker proberen over je heen te lopen. Eén waarschuwing vooraf: een Japanner komt pas op het allerlaatste ogenblik met concrete voorstellen. Die voorstellen zijn gebaseerd op wat er zich tijdens de onderhandelingen afspeelt/ Negen van de tien keer gaan ze ervan uit dat er tijdens de gesprekken iets zal gebeuren waarmee ze hun voordeel kunnen doen. Om dat werkelijkheid te zien worden zullen ze van alles proberen om ons uit ons evenwicht te krijgen.'

'Zoals de introductie van Nangi,' grijnsde Tomkin. 'De vos in het kippenhok smijten.'

'En afwachten hoe het uitpakt.' Nicholas knikte opnieuw. 'Inderdaad. Waarschijnlijk rekenden ze erop dat we zó zouden schrikken dat we toezeggingen zouden doen die morgen tegen ons gebruikt zouden kunnen worden.' Hij tikte met de envelop tegen zijn vinger.

'De Japanners weten even goed als wij dat iemand die aan de onderhandelingstafel plaats neemt, nooit meteen zijn troefkaarten uitspeelt. Voor het zover is zullen ze van alles proberen om je ertoe te verleiden je vroegtijdig bloot te geven. Het Verschuiven van de Schaduw, heet dat in prozaïsch Japans; de tactiek is afkomstig uit een dun werkje dat de krijger Mijamoto Moesasji over strategie schreef. Hij schreef het in , maar alle Japanse zakenlui hanteren tijdens het zakendoen de principes die erin worden uitgelegd.'

'Het Verschuiven van de Schaduw,' zei Tomkin bedachtzaam.

'Wat betekent dat precies?'

'Als de ware bedoelingen van je tegenstander je niet duidelijk zijn doe je een snelle schijnaanval. Het plotseling op de proppen komen van Nangi was zo'n schijnaanval. Of die schijnaanval succesvol was, hangt af van de hoeveelheid informatie die ze uit het gesprek wisten te distilleren.'

Bedachtzaam tikte Tomkin met een vingertop tegen zijn getuite lippen. 'Ach, het maakt geen moer uit, Nick. Per slot van rekening heb ik jou en samen gaan wij die kleine schoften een behoorlijke poot uittrekken.'

'Hm,' zei Nicholas. 'Tegen mij zei je dat Sphynx honderd miljoen per jaar aan de transactie zou overhouden, maar tegen Sato zei je daarnet dat er honderdvijftig miljoen te verdelen is.'

'Zei ik dat?'

'Niet met zoveel woorden.'

'Ach, wat maakt vijftig miljoen meer of minder uit.' Tomkin grimaste en wreef over zijn slapen. 'Die rotte migraine.' Met een gepijnigde uitdrukking op zijn gezicht keek hij Nicholas aan.

'Volgens mijn dokter zou ik voorgoed op vakantie moeten gaan in Palm Springs. Wat zou ik daar moeten? Aan de rand van een zwembad langzaam wegkwijnen?' Hoofdschuddend nam Tomkin plaats op de pluchen sofa. Hij opende de kleine ijskast naast de bank en trakteerde zichzelf op een straffe borrel. 'Wat heb je daar?'

'Een uitnodiging, zojuist bezorgd.'

'Laat eens zien.' Tomkin pakte de envelop aan die Nicholas hem aanreikte en haalde er een stijve kaart uit. 'Verdomme, het is in kanji, voor mij onleesbaar. Wat staat er?'

'Bij deze worden we uitgenodigd om aanstaande zaterdag als gasten het huwelijk van Sato bij te wonen.'

Tomkin leegde met een slok zijn glas en kreunde. 'Christus,'

grauwde hij. 'Net wat we nodig hebben.'

Nicholas glimlachte.

Tomkin schonk een tweede borrel in. 'Dan moet ik flink gaan oefenen om mijn lever in vorm te krijgen. Die Japanners drinken sterke drank alsof het water is. Ga maar een avondje met ze uit, dan kom je er wel achter.'

'Dat hoefje mij niet te vertellen,' zei Nicholas. 'Ik weet er alles van.'

'Iets anders,' zei Tomkin. 'Heb jij Justine al gesproken?'

Nicholas schudde zijn hoofd. 'Ze wilde aanvankelijk niet eens dat ik deze reis meemaakte.'

'Dat vind ik niet zo gek. Ze zal je missen.'

Nicholas keek belangstellend toe hoe Tomkin met betrekkelijk gemak zijn tweede glas leegde. Hij vroeg zich af of de man alcohol als pijnstiller voor zijn hoofdpijn gebruikte. 'Er is meer aan de hand,' zei hij langzaam. 'Toea Saigö haar te pakken kreeg onderwierp hij haar aan saiminjoetsoe-praktijken, een soort zwarte kunst die zelfs in ninja-kringen nauwelijks beoefend wordt.'

'Een soort hypnose, nietwaar?'

'Naar westerse begrippen vertaald, ja. Maar het ging wel verder, het reikte veel dieper.' Hij nam tegenover Tomkin plaats. 'Ze probeerde mij te vermoorden, en die wens kwam regelrecht uit de hypnose. Ik heb de hypnose genezen en uitgewist, maar ze blijft schuldgevoelens koesteren.'

'Neemt ze het zichzelf kwalijk? Maar zij kon er toch niets aan doen?'

'Dat heb ik haar al honderdduizend keer gezegd.'

'Ach,' zei Tomkin. 'Ze is een harde. Ze redt het wel. Neem dat maar van mij aan.'

Nicholas dacht aan het ogenblik waarop hij Justine had meegedeeld dat hij voor haar vader zou gaan werken. Hij begreep maar al te goed waarom ze zich zo bitter over zijn besluit had uitgelaten. Haar vader had jarenlang geprobeerd haar levensloop te manipuleren. Het waren twee mensen die op geen enkele wijze met elkaar konden communiceren. Haar vader had in het verleden via bedreigingen en afkopingen een hele reeks vriendjes ontmoedigd. 'Mijn vader manipuleert graag en goed, Nick,' had ze ooit tegen hem gezegd. 'Het is een schoft zonder hart of geweten. Hij is altijd alleen maar in zichzelf geïnteresseerd geweest.'

Toch, bedacht Nicholas nu, was Justine altijd blind geweest voor de ware aard van het type man tot wie ze zich aangetrokken voelde. Ze had omgang gehad met mannen die nog valser spelletjes speelden dan haar vader. Geen wonder dat Tomkin ten opzichte van een aantal van hen niet bepaald vriendelijke gevoelens had gekoesterd. Aanvankelijk was hij er zelf van overtuigd geweest dat Nicholas de zoveelste in de rij van mannen was die van zijn dochter gebruik wilde maken om zijn maatschappelijke status te verbeteren. Het was onmogelijk geweest Justine te laten inzien dat Tomkin juist uit liefde voor haar had gehandeld, wat niet wegnam dat Tomkin meer dan eens de grens van het toelaatbare had overschreden. Maar als ze eenmaal zou inzien waarom hij zo had gehandeld, zou de dialoog tussen vader en dochter mogelijk weer geopend kunnen worden.

'Wat?' vroeg Nicholas. Hij was zo door zijn gedachten in beslag genomen dat de vraag die Tomkin hem gesteld had hem ontgaan was.

'Ik vroeg met wie Sato gaat trouwen,' zei Tomkin.

Nicholas richtte zijn blik opnieuw op de uitnodiging. 'Een vrouw die Akiko Ofoeda heet. Is die naam je bekend?'

Tomkin schudde zijn hoofd.

'Ze zal een belangrijke rol gaan spelen in het leven van onze toekomstige partner,' zei Nicholas. 'Als ik jou was zou ik je speur-ders maar opdracht geven uit te zoeken met wie we te doen krijgen.'

Tanzan Nangi wist slechts met grote moeite zijn zelfbeheersing te bewaren. Hij stond bij het raam, wipte zijn tenen omhoog en keek neer op de bijenkorf die het centrum van Tokio was. 'Ik mag hem niet,' zei hij met een stem die klonk als het krassen van een krijtje op een schoolbord.

'Tomkin?'

Nangi trok een wenkbrauw in een boogje omhoog. 'Je weet heel goed wie ik bedoel.'

Sato schonk hem een vriendelijke glimlach. 'Dat was wel duidelijk, mijn vriend. Daarom gaf je mevrouw Josjida opdracht hen op de luchthaven te verwelkomen. Een vrouw. Ik kan me niet voorstellen dat je een van onze Japanse zakenrelaties op die manier zou beledigen.'

'Sato, jij hebt deze koboen altijd naar eigen inzicht geleid. Ik heb niets te klagen, laat ik je dat vooraf zeggen, maar wat betreft deze itekil Ik zag geen enkele reden om kostbare manuren op te offeren, enkel en alleen om deze buitenlanders te verwelkomen.'

'O, in zeker opzicht ben ik het met je eens. Tomkin is een rasechte gaijin en Nicholas Linnear is iemand die in jouw ogen nóg een trede lager thuishoort. Hij is slechts voor de helft oosterling... Helaas zullen we nooit kunnen bepalen hoeveel Japans bloed hij precies in zich heeft.'

'Beschouw je mij als een racist?' vroeg Nangi terwijl hij een rookwolk uitblies.

'Nee,' zei Sato ontspannen. 'Jij bent een patriot.'

'We kunnen Linnear gebruiken,' zei Nangi. 'We moeten hem gebruiken als hefboom om deze brutale iteki aan onze voeten te krijgen, deze barbaren die hier alleen maar rijst komen graaien.'

Nangi's schouders beefden alsof ze een eigen leven leidden. 'Het interesseert me hoegenaamd niets dat zijn vader een Engelse kolonel was die veel voor het land deed. Het feit dat hij een Japanse trouwde, maakt hem in mijn ogen waardeloos.'

'Ga zitten, oude vriend,' zei Sato vriendelijk. Hij verlegde zijn blik van de man naar het raam om de ander gezichtsverlies te besparen.

Nangi zei niets. Met stijve bewegingen begaf hij zich naar een stoel en nam erop plaats, zijn voeten plat op de vloer, zijn rug kaarsrecht tegen de leuning gedrukt.

Sato wist dat Nangi van geluk mocht spreken dat hij nog leefde. Een longaandoening maakte hem enkele uren per dag afhankelijk van een ijzeren long. Soms voelde Sato de wens af en toe in het hoofd van zijn vriend te kunnen kruipen om daar na te gaan wat er in hem omging. Op dergelijke ogenblikken schaamde hij zich soms een beetje. Dan voelde hij dezelfde schaamte die hij ooit had ervaren toen zijn oudere broer hem met een boek met erotische prenten had aangetroffen.

In Japan bestond geen privacy, werd er soms gezegd. De bevolkingsdichtheid en de beperkte beschikbare ruimte waren in strijd met elkaar. Daar stond tegenover dat de Japanner meer behoefte had aan innerlijke rust, tegen de buitenwereld afgeschermd door de bekende formeel-beleefde houding die iedereen in stand hield omdat het in vrijwel alle gevallen het enige verdedigingsmechanisme was waarover de doorsnee-Japanner beschikte. Daarom bracht de gedachte een kijkje te willen nemen in het hoofd van zijn vriend Sato het zweet op zijn voorhoofd. Om zijn ongemak te verhullen bladerde Sato in de stapel papieren met informatie over Tomkin Industries.

'Wat Tomkin betreft, we moeten hem niet onderschatten, Nangisan,' zei hij. Nangi keek op met een blik die verried dat de ongeruste klank in de stem van de ander hem niet ontgaan was.

'Hoezo?'

'Zijn grove optreden maskeert een geslepen brein.'

'De man is een beest,' zei Nangi zelfverzekerd. 'Niet meer en niet minder. Van hem hebben we geen tegenspel te verwachten.'

'Mogelijk. Maar als ons plan faalt, als boeddha ons in de steek laat en men ontdekt wat wij van plan zijn, dan zal er Van onze fraaie eilanden niets dan radioactieve stof overblijven.'

'Tsoetsoemoe is dood.' De stem klonk vlak en koud. 'Hij heeft niet gevonden wat wij zoeken.'

'Weet je het zeker? Absoluut zeker?'

'Ik heb zijn maaginhoud gecontroleerd: niets.' Er volgde een korte pauze. 'Wil je dat ik me terugtrek?'

'Beslist niet. Blijf waar je bent. Verlies ze niet uit het oog. Een ondoordachte zet van onze kant zou ons verdacht kunnen maken. We moeten die lui niet onderschatten. Het zijn fanatici, buitengewoon gevaarlijke fanatici.'

'Ja... ik weet het.'

'Je hebt orders gekregen, houd je eraan. De komende dagen zal er onrust heersen in de dojo. Zelfs zij zullen tijd nodig hebben om alles op een rijtje te zetten. Er is nog geen opvolger van Koesoenoki gekozen, is het wel?'

'Er worden vergaderingen gehouden waar ik niet word toegelaten. Maat de spanning in de dojo stijgt met de dag.'

'Mooi, dan is nu het tijdstip gekomen om in actie te komen. Sla toe als de verwarring een hoogtepunt bereikt; onze tactiek zal in die sfeer meer vrucht afwerpen.'

'De dood van Koesoenoki heeft hen instaat van alarm gebracht. In elke schaduw menen ze een vijand te zien.'

'In dat geval moet je bijzonder brutaal te werk gaan.'

'Het gevaar is toegenomen.'

'En betekent dat, dat jouw liefde voor het moederland is verminderd?'

'De goede zaak is mij heilig, dat weetje.'

'Mooi, dan is er gezegd wat er te zeggen viel. Dit gesprek is beëindigd.'

Op het bekraste bureau begon een lampje te gloeien. Een zoemer weerklonk. Het zwakke licht onthulde een gezicht zonder markante gelaatstrekken. De man zou boekhouder of onderwijzer kunnen zijn: zwarte ogen, Slavische jukbeenderen, dun haar en leverkleurige vlekken op het voorhoofd. De kin was rond en oogde slap, maar het totaalbeeld sprak van grote innerlijke kracht.

Protorovs slanke hand legde de hoorn op de haak. Nu al werkten zijn hersens op volle toeren. De onverwachte moord op de senseizal hem niet lekker. Hij was maar al te goed met Koesoenoki's talenten bekend en het verbaasde hem dat de senseizich had laten overweldigen. Aan de andere kant was hij erop getraind onverwachte gebeurtenissen tot zijn voordeel aan te wenden. Snel toeslaan als de verwarring het grootst was, was een van zijn sterke punten. Tegengesteld aan hetgeen zijn broeders thuis dachten, vond hij het prettig om met deze mensen samen te werken. Hoewel hij er niet over zou piekeren zijn dochter aan een van hen uit te huwelijken als hij er een gehad zou hebben - had hij toch bewondering voor hun specifieke talenten. Hoewel zijn positie te midden van zijn broeders verzekerd was - eenvoudigweg omdat hij hen op een regelmatig dieet van angst en geheimhouding hield, twee elementen die keer op keer het gewenste resultaat opleverden - moest hij de wind eronder houden door regelmatig de kaarten opnieuw te verdelen, opties open te houden en te zoeken naar de zwakke plekken in de privélevens van zijn superieuren om de speurtocht voort te zetten naar de sleutel die hem een gunstig toekomstperspectief zou opleveren. Protorov liep van de telefoon weg, ging aan de draagbare computer zitten en controleerde de nieuwe gegevens die hij aan zijn geprogrammeerde plan wilde toevoegen. Alles bleek nog steeds te verlopen zoals hij had gepland. Hij gromde tevreden. Met enige inspanning hees hij zich overeind en waggelde zwaar en massief als een bankkluis naar de deur. Door het indrukken van de code liet hij zichzelf uit.

Nicholas liet de oogverblindende schittering van het hotel - een stad in een stad - achter zich en begaf zich per taxi naar de wijk Asakoesa. Daar, in die wijk, zochten de mensen geestelijke reiniging in de tempel van Kannon, de godin van het mededogen. De tempel was in de zeventiende eeuw gebouwd en had alle grote branden die Tokio ooit teisterden overleefd, en dat gold ook voor de beruchte aardbeving van .

In tegenstelling tot de rest van de stad droeg Asakoesa geen littekens van het verleden, besefte Nicholas. Die waren door de Japanners grondig uitgewist. Ze hadden zich alle mogelijke moeite getroost om de pracht en de praal van de roemruchte Edo-periode hier voort te laten leven.

Op deze plek werd Nicholas met zijn verleden geconfronteerd. Terwijl hij op zijn gemak langs de eindeloze aaneenschakeling van winkels en eethuizen wandelde kwam de herinnering aan Joekio weer boven. Hij herinnerde zich hoe hij haar zwartglanzende haar had geborsteld. Ooit had hij haar gevraagd of alle oosterlingen zulk mooi haar hadden en toen had ze hem hartelijk uitgelachen.

'Nee, alleen vrouwen die zich een kam als deze kunnen veroorloven.' En na deze woorden had ze hem de kam aangereikt waarmee ze op dat ogenblik haar haar borstelde. 'Voor de winkel in Asakoesa waar ik deze kammen koop werken handwerkslieden die dagen achtereen aan een kam werken tot ze de juiste vorm hebben.'

Nicholas was«toen net zo gefascineerd geweest als hij nu was. Zelfs aan een alledaags gebruiksvoorwerp, zoals een kam, werd hier in het Oosten gewerkt met een liefde en toewijding die op een westerling vreemd zouden overkomen. Zou een westerling - ongeacht welke westerling - de diepere achtergronden hiervan ooit kunnen bevatten? Hoogstwaarschijnlijk zouden ze ons voor gek verklaren om zoveel tijd en inspanning te besteden aan een alledaags en ogenschijnlijk betekenisloos voorwerp.

Hij zocht de winkel op en kocht een kam voor Justine. Geduldig wachtte hij tot de verkoopster de kam van gingfco-hout had geolied en omzichtig in drie lagen rijstpapier had verpakt. De tentoongestelde kammen, ware kunstvoorwerpen, herinnerden hem opnieuw aan Joekio. Weer zag hij haar voor de spiegel staan en haar bleke hand omhoogkomen met elke beweging waarmee ze de kam door het zijdezachte haar trok. Hij was net achttien geworden. Hij had geen enkele ervaring met vrouwen, toen, in . Hij was in het geheel niet voorbereid geweest op een verhouding met een sterke persoonlijkheid als Joekio.

Het was alsof ze hem met een toverspreuk in haar ban hield. Opnieuw voelde hij in gedachten haar handen zijn wangen beroe-ren. Zij had altijd de eerste stappen op het liefdespad gezet. In gedachten zag hij de kimono van haar schouders glijden. Met een ruisend geluid viel het kledingstuk op de grond en onthulde de kleine borsten met de stijve tepels. Nicholas' ademhaling stokte en zijn maag trok samen. Op dergelijke ogenblikken had hij haar niets kunnen weigeren.

Hij herinnerde zich haar strelingen, haar droefheid als ze hem vastpakte. 'Is dit het enige waaraan je kunt denken?' had hij meer dan eens gevraagd.

Hij dwong zijn geest terug naar het heden en het volgende ogenblik was hij terug in de winkel vol kammen. Wat was er met Joekio's kam gebeurd? Had Saigö haar het gebruiksvoorwerp nagesmeten toen hij haar liet grijpen in de Straat van Sjimonoseki?

Nicholas merkte dat zijn ogen vol tranen «tonden. Ondanks zijn voornemen nooit meer te denken aan het ogenblik waarop zijn boosaardige neef hem de dood van Joekio had meegedeeld, had hij het toch opnieuw gedaan. Zijn hart bonkte in zijn lijf. De herinnering aan haar dood deed hem nog net zoveel pijn als een jaar geleden. Zou hij haar ooit kunnen vergeten?

Zonder erbij na te denken betaalde hij voor de kam met een creditcard van American Express. Het was alsof Joekio's kami naast hem stond, hem-een arm gaf en vanaf een plek schuin achter hem meekeek.

En op dat ogenblik was het alsof de dood veraf was, verbannen oitzijn geest alsof er geen grens tussen leven en dood bestond, alsof hij het onbekende begreep en accepteerde. Wandelde hij met de doden of had Joekio de overstap vanuit het land der doden naar het rijk der levenden gemaakt?

Het ogenblik daarop werd hij zich ervan bewust dat de verkoopSter hem vragend aankeek, onzeker of ze moest glimlachen of haar wenkbrauwen moest fronsen bij het zien van zijn vreemde gezichtsuitdrukking. Plotseling had Nicholas genoeg van het oude Japan en verlangde hij terug naar de neonschittering van Tokio's centrum, naar de torenhoge wolkenkrabbers die met hun spitsen naar het hemeldak wezen, naar de trottoirs, de bars, de hotels en de taxi's. Zo snel mogelijk gaf hij aan de roep van zijn verlangen gehoor en haastte Zich met de metro terug naar de moderne wereld. Eenmaal terug in bet moderne centrum begaf hij zich naar het Isjibasji-gebouw, nam delift naar de bovenste verdieping en klopte op de deur van Jan Jan, een van Tokio's bekendste nachtclubs. Van achter de glazen wand van de gelegenheid konden de bezoekers onder andere de met KÉijnwerpers verlichte gevel van de Russische ambassade ontwaren. Rockmuziek liet de dansvloer trillen. Het was inmiddels na middernacht en de zaal was aardig vol. Sigaretterook hing in een blauwige waas tegen het plafond. Serveersters bewogen zich met geroutineerde handigheid tussen de dansenden. Beweging, warmte, lawaai, dit alles was er in overvloed, samengebald tot de elektrische vonk van het moderne leven. Heel even vroeg Nicholas zich af wat hij hier zocht. Toen dacht hij aan Justine en concludeerde dat hij hier niet zou vinden wat hij zocht.

Toen Akiko Ofoeda Nicholas zag binnenkomen dook ze haastig weg in de schaduw van een nis. Haar hart klopte snel. Verward probeerde ze te bepalen waarom hij hier zo abrupt kon opduiken. Wist hij iets? Zou hij?

Nee, dacht ze, zichzelf geruststellend. Daar was het nog te vroeg voor. Hij was hier toevallig terechtgekomen. Ze verloor hem echter geen moment uit het oog. Toen hij zich in de richting van de drukbeklante bar begaf volgde ze hem op enige afstand. Zijn uiterlijk, van dichtbij beoordeeld, viel haar een beetje tegen. Hij had een hoekig gezicht en ogen die aan zijn oosterse afkomst herinnerden, evenals zijn jukbeenderen. Maar hij had de typische kin van een Engelsman. Zijn haar was zwart en zijn schouders waren breed. Hij had de vreemd-smalle heupen van een balletdanser en de gespierde benen van een topatleet. Akiko betrapte zich erop dat ze de spieren maar wat graag van dichtbij zou bewonderen, maar afgezien daarvan viel het moeilijk te bepalen wat ze als eerste dacht toen ze hem zag binnenkomen. Eén ding was zeker: ze ervoer een heleboel tegenstrijdige gevoelens.

Wat haatte ze hem. Opnieuw werd ze door de intensiteit van dat gevoel overvallen. Nu ze hem onverwacht in levenden lijve zag bracht de schok de onderdrukte emoties die ze zolang in toom had weten te houden naar de voorgrond. Met half toegeknepen ogen sloeg ze hem gade. Zijn bewegingen, de soepelheid waarmee hij zich bewoog, verrieden dat hij buitengewoon gevaarlijk was en dat ze in zijn nabijheid op haar tellen moest passen.

O ja, het was een schitterend idee geweest om Sato voor te stellen hem een uitnodiging voor hun bruiloft te sturen. 'In het bijzonder deze Linnear,' had ze Sato ingefluisterd. 'We zijn allebei met zijn familiegeschiedenis bekend. Denk er eens aan wat een aanzien zijn aanwezigheid je zal opleveren.'

Ja, ja, Nicholas, dacht ze nu, het zal niet lang duren of ik zal je in de ogen kijken en je kracht als zandkorrels tussen gespreide vingers zien wegglijden.

Maar het volgende ogenblik schrok ze. Bijna onmerkbaar was ze hem genaderd, aangetrokken door zijn aura. Nog enkele passen en ze kon hem aanraken. Dat maakte haar aan het schrikken. Bijna had ze jaren van voorbereiding met ëén ondoordachte handeling teniet gedaan.

Haastig wendde ze zich af en liep van hem weg. Ze negeerde de bewonderende blikken van degenen die ze passeerde, de lust in de ogen van de mannen, de jaloerse blikken van de vrouwen. Ze was er immuun voor geworden. Het werd tijd om Joki op te halen. Satokon elk ogenblik terugkeren van het strijdperk van het internationaal zakendoen.

Het huis van Sato was volgens het ken-principe opgetrokken. De onderbouw bestond uit bamboe en loofhout. Het uit drie lagen opgebouwde dak werd afgedekt door terracotta tegels. Seitsji Sato nipte van zijn hete sake en verloor zich in De Leegte. Op ogenblikken van enorme spanning veroorloofde hij het zich om zijn geest rond te laten zweven in het niets. Ook gebruikte hij deze vorm van mediteren als zijn ongeduld zijn zelfbeheersing meester dreigde te worden. In een land waar geduld niet alleen een deugd, maar tevens een manier van leven was, moest Sato zichzelf aanleren geduld te oefenen alsof hij een vreemdeling binnen zijn eigen cultuur was.

Hij bevond zich in de kamer van de zes tatami. (In Japan worden kamers benoemd naar het aantal matten dat op het vloeroppervlak kan worden uitgelegd.) Verder bevatte de kamer alleen een katoe nenfoeton en een naga-hibatsji, een lakscherm uit de eerste helft van de negentiende eeuw.

Sato was alleen gekleed in een witte katoenen kimono. Hij maakte een kalme en zelfverzekerde indruk. Zijn blik was gericht op een plek die zich buiten het blikveld bevond van diegenen die met hem op het ondermaanse vertoefden, op het niets.

De zachte klop op defoesoema was er de oorzaak van dat hij even met zijn ogen knipperde, maar afgezien daarvan wees niets erop dat hij het geklop gehoord had. Hij stak een hand uit en liet de papieren schuifwand een halve decimeter openglijden. Akiko keek met half neergelaten oogleden naar hem op.

'Je bent laat,' zei hij een beetje schor. 'Ik dacht dat je niet zou komen.'

Akiko was zich bewust van het opgewonden gevoel in haar binnenste. Niettemin moest ze onwillekeurig glimlachen. 'Ik kom altijd,' fluisterde ze. 'Dat ben ik verplicht.'

'Je ben t vrij om niet te komen.' Sato voelde zijn hart krimpen toen hij de woorden uitsprak.

'Ik heb je vrijwillig mijn liefde geschonken en dat bindt me aan onze afspraken. Ik zal je nooit teleurstellen.'

Maanden geleden hadden ze deze uitwisseling van zinnen bedacht om beiden in de juiste opgewonden stemming te brengen. Natuurlijk kleefden er aspecten aan dit verbale ritueel - onbelangrijke - die, bijvoorbeeld, door de moeder van Sato, ware ze nog in leven, in heftige bewoordingen zouden zijn afgekeurd. Sato boog. Nadat hij defoesoema ver genoeg geopend had om haar door te laten schoof hij naar achteren, ging op zijn knieën zitten en liet zijn zitvlak op zijn hielen rusten. Toen Akiko het vertrek betrad zweefden de identieke fcan/ï-ideogrammen die sobi symboliseerden een ogenblik in het blikveld van zijn gedachten als de banieren van een feodale daimyö, want haar schoonheid was een lust voor het oog. En ondanks de rituele dialoog wist hij dat hij degene was die tot in der eeuwigheid aan haar gebonden was. De eerste ogenblikken bleven ze in geknielde houding tegenover elkaar zitten, waarbij Sato zijn grove bekwame handen met de palmen naar boven gekeerd hield. Akiko's kleinere handen rustten licht op de zijne. Hun blikken kruisten elkaar. Sato dacht na over het door beide karma 's gestuurde lot dat hen had samengebracht. De aanwezigheid van haar geest ervoer hij als een vlieger die voor hém werd opgelaten en die zich ruisend boven daken en boomtoppen verhief. Het uiteinde van het touw was in zijn hart verankerd.

'Waar denk je aan ?'

Die vraag verraste hem. Hij keek haar aan als was ze een vreemde voor hem.

'Je bent vanavond zo stil.' Om de woorden wat af te zwakken glimlachte ze hem vriendelijk toe. Licht en schaduw speelden een intrigerend spel met de rondingen van haar gezicht. Hij gaf geen antwoord. Toen het ernaar uitzag dat de stilte zou aanhouden maakte ze aanstalten om op te staan. 'Ik zal -'

Maar het volgende ogenblik sloten zijn vingers zich om haar pols en weerhielden haar ervan weg te lopen. Haar lippen weken vaneen.

'Sato-san.'

Langzaam dwong hij haar opnieuw op haar knieën tegenover hem plaats te nemen. Zijn schouders bewogen. De spieren deden de huid rimpelen en abrupt werd Akiko zich bewust van de enorme kracht die van hem uitging en, bovenal, van zijn macht.

'Deze avond is een bijzondere,' zei hij gesmoord. 'Zoals deze avond zal er nooit een tweede zijn.' Hij zweeg een ogenblik, alsof hij lang over de volgende zin moest nadenken. 'Nu onze bruiloft met rasse schreden naderbij komt... Helaas zal ik je pas zaterdag weerzien, wanneer onze levens voorgoed door de almachtige boeddha zullen worden samengevoegd.' Zijn blik gleed over haar. gezicht. 'Wat betekent dat voor jou?'

'Ik heb vandaag nauwelijks aan iets anders kunnen denken.'

'Blijf dan.' En op dat ogenblik lieten zijn vingers haar pols los. Haar handen, uit zijn greep bevrijd, strengelden zich op haar schoot ineen. Haar volmaakt gelakte nagels weerspiegelden heel even het licht. 'Stuur het geschenk datje voor deze avond hebt meegebracht weer naar huis.'

Haar gezicht, vlak als een porseleinen masker, verried niets van baar ware gevoelens. Sato kon niets vreemds aan haar ontdekken. Haar wa was rimpelloos als een bergmeer op een windstille dag, weerspiegelend in plaats van onthullend.

Hij was niet tevreden. 'Je had kunnen weten dat ik naar jou verlang, niet naar die ander.'

Akiko wendde haar gezicht af alsof hij haar geslagen had. 'Mijn geschenk bevalt je niet. Geen van de geschenken die ik je heb gebracht, bevielen je. Vanaf het -'

'Nee.' Geschrokken deinsde Sato terug van de val waarin hij bijna verstrikt was geraakt.

'In mijn verlangen je te behagen, heb ik je onteerd.' Akiko bewoog gespeeld zenuwachtig haar handen.

Sato boog vanuit zijn middel naar voren. 'Elke gift was mij welkom. De gedachte die erachter schuilging was me dierbaar.' Nu bad hij de beheersing over zijn stembanden hervonden, maar niet die over zijn emoties. 'Er schuilt alleen eer in de geschenken die je me gebracht hebt. De eer te weten datje nog nooit gemeenschap met een andere man gehad hebt, maar toch begrip voor mijn verlangens kan opbrengen' - hij haalde diep adem - 'en dat mijn geluk je voor alles gaat.'

Ze boog haar hoofd. 'Het was mijn plicht. Ik -'

Maar opnieuw bedekte zijn hand de hare. 'Maar op deze avond rijn we zo dicht bij elkaar, in gemeenschap van geest. Nu ik jou hier-'

'Je vraagt te veel,' zei ze heftig. 'En denk eens aan onze huwelijksnacht? Moeten we zekere tradities niet in ere houden? Moeten we toet pad dat voor ons ligt bevuilen? Wil je dat werkelijk?'

Sato voelde hoe haar nagels zich in zijn eeltige huid begroeven en besefte dat zij gelijk had. Maar zijn verlangen naar haar was zo groot. Toch... Hij knikte. Zijn gebeeldhouwde hoofd bewoog, langzaam. 'Ik verlang naar jouw geschenk.'

Akiko stond bij de naga-hibatsjien voelde de hitte ervan tegen haar gezicht slaan. Ze schonk slechts de hoognodige aandacht aan het werk dat haar handen verrichtten, het koken van de soba, de meelplakken die met een hete sojasaus zouden worden opgediend.

Ze sneed de soba-plakken in kleine vierkanten en deponeerde ze op schaaltjes van zwartgelakt aardewerk, voegde de in plakjes gesneden komkommer eraan toe en goot de saus eroverheen. Onder normale omstandigheden zouden de hapjes door de bedienden worden klaargemaakt, maar dit was een bijzondere avond. De huisbedienden hadden deze avond opdracht dit gedeelte van het huis te mijden.

Akiko serveerde de hapjes en bracht een tweede schenkkan hete sake. Met genoegen nam ze kennis van het feit dat Sato en haar geschenk, een meisje dat Joki heette, op fluisterende toon een intiem gesprek voerden. Ze had het meisje grondig voorbereid. Joki wist wat ze kon verwachten en wat er van haar werd verwacht. Akiko stond langzaam op en begaf zich naar een plek achter de foesoema. Heel even aarzelde ze, toen liet ze de papieren schuifwand achter zich dichtglijden.

Maar ze verliet het huis niet. Haar voeten weigerden zich te verplaatsen. Na enkele keren haar longen vol lucht te hebben gezogen begaf ze zich naar het aangrenzende vertrek, een kamer van twee tatami. Daar, achter de schuifwand die het vertrek waar Sato en Joki zich ophielden afsloot, liet ze zich op haar knieën zakken. Het scherm voor haar bestond niet uit een geheel, maar uit een aantal aaneengesloten langwerpige panelen. Enige tijd geleden had Akiko voorzichtig aan een van de panelen iets verschoven, zodat ze nu over een klein kijkgat beschikte. Via de spleet keek ze nu vol verwachting naar Sato en Joki. Ze hadden hun soba op en nipten van de laatste druppels sake. Ze zaten nu heel dicht bij elkaar. Akiko bereidde zich voor op wat er zou gaan gebeuren.

Sato zat met zijn rug naar haar toe. Ze zag zijn arm in beweging komen en in dezelfde beweging de kimono van Joki's schouders wegduwen - want Akiko wist wel beter dan het te wagen het meisje in westerse kleding aan Sato ten geschenke te geven. Ze zag een blanke schouder zichtbaar worden.

Akiko hield haar adem in toen de rest van het blote lichaam van het meisje langzaam onthuld werd. Sato's blik was op Joki's borsten gericht; de bruingrijze kimono lag als een stervende vlinder op de tatami en bedekte gedeeltelijk haar dijbenen. Het volgende ogenblik boog Sato zijn hoofd naar voren en Joki wierp met een zacht kreetje het hoofd in de nek. Toen zijn tong over haar tepels gleed speelden haar vingertoppen met zijn oren.

Akiko drukte haar armen stijf tegen haar eigen borsten. De tepels werden heet en stijf. Haar mond werd droog en ze snakte naar een slok sake om haar dorst te lessen.

Bijna had ze deze avond aan Sato's wensen toegegeven. Die ontdekking was als een donderslag bij heldere hemel geweest. Tijdens de lange weken was het betrekkelijk eenvoudig geweest hem teen armlengte afstand te houden, maar deze avond was het haar gemakkelijk afgegaan.

Joki was nu helemaal naakt. Sato's open mond likte, wreef en gleed over haar zachte huid met een intensiteit die Akiko deed gloeien. Haar huid voelde aan alsof hij met haar de liefde bedreef. Waarom ? Wat was er zo anders? Akiko probeerde het te benoemen. Abrupt begon ze een speurtocht in haar geheugen die het antwoord zou moeten opleveren.

Deze avond had ze Sato's avances ook ontweken, net zoals ze die bij vorige gelegenheden had ontweken. Toch had ze bijna toegegeven. Waarom? Ze zocht verder in haar geheugen. Rockmuziek, agressie, in akkoorden omgezette woede, de Jan Jan Club. Een vertrek vol mensen, omhuld door blauwe rook. Opeens besefte ze waar de oorsprong van haar seksuele gevoelens lag. Linnear. Nicjiolas Linnear. Zijn aanwezigheid in de club had bij haar lustgevoelens losgemaakt die ze voorheen gemakkelijk had kunnen onderdrukken. Haar vingers gingen langs de kimono omhoog en beroerden de warme ronding van haar wang, alsof ze zich ervan wilde verzekeren dat ze er nog was. De onverwachte ontmoeting had pas enkele uren geleden plaatsgevonden. De herinnering eraan was nog vers. Nicholas Linnear. O ja! Hij had die gevoelens losgemaakt. Akiko sperde haar ogen wijd open. Sato en Joki lagen nu verstrengeld op de foeton. Hun lichamen golfden als de golven van de zee. Hun hijgende ademhaling klonk haar in de oren als het onverwachte gekrijs van zeemeeuwen. Ze zag Sato's erectie, lang en rood van de strelingen van zijn tijdelijke minnares. Joki's oogleden knipperden als vlindervleugels toen zijn eeltige handen zich om haar borsten sloten.

Onwillekeurig boog Akiko zich iets naar voren en onderdrukte een kreetje toen ze zijn hoofd tussen de dijbenen van het meisje zag verdwijnen. Een zweetdruppel trok een heet spoor over haar ruggegraat. Ze duwde een handpalm tussen haar eigen benen en, niet langer in staat haar lustgevoelens te onderdrukken, trok de zoom van haar kimono omhoog tot haar hand haar blote huid beroerde. In plaats van haar eigen vingertoppen voelde ze Sato's tong haar vochtige dijen strelen.

Joki's dijbenen. Akiko's dijbenen. Er was geen enkel verschil. Hetgeen tussen Akiko's dijen verborgen lag had voor Sato verborgen moeten blijven. Als Sato wist welk geheim ze daar met zich meedroeg zou hij het huwelijk onmiddellijk afzeggen en dat kon ze zich niet permitteren. Daarna.. .daarna zou hij niet anders kunnen dan haar accepteren.

Sato's mond bedekte nu het zwarte krulhaar dat Joki's bloem bedekte. Akiko zag dat de heupen van het meisje begonnen te trillen naarmate haar opwinding toenam. Sato's hoofd begroef zich diep in de warmte en vochtigheid, en Joki wierp opnieuw haar hoofd in haar nek. Ze opende haar mond en ontblootte haar tanden. Haar dijen trilden nu ongecontroleerd.

En al die tijd streelden Akiko's lenige vingers haar eigen vochtigheid, in hetzelfde ritme als waarmee Sato's hoofd bewoog. Ze voelde hem, maar het was niet voldoende, ze wilde meer. Alsjeblieft, kreunde ze, alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft.

Het werd Akiko allemaal te veel. Duizelend verloor ze haar evenwicht en rolde achterover op de tatami. Een dichte zwarte golf spoelde over haar heen en ontnam haar het bewustzijn. Klokslag zes uur werd Nicholas wakker, gewekt door zijn innerlijke wekker. Hij douchte snel, eerst ijskoud, vervolgens dampend heet. Toen hij de badkamer uitstapte gloeide zijn huid en zag rood van het afdrogen met de ruwe handdoek. Voor het raam met het uitzicht op Tokio nam hij de lotushouding aan en haalde drie keer diep adem. Het ogenblik daarop loste hij in zichzelf op. Hij vulde het universum en werd door het universum vervuld tot hij, ten slotte, deel uitmaakte van alles en het al deel uitmaakte van hem. De discrete klop op de deur doorbrak zijn meditatie. Hij bracht zijn blik in focus op de wolkenkrabbers van de stad, begon weer gewoon adem te halen en stond op. Zijn ontbijt werd binnengebracht. Hij genoot van de groene thee en de dunne rijstkoekjes, kleedde zich aan'en verliet met een lichte reistas aan een draagband over zijn schouder het hotel. Het was even na tienen. Hij passeerde twee huizenblokken en liep een klein park in. Daar kleedde hij zich haastig om. Uit de reistas kwam een wijde broek te voorschijn, bijeengehouden door een dun koord. Eroverheen trok hij een ruim zittend jasje met wijde mouwen aan. Ten slotte knoopte hij de zwarte band losjes vast om zijn middel. Dit bewijs van meesterschap in aikido, kendo of sumo toonde aan dat hij de hoogste graad in een van deze vechtsporten had behaald.

Nu hij gekleed was in zijn gi, liep Nicholas verder het park in, tot aan een korte bordestrap die omhoogleidde naar de ingang van een tempel van bescheiden afmetingen. In gedachte hoorde hij de klappen van de houten bokken, de imitatiezwaarden waarmee schijngevechten werden gevoerd. En opeens was het zomer, eenjaar geleden. Hij bevond zich met Lew Croaker in New York, in een dojo, en opnieuw zag hij de verraste blik toen zijn vriend voor het eerst kennisnam van de flitsende actie van kenjoetsoe. Nicholas had nooit snel vrienden gemaakt, vooral omdat vriendschap in het Oosten heel wat meer betekende dan in het Westen. Vriendschap was voor hem, zoals voor alle oosterlingen, vooral plicht. Lew Croaker, die geleidelijk aan had begrepen wat Nicholas onder vriendschap verstond, had de verantwoording die deze 'plicht' met zich meebracht willen nemen en was Nicholas' beste vriend geworden.

Ze hadden elkaar beloofd dat ze, zodra Croaker in Key West de moord op Angela Didion had opgelost, samen in de omgeving van Montauk op haaievangst zouden gaan. Het was er nooit van gekomen. Croaker was dood en Nicholas miste hem met een heftigheid die op bijna fysieke wijze pijn deed.

Hij wist dat hij zich nu moest concentreren op hetgeen hem in de tempel wachtte en zette de gedachten aan zijn vriend van zich af. Het lukte hem niet helemaal. Hun laatste samenzijn was vluchtig geweest. Nicholas zou tijd en plaats echter nooit vergeten. Ze hadden gegeten in het Michita, het Japanse restaurant dat

.Nicholas regelmatig bezocht.

'Hoe laat vertrek je?' had Nicholas gevraagd.

'Ik neem om twaalf uur vannacht het vliegtuig,'had Croaker met een scheve glimlach geantwoord. 'Die vlucht is het goedkoopste.'

Maar allebei wisten ze dat hij van de dekking van de nacht gebruik wilde maken om in Key West te arriveren.

Om hen heen weerklonken de typische geluiden die bij het restaurant hoorden. Het geroezemoes van gefluisterde gesprekken, het klikken van de eetstokjes. Ze vormden een eiland van stilte, tot Croaker zich plotseling tot hem had gewend. 'Nick -'

De maaltijd werd geserveerd en ze wachtten tot ze alleen waren.

'Veel is het niet, maar ik heb wat aandelen en waardepapieren,' zei Croaker ten slotte. 'Ik heb alles opgeborgen in een bankkluis.' Hij Khoof een kleine sleutel in een bruine plastic houder over de tafel fe de richting van Nick. 'Wil jij ervoor zorgen ... als mij...' Hij  pakte zijn eetstokjes op en duwde met de witte uiteinden een stukje rauwe tonijn naar de rand van zijn bord. 'Nou ja, als het daar niet helemaal verloopt zoals ik verwacht.'

Nick had de sleutel aangenomen; hij had zich vereerd gevoeld. Ze begonnen te eten en al doende maakte de sombere stemming plaats Voor een opgewekte. Toen ze waren uitgegeten en nog wat sake hadden besteld zei Nicholas: 'Beloof me één ding, Lew. Ik weet hoe je over Tomkin denkt, maar ik denk niet dat hij degene is die je moet hebben-'

'Ik weet wat ik weet, Nick. Het is een godvergeten haai die alles wat zich in zijn vaarwater waagt verslindt. Ik ben van plan hem tegen te houden en ik kan alleen maar afgaan op de aanwijzingen waarover ik beschik.'

'Wat ik wil zeggen is... staar je niet blind op vermeende feiten. Als je daar eenmaal bent, neem dan rustig de tijd, probeer de situatie juist in te schatten.'

'Ga je me nu vertellen hoe ik mijn werk moet doen?'

' Doe niet zo lichtgeraakt. Wat ik je probeer duidelijk te maken is dat het leven vaak uit grijstinten bestaat en niet uit louter zwart en wit. Tomkin is niet de Prins der Duisternis, dat is een rol die jij hem toebedeeld hebt. Het blijft eenvoudigweg een mogelijkheid dat hij Angela Didion niet vermoord heeft.'

'Geloof je dat werkelijk?'

'Ik denk niet dat het er iets toe doet wat ik geloof.'

Maar Nicholas kon niet met zekerheid bepalen of dat waar was omdat hij inmiddels zelf ook bij de situatie betrokken was geraakt. Hij had de dood van Croaker, toen, in Key West, geaccepteerd; vanwege de moord op zijn vriend was hij nu in Japan. Gin. Plicht.

'Tot ziens, Nick,' had Croaker tegen hem gezegd toen ze zich vanuit het restaurant in het veelkleurige straatgewoel stortten. Hij had zijn hand al half uitgestoken toen hij zich plotseling bedacht en in plaats daarvan een kleine buiging maakte. Nicholas had de groet beantwoord en daarna hadden ze luidruchtig gelachen, alsof ze op die wijze het onaangename voorgevoel dat ze beiden ervoeren van zich af konden zetten.

Het afscheid werd door een zekere terloopsheid gekenmerkt, alsof ze twee mannen waren die zeker wisten dat ze elkaar de volgende dag zouden weerzien. Ondanks het feit dat Croaker Nick de sleutel van zijn kluis had gegeven geloofden ze geen van beiden dat Croaker in Californië iets zou overkomen.

Nu, terug in Japan, bedacht Nicholas dat ze nauwelijks profijt hadden gehad van hun vriendschap. Hij dacht met plezier terug aan de ogenblikken die ze samen hadden gedeeld en haalde zich die ogenblikken voor de geest als waren het scènes uit zijn favoriete speelfilm.

Boven aan de trap zette hij de gedachten van zich af. Hij was er inmiddels van overtuigd dat de weg waarvoor hij gekozen had de juiste was. Hij kon de moord op zijn vriend niet ongewroken laten. Gin'was het sleutelwoord dat zijn daden rechtvaardigde. Plicht was iets dat sterker was dan het leven zelf, zoals zovelen voor hem al hadden ervaren.

De sensei van de tempel zat op de kamiza - de rand van de aikido-mat - die was samengesteld uit een aantal tatami. Het was een man van onbestemde middelbare leeftijd met een zuur gezicht, een brede mond en de ogen van een kat. Hij had hoekige schouders, een smal middel en benige heupen. Zijn schedel was vrijwel kaal. Hij heette Renzo. Dat was Nicholas meegedeeld toen Foekasjigi, Nicholas' sensei in New York, hem een introductiebrief had gegeven. 'Kenzo is een taaie,' had Foekasjigi gezegd, 'maar ik ken verder niemand die tegen jouw, eh, ongewone gaven en kennis van boejoet- soe op zou kunnen.' Hij wist dat Nicholas ninja was en over een compleet scala van subdisciplines beschikte waarmee hij elke conventionele tegenstander meester kon blijven. 'Kenzo zal niet weten watje bent, Nicholas, maar hij zal al gauw beseffen uit welke hoek de wind waait. Daarna zul je het moeilijk krijgen.'

Achter Kenzo's rug zag Nicholas een klein podium, eerder een altaar, waarop enkele zeventiende-eeuwse dai-katana lagen - de langste en dodelijkste samoerai-wapens - en er stond een ceremoniële trom. Achter het podium hing een schriftrol met daarop de tekst: Alle dingen vinden ergens hun oorsprong, maar de plek via welke ze zichtbaar worden is voor ons onzichtbaar. Alle mensen hechten waarde aan hetgeen ze weten, maar in werkelijkheid weten ze niet wat ze weten. Alleen zij die terugvallen op kennis die niet als kennis omschreven kan worden, weten wat ze moeten weten. Blootsvoets stapte Nicholas de tatami op, gaf via een ritsoerei blijk van achting voor de ander en overhandigde hem de introductiebrief, de brief van Foekasjigi. Kenzo leek ongewoon veel tijd nodig te hebben om de brief door te nemen. Geen enkele keer richtte hij zijn blik op Nicholas. Ten slotte vouwde hij de brief keurig op en stopte hem terug in de envelop. Vervolgens plaatste hij beide handen op de t at am i en boog vanuit zijn middel naar voren. Nicholas nam tegenover hem plaats en beantwoordde de rituele groet, de zarei.

Nauwelijks had hij de buiging voltooid of vanuit een ooghoek zag hij een korte staf zijn blikveld binnenflitsen. Als hij de tijd had genomen om na te denken zou hij een fractie van een seconde later bewusteloos zijn geweest. In plaats daarvan kwam zijn arm nu automatisch omhoog en schampte de staf zijn bovenarm. Maar Kenzo had inmiddels een tweede aanval ingezet, nu met een sjomen oetsji, een directe stoot naar het hoofd, die Nicholas zeker zou hebben gevloerd indien de poging gelukt was.

Hij ontweek de stoot. Het volgende ogenblik had Kenzo zijn pols vastgepakt in een greep waarop Nicholas meteen reageerde met een jonkjo - een blokkeergreep - en klauwde naar de bovenarm van de sensei Hij priemde met zijn duim hard naar het zenuwcentrum in de bovenarm van de ander. Maar in plaats van de arm terug te trekken, wat een logisch gevolg op Nicholas' tegenzet zou zijn geweest, stapte de ander naar voren.

Allebei rolden ze over de mat. Toen ze weer overeind kwamen hulde de sensei in een vloeiende beweging een tweede bokken onder zijn jasje vandaan. Nicholas probeerde een vergeefse stoot naar de zenuwen vlak onder het sleutelbeen van de Japanse meester, maar die poging kostte hem bijna een hand. De bokken sloeg naar zijn stijve gestrekte vingers en dwong hem een stap achteruit te doen. De volgende ogenblikken kreeg hij het heel moeilijk. De sensei ging met twee bijna-dodelijke kites tot de aanval over. Nicholas werkte met razende snelheid een tiental blokkeergrepen af, maar kreeg nergens houvast. De beide bokken hadden het voorzien op de plek rond zijn hart. Zijn krachten schoten te kort om het dodelijke ritme waarmee de aanval werd uitgevoerd te weerstaan. In het besef dat hij zou gaan verliezen vervloekte hij zichzelf. Hij had te weinig nachtrust genoten. Zijn concentratie vertoonde gaten. De reserves waarover hij beschikte werden in hoog tempo opgebruikt bij het blokkeren van de snelle tambo-aanvallen. Het bloed gonsde in zijn oren en een vaag gevoel van desoriëntatie deed zich voor.

Het volgende ogenblik schoot hem een kendo-les te binnen. Hij herinnerde zich Moesasji's Slag van het Rode Blad. In plaats van zich nog langer te verdedigen ging hij met gestrekte armen tot de aanval over. Voor de ander het had kunnen voorkomen had hij de houten staf te pakken en wrong die uit de hand van de sensei. Met zijn vrije hand lanceerde hij een gemene kite tegen de lever van zijn tegenstander.

Kenzo wankelde achteruit toen de slag doel trof. Nicholas, die meende het pleit te hebben beslecht, sprong op hem af en liep tegen de steenharde vuist van de senseiop. Pijnscheuten flitsten door hem heen en hij knarsetandde. Een fractie van een seconde later wierp hij de meester met een kendo-grecp tegen de mat. Zodra de schouder van de sensei de tatami raakte verbrak Nicholas de greep. Zijn bovenlijf was bedekt met zweet, zijn hart bonsde en bij elke ademhaling voelde hij een snerpende pijn in zijn borst. Het besef dat hij bijna het onderspit had gedolven was bijzonder pijnlijk en verontrustend.

Itsjiro Kagami verkeerde in een chagrijnige stemming. Over het algemeen was hij de rust zelve, een deugd die hem tot hoofdaccountant van Sato Petrochemicals had gemaakt, maar vandaag had hij zich niet kunnen concentreren op de details van de overeenkomst die tussen zijn koboen en de Amerikaanse microchip-maatschappij zou worden afgesloten. Hij was Sato-san enorm dankbaar dat deze de vergadering had besloten voor zijn gebrek aan concentratie werd opgemerkt. Na bijna een uur achtereen naar de grijze regen achter het raam van zijn kantoorruimte te hebben gestaard, had hij er genoeg van. Hij draaide zijn bureaustoel een halve slag en drukte de spreektoets van zijn intercom in. Vervolgens droeg hij zijn secretaresse op alle afspraken die er voor die dag op het programma stonden af te zeggen. Hij besloot met haar te vertellen waar Sato hem kon bereiken als zijn aanwezigheid onverwacht vereist zou zijn.

Daarna stond hij op. Tokio zag er bleek en grijs uit. De vrolijkheid van de hanami die de afgelopen dagen de sfeer in de stad had bepaald, werd door het sombere weerbeeld teniet gedaan. De feestdagen, die de komst van de kersebloesem inluidden, hadden Kagami dit jaar geen vreugde geschonken.

Zijn gezicht zag eruit als een bleek masker toen hij zijn kantoor verliet. De gedempte verlichting en de schitterende oefci/o-e-prenten konden hem niet opvrolijken. Hij begaf zich naar de badruimte. In de kleedkamer ontdeed hij zich van zijn strakke pak en andere kleren. Alles zou in orde komen, hield hij zich voor, maar hij kon de gedachte aan Tosjiro niet van zich afzetten. Zijn zwager kon hem wat, dacht hij bitter. Maar de vrouw van Kagami was de heramot zij hield de vinger op de knip van de gezinsbeurs. Iets te stevig, dacht hij, toen hij zich in een van de baden liet zakken. Terwijl hij zich door een jonge vrouw liet schoonschrobben dacht Kagami aan zijn vrouw. Zijn ongenoegen school niet in het feit dat ze hem zijn geisja misgunde. Elke maand kwam zijn riante salaris op tijd binnen en elke vijftiende van de maand betaalde ze zijn maitresse. Ze deed alles wat van een vrouw verwacht kon worden. En toch liet de manier waarop ze beknibbelde op zaken waaraan hij waarde hechtte een nare smaak in zijn mond achter en dat was er meer dan eens de oorzaak van dat hij bij Anmitsoe, zijn maitresse, troost zocht.

Maar ondanks het gierige gedrag van zijn vrouw was Tosjiro degene over wie hij zich werkelijk zorgen maakte.

Tosjiro beoefende het boerenbedrijf en dat leverde hem meer geld op dan Kagami maandelijks verdiende. Natuurlijk moest hij het zonder de extra's stellen waarmee Sato Petrochemicals haar werknemers verwende. Maar aan het eind van het boekjaar vermeldde Tosjiro's bankrekening een bedrag dat in Kagami's ogen buitensporig hoog was. En het zat Kagami behoorlijk dwars dat hij zijn broer in zekere zin subsidieerde.

Kagami vond het eigenlijk onzinnig. In Japan verdiende dertig procent van de bevolking zijn brood in de agrarische sector en dat percentage nam snel af. Toch hadden de boeren net zoveel politieke macht als in de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog, toen zeventig procent van de bevolking in de agrarische sector werkzaam was. Dat kwam omdat het kiesstelsel nooit was herzien en de Liberale Democratische Partij, die sindsdien aan de macht was geweest, zich tot het uiterste inspande om wijzigingen te voorkomen. En dat betekende dat de 'noodlijdende' boeren werden gesubsidieerd. Alsof dat nog niet mooi genoeg was, was het rijstprobleem er ook nog. Japanse boeren produceerden veel meer rijst dan het land aankon. Omdat rijst als hoofdbestanddeel van de dagelijkse maaltijd niet bepaald wereldwijd populair was en omdat export ervan een tweede subsidie zou eisen die de prijs, die vanwege de eerste subsidie omhoog was gegaan, zou verlagen, werd met het overschot niets ondernomen.

Kagami wist dat de regering jaarlijks bijna twintig miljoen aan subsidies uitgaf. Dat betekende dat andere zaken werden verwaarloosd. Het wegenonderhoud was bar en in andere sectoren van het bedrijfsleven, vooral bij de middenstand, was armoe troef. Maar dit alles was niet van belang. Wél van belang was dat Tosjiro met zijn hoed in de hand beleefd om een lening had gevraagd. Kagami kon dat maar niet begrijpen. Tosjiro gaf alles uit wat hij verdiende, en vaak meer. Veel mensen beweerden dat Japanse boeren goede spaarders waren, maar Tosjiro deed in ieder geval zijn uiterste best om die veronderstelling te ontkrachten. Vrouwen - hij was weduwnaar - en gokken vormden zijn grootste passies. Hij had anderen in dienst genomen en met de bedrijfsvoering van zijn boerderij belast. Nu bleek dat deze mensen hun werk niet naar behoren hadden gedaan.

Tenminste, zo had Tosjiro het gebracht. Kagami snoof opnieuw. Het was aannemelijker dat Tosjiro in zijn personeelskeuze grove fouten had gemaakt. Zijn verdiende loon, ware het niet dat Kagami de tijd om er stilletjes van te genieten niet werd gegund. Tosjiro had hem om een lening gevraagd.

Vanzelfsprekend was een weigering uitgesloten. De vrouw van Kagami had er geen twijfel over laten bestaan. 'Je hebt geen keuze,' had ze botweg verklaard. 'Hij is je broer.' Familiebanden waren heilig. Plicht. Haar ogen schoten echter vuur. 'Wat niet wegneemt dat ik het niet leuk vind hem geld te moeten lenen.'

Het behoefde geen uitleg dat, als de situatie omgekeerd zou zijn geweest, Kagami nog geen sen zou hebben losgekregen. Per slot van rekening had Tosjiro niet eens een geschenk gestuurd toen Kagami's dertienjarige zoon Tamiko zijn verjaardag vierde. Evenmin had hij iets van zich laten horen toen de andere zoon, Ken, zijn rechtenstudie voltooide. Kagami wist ook dat zijn vrouw soms heimelijk cadeautjes kocht en deed alsof ze van Tosjiro afkomstig waren.

Kagami sloot zijn ogen en voelde het bloed in zijn slapen bonzen. Het was hem allemaal te veel. Plicht kon ook te ver gaan. Zuchtend hees hij zich uit het bad en begaf zich naar de sauna. Hij wilde volkomen ontspannen zijn als de meisjes uit Taiwan hem zouden masseren.

De stoompijp rechts van hem siste en hoestte toen hij op de stenen bank plaatsnam. De hitte nam toe en Kagami begon te transpireren. Hij was vergeten zich eerst te douchen voor hij de saunaruimte binnenstapte. Vanwege Tosjiro. Hij legde zijn handen op zijn buik. Hij was te dik, daarover bestond geen twijfel. Misschien zou een extra zweetbad hem goed doen. Hij sloot zijn ogen. Nu pas voelde bij zich geleidelijk aan volkomen ontspannen.

De deur werd geopend. Kagami hield zijn ogen gesloten, maar hij was zich ervan bewust dat de intense hitte door de onverwachte luchtverplaatsing iets afnam. Het volgende ogenblik werd hij opnieuw door de wervelende stoomwolken omhuld. Hij vroeg zich niet af wie de saunaruimte had betreden. De hele dag waren er mensen met topfuncties in dit deel van de etage te vinden, zelfs 's avonds, als de rest van het gebouw gesloten was en het gewone kantoorpersoneel naar huis was. De bezoekers van de Sauna spraken zelden met elkaar. Ze kwamen hier om uit te rusten, om daarna met hernieuwde energie de werkdag voort te zetten.

Kagami was zich van de aanwezigheid van de ander bewust zoals iemand zich van een schaduw bewust is. Toen deze 'schaduw' hem passeerde zette iets hem er echter toe zijn ogen te openen. Op dat ogenblik kon hij niet bepalen waarom hij dat deed. Wellicht werd hij door een of ander voorgevoel gestuurd. 

Te midden van de stoomwolken ontwaarde hij een vage gedaante, grijs, met rafelige contouren. De gedaante bevond zich recht voor hem en kwam met eigenaardige bewegingen op hem af, alsof de persoon niet door onbuigzame botten werd gehinderd, alsof rubber de basissamenstelling van de spookachtige figuur was. Kagami wreef het zweet van zijn netvlies. Hij ervoer de vreemde aandrang zich zelf te knijpen om zich ervan te verzekeren dat hij niet was ingedoezeld, in slaap gewiegd door hitte en rust.

Want nu kon hij de gedaante beter onderscheiden en hij zag dat het een vrouw was. Vreemd. Vrouwen mochten de saunaruimte niet betreden, zelfs de uit Taiwan geïmporteerde masseuses niet. Kagami's mond viel open en hij hapte naar lucht. Voor hem dook een driehoek van schaamhaar op. Waterdruppels schitterden als parels op het zachte dons. Dit slaat werkelijk alles, dacht hij verontwaardigd. Reken maar dat ik over deze inbreuk op mijn privacy zal protesteren.

De naakte heupen zwaaiden heen en weer en Kagami constateerde tot zijn verrassing dat zijn lustgevoelens werden gewekt. De seksualiteit die haar als een aura omringde leek een eigen leven te leiden. Zijn penis zwol.

Maar vreemd genoeg bleef hij al die tijd woedend op de onbeken-, de indringster. Ook omdat hij het gevoel had tegen zijn wil in opgewonden te raken.

Nu kwam ook haar bovenlichaam in zicht, de hooggeplaatste peervormige borsten, de stijve tepels, de platte licht geronde maag. Hij kon zijn erectie niet langer verbergen, hoewel hij dat met beide handen probeerde. Op dat ogenblik werd hij zich voor het eerst bewust van een naderend gevaar. Ze bleef voor hem staan en plaatste een fraaigevormd been op de bank naast hem. Hij begon te kuchen en verslikte zich in zijn eigen speeksel. En al die tijd hield hij zijn blik gericht op het zachte dons tussen haar benen.

Ten slotte, met een stomverbaasde uitdrukking op zijn gezicht, hief hij zijn hoofd op en keek in twee fel schitterende ogen.

'Wat -' begon hij zodra hij de beheersing over zijn stembanden had hervonden.

En nog voor hij de zin kon afmaken liet ze de waaier zakken die ze voor haar gezicht hield. Ze glimlachte. Haar gezicht was adembenemend knap. Kagami zuchtte. Pas daarna drong het tot hem door wie het was die voor hem stond. En in gedachten zag hij het beeldschone gezicht dat voor hem zweefde veranderen in het masker van een demon.

'Jij!' Het woord spatte uit zijn mond als een abrupt exploderende geiser.

De rand van de waaier raakte zijn wang, sneed de huid en het weefsel open en legde zijn jukbeen bloot. Kagami had even tijd nodig om tot zich door te laten dringen wat er was gebeurd. De uithaal was zo onverwacht geweest, zo bekwaam uitgevoerd dat de verrassing volkomen was geweest.

Kagami's eerste gedachte gold zijn geslachtsdelen en daarom was, achteraf bezien, van enige tegenstand geen sprake. De waaier met de messcherpe randen sloeg opnieuw toe, en nog eens, en nog eens, en al die tijd klemde Kagami zijn handen tussen zijn benen. Het bovenlijf van de vrouw kwam op hem af als rook, voortgestuwd door een flauwe zomerbries. Haar aanwezigheid leek het vertrek te vullen. Het was alsof ze al het andere leven - het zijne - in zich opnam.

Kagami kromp ineen, rillend en bevend van pijn. Hij schrok toen hij zich door bloedspatten omringd zag, besefte hoe luidruchtig zijn hart klopte, hoe klein zijn penis in de beschermende kom van zijn handen was geworden.

Het volgende ogenblik legde de waaier zijn strottehoofd bloot. Pas op het allerlaatste moment besefte hij wat het doel van haar aanwezigheid was. Zijn problemen met zijn vrouw en Tosjiro leken nu van minuscuul belang, vergeleken met wat er nu te gebeuren stond. Het ging om zijn leven. Zijn leven! Ik wil niet dood, krijste zijn geest. Spaar me!

Maar het ontbrak hem aan de training om tegenstand te kunnen bieden en hetgeen hij tussen haar benen zag ontnam hem alle moed. Hij wist wat ze was, hoewel alle logica die hij kon opbrengen dit tegensprak. Kagami wist precies wat hem als verlamd aan de bank geklemd hield. Hij bevond zich in een levensechte nachtmerrie van waaruit ontsnappen niet mogelijk was. Toch bleef hij weerstand bieden, omdat hoop het enige was dat hem restte. De hoop was vergeefs.

Nangi stond op en liep met stijve benen weg van de vergadertafel. Dit was voor de anderen het teken om een korte pauze in te lassen. Toen Tomkin zich zuchtend van zijn stoel overeind hees begaf Nicholas zich naar een van de hoge ramen die uitzicht boden op Sjinjoekoe. Regen kletterde neer op de vele paraplu's die zich ver beneden hem door de straten bewogen. Nicholas keek echter met nietsziende ogen. De afgelopen uren hadden ze als dodelijke tegenstanders een zware strijd geleverd, een verbale weliswaar, maar toch uitputtend. De aanwezigen waren Sato, Nangi, Soezoeran, hun jurist, Masoeto Isjii, de vice-voorzitter van de raad van bestuur en Sato's rechterhand, en enkele afdelingsdirecteuren. De andere kant van de tafel werd bezet gehouden door Tomkin, Nicholas en Greydon, de plaatselijke adviseur van Tomkin Industries. Nicholas zuchtte. Soms ervoer zelfs hij het zakendoen met de Japanners als een ware beproeving. Hun ogenschijnlijke tegenzin om tot een besluit te komen - hoewel niet te miskennen een onderhandelingstactiek - werd soms tot het uiterste doorgevoerd. Geduld was een schone zaak, maar Nicholas was er meer dan eens van overtuigd dat ze hier over enkele maanden nog zouden zitten zonder ook maar een steek verder te zijn gekomen.

De redenen daarvoor waren aanwijsbaar. Sphynx had ooit in Japan een voordelige samenwerkingsovereenkomst gesloten met Nippon Memory, een overeenkomst die Nippon uiteindelijk veel geld had gekost. De Japanners waren dit nog niet vergeten en kwamen er tijdens de onderhandelingen voortdurend op terug. Maar de plek waar de nieuwe Sphynx/Sato-fabriek gebouwd moest worden vormde het grootste struikelblok. Tomkin had achttien maanden besteed aan het maken van kostenramingen, het maken van een schema voor de bouw van een fabriek, het doen van seizoenanalyses met betrekking tot het weerbeeld en het maken van produktie-en exportplannen. Ten slotte was hij tot de conclusie gekomen dat de fabriek het beste kon worden gebouwd in Misawa, op een stuk land dat eigendom was van de keiretsoe. .De enige buurman van de toekomstige fabriek was een Amerikaanse legerbasis. Maar Sato had er geen enkel misverstand over laten bestaan dat dit stukje land voorbestemd was als de lokatie van een nieuwe mijnbouwmaatschappij, Miva Mining.

Er was langdurig over geredetwist, waarbij geen van beide partijen ook maar een strobreed had toegegeven aan de eisen van de ander. Het was gekmakend geweest, dacht Nicholas nu. Onder normale omstandigheden zou het hem niet veel hebben kunnen schelen. Hij was ervan overtuigd dat hij het langer zou volhouden dan Nangi en Sato, maar er was iets gebeurd dat te denken gaf. Hij dacht terug aan het gesprek dat hij met Tomkin tijdens het verlaten van het hotel had gevoerd. Toen ze plaatsnamen in de limousine die Sato had gestuurd om hen op te halen, was het Nicholas opgevallen hoe bleek Tomkin zag.

Tomkin had zijn bezorgdheid achteloos afgewimpeld. 'Een licht griepje,' had hij gezegd. 'Een aanhoudende stoelgang voorkwam dat ik vannacht langer dan een halfuur achtereen mijn ogen dicht kon doen. Als jij vannacht niet geslapen had zou je er ook niet zo opgewekt bijzitten.'

'Als je daarbinnen maar kalm blijft,' zei Nicholas, 'ongeacht wat er gebeurt. Ze zullen van alles proberen om de onderhandelingen te vertragen tot een punt waarop enige vooruitgang uitgesloten lijkt. Ze zullen ook proberen uit te vissen hoever ze kunnen gaan. Beschouw dit als een voorronde.'

'Verzin dan maar iets om hen van deze gewoonte af te brengen, Nick. Het interesseert me geen moer hoe je het aanpakt, maar zorg dat het gebeurt. Ik ben niet een van die doetjes die met een zuurstok in zijn hand naar Japan gaat om te vragen of hij alsjeblieft een fabriekje mag opzetten.'

'Hoe vaak moet ik je nu nog vertellen dat alles hier om geduld draait? Maak je geen zorgen. Uiteindelijk krijgen we wat we willen hebben.'

Maar op dat ogenblik greep Tomkin Nicholas' arm vast als een kind dat zich aan zijn moeder vastklemde. 'Nee, nee,' zei hij opeens opgewonden, 'je begrijpt het niet, Nicky. We hebben slechts enkele dagen de tijd. Deze deal moet uiterlijk volgende week vastgelegd zijn.' Hij wenddezich abrupt af. 'Ik heb verplichtingen... verplichtingen die ik móet nakomen ... Er zijn enorme bedragen met deze deal gemoeid... Leningen die moeten worden afgelost... Afbetalingen die gedaan moeten worden... Schulden die ik moet voldoen.' Hij keek Nicholas aan. 'Laat me niet in de steek, Nicky, niet nu. Niet nu je bijna mijn schoonzoon bent,' fluisterde Tomkin na een korte stilte.

Nu, na afloop van de eerste ronde aan de vergadertafel, draaide Nicholas zich om toen Tomkin naast hem kwam staan.

'Christus,' zei de grote man toen hij zich naast Nicholas opstelde.

'Daarnet liet ik me bijna gaan. Als Nangi nog even was doorgegaan had ik hem geslagen. Het lijken wel ezels, een stelletje koppige -'

'De onderhandelingen verliepen zoals ik voorspeld heb,' zei Nicholas kortaf.

Maar Tomkin greep hem vast bij de mouw van zijn jasje. 'We moeten de zaak versnellen, Nicky. We kunnen het ons niet permitteren nog langer te wachten. Dat weetje. Je hebt de rapporten gezien. Als we met lege handen terugkomen zullen ze ons thuis met huid en haar opvreten.'

'Geef dan toe wat betreft Misawa. We kunnen elders iets bouwen dat -'

'Nee.' Tomkin zei het onverwacht scherp. 'Over Misawa mag geen twijfel bestaan. Op dat punt wil ik niet toegeven, wat er ook gebeurt. Begrepen?'

Nicholas schonk zijn baas een bevreemde blik. 'Voel je je wel goed? Zal ik een dokter laten komen?'

Tomkin kromp ineen. 'Die verdomde Japanse virussen, maar ik krijg ze wel.' Hij liet een korte, blaffende lach horen, alsof hij zodoende Nicky's bezorgdheid kon wegnemen. 'Is er iets, Linnear?

Ik weet heus wel of ik een griep onder de leden heb of iets anders.'

Nicholas nam hem een ogenblik aandachtig op en knikte toen afgemeten. 'Oké. Ga aan de tafel zitten. Ik zal als laatste binnenkomen. Zodra ik zit houd jij je mond en laat mij het woord voeren.'

'Wat ga je zeggen?'

'Houd je niet van verrassingen?'

'Niet bij een deal waarmee honderden miljoenen zijn gemoeid,'

mopperde Tomkin, maar hij deed wat Nicholas hem opdroeg. Nicholas ging naar het toilet. Toen hij terugkwam in de vergaderkamer zaten de anderen al op hun plaatsen. Hij stelde zich opnieuw voor het raam op en staarde naar de beregende stad. Achter hem werd het stil. Hij rook de zware lucht van de sigaret die Nangi even tevoren had opgestoken en luisterde naar het gezoem van de airconditioning. Afgezien daarvan was het stil. Tactiek. In gedachten ging hij te rade bij de meester, Moesasji. De tijd was rijp voor de tactiek van Het Afwezige Aanwezige; ook tijdens het verdedigen moest worden geprobeerd de tegenstander te verwonden.

Nicholas haalde drie keer diep adem. Daarna draaide hij zich om en ging terug naar de vergadertafel waar de anderen geduldig op hem zaten te wachten. Hij wist nu wat hem te doen stond, maar eerst moest hij weten hoe de tactiek van de Japanners in elkaar zat om te kunnen bepalen vanuit welke invalshoek hij het zou moeten aanpakken. Hij keek naar Nangi, die omzichtig de as van zijn sigaret tikte.

'Wellicht hebben we vandaag genoeg besproken,' zei hij met een neutrale klank in zijn stem.

Sato schudde meteen van nee. 'Onderhandelen is altijd een moeilijke bezigheid. Sommige paden blijven lange tijd gesloten, om dan plotseling hun geheimen prijs te geven. Ik vind dat we verder moeten gaan.'

'Voor zover ik kan nagaan zitten we in een impasse,' zei Nicholas met een zweem van ongeduld in zijn stem. 'Ik ben het met Nangi-san eens. Ik ben ook van mening dat voortzetting van dit gesprek vandaag geen enkele zin heeft.'

'Wil je de onderhandelingen afbreken?' vroeg Sato een beetje ongelovig. Hij werd zo verrast dat hij Nicholas met 'je' in plaats van met 'u' aansprak.

Nicholas knikte. 'Tenzij u met een constructieve bijdrage komt. Zo niet, dan is het beter als onze wegen hier vandaag uiteengaan.'

'Ik heb het idee,' zei Sato, 'dat uitstel de standpunten alleen maar zal verharden. Als we morgen de gesprekken voortzetten zullen we ons nog verder van ons doel vandaan bevinden.'

'Geen van allen zijn we uit op een harde confrontatie,' zei Nicholas omzichtig. 'Het uitgangspunt was aanvankelijk tot een overeenkomst te komen waarbij we allebei wel zouden varen. Daarom zal ik u iets vertellen dat mogelijk van belang kan zijn. De afgelopen weken zijn er herhaaldelijk meldingen binnengekomen van illegale activiteiten in de omgeving van onze laboratoria in Connecticut en in Silicon Valley. Bedrijfsspionage is niet uitgesloten. Eerlijk gezegd bevinden we ons in dezelfde positie als waarin u zich bevindt. We zijn klein maar beschikken over een enorm groeipotentieel. Als we succesvol willen zijn moeten we echter haast maken, voor we worden overschaduwd door enkele giganten in de computerindustrie die heel goed zullen weten hoe ze onze uitvinding in winst moeten omzetten. Het behoeft geen uitleg dat ze bereid zullen zijn goed voor de uitvinding te betalen.'

'Als jullie veiligheidsproblemen hebben,' zei Isjii, die in het aas hapte, 'dan zullen jullie die zelf moeten oplossen. Wij kunnen jullie geen hand toesteken, niet na de schandalen van vorig jaar en het jaar daarvoor.' Hij refereerde aan de delegatie van Japanse computergeleerden - in dienst van een van Japans grootste computerleveranciers - die tijdens een bezoek aan Silicon Valley op bedrijfsspionage waren betrapt.

'U begrijpt me verkeerd,' zei Nicholas vriendelijk. 'Het is me niet om de situatie in Amerika te doen, maar om de situatie die zich hier zal voordoen. U wilt niet naar Misawa, in plaats daarvan opereert u voor Keiyo. Maar Keiyo is een voorstad van Tokio en hier zijn we bijna letterlijk omringd door concurrenten. Als we hier een fabriek bouwen zullen we bijna tot bedrijfsspionage uitnodigen. Als we daarentegen voor Misawa kiezen zou ik me heel wat prettiger voelen. Het is maar een klein plaatsje, ver ten noorden van de grote industriële centra en er is een Amerikaanse legerbasis in de buurt. Van een veiligheidsprobleem zou daar nauwelijks sprake zijn. Ik -'

En verder kwam hij niet. Vanaf de gang klonk een schelle angstkreet en het volgende ogenblik kwam mevrouw Josjida half struikelend, half lopend het vertrek binnen. Slierten blauwzwart haar waren losgeraakt uit haar perfect in vorm gebrachte kapsel. Haar gezicht zag lijkbleek.

Ze boog zich naar voren en fluisterde Sato iets in zijn oor. Nangi, die nog steeds nadacht over Nicholas' woorden, besteedde aanvankelijk geen aandacht aan haar. Hij was veel te boos vanwege de onverwachte binnenkomst. Maar toen mevrouw Josjida's gefluisterde verslag uitliep wendde hij zich nieuwsgierig tot haar. Zodra ze was uitverteld wendde Sato zich tot Isjii: 'Laat Koten weten dat zijn aanwezigheid is vereist.' Vervolgens wendde hij zich tot Nangi en fluisterde hem een beknopte versie van het verslag in zijn oor. Het bovenlijf van de oudere man verstijfde en hij trok zijn hoofd met een ruk weg van dat van Sato, alsof hij door de ander was geslagen.

'Heren, wilt u ons verontschuldigen. Ik stel voor de bijeenkomst voor vandaag te sluiten. Mevrouw Josjida zal u laten weten wanneer de onderhandelingen worden voortgezet.' Nangi's stem klonk stijf van woede.

Maar Sato legde een grove hand op zijn arm. 'Als je er geen bezwaar tegen hebt, Nangi-san, zou ik het bijzonder op prijs stellen als Linnear-san ons zou willen vergezellen.'

'Wat?' Nangi's verbaasde uitroep leek bijna een kreet van afgrijzen. Meteen daarop wilde hij roepen dat deze aangelegenheid iets was waar de gaijin niets mee te maken had, dat het gevaarlijk zou zijn hem van een uiterst delicate zaak als deze op de hoogte te stellen. Maar ertegenover stond dat hij het niet in zijn hoofd zou halen met een lid van zijn zakenfamilie in het openbaar in discussie te gaan. Daarom deed hij er het zwijgen toe, hoewel het hem niet gemakkelijk viel. Hij knikte kortaf.

'Alsjeblieft, Linnear-san,' zei Sato bij wijze van uitleg. 'Er is iets verschrikkelijks gebeurd en ik ben met uw achtergrond bekend.'

Toen Nicholas aanstalten maakte om te protesteren stak hij bezwerend een hand op. 'Ontkennen heeft geen enkele zin. Ik ben goed geïnformeerd.' Hij legde zijn beide handen plat op de vergadertafel.

'Maar voor ik u in goed vertrouwen zal mededelen wat hier gebeurd is, moet u mij beloven dat deze zaak strikt onder ons blijft.'

Nicholas besefte dat hij het hem geboden voorrecht onmogelijk kon afwijzen. Hij boog nauwelijks merkbaar zijn hoofd.

'Zoiets kan hij onmogelijk beloven,' zei Tomkin nijdig. 'Geen van mijn werknemers mag van mij iets beloven dat uiteindelijk best eens tegen Tomkin Industries gebruikt kan worden. Hij krijgt van mij geen toestemming.'

'U hebt mijn woord, Sato-san, dat ik van dit alles niets tegen derden zal zeggen.'

'De politie inbegrepen?'

'Wat zullen we nu beleven?' riep Tomkin. 'Wat zit je daar te regelen?' Hij stond op. 'Kom mee, Nick. We gaan.'

Nicholas maakte geen aanstalten om op te staan. Hij keek Sato recht in de ogen. 'U verlangt heel wat van mij.' Zijn stem klonk zacht, maar was niettemin tot in de verste uithoeken van het vertrek verstaanbaar. Mevrouw Josjida, die zich enigszins van de schok hersteld had, stond nu achter Sato. Zelfs Tomkin hield een ogenblik zijn mond.

'Haj.' Sato knikte. Ja. 'Maar het is een verzoek dat tussen zakenpartners heel ,gewoon moet zijn. Als we tot een overeenkomst komen, vormen we een nieuwe familie.'

'Hai.' Nicholas knikte op dezelfde wijze als waarop Sato even tevoren had geknikt. 'Ik ben tot medewerking bereid.'

'Hoor eens,' begon Tomkin. 'Ik wil hier niets mee te maken hebben, Nick, en als jij denkt -' Het volgende ogenblik hield hij zijn mond. Nicholas schonk hem een blik die uit louter vastbesloten wilskracht leek te bestaan. Zonder er nog een woord aan toe te voegen liet Tomkin zich op zijn stoel zakken.

'Welnu,' zei Sato toen hij opstond. 'Als u mij wilt volgen.'

Bij de lift werden ze opgewacht door Isjii en een onbekende Japanner. De laatste was een reus in mensengedaante. Hij ging gekleed in montsoekien hakama; zijn blauwzwarte haar was zorgvuldig in een knot geknoopt, zoals alleen soemo-meesters hun haar mochten dragen. Sato stelde hem voor als Koten. Over het feit dat de man een lijfwacht was bestond geen twijfel.

Bij de ingang tot de sauna opperde Sato dat ze er beter aan deden hun jasje uit te trekken. De stoomkraan was dichtgedraaid, maar in het vertrek was het nog steeds vochtig. Mevrouw Josjida verzamelde alle jasjes en drapeerde ze zorgvuldig over haar arm. Ze bleef met een vreemd glazige blik in haar ogen op de gang achter.

'Jezus Christus,' zei Tomkin toen hij het lijk van de man op de stenen bank in het oog kreeg.

'Pas op voorde bloedspatten,' zei Sato. 'Kagami-san werd enkele minuten voor mevrouw Josjida de bijeenkomst onderbrak gevonden.'

Nangi, die zich ietwat terzijde had opgesteld, leunde zwaar op zijn wandelstok.

'Kijk eens naar zijn wang,' zei Sato. 'Naar de linker.'

Tomkin keek Sato aan; hij had genoeg van het gestaar naar de man op de vloer. 'Je maakt niet de indruk alsof je kapot bent van wat hier gebeurd is.'

Sato wendde zich tot hem. 'Hij is dood, Tomkin-san. Karma. Ik zal niets kunnen doen om hem weer tot leven te wekken. Hij werkte al heel lang voor ons en ik zal hem zeker missen, maar bedroefdheid is iets dat niet voor andere ogen bestemd is.'

Tomkin schoof zijn handen in zijn zakken en draaide zich om. Sato keek naar Nicholas. 'Linnear-san?' Zijn stem klonk zacht. Nicholas had zich niet meer verroerd sinds hij over de drempel van de saunaruimte gestapt was. Het teken op de wang van de dode had zijn volledige aandacht opgeëist.

'Een karakter,' zei Sato. 'In kanji.'

'Ik zie alleen maar bloed,' zei Nangi kortaf. 'Hij werd minstens een half dozijn keer gesneden.'

Zonder een woord te zeggen begaf Nicholas zich over de tegelvloer naar het lijk. Omzichtig plaatste hij zijn schoenpunten tussen de bloedspatten die alom aanwezig waren.

Tomkin had Nicholas één keer op deze wijze zien bewegen. Dat was op de avond geweest toen Saigö was gekomen om hem te vermoorden.

Met een punt van zijn zakdoek veegde Nicholas voorzichtig het bloed van de wang.

Nangi zoog sissend zijn longen vol lucht. 'Het is een teken.'

, 'Welk teken?' vroeg Tomkin. 'Wat staat er?'

' Woe-Sjing,' zei Nicholas. Hij kon zijn ogen niet geloven. Het bloed bonsde tegen zijn slapen als een hamer op een aambeeld. Hij voelde zich lichthoofdig, alsof de werkelijkheid hem dreigde te ontglippen.

'Dat is Chinees,' zei Sato. 'Oud-Chinees om precies te zijn. Maar ik weet niet wat het betekent.'

Met een lijkbleek gezicht wendde Nicholas zich tot hem.' Woe- Sjing,' zei hij, 'is een gerechtelijk vonnis dat uit een vijftal lijfstraffen bestaat.'

Een poosje bleef het stil.

'Maar dat is niet alles,' zei Sato zacht.

Nicholas knikte. Er verscheen een bedroefde blik in zijn ogen. Opnieuw keek hij naar het afschuwelijke teken, gegraveerd in de wang van de dode. Het teken dreef de spot met hem. 'Dit is mo,' zei hij. 'Het aanbrengen van een tatoeage op de gezichtshuid. Het is de eerste van een reeks van vijf vernederende lijfstraffen die alleen aan leerlingen van de Tensjin Sjoden Katori bekend zijn. Dat,' voegde hij er met smart aan toe, 'is de naam van de ninja-rioe waar ik mijn opleiding kreeg.'

Nicholas was op weg naar de kamer van Tomkin toen het telefoontje doorkwam. De stem van Justine klonk zacht en iel, en een beetje vervormd door de elektronika van het communicatiemedium. 'Ik mis je, Nick. Zonder jou is het maar niets gedaan in West Bay Bridge. Ik zou maar wat graag bij jou in het buitenland zijn.'

'Japan is het buitenland niet,' zei hij zonder erbij na te denken.

'Japan is mijn geboorteland.'

'Nu nog steeds? Na al die tijd?'

Te laat werd hij zich bewust van de angst in haar stem, maar er was niets wat hij kon doen om dat te verhelpen. 'Mijn ziel is in Japan,' zei hij. 'Dat heb ik je verteld toen we voor het eerst met elkaar kennis maakten. Uiterlijk ben ik, misschien, de zoon van mijn vader. Maar van binnen ... daar huist de kamt van mijn moeder. Ik kan het niet helpen, net zomin als ik de wolken met mijn hand kan wegvagen.'

Na een korte stilte hoorde hij haar aan de andere kant van de lijn diep zuchten.

'Je blijft toch niet, hè?' Haar stem klonk nu als die van een kind. Hij lachte. 'Voorgoed? Goeie God, nee. Wie bracht je op dat idee?'

'Laat me naar je toekomen, Nick. Ik kan vanavond nog een vliegtuig nemen. Ik beloof je dat ik je niet voor de voeten zal lopen. Ik wil alleen maar dicht bij je in de buurt zijn.'

'Justine,' zei hij zo vriendelijk mogelijk, 'dat gaat eenvoudigweg niet. Er is hier veel te doen. We zouden geen ogenblik tijd voor elkaar hebben.'

'Zelfs 's nachts niet?'

'Er wordt hier niet van negen tot vijf gewerkt.'

'Ik geloof dat ik je aardiger vond toen je niets uitvoerde.'

'Ik heb het nu meer naar mijn zin, Justine.'

'Nick, alsjeblieft, laat me overkomen. Ik zal je niet -'

'Uitgesloten. Over een paar dagen ben ik weer thuis.'

Opnieuw werd het stil. De verbinding ruiste, alsof tientallen kami gefluisterde gesprekken hielden.

'De waarheid is dat ik bang ben, Nick. Ik droom de laatste tijd steeds dezelfde droom, een soort... profetie. Ik ben bang dat er iets afschuwelijks gaat gebeuren. En dat ik daarna weer alleen zal zijn.'

'Justine,' zei hij. 'Alles is oké, en zo zal het blijven. Zodra ik terug ben trouwen we. Niets of niemand zal dat kunnen voorkomen.'

Stilte. Hij zette de gedachte aan de moord van zich af. 'Justine?'

'Ik verstond je wel.'

'Ik hou van je,' zei hij, en daarna hing hij op.

Had hij nog iets moeten zeggen? Kunnen zeggen ? Soms was haar irrationele gedrag onmogelijk te peilen. Nachtelijke angsten. Een fobie.

De angst voor het duister. Dit alles was hem vreemd en hij kon zich niet goed voorstellen hoeveel invloed dergelijke angsten konden uitoefenen op diegenen die er wel gevoelig voor waren.

'Nick, wat is er in vredesnaam aan de hand?' Tomkin leunde met een grauw gezicht tegen de deurpost tussen badkamer en slaapkamer. 'We kwamen naar Tokio om een zakelijke overeenkomst af te sluiten en nu zitten we opeens met een afschuwelijke moord.'

Ze waren terug in het Okoera. Het was laat in de avond en geen van beiden had sinds het ontbijt een hap gegeten. Tomkin had verklaard dat zijn maag nog niet tegen voedsel bestand was.

'Laten we eerst iets gaan eten,' zei Nicholas. 'Want ik heb wel trek.'

'Jij leek meer af te weten van dat... hoe zei je het ook al weer?'

' Woe-S/ing-teken.'

'Precies. Enfin, jij bent de expert. Breng me eens op de hoogte.'

Nicholas trok zijn vingers in een kammende beweging door zijn haar. 'In totaal bestaat het vonnis uit vijf straffen. Elke volgende straf is onaangenamer dan de vorige.'

'En wat heeft dit met Sato Petrochemicals te maken?'

'Ik weet het niet.'

Heel even schonk Tomkin de jongere man een indringende blik, toen wendde hij zich af en trok een gebleekte spijkerbroek uit een lade. Nadat hij de broek had aangetrokken wurmde hij zijn arrnen in de mouwen van een blauw werkoverhemd. 'Ik heb geen trek, maar ik zal je gezelschap houden. Ik voel me nog steeds een beetje koortsig. En sta me niet zo aan te kijken. Als je kijkt zoals nu, herinner je me aan mijn moeder. Ik mankeer niets.'

De telefoon rinkelde en Tomkin nam op. De volgende twee minuten voerde hij een snel gesprek en legde de hoorn op de haak.

'Dat was Greydon. Hij vroeg of het oké was dat hij bij zijn zoon in Misawa op bezoek ging. Die knul is blijkbaar op de legerbasis daar gestationeerd. Hij is jetpiloot en moet een testvlucht maken met een van die nieuwe F-'s die we hierheen hebben gesleept. Ik geloof dat Greydon zich bij dat idee niet helemaal kits voelt.'

'En terecht,' zei Nicholas. 'Van Misawa naar Wladiwostok is slechts een uur vliegen.'

Tomkin haalde zijn schouders op. 'En?'

Die F-'s hebben kernwapens aan boord, iets waar de Russen zich danig zorgen over maken. Daarom hebben ze hun legermacht op de Koerilen versterkt.'

'De Koerilen?'

'De Koerilen Eilanden. Dat is de keten ten noorden van Hokkaido, Japans meest noordelijke eiland waar in de Olympische winterspelen werden gehouden. Die eilandengroep vormt als het ware een eilandenpad naar de Russische kust. Na werden de Koerilen door de Russen bezet.'

'Je bent aardig op de hoogte.'

'De Japanners willen de eilanden terug.' Nicholas haalde zijn schouders op. 'Wat je opmerking betreft: alles wat met Japan te maken heeft geniet mijn onverdeelde aandacht. Ik kan me echter voorstellen dat Greydon zich zorgen maakt over zijn zoon. Geef hem het weekend vrijaf. Morgen moeten we naar Sato's bruiloft en ik kan me niet voorstellen dat ze zondag de onderhandelingen willen voortzetten.'

'Ik heb hem toestemming gegeven te gaan,' zei Tomkin gespannen. 'Oké?'

'Als Greydons zoon tijdens die vlucht iets overkomt zou je het jezelf tot in lengte van dagen kwalijk nemen,' sloot Nick het onderwerp af.

Er viel een korte stilte. De telefoon rinkelde opnieuw, maar geen van beiden maakte aanstalten de hoorn van de haak te nemen. Na enige tijd stopte het gerinkel.

'Ik heb je al eens eerder verteld,' zei Tomkin, 'dat mijn oude heer een rasechte schoft was. Het is onmogelijk precies onder woorden te brengen hoezeer ik hem soms haatte.' Als in gebed verzonken strengelde hij zijn vingers ineen. 'Maar toch hield ik van hem, Nick. Ondanks wat hij mijn moeder aandeed. Per slot van rekening was het mijn vader... Begrijp je dat?' Het was een vraag die niet om een antwoord vroeg, maar een mededeling. Nicholas zweeg. Tomkin zuchtte. 'Ik lijk in een heleboel opzichten op hem, dat bleek al gauw. Jarenlang heb ik geprobeerd dat te ontkennen, maar naarmate de tijd verstreek...' Hij schudde zijn hoofd. 'De tijd doet dingen met mensen die ze niet voor mogelijk hielden. Kun jij je Chris nog herinneren? Hij was Justines laatste vriendje, die vóór ze jou ontmoette. Hij was de grootste boef van het hele stel. Hij versierde haar en haalde haar over naar San Francisco te verhuizen. Ze ging toen onder haar echte naam door het leven. Tomkin. Ze kreeg een maandelijkse toelage van mij, een behoorlijk bedrag. Maar de relatie die ze met Chris had... die was louter en alleen op seks gebaseerd. Ze naaiden als konijnen. Tenminste, dat dacht ik, tot Justine om meer geld vroeg, en om nog meer. Ten slotte nam ik een detectivebureau in de arm om uit te vissen wat ze daar uitvoerden. Twee weken later vloog ik erheen om Justine het bewijsmateriaal voor te leggen. Daarna gaf ik haar een paar minuten de tijd om haar koffers te pakken en nam haar mee terug.' Toen vergeten emoties opnieuw in hem opwelden leek Tomkin moeite te hebben met ademhalen.'De schoft gebruikte mijn geld ... mijn geld om een cocaïnelijn op te zetten. Zelf was hij ook een gebruiker en bovendien .. .hij was haar vrijwel elke dag ontrouw.'Hij produceerde een geluid dat uitdrukking gaf aan een gevoel van walging en afkeer.

'Toch heeft ze nu een hekel aan me omdat ik me ooit met haar leven bemoeide. Dat is een lachertje, nietwaar? Hij maakte haar met zijn krankzinnig gedoe en zijn ontrouw kapot. Hij sloeg haar en -'

De woorden bleven in zijn keel steken. Hij streek met een hand door zijn vochtige haar. 'Maar nu heeft ze jou tenminste, Nicky. Dat is voor mij heel belangrijk.'

Al die tijd had Tomkin Nicholas omzichtig in het oog gehouden. Het was een sluwe man met een analytische geest. Zijn onbegrip voor buitenlandse gewoonten en gebruiken deed aan dat feit niets af.

'En nu is het jouw beurt,' zei Tomkin. 'Je zit ergens mee.' Zijn stem klonk zacht, maar gaf niettemin blijk van een vastberadenheid die karakter verried. Hij klonk bijna als een vader. 'Zeg het maar. Ik heb zo'n idee dat het iets te maken heeft met die Woe-Sjing of hoe je dat dok noemde.'

'Tomkin -'

'Nicky, je bent me iets verplicht. Je moet me vertellen watje weet. Alles.'

Nicholas zuchtte. 'Ik zou dit liever voor me houden.'

'In vredesnaam, waarom? Ik heb het recht te weten waar mijn personeel zich mee bezighoudt. Bovendien wil ik weten waarom jij je nek uitstak.'

Nicholas knikte. 'Ja, dat deed ik.' Hij keek Tomkin recht in de ogen. 'Maar de waarheid is dat ik niets hard kan maken, niet in de zin van bewijzen, cijfers, overzichten of wat dan ook. Hier, in Japan, vormen mythen en legenden de basis van het dagelijkse leven.'

'Legenden?' Tomkin lachte, weinig op zijn gemak. 'Wat krijgen we nu? Is dit het begin van een Dracula-film?' Hij hield zijn hoofd schuin en deed alsof hij met gespitste oren luisterde. 'Jezus, ik hoor de wolven huilen, Nick. Het zal gauw volle maan zijn. We kunnen vanavond maar beter binnenshuis blijven en een streng knoflook aan de deur hangen.'

'Stop daarmee,' zei Nicholas kortaf.

'Je reageert precies zoals ik verwachtte.'

Tomkin stak bezwerend een hand op. 'Oké, ik luister.' Hij begaf zich naar het bed en nam op de rand plaats. 'Ik beloof braaf te zijn en aandachtig te luisteren naar watje te vertellen hebt.'

Nicholas schonk hem een strakke blik voor hij van wal stak. 'In de Tensjin Sjoden Katori-rioe waar ik in ninjoetsoe werd getraind, waar de Woe-Sjing vandaan komt, deed een legende de ronde... Niemand twijfelde er echter aan. Vroeger, lang geleden, toen de Japanse eilanden en de ware beschaving zich nog niet verder dan even ten zuidwesten van China hadden verspreid, stond ninjoetsoe als leer op het Aziatische continent in de kinderschoenen. De discipline was nog te jong om senseis - meesters - te hebben opgeleverd. Er waren niet eens jonin - rioe-patriarchen - om de eenvoudige reden dat ninjoetsoe nog niet in georganiseerd verband werd onderwezen. In die tijd bepaalden rituelen het dagelijkse leven. Bijgeloof was iets dat werkelijkheid was. Het denkraam van de sennin - de volgelingen - was nauw en bood nauwelijks ruimte aan nieuwe denkbeelden, voornamelijk omdat de krachten waarmee ze werkten nieuw en dodelijk potent waren. Afleiding was uit den boze.'

Nicholas zweeg een ogenblik en nam een slok water. Daarna ging hij verder: 'Volgens de legende was er een sennin die machtiger was dan de anderen. Hij heette Hsing, een naam die in kanji zoveel betekent als "vorm".'

Tomkin kuchte.

'Volgens de overleveringen bewoog Hsing zich uitsluitend in de duisternis, zijn enige minnares. Zijn toewijding aan de leer dwong hem daartoe. Enfin, in tegenstelling tot de andere ninjoetsoe-be- oefenaars nam hij slechts één leerling aan, een jongen die afkomstig was uit de steppen waar de wilde Mongolen heersten. Deze student van Hsing, zo werd gefluisterd, was geen van de beschaafde dialecten meester. Evenmin sprak hij mandarijn. Toch voerde hij urenlange gesprekken met Hsing, hoewel niemand wist in welke taal die gesprekken werden gevoerd. De andere sennin vermoedden dat Hsing zijn kennis via deze gesprekken uitbreidde, dat hij experimenteerde op duister terrein waar niemand zich durfde te wagen. Zijn macht werd inderdaad groter en ten slotte sloten de andere sennin uit angst - of wellicht gewoon uit jaloezie - een verbond om Hsing onschadelijk te maken. Dat deden ze. Ze vernietigden hem.'

Nicholas' ogen schitterden alsof achter het netvlies een lamp was aangeknipt. Tomkin keek naar hem en voelde heel even de moderne wereld om zich heen verdwijnen en plaats maken voor de nevelige verten van het mystieke oude Azië, waar wetten golden waarvan hij nog nooit gehoord had.

'De moordlustige sennin,' vervolgde Nicholas, 'deden zijn leerling niets. Ze verdreven hem uit hun kamp en schreeuwden hem toe dat hij moest teruggaan naar de noordelijke steppen vanwaar hij afkomstig was.

Maar ze hadden geen rekening gehouden met Hsings macht. Waarschijnlijk kwam zijn dood te laat, want in zijn leerling had hij reeds zijn akoema gewrocht, dat wat de Japanners een boze geest noemen, een demon met jit soeriokoe, bovennatuurlijke krachten.'

'Nick, toe, dit is -'

'Je hebt erom gevraagd, Tomkin. Luister nu naar me of breng tenminste het fatsoen op te doen alsof.'

'Maar dit is een sprookje.'

'Hsing had zijn leerling alles verteld wat hij zelf afwist van jaho,''

vervolgde Nicholas. Hij besloot Tomkin te negeren. 'Een vorm van magie. O, er was niets bovennatuurlijks aan. Jaho bestaat niet uit spreuken en bezweringen. Ook Saigö had zich in jaho verdiept. Hij beoefende saiminjoetsoe en paste dat toe op je dochter.'

Tomkin knikte. 'Oké, tot zover kan ik met je meegaan. Maar wat heeft dit alles met de moord te maken?'

Nicholas haalde diep adem. Woe-Sjing, de rituele straf, werd bedacht en uitgevoerd door de leerling van Hsing, die in Kaifeng een reeks gruwelijke moorden onder de sennin inzette. Het was een wraakactie tegen diegenen die zijn sennin hadden vermoord. De leerling was een maho-zoekai geworden, een tovenaar.'

Akiko Ofoeda droeg een sneeuwwitte kimono, versierd met handgestikt brokaat. Eroverheen droeg ze een licht zijden gewaad in dezelfde rode tint als van de kersebloesems die in de bries boven haar hoofd heen en weer wiegden. Haar haar ging schuil onder een glanzende pruik. De krullen en ingewikkeld gedraaide lokken werden bedekt door een tsoenokakoesji, een ceremoniële witte hoed met een brede rand, waarvan werd gezegd dat het hoofddeksel de slechte karaktertrekken van de draagster verhulde. Haar ogen waren groot en glanzend in de dikke lagen zorgvuldig aangebrachte make-up. Haar gezicht was heel wit, haar lippen vormden een spattende rode streep. Ze droeg geen oorringen of andere sieraden. In haar hand hield ze een gesloten waaier.

Die zaterdag was aan de hemel geen wolk te bekennen en een frisse maartbries bepaalde de sfeer.

Na een laatste telling van de gasten bleek dat er zo'n vijfhonderd aan de uitnodiging gehoor hadden gegeven.

De ochtendnevels hingen nog boven de flanken van de bergen en onttrokken het spiegelgladde oppervlak van het meer ertussen aan het zicht. Erachter, in de verte, begonnen de buitenwijken van Tokio.

De vier gebouwen die te zamen de tempel vormden hadden de vorm van een hoefijzer. Het ceder van de opstaande dakranden glom in het ochtendlicht. De gasten bewogen zich over de tempelgrond, gaven commentaar op het weerbeeld, roddelden over andere gasten of spraken over zakendoen in het algemeen. Een indrukwekkend aantal van 's lands vooraanstaande zakenlieden en politici was aanwezig.

Seitsji Sato verlegde zijn blik van het knappe gezicht van zijn bruid naar de massa gasten. Bij elk gezicht herinnerde hij zich precies wie de persoon in kwestie was en wat zijn relatie tot hem was. Dit huwelijk zou hem enorm aanzien in hogere kringen opleveren. Hoewel Akiko's ouders al lang dood waren, was de naam Ofoeda een begrip. De bloedlijn van haar voorvaderen was ontstaan in de tijd van de roemruchte lejasoe Tokoegawa.

De eerste Ofoeda - Tatsoenosoeke heette hij - was een bekende daimyö, een krijgsheer met tactische talenten die hem de ene overwinning na de andere opleverden. Het zat Sato niet lekker dat Akiko haar ouders nooit had gekend, dat ze geen familieleden had, met uitzondering van de ernstig zieke tante bij wie ze af en toe op bezoek ging. De tante woonde echter ver weg, in Kioesjoe. Sato dacht ook heel even aan Gotaro, aan zijn brede glimlach en opgewekte humeur. Hij wist maar al te goed hoe het voelde een familielid te verliezen.

Wat zou Gotaro van deze dag hebben genoten. Zijn glimlach zou de ochtendnevel boven het meer hebben laten verdwijnen. Zijn luidruchtige lach, die meer weghad van een vreugdekreet, zou over de tempelgrond hebben geschald en zelfs de kleinste bosdieren zouden hebben geweten dat het een bijzondere dag was. Vluchtig streek Sato met zijn vingertoppen over zijn ogen. Waarom doe je dit jezelf aan? vroeg hij zich af. Gotaro is niet meer. Kare wa gaikokoe ni itte i masoe, had de moeder van Sato gezegd toen hij haar het droeve nieuws meedeelde. Hij is naar het buitenland vertrokken. En daarna had ze nooit meer met een woord over hem gerept. Ze had al een echtgenoot verloren en de dood van haar oudste zoon was voor haar een slag die ze nauwelijks kon verwerken. Ze had de oorlog niet overleefd, hoewel ze niet door krijgsgeweld aan haar eind was gekomen. De oorlog had haar geest stukgemaakt.

Nee, hield Sato zich nu voor, je moet niet worden zoals je moeder. Kare wa sjinde sjimai masjita. Vergeet Gotaro's kami. Hij is.dood, weg, voorgoed. Abrupt wendde hij zich tot Masoeto Isjii en sprak hem aan over zakenbelangen die binnen afzienbare tijd om hun aandacht zouden vragen. Op die manier verhulde hij zijn bedroefdheid over de afwezigheid van zijn dode broer. Niet ver van hen vandaan stond Tanzan Nangi, steunend op zijn hardhouten wandelstok met het handvat in de vorm van de kop van een draak, voor zich uit te staren. Staan was voor hem een beproeving die tot in al zijn gewrichten voelbaar was, maar hij liet zijn gepijnigde ledematen niet op een stoel zakken. Het was zijn plicht geweest om als een van de eersten hier te arriveren en omdat niemand was gaan zitten kon hij dat evenmin doen. Voorts wilde hij geen gezichtsverlies lijden in aanwezigheid van de priesters. Nangi had liever gezien dat Sato zijn huwelijk in een christelijke kerk had laten bevestigen. Hij moest niets hebben van kami en andere vreemde verschijnselen uit de in zijn ogen barbaarse Japanse godsdiensten. Hij geloofde heilig in Christus, in de Wederopstanding en in de Heilige Genade. Op dat ogenblik keek hij scherp uit naar de gaijin. Hij wilde hun bewegingen volgen vanaf het ogenblik waarop ze ter plekktfarriveerden. Hij had ervaren veel te kunnen leren van de wijze waarop een tegenstander zich in het openbaar beweegt. Ook Akiko zag reikhalzend uit naar de komst van de gaijin, maar zij was slechts in een van hen geïnteresseerd: in Nicholas. Dit was haar grote ogenblik en haar ogen tastten als camera's de aanwezigen af. Opeens voelde ze haar hartslag naar een hogere versnelling gaan, haar oogleden trilden. Ze zette de verworvenheden van haar training in om kalm te blijven en concentreerde zich op de aanwezigheid van Sato, die naast haar stond. Tussen de gasten verderop ontstond enige beroering; de opwinding was Akiko niet ontgaan.

'Aha,' zei Sato toen hij zich omdraaide. 'Tomkin en Linnear zijn er.'

Langzaam, werktuiglijk, alsof ze de handeling talloze keren had geoefend, spreidden haar vingers de waaier open en hielden die voor haar gezicht.

Rustig aan, dacht ze. Rustig aan. Geef je niet meteen helemaal prijs. Nog niet. Gun hem de tijd om dichterbij te komen. Kom dichterbij, Nicholas, en beleef het ogenblik waarop de vernietiging van jouw leven wordt ingezet.

Het volgende ogenblik kwamen de twee gaijin naar voren. De voorste was breder dan zijn metgezel, maar beiden torenden hoog boven de andere gasten uit.

Ze staarde naar Nicholas' gelaatstrekken toen de gaijin langzaam het toekomstige echtpaar naderden. Tomkin droeg een antracietgrijs pak met een licht streepje, een wit overhemd en een zwarte das. Nicholas had voor een iets minder conservatieve uitmonstering gekozen. Hij droeg een witlinnen pak en een lichtgrijs overhemd. Bij het zien van zijn knappe gelaatstrekken ervoer Akiko dezelfde magnetische aantrekkingskracht die ze ook in de Jan Jan Club had ervaren.

Het volgende ogenblik stapte Nicholas van een beschaduwde plek het zonlicht binnen en werd zijn gezicht zichtbaar alsof iemand de camera's in haar ogen abrupt scherpstelde. De lichte bries speelde met een haarlok. Automatisch kwam zijn hand omhoog om de lok weg te duwen. Tijdens die handeling streek er een vluchtige schaduw over zijn gezicht.

Nog even, hield Akiko zich voor. Het grote ogenblik was bijna daar, en op dat moment besefte ze dat haar timing perfect moest zijn. Een gevoel van intense opwinding - bijna extase - ging door haar heen en schonk haar de kracht voor hetgeen te gebeuren stond. Het roze puntje van haar tong kwam naar buiten en bevochtigde heel even haar rode lippen toen ze zag hoe soepel hij zich bewoog. Hij liep als een balletdanser of, om dichter bij huis te Wijven, als een soemo-worstelaar. In haar gedachten werd hij de Grote Tijger, de Heer der Aarde, die zich op alles voorbereid door het dichte woud bewoog, klaar om zich met afschuwelijk gebrul op zijn prooi te storten.

Nu. Eindelijk was het grote ogenblik daar. Akiko wachtte tot hij haar in het oog kreeg. Natuurlijk, hij was nieuwsgierig. Hij had haar nog nooit eerder gezien en zou graag willen weten wie Sato tot zijn vrouw nam.

Ze voelde de intensiteit van zijn blik op zich gericht. Hij keek naar de waaier en vandaar naar het oog dat ernaast zichtbaar was. Hun blikken kruisten elkaar en een onpeilbaar ogenblik voelde Akiko zich opgenomen in het luchtledige van tijd en ruimte. Alle voorbereidingen van de afgelopen jaren, gericht op dit ogenblik, schoten in een snelle montage van beelden aan haar voorbij. Nu. Met vaste hand liet ze de waaier zakken en toonde haar gezicht. Toen Nicholas uit de limousine stapte die hen vanuit Tokio naar deze plek had gebracht, raakte hij onder de indruk van de bijzonder fraaie omgeving. Het was geenszins verrassend dat de priesters deze lokatie hadden gekozen om hun tempel te bouwen. De ziel van de Japanse religies was immers afgestemd op de natuur. Karma. Iemands leven was onverbrekelijk verbonden met alles wat leefde; mens, dier, plant en mineraal.

Boven Nicholas' hoofd kwetterden vogels, de gonzende ondertoon werd gevormd door het gezoem van insekten. Het volgende ogenblik werd hij de beroering gewaar die hun komst veroorzaakte. De reactie van de aanwezigen kwam op subtiele wijze tot uiting en hij vroeg zich af of Tomkin er iets van merkte. Nicholas wist precies wat de genodigden dachten. De gaijin waren gearriveerd. En ook hij was een buitenlandse duivel. Nangi had hem op niet te miskennen wijze te verstaan gegeven dat velen hem niet als Japanner beschouwden. Te midden van de aanwezigen, op zoek naar Sato, vroeg hij zich af wat ze van kolonel Linnear dachten. Waren ze trots op hem omdat hij had geholpen bij de wederopbouw van Japan ? Of hadden ze niettemin een hekel aan hem omdat hij per slot van rekening gaijin was en was gebleven? Nicholas kon het op geen enkele manier bepalen en hij gaf er de voorkeur aan uit te gaan van de veronderstelling dat sommigen - zoals Sato - zijn nagedachtenis in ere hielden. Nicholas wist dat zijn vader een groot man was geweest, dat hij langdurig en met volledige inzet had gevochten voor de democratische regeringsvorm die Japan nu kende.

'Jezus, wat een kleine opdondertjes zijn het,' fluisterde Torn kin hem van achter zijn hand toe. 'Ik voel me als een stier in een porseleinwinkel.' Ze bega ven zich in de richting van Sato. Nicholas zag hem al van verre. Naast hem stond Koten, de soemo-gigant die er in een pak bijna grotesk uitzag. Rechts van Sato stond een kleine slanke vrouw, gekleed in het traditionele bruidskleed. Nicholas probeerde haar gezicht te zien, maar ze hield een ceremoniële waaier tot bij de brug van haar neus omhoog. Slechts één oog was zichtbaar.

Rechts van het groepje zag Nicholas Nangi staan te midden van een drom mannen in donkere pakken. Het zag ernaar uit dat de topambtenaren van zo'n zes ministeries hier waren vertegenwoordigd. Ze bleven voor Sato en zijn toekomstige bruid staan. Tomkin deed een stap naar voren en feliciteerde Sato met zijn voorgenomen huwelijk. Nicholas keek naar Akiko en vroeg zich af wat voor gelaatstrekken de gouden waaier verborgen hield. Toen, op bijna magische wijze, alsof zijn wens verhoord werd, zakte de waaier en alle lucht ontsnapte in een diepe zucht uit zijn longen. Hij deinsde een stap achteruit, alsof hij door een onzichtbare hand werd geduwd. Zijn ogen sperden zich wijd open en zijn lippen weken vaneen.

'Nee!'

Het kwam eruit als een fluistering, maar hij had het gevoel te schreeuwen. Het bloed ruiste in zijn oren en zijn hart begon heftig en pijnlijk te kloppen.

Zijn verleden kwam als een demon tot leven. Maar de doden konden niet opnieuw tot leven worden gewekt. Hun lichamen waren ter ruste gedragen en door de elementen - aarde, water, lucht en vuur - ontbonden.

Ze was door Saigö vermoord omdat ze Nicholas toebehoorde, met lichaam en ziel, en zodoende nooit SaigS's bruid had kunnen worden. De schurk had haar in de Straat van Sjimonoseki verdronken. Ze was niet meer. En toch stond ze daar, op nog geen halve nieter afstand. Het was onmogelijk, maar waar.